Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 22409 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 22409 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);
Gelet op artikelen 2.44, eerste lid, en 16.25a, eerste lid, van de Omgevingswet;
Besluit:
Het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 december 2010, nr. PDN 2010-093 (Stcrt. 2011, 4458), houdende de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Polder Zeevang en het Natura 2000-gebied Polder Zeevang , waarvan een nieuwe tekst op 21 februari 2025 is vastgesteld (Stcrt. 2025, 7358), wordt gewijzigd zoals weergegeven in de bijlage “Bijlage bij artikel I van de wijzigings van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Polder Zeevang”.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Jean Rummenie
Plaats: ’s-Gravenhage
Datum: 18 juni 2025
Dit ontwerpbesluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. De exacte periode en locatie worden vermeld in de bekendmaking die wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in de advertentie die wordt gepubliceerd in gedrukte media en op internet. Het ontwerp-wijzigingsbesluit wordt in zijn geheel gepubliceerd in de Staatscourant en is daarna ook te raadplegen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet via de website www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.
Eenieder kan binnen zes weken tijdens de terinzagelegging van dit ontwerpbesluit een zienswijze naar voren brengen bij het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur per mail en schriftelijk, zoals aangegeven in de bekendmaking.
Degenen die een zienswijze binnen de gestelde termijn naar voren hebben gebracht, kunnen gedurende zes weken ná de bekendmaking beroep instellen tegen het definitieve besluit. Degenen die geen zienswijzen naar voren hebben gebracht, kunnen ten aanzien van alle punten van het besluit beroep instellen als ze belanghebbende zijn; als ze geen belanghebbende zijn, kunnen ze alleen beroep instellen ten aanzien van punten die inhoudelijk verschillen van het ontwerpbesluit
Meer informatie over Natura 2000 en gerelateerde onderwerpen vindt u op de website https://www.rijksoverheid.nl/natura2000. Voor vragen over Natura 2000 kunt u op werkdagen van 8.30 uur tot 16.30 uur contact opnemen met het klantcontactcentrum van RVO, telefoon 088 - 042 42 42 (lokaal tarief).
A
Artikel 4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De instandhoudingsdoelstellingen voor broedvogels van de soorten, bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, worden vastgesteld in paragraaf 5.3 van de nota van toelichting.
De instandhoudingsdoelstellingen voor niet-broedvogels van de soorten, bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, worden vastgesteld in paragraaf 5.35.4 van de nota van toelichting.
B
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het gebied Polder Zeevang is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (hierna Vogelrichtlijn). Deze speciale beschermingszone vormt het Natura 2000-gebied Polder Zeevang. Het besluit bevat de begrenzing en de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied.
Artikel 1 van het besluit regelt de aanwijzing van het gebied onder de Vogelrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen.
Artikel 2 van het besluit introduceert de nota van toelichting en benadrukt dat het besluit niet te lezen is zonder de nota van toelichting. Daarnaast wordt in dit deel van het besluit het Natura 2000-gebied Polder Zeevang gevormd uit het Vogelrichtlijngebied.
Artikel 3 van het besluit regelt de uitgezonderde delen van het in artikel 1 aangewezen gebied.
Artikel 4 van het besluit bepaalt dat er voor het gebied instandhoudingsdoelstellingen verwezenlijkt dienen te worden. De doelstelling van artikel 4 heeft betrekking op de in artikel 1 opgesomde vogelsoorten. De vogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanwijzing van de Vogelrichtlijngebieden in 2000.
In hoofdstuk 2 van deze nota van toelichting wordt de aanwijzing onder de Vogelrichtlijn kort toegelicht.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een vernieuwde gebiedsbeschrijving gegeven en wordt ingegaan op eventuele grenswijzigingen die zijn doorgevoerd nadat het gebied als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Tevens wordt in hoofdstuk 3 de bij dit besluit behorende begrenzing toegelicht.
In hoofdstuk 4 wordt een opsomming gegeven van soorten waaraan het gebied zijn betekenis ontleent.
In hoofdstuk 5 worden de algemene instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd en worden de specifieke instandhoudingsdoelstellingen, genoemd in artikel 4, nader toegelicht. Er wordt aangegeven in welke richting de instandhoudingsdoelstelling zich zal moeten ontwikkelen. Daarvoor worden de termen “behoud”, “uitbreiding” en “verbetering” gebruikt. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied ten behoeve van “behoud” of “uitbreiding” van de populatie.
Bij de nota van toelichting is een bijlage A gevoegd met illustraties van grenswijzigingen indien van toepassing; die illustraties laten zien welke terreindelen na de eerste aanwijzing zijn vervallen of zijn toegevoegd als onderdeel van de speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn. Anders dan de andere bijlage bij de toelichting maakt bijlage A geen integraal onderdeel uit van dit besluit, aangezien er sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet enkel nog rechten worden verleend aan de geometrische begrenzing. Bijlage B omvat een nadere onderbouwing van de wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen en van de toewijzing van en wijzigingen in de instandhoudingsdoelstellingen.
Er is een appendix toegevoegd aan dit besluit waarin een toelichting wordt gegeven op de selectie- en begrenzingscriteria die bij de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Polder Zeevang gebruikt zijn. Deze paragrafen komen uit de nota van toelichting van het Vogelrichtlijnbesluit.
