Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 22408 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 22408 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur:
Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);
Gelet op de artikelen 3, tweede lid, en 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206);
Gelet op artikelen 2.44, eerste lid, en 16.25a, eerste lid, van de Omgevingswet;
Besluit:
Het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 25 november 2013, nr. PDN 2013-035 (Stcrt. 2014, 122), houdende de aanwijzing van het Habitatrichtlijngebied De Wieden, het Vogelrichtlijngebied De Wieden en het Natura 2000-gebied De Wieden, waarvan een nieuwe tekst op 24 februari 2025 is gepubliceerd (Stcrt. 2025, 7356), te wijzigen zoals weergegeven in de bijlage “Bijlage bij artikel I van de wijzigingen van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied De Wieden”.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Jean Rummenie
Plaats: ’s-Gravenhage
Datum:
Dit ontwerpbesluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. De exacte periode en locatie worden vermeld in de bekendmaking die wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in de advertentie die wordt gepubliceerd in gedrukte media en op internet. Het ontwerp-wijzigingsbesluit wordt in zijn geheel gepubliceerd in de Staatscourant en is daarna ook te raadplegen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet via de website www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.
Eenieder kan binnen zes weken tijdens de terinzagelegging van dit ontwerpbesluit een zienswijze naar voren brengen bij het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur per mail en schriftelijk, zoals aangegeven in de bekendmaking.
Degenen die een zienswijze binnen de gestelde termijn naar voren hebben gebracht, kunnen gedurende zes weken ná de bekendmaking beroep instellen tegen het definitieve besluit. Degenen die geen zienswijzen naar voren hebben gebracht, kunnen ten aanzien van alle punten van het besluit beroep instellen als ze belanghebbende zijn; als ze geen belanghebbende zijn, kunnen ze alleen beroep instellen ten aanzien van punten die inhoudelijk verschillen van het ontwerpbesluit
Meer informatie over Natura 2000 en gerelateerde onderwerpen vindt u op de website https://www.rijksoverheid.nl/natura2000. Voor vragen over Natura 2000 kunt u op werkdagen van 8.30 uur tot 16.30 uur contact opnemen met het klantcontactcentrum van RVO, telefoon 088 - 042 42 42 (lokaal tarief).
A
Artikel 2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Als speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU L 20)1 wordt aangewezen, overeenkomstig de in de bijlage Gebiedsbegrenzingen bij dit besluit aangegeven geometrische begrenzing, het gebied De Wieden.
De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 2009/147/EG:
A021 | Roerdomp (Botaurus stellaris) |
A029 | Purperreiger (Ardea purpurea) |
A037 | Kleine zwaan (Cygnus bewickii (Cygnus columbianus bewickii)) |
A068 | Nonnetje (Mergus albellus) |
A081 | Bruine kiekendief (Circus aeruginosus) |
A094 | Visarend (Pandion haliaetus) |
A119 | Porseleinhoen (Porzana porzana) |
A122 | Kwartelkoning (Crex crex) |
A197 | Zwarte stern (Chlidonias niger) |
A229 | IJsvogel (Alcedo atthis) |
De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende trekkende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG:
A005 | Fuut (Podiceps cristatus) |
A017 | Aalscholver (Phalacrocorax carbo) |
A041 | Kolgans (Anser albifrons) |
A043 | Grauwe gans (Anser anser) |
A050 | Smient (Anas penelope) |
A051 | Krakeend (Anas strepera) |
A059 | Tafeleend (Aythya ferina) |
A061 | Kuifeend (Aythya fuligula) |
A070 | Grote zaagbek (Mergus merganser) |
A153 | Watersnip (Gallinago gallinago) |
A156 | Grutto (Limosa limosa) |
A275 | Paapje (Saxicola rubetra) |
A292 | Snor (Locustella luscinioides) |
A295 | Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus) |
A298 | Grote karekiet (Acrocephalus arundinaceus) |
B
Artikel 6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De instandhoudingsdoelstellingen voor de broedvogels van de soorten, bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, worden vastgesteld in paragraaf 5.5 van de nota van toelichting.
De instandhoudingsdoelstellingen voor niet-broedvogels van de soorten, bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, worden vastgesteld in paragraaf 5.6 van de nota van toelichting.
C
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het gebied De Wieden is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna Habitatrichtlijn) en als speciale beschermingszone in het kader van Richtlijn 2009/147/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (hierna Vogelrichtlijn). Tezamen vormen deze speciale beschermingszones het Natura 2000-gebied De Wieden. Het besluit bevat de begrenzing en de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied.
Artikel 1 van het besluit regelt de aanwijzing van het gebied onder de Habitatrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen.
Artikel 2 van het besluit regelt aanwijzing van het gebied onder de Vogelrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen.
In artikel 3 van het besluit introduceert de nota van toelichting en benadrukt dat het besluit niet te lezen is zonder de nota van toelichting. Daarnaast wordt in dit deel van het besluit het Natura 2000-gebied De Wieden gevormd uit het Habitatrichtlijngebied en het Vogelrichtlijngebied.
Artikel 4 van het besluit regelt de uitgezonderde delen van de in artikel 1 en artikel 2 aangewezen gebieden.
Artikel 5 en artikel 6 van het besluit bepalen dat er voor het gebied instandhoudingsdoelstellingen verwezenlijkt dienen te worden. De doelstelling van artikel 5 heeft betrekking op de in artikel 1 opgesomde soorten en habitattypen. De soorten en habitattypen waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanmelding van de Habitatrichtlijngebieden in 2003. De doelstelling van artikel 6 heeft betrekking op de in artikel 2 opgesomde vogelsoorten. De vogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanwijzing van de Vogelrichtlijngebieden in 2000.
In hoofdstuk 2 van deze nota van toelichting worden de aanwijzingen onder de Habitat- en Vogelrichtlijn kort toegelicht.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een gebiedsbeschrijving gegeven en wordt ingegaan op eventuele grenswijzigingen die zijn doorgevoerd nadat het gebied bij de Europese Commissie is aangemeld