C
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Artikel 1 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Polder Zeevang als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn (verder aangeduid als “Vogelrichtlijngebied”). Het is gebied is op 29 september 2005 (N/2005/2648) aangewezen. Bij de Europese Commissie is dit gebied bekend onder nummer NL5010001.
Naast mogelijke grenswijzigingen kan er ook een wijziging plaatsvinden bij de vogelsoorten, waarvoor dit gebied destijds is aangewezen. Deze eventuele wijzigingen worden toegelicht in bijlage B. In dit besluit worden alle vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied wordt geacht te zijn aangewezen.
Dit Vogelrichtlijngebied wordt voortaansinds het Natura 2000-aanwijzingsbesluit van 27 december 2010 aangeduid als Natura 2000-gebied Polder Zeevang (landelijk gebiedsnummer 093).
Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen en leefgebieden van Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijnsoorten in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen. De instandhoudingsdoelstellingen (artikel 4 en hoofdstuk 5) en de begrenzing zijn in algemene zin nader toegelicht in het Natura 2000 doelendocument (2006)2. Dit document geeft het beleidskader van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen weer en de daarbij gehanteerde systematiek. Beschrijvingen van habitattypen en (vogel)soorten waarvoor doelen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in het Natura 2000 profielendocument (2008)3.
Het Natura 2000-gebied Polder Zeevang ligt in de provincie Noord-Holland en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Edam-Volendam en Zeevang.
D
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Polder Zeevang behoort tot het Natura 2000-landschap “Meren en Moerassen”.
De grenzen van een Vogelrichtlijngebied worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I-soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten, voor zover het gaat om de soorten die in het besluit van 2010 waren aangewezen (en dus niet om de grutto als broedvogel waarvoor het gebied in 2025 is aangewezen).
Polder Zeevang is aangewezen als Vogelrichtlijngebied onder de Vogelrichtlijn vanwege de aanwezigheid van natte graslanden en zoete wateren die als geheel het leefgebied vormen van een aantal in artikel 4 van de richtlijnRichtlijn bedoelde vogelsoorten. Het is een watergebied dat het leefgebied vormt van soorten van Bijlage I (art. 4.1) en fungeert tevens als overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van andere trekvogelsoorten (art. 4.2). De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat, in samenhang met het aangrenzende Vogelrichtlijngebied Markermeer, een in landschappelijk en vogelkundig opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan en/ of voortplanten van bedoelde vogelsoorten4.
E
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
In artikel 1 is een opsomming gegeven van de waarden waaraan het gebied zijn betekenis als Vogelrichtlijngebied ontleent. Paragraaf 4.2.1 vermeldt de vogelsoorten waarvoor het gebied onder de Vogelrichtlijn is aangewezen. Op alle vermelde Natura 2000-waarden is een instandhoudingsdoelstelling van toepassing (zie artikel 4 en hoofdstuk 5). In paragraaf 4.3 wordt beschreven welke selectiecriteria op het Vogelrichtlijngebied van toepassing zijn.
F
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt na sectie 4.2.1 een sectie ingevoegd, luidende:
In het eerste aanwijzingsbesluit (29 september 2005) staat de primaire onderbouwing van de selectie als Vogelrichtlijngebied (zie de appendix). De soorten waarvoor gebieden werden geselecteerd, staan genoemd in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000). De grutto voldeed toen als broedvogel nog niet aan deze landelijke criteria. Inmiddels is dat wél het geval en daarom wordt de onderbouwing als volgt aangevuld:
Polder Zeevang kwalificeert als Vogelrichtlijngebied omdat het geregeld voorkomt dat zich een aantal individuen van minstens 1% van de biogeografische populatie verzamelt voor de broedfunctie. Het begrensde gebied bevat gemiddeld 1% van de biogeografische populatie van de grutto in de jaren 2016 tot 2021.
Soort van artikel 4.2 waarvoor het gebied aan de 1%-drempel voldoet (broedvogels)
G
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als Habitatrichtlijngebied “tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat […] of van een soort […] alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging”.
Deze bepaling is in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) nader uitgewerkt. Op grond van dit artikel bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura 2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Voor zover van toepassing is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of (vogel)soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en (vogel)soorten. Bij broedvogelsoorten met een regionale doelstelling is in de toelichting aangegeven wat in een bepaalde periode de minimale en maximale bijdrage van het betreffende gebied aan het regionale doelniveau is geweest.
Niet alle instandhoudingsdoelstellingen zijn in dit aanwijzingsbesluit gekwantificeerd (daarvoor moet een habitatkaart of beheerplan worden geraadpleegd). In die gevallen is het voor het bepalen van wat in de instandhoudingsdoelstellingen onder “behoud' dan wel “uitbreiding” of “verbetering” moet worden verstaan belangrijk te weten wat de referentiesituatie (of “nulsituatie”) is waarmee deze termen moeten worden vergeleken. Dat is eveneens van belang voor het handhaven van het verslechteringsverbod. De situatie ten tijde van het publiceren van een Natura 2000-aanwijzingsbesluit is bepalend voor wat onder “behoud” moet worden verstaan en vanaf welk niveau “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. De instandhoudingsdoelstellingen die niet geconcretiseerd zijn moeten dus zó begrepen worden, dat het behoudsniveau van de soorten betrekking heeft op omvang en kwaliteit leefgebied en omvang populatie, zoals aanwezig op de datum van aanwijzen als Natura 2000-gebied. Dit is tevens het niveau van waaraf “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. Voor specifiek de grutto geldt 2025 als referentiedatum, aangezien in dat jaar voor de soort een nieuwe en een aangepaste instandhoudingsdoelstelling is opgenomen.
Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied6. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort, waarvan het populatiedoel niet is geconcretiseerd met een getal, is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied voor “behoud” of “uitbreiding” van de populatie. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een vogelrichtlijnsoort waarbij het populatiedoel is geconcretiseerd met een getal is het doel in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied met een draagkracht voor een geconcretiseerde populatieomvang7. In deze formulering wordt er met de woorden “voor” of “met een draagkracht voor” een koppeling aangebracht tussen de doelcomponent leefgebied en de doelcomponent populatie. Dat heeft zijn oorzaak in het feit dat maatregelen in de regel aangrijpen op het leefgebied van de soort en niet op de soort zelf (het directe effect op het leefgebied werkt via het leefgebied indirect door op de soort). Dat laat echter onverlet dat ook de populatieomvang tot de instandhoudingsdoelstelling behoort en niet slechts van ondergeschikt of indicatief belang is.8
Voor zover van toepassing is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of (vogel)soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en (vogel)soorten. Bij broedvogelsoorten met een regionale doelstelling is in de toelichting aangegeven wat in een bepaalde periode de minimale en maximale bijdrage van het betreffende gebied aan het regionale doelniveau is geweest.
In bijlage B.2 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per Natura 2000-waarde.
Voor de Natura 2000-gebieden zullen in beheerplannen instandhoudingsmaatregelen worden uitgewerkt die beantwoorden aan de gebiedsspecifieke ecologische vereisten van de betrokken natuurlijke habitats en (vogel)soorten.
Als verdere invulling van het stellen van prioriteiten zijn voor de acht onderscheiden Natura 2000-landschappen kernopgaven geformuleerd op grond van de daar voorkomende habitattypen en soorten, de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap, de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden. Per landschap omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven stellen prioriteiten (“richting geven”) en geven overeenkomsten en verschillen tussen en binnen de gebieden aan. Zij hebben in het bijzonder betrekking op habitattypen en (vogel)soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is. De kernopgaven worden per Natura 2000-landschap behandeld en opgesomd in hoofdstuk 5 van het Natura 2000 doelendocument (2006).
H
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt na sectie 5.2 een sectie ingevoegd, luidende:
A156 | Grutto |
Doel | Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van tenminste 750 broedparen. |
Toelichting | De grutto broedt al geruime tijd in het gebied. Het aantal grutto’s is sinds 1990 afgenomen en lijkt sinds 2019 min of meer te zijn gestabiliseerd op 350 broedparen. De grutto komt als broedvogel verspreid in het hele gebied voor, maar wel met verschillende dichtheden. Vanwege de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie en de negatieve lokale trend is uitbreiding van de populatie (t.o.v. 2025) noodzakelijk. Gezien het landelijke doel, is het noodzakelijk om de potentie van het gebied optimaal te benutten. Een populatie van 750 broedparen in 2050 wordt als haalbaar ingeschat. Deze populatieomvang is kleiner dan de omvang die in het verleden is voorgekomen en kan in 2050 worden gehaald indien er, naast voortplanting door de lokale populatie, ook enige aanvulling van buiten het gebied komt. Het gebied levert voldoende draagkracht voor een zelfstandige sleutelpopulatie. |
I
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
A037 | Kleine zwaan |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 30 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Het gebied heeft voor de kleine zwaan met name een functie als foerageergebied. In de jaren tachtig zijn aantallen toegenomen, daarna zijn ze sterk fluctuerend. Vanwege de vermoedelijk natuurlijke oorzaken van de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is geen herstelopgave van toepassing. |
A041 | Kolgans |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 1.000 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Het gebied heeft voor de kolgans met name een functie als foerageergebied. Sinds midden jaren negentig zijn aantallen toegenomen. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. |
A043 | Grauwe Gans |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 190 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Het gebied heeft met name een functie als foerageergebied. Tot begin jaren negentig was de grauwe gans nagenoeg afwezig, maar sindsdien zijn de aantallen sterk toegenomen. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. De doelstelling heeft geen betrekking op de eventuele functie van het gebied als broedgebied voor deze soort. |
A045 | Brandgans |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 70 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Het gebied heeft met name een functie als foerageergebied. Tot begin jaren negentig was de brandgans nagenoeg afwezig, maar sindsdien zijn de aantallen sterk toegenomen. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. De doelstelling heeft geen betrekking op de eventuele functie van het gebied als broedgebied voor deze soort. |
A050 | Smient |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 12.400 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Aantallen smienten zijn van nationale en internationale betekenis. Het gebied heeft met name een functie als foerageergebied en als slaapplaats. Sinds begin jaren tachtig zijn aantallen sterk toegenomen. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. |
A140 | Goudplevier |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 790 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Het gebied heeft voor de goudplevier met name een functie als foerageergebied. De data zijn nog niet geschikt voor een trendbeoordeling. De landelijke herstelopgave is met name gebaseerd op de situatie buiten het Natura 2000-netwerk. Handhaving van de huidige situatie in Polder Zeevang is daarom voldoende. |
A142 | Kievit |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 2.200 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Het gebied heeft voor de kievit met name een functie als foerageergebied en als slaapplaats. De data zijn nog niet geschikt voor een trendbeoordeling. Behoud van de huidige situatie is voldoende, op landelijk niveau is geen herstelopgave geformuleerd. |
A156 | Grutto |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 790 vogels (seizoensmaximum). |
Toelichting | Het gebied heeft voor de grutto met name een functie als slaapplaats. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende omdat de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding vooral betrekking heeft op gebieden buiten het Natura 2000-netwerk. |
A156 | Grutto |
Doel | Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een foeragerende populatie van gemiddeld 90 vogels (seizoensgemiddelde) en behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een slapende populatie van gemiddeld 790 vogels (seizoensmaximum). |
Toelichting | Aantallen grutto’s (inclusief IJslandse grutto’s) zijn van nationaal belang. De populatie foeragerende grutto’s heeft een gemiddeld seizoensgemiddelde van 75 individuen in de periode 2017/2018-2022/2023. Voorafgaand aan deze periode was er een negatieve trend. In dezelfde periode bedroeg het gemiddelde seizoensmaximum van de in het gebied slapende grutto's 480 vogels. Voorafgaand aan deze periode was er een negatieve trend. Grutto’s foerageren verspreid over het gebied. De rust- en slaapplaatsen bevinden zich op natte locaties (oevers, plas-dras, ondiepe plassen). De in dit gebied foeragerende grutto’s rusten en slapen daarnaast ook in belangrijke mate in het aangrenzende Markermeer. De recente beoordeling van de landelijke staat van instandhouding is ongunstig voor de aspecten kwaliteit leefgebied en omvang populatie. Het is noodzakelijk dat de populatie zo snel mogelijk wordt hersteld tot een populatieaantal van ten minste 90 foeragerende vogels9 en een populatieaantal van ten minste 790 rustende/slapende grutto’s. Een verdere verbetering van de kwaliteit respectievelijk uitbreiding van de populatie is niet noodzakelijk, omdat de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding vooral betrekking heeft op gebieden buiten het Natura 2000-netwerk. |
A160 | Wulp |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 210 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Het gebied heeft voor de wulp met name een functie als foerageergebied. De data zijn nog niet geschikt voor een trendanalyse. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. |
J
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
De vogelsoorten waarvoor het gebied in 2005 is aangewezen, zijn indertijd ontleend aan SOVON (2000)10. De numerieke criteria die daarin zijn opgenomen zijn ontleend aan de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)11. Een gebied wordt slechts aangewezen voor soorten waarvoor het gebied van landelijke betekenis is. Hiervan is in beginsel sprake indien het gebied minstens 1% van de landelijke broedpopulatie herbergt, indien 0,1% van de biogeografische populatie geregeld in het gebied verblijft of indien het gebied in combinatie met andere gebieden voldoende bijdrage kan leveren aan een sleutelpopulatie.
Voor eventuele toevoeging of verwijdering van vogelsoorten is gebruik gemaakt van SOVON & CBS (2005)12 waarin de ontwikkeling van vogelaantallen in de laatste decennia is beschreven. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 1 van dit rapport zijn de verschillen aangegeven tussen de soortenlijsten per gebied die in beide aangehaalde rapporten zijn opgenomen. Om ecologische redenen die in voorkomende gevallen hieronder zijn vermeld, is soms van deze algemene criteria afgeweken. Deze werkwijze heeft voor de lijst van vogelsoorten waarvoor dit gebied is aangewezen, de volgende consequenties:
In afwijking van de oorspronkelijke aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2005), maar conform het ontwerpbesluit (2008), is het gebied niet aangewezen voor de volgende vogelsoort van bijlage I van de Vogelrichtlijn: slechtvalk (A103) als niet-broedvogel. Op grond van toegenomen kennis over aantallen, verspreiding en populatieomvang zijn voor deze soort alleen de vijf gebieden met de grootste bijdrage gehandhaafd. Dit gebied behoort niet tot deze selectie en is daarmee van geringe betekenis voor de landelijke staat van instandhouding van deze soort als niet-broedvogel.
In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2010) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als broedvogel: grutto (A156). De grutto als broedvogel is ook onderdeel van de onderbouwing van de selectie van het gebied als Vogelrichtlijngebied. Het gebied herbergde minstens 1% van de biogeografische populatie in de periode 2016-2021.
K
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt voor sectie B.2.1 een sectie ingevoegd, luidende:
A156 – Grutto Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 50.000 paren | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
1 | Waddenzee | uitbreiding | verbetering | 140 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
5 | Duinen Ameland | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
8 | Lauwersmeer | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
9 | Groote Wielen | uitbreiding | verbetering | 80 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving | uitbreiding | verbetering | 45 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
12 | Sneekermeergebied | uitbreiding | verbetering | 190 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
13 | Alde Feanen | uitbreiding | verbetering | 80 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
15 | Van Oordt’s Mersken | uitbreiding | verbetering | 90 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
20 | Zuidlaardermeergebied | uitbreiding | verbetering | 65 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
35 | De Wieden | uitbreiding | verbetering | 360 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
38 | Rijntakken | uitbreiding | verbetering | 110 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
56 | Arkemheen | uitbreiding | verbetering | 560 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
72 | IJsselmeer | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
89 | Eilandspolder | uitbreiding | verbetering | 220 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | uitbreiding | verbetering | 480 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | uitbreiding | verbetering | 440 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
93 | Polder Zeevang | uitbreiding | verbetering | 750 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
102 | De Wilck | behoud | verbetering | 80 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | uitbreiding | verbetering | 35 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein | uitbreiding | verbetering | 110 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
107 | Donkse Laagten | behoud | verbetering | 110 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
109 | Haringvliet | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
110 | Oudeland van Strijen | uitbreiding | verbetering | 130 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
118 | Oosterschelde | behoud | behoud | 35 | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
121 | Yerseke en Kapelse Moer | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de grutto als broedvogel is beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. Gestreefd wordt naar herstel van een populatieniveau van ten minste 50.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling met uitzondering van de gebieden Donkse Laagten en Oosterschelde. In deze gebieden is behoud van de huidige oppervlakte leefgebied het hoogst haalbare. In Oosterschelde is ook verbetering van de kwaliteit van het leefgebied niet mogelijk en is behoud van de populatie het hoogst haalbare.
L
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
De doelniveaus van niet-broedvogels zijn meestal uitgedrukt als seizoensgemiddelde of als (gemiddeld) seizoensmaximum. Deze gemiddelden, die worden bepaald aan de hand van maandelijkse tellingen, worden als volgt berekend14:
Het seizoensgemiddelde is het gemiddelde aantal in een gebied aanwezige vogels over het gehele seizoen, berekend aan de hand van maandelijks uitgevoerde tellingen over een reeks seizoenen (1999/2000-2003/2004).
Het (gemiddeld) seizoensmaximum is het gemiddelde van het grootste getelde aantal (piekaantal) per seizoen (juli t/m juni van het volgende jaar) berekend over een reeks van achtereenvolgende seizoenen (meestal vijf seizoenen: 1999/2000-2003/2004).
Bij voorkeur is het doelniveau uitgedrukt als seizoensgemiddelde omdat dit een indicatie geeft voor het gebruik van een gebied over het gehele seizoen. Bij onvoldoende beschikbaarheid van jaarrondtellingen moet soms worden teruggevallen op het seizoensmaximum.
A156 – Grutto Landelijke doelstelling: Behoud van omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 15.000 vogels (seizoensgemiddelde) | ||||||
N2k- nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage15 | Besluit |
1 | Waddenzee | behoud | behoud | 1.300↑ | f, A1 | ontwerp-wijzigingsbesluit |
1 | Waddenzee | behoud | behoud | 6.400 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
8 | Lauwersmeer | behoud | verbetering | 270↑ | f, B1 | ontwerp-wijzigingsbesluit |
8 | Lauwersmeer | behoud | verbetering | 1.100 (max)↑ | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
9 | Groote Wielen | behoud | verbetering | 110↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
9 | Groote Wielen | behoud | behoud | 670 (max) | s, n.n.b. | conform ontwerp |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving | behoud | verbetering | 45↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving | behoud | behoud | 630 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
11 | Witte en Zwarte Brekken | behoud | behoud | 940 (max) | s, n.n.b. | conform ontwerp |
12 | Sneekermeergebied | behoud | verbetering | 150↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
12 | Sneekermeergebied | behoud | behoud | 2.100 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
13 | Alde Feanen | behoud | behoud | 130 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
13 | Alde Feanen | behoud | behoud | 4.200 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
15 | Van Oordt’s Mersken | behoud | behoud | 12 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
15 | Van Oordt’s Mersken | behoud | behoud | 100 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
20 | Zuidlaardermeergebied | behoud | behoud | 18 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
36 | Uiterwaarden Zwarte water en Vecht | behoud | behoud | 80 | sf, C | conform ontwerp |
38 | Rijntakken | behoud | verbetering | 670↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
38 | Rijntakken | behoud | verbetering | 6.400 (max)↑ | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
56 | Arkemheen | uitbreiding | verbetering | 130↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
56 | Arkemheen | behoud | behoud | 350 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
72 | IJsselmeer | uitbreiding | verbetering | 290↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
72 | IJsselmeer | uitbreiding | verbetering | 2.200 (max)↑ | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
74 | Zwarte Meer | behoud | behoud | behoud | s, n.n.b. | aanwijzingsbesluit |
75 | Ketelmeer & Vossemeer | behoud | behoud | 20 | sf, C | aanwijzingsbesluit |
78 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 90 | sf, C | conform ontwerp |
79 | Lepelaarplassen | behoud | behoud | 5 | sf, C | conform ontwerp |
89 | Eilandspolder | behoud | behoud | 35 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
89 | Eilandspolder | behoud | behoud | 520 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | behoud | behoud | 230↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | behoud | behoud | 2.300 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | behoud | verbetering | 110↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | behoud | behoud | 1.100 (max)↑ | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
93 | Polder Zeevang | behoud | verbetering | 90↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
93 | Polder Zeevang | behoud | verbetering | 790 (max)↑ | s, n.n.b. | conform ontwerp |
102 | De Wilck | behoud | verbetering | 25↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
102 | De Wilck | behoud | behoud | 150 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein | behoud | verbetering | 25↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein | behoud | behoud | 230 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
107 | Donkse Laagten | behoud | behoud | 25 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
107 | Donkse Laagten | behoud | behoud | 260 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
109 | Haringvliet | uitbreiding | verbetering | 290↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
109 | Haringvliet | uitbreiding | verbetering | 1.500 (max)↑ | s, n.n.b | ontwerp-wijzigingsbesluit |
110 | Oudeland van Strijen | behoud | verbetering | 20↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
112 | Biesbosch | behoud | behoud | 60 | sf, C | conform ontwerp |
114 | Krammer-Volkerak | behoud | behoud | 20 | sf, C | ontwerpbesluit |
118 | Oosterschelde | behoud | verbetering | 180↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
118 | Oosterschelde | behoud | verbetering | 770 (max) ↑ | s, n.n.b | ontwerp-wijzigingsbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de grutto als niet-broedvogel wordt als ‘zeer ongunstig’ beoordeeld vanwege een ‘zeer ongunstige’ beoordeling van de aspecten ‘populatie’ en ‘toekomstperspectief’. Het aspect ‘leefgebied’ heeft een ‘matig ongunstige’ beoordeling. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan. Ondanks de landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding, geldt voor de meeste gebieden een behoudopgave voor zowel omvang als kwaliteit van het leefgebied. De reden hiervoor is dat de afnemende trend wordt veroorzaakt door ontwikkelingen in de omstandigheden voor de grutto als broedvogel die grotendeels buiten het Natura 2000-netwerk liggen. Indien voor een gebied een uitbreidings en/of verbeterdoelstelling is geformuleerd, is er na het Natura-2000 aanwijzingsbesluit verslechtering opgetreden. Om die reden is het noodzakelijk om de situatie voor de grutto als niet-broedvogel ten tijde van het Natura 2000-aanwijzingsbesluit te herstellen en daarna minstens te behouden.
Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie | |||||
Vogelsoort | Aantal gebieden | Landelijke doelstelling | Populatie Polder Zeevang | Relatieve bijdrage* | Besluit |
A037 Kleine zwaan (a) | 29 | 4.820 | 30 | f, C | conform ontwerp |
A041 Kolgans | 36 | 218.300 | 1.000 | f, C | conform ontwerp |
A043 Grauwe gans | 31 | 86.300 | 190 | f, C | conform ontwerp |
A045 Brandgans | 26 | 140.900 | 70 | f, C | conform ontwerp |
A050 Smient | 46 | 258.200 | 12.400 | sf, B1 | conform ontwerp |
A140 Goudplevier (d) | 11 | 32.300 | 790 | f, B1 | conform ontwerp |
A142 Kievit (b) | 11 | 75.500 | 2.200 | sf, B1 | conform ontwerp |
|
|
|
|
|
|
A160 Wulp (e) | 17 | 101.100 | 210 | f, C | conform ontwerp |
* Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf). Relatieve bijdrage is alleen berekend als het landelijke doel en het gebiedsdoel beide zijn gebaseerd op dezelfde waarde (óf seizoensmaximum óf seizoensgemiddelde).
Kleine zwaan: ondanks de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is landelijk een behoudsdoelstelling geformuleerd. De recente afname is verbonden aan een afname op internationaal niveau en mogelijk aan enkele andere slecht stuurbare factoren (Natura 2000 doelendocument, 2006).
Kievit: ondanks de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is landelijk een behoudsdoelstelling voor deze soort geformuleerd, omdat deze staat van instandhouding alleen gebaseerd is op toekomstverwachting (Natura 2000 doelendocument, 2006).
Grutto: de grutto heeft gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding op landelijk niveau een opgave voor uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. Aangezien deze opgave niet te realiseren is binnen het Natura 2000-netwerk is in alle gebieden een behoudopgave voor de grutto geformuleerd (Natura 2000 doelendocument, 2006).
Kolgans, grauwe gans, brandgans en smient: enige afname landelijk veroorzaakt door extensivering van landgebruik (onder andere door natuurontwikkeling) is aanvaardbaar.
Goudplevier: de goudplevier heeft landelijk een opgave voor uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. De verslechtering van de kwaliteit van het leefgebied is niet zichtbaar in de trend, deze laat een toename zien binnen het Natura 2000-netwerk. Dit betreft echter minder dan de helft van de Nederlandse vogels en is een gevolg van verschuivingen in de ligging van de pleisterplaatsen. Incidentele tellingen buiten het monitoringsnetwerk suggereren dat de kwaliteit van het leefgebied buiten het Natura 2000-netwerk is afgenomen. Herstelopgaven binnen het netwerk zijn in dit licht niet geformuleerd (Natura 2000 doelendocument, 2006).
Kolgans, grauwe gans, brandgans, smient en wulp: de staat van instandhouding van de soort is beoordeeld als “gunstig”.
Kolgans, grauwe gans, brandgans en smient: enige afname landelijk veroorzaakt door extensivering van landgebruik (onder andere door natuurontwikkeling) is aanvaardbaar.
Ontwerp wijzigingsbesluit ten behoeve van. de Grutto
Met dit ontwerp-wijzigingsbesluit wordt het Natura 2000-gebied Polder Zeevang aangewezen voor de grutto als broedvogel en worden de instandhoudingsdoelstellingen voor de grutto als niet-broedvogel aangepast. Het toevoegen dan wel wijzigen van instandhoudingsdoelstellingen voor de grutto wordt toegepast bij 25 gebieden die reeds eerder zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Aanleiding voor de wijzigingen is de noodzaak om nu ook de grutto als broedvogel te beschermen in deze gebieden, nadat de grutto eerder in de meeste van deze gebieden als doortrekker (niet-broedvogel) al was beschermd. Het toevoegen van instandhoudingsdoelstellingen voor broedende grutto’s is één van de noodzakelijke maatregelen die Nederland treft naar aanleiding van de inbreukprocedure die de Europese Commissie in juli 2024 is gestart. De maatregel is onderdeel van een ambitieus maatregelenpakket, dat van toepassing is binnen en vooral buiten Vogelrichtlijngebieden, om tot het noodzakelijke herstel van de populatie te komen (Kamerstuk 33576 nr. 441).
Met dit wijzigingsbesluit worden ook de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel aangepast. In dit besluit zijn de doelen voor zowel de slaap- als de foerageerfunctie kwantitatief opgenomen.
Criteria voor gebiedsselectie en instandhoudingsdoelstellingen
De 25 gebieden voldoen aan het criterium dat in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)1 wordt genoemd voor het aanwijzen van vogelsoorten in Vogelrichtlijngebieden, namelijk dat ten minste 0,1% van de internationale (biogeografische) populatie van de grutto als broedvogel in het gebied voorkomt. Het betreft in het geval van de grutto de populatie van de ondersoort limosa (de ondersoort islandica komt in Nederland alleen als doortrekker voor en kan dan wel onderdeel vormen van de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel). Of een gebied voldoet aan het genoemde criterium, is bepaald op basis van de door Sovon verzamelde gegevens over de jaren 2016-2021. Concreet betekent dit dat de grutto als broedvogel beschermd wordt indien er in die jaren gemiddeld ten minste 26 broedparen voorkwamen. Het gaat om de volgende 25 Natura 2000-gebieden:
N2k-nr | Natura 2000-gebied |
1 | Waddenzee |
5 | Duinen Ameland |
8 | Lauwersmeer |
9 | Groote Wielen |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving |
12 | Sneekermeergebied |
13 | Alde Feanen |
15 | Van Oordt’s Mersken |
20 | Zuidlaardermeergebied |
35 | De Wieden |
38 | Rijntakken |
56 | Arkemheen |
72 | IJsselmeer |
89 | Eilandspolder |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske |
93 | Polder Zeevang |
102 | De Wilck |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein |
107 | Donkse Laagten |
109 | Haringvliet |
110 | Oudeland van Strijen |
118 | Oosterschelde |
121 | Yerseke en Kapelse Moer |
De instandhoudingsdoelstellingen per gebied voor de broedende grutto zijn gebaseerd op het wetenschappelijk advies van Sovon, zoals opgenomen in de gebiedsnotities over de betekenis en potenties van de gebieden als broedgebied van de grutto. Voor dit advies is niet alleen algemene kennis over de grutto en zijn leefgebied gebruikt, maar ook gebiedsspecifieke informatie over de populatietrend en de potenties voor verbetering en uitbreiding van het leefgebied (rekening houdend met wat nodig en mogelijk is ten aanzien van inrichting en beheer).
Onderbouwing voor wijzigingen voor alleen de grutto
De wijzigingsbesluiten beperken zich tot wijzigingen ten aanzien van alleen de grutto. Het betreft wijzigingen die het karakter hebben van een actualisering. Reden om alleen te actualiseren voor de grutto is dat niet gewacht kan worden tot een algehele actualisering van alle vogeldoelen plaatsvindt, omdat dat een tijdrovend proces is. De voortdurende afname van de gruttopopulatie noopt tot het met voorrang beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden. Dat is te meer van belang omdat de grutto vooral in Nederland broedt. Dit kan relatief snel gebeuren, omdat alleen bepaald hoeft te worden of de grutto voldoet aan de criteria voor aanwijzing in die gebieden (zie boven), zonder dat de hele procedure voor selectie van gebieden hoeft te worden doorlopen. Bij zo’n volledige actualiserings- en selectieprocedure zou dan ook voor andere aanwezige vogelsoorten bepaald moeten worden of ze zouden moeten worden aangewezen. Deze snelheid is tevens nodig vanwege de inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart vanwege onvoldoende bescherming van de grutto. Het beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden is essentieel voor het beschermen van deze soort.
Landelijk doel
Met de publicatie van de bovengenoemde besluiten wordt ook het landelijk doel voor de grutto als broedvogel voor het eerst gepubliceerd. Het landelijke doel in dit ontwerpbesluit is opgesteld via dezelfde werkwijze als voor de vernieuwde landelijke doelen, die op het moment van publiceren van dit ontwerpbesluit ter inzage liggen. Het voorgestelde landelijk doel is gebaseerd op de ecologische gunstige referentie en de groeipotentie van de soort tot aan 2050. Inspraak op dit landelijk doel is met het publiceren van dit ontwerpbesluit mogelijk. Het landelijk doel voor de grutto als broedvogel is nog niet formeel vastgesteld. Vaststelling van het landelijk doel vindt tegelijkertijd plaats met de vaststelling van de eerste wijzigingsbesluiten en staat dus ook open voor zienswijzen binnen deze procedure.
Het landelijke doel voor de grutto als broedvogel is mede bepalend voor het ambitieniveau van de instandhoudingsdoelstellingen in de wijzigingsbesluiten. De gebiedsdoelen moeten namelijk, zoveel als mogelijk is, bijdragen aan het behalen van dat landelijke doel. Dat geldt echter in nog sterkere mate voor het deel van de landelijke populatie dat buiten deze gebieden voorkomt: momenteel komt namelijk circa 90% van de landelijke broedpopulatie buiten de Vogelrichtlijngebieden voor. Om het landelijke doel te bereiken, is het dus noodzakelijk dat verreweg de grootste bijdrage aan de toename plaats zal vinden in de rest van Nederland. Daartoe is het noodzakelijk dat het hierboven genoemde ambitieuze maatregelenpakket wordt uitgevoerd.
Ook het landelijk doel voor de grutto als niet-broedvogel wordt aangepast. Het aangepaste landelijk doel wordt vermeld in de wijzigingsbesluiten, maar heeft (nog) geen rol gespeeld bij het bepalen van de gebiedsdoelen. Hoewel de landelijke populatie moet toenemen als gevolg van het nemen van maatregelen voor de broedpopulatie, is nog niet duidelijk hoe zich dat gaat vertalen in de verspreiding van de doortrekkende grutto’s over de gebieden. Er is namelijk op gebiedsniveau geen vaste relatie tussen de aantallen broedende en niet-broedende grutto’s. Het is dus nog niet goed mogelijk om de gebiedsdoelen voor de grutto als niet-broedvogel te baseren op een noodzakelijke bijdrage aan het landelijke doel in de toekomst, temeer daar de omvang en de kwaliteit van het leefgebied voor doortrekkende grutto’s niet de beperkende factor is voor de groei van de populatie. Voor de gebiedsdoelen zijn daarom – vooralsnog - de huidige aantallen leidend (behoudsdoelstelling), tenzij er sprake is van een afname ten opzichte van de situatie die is bedoeld in het oorspronkelijke aanwijzingsbesluit. In dat laatste geval is de oorspronkelijke doelstelling gehandhaafd, waarbij het noodzakelijk is dat die situatie zo snel mogelijk wordt hersteld, gezien het verslechteringsverbod.
Redactionele wijzigingen
Naast wijzigingen in dit besluit ten behoeve van de aanwijzing van de grutto, hebben er ook redactionele wijzigingen plaatsgevonden in het besluit (die hebben geen rechtsgevolgen).
Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.
Ministerie van LNV (2008): Natura 2000 profielendocument. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.
De wijze van begrenzing van Vogelrichtlijngebieden is toegelicht in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.
Bij niet-broedvogels wordt daarbij (voor zover bekend) onderscheid gemaakt tussen het leefgebied voor een foeragerende populatie en voor een slapende populatie, omdat de aantallen van die populaties verschillend zijn en omdat het leefgebied voor foerageren en slapen verschillend kan zijn. Terug naar link van noot.
Voor het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen en actuele aantallen voor vogels is de volgende afrondingssystematiek gebruikt: 1-20 = niet afronden, 21-100 = afronden op vijftallen, 100-1.000 = afronden op tientallen, >1.000 = afronden op honderdtallen. Terug naar link van noot.
Uit jurisprudentie blijkt dat hierover misverstanden zijn gerezen. Aanleiding hiervoor was kennelijk de toelichting op pagina 63 van het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV,2006), over de betekenis van de aantallen die voor vogels worden genoemd. Die toelichting wekte kennelijk (ten onrechte) de indruk dat de populatieomvang niet tot de instandhoudingsdoelstelling behoort. Terug naar link van noot.
Voor foeragerende grutto’s was de behoudsdoelstelling in het besluit van 2010 nog niet gekwantificeerd; dat is met het besluit van 2025 alsnog gebeurd. Terug naar link van noot.
SOVON (2000): Belangrijke vogelgebieden in Nederland 1993-97. SOVON-informatierapport 2000/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.
Ministerie van LNV (2000): Nota van Antwoord Vogelrichtlijn, bijlage 1, selectiecriteria en methode van begrenzing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag. Terug naar link van noot.
SOVON & CBS (2005): Trends van vogelaantallen in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVON-informatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.
Voorbeeld voor een seizoen met de volgende telresultaten (juli-juni): 0, 0, 0, 100, 100, 200, 100, 100, 0, 0, 0, 0. Het seizoensmaximum bedraagt in dit geval 200, het seizoensgemiddelde 50 (som van alle maandcijfers gedeeld door 12). Terug naar link van noot.
Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf). Relatieve bijdrage is alleen berekend als het landelijke doel en het gebiedsdoel beide zijn gebaseerd op dezelfde waarde (óf seizoensmaximum óf seizoensgemiddelde). Terug naar link van noot.
https://www.natura2000.nl/sites/default/files/Bibliotheek/Aanwijzing%20Vogelrichtlijngebieden/Nota%20van%20Antwoord%20Vogelrichtlijn%20%282000%29%20Bijlage%201%20Selectie%20en%20begrenzing.pdf Terug naar link van noot.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-22409.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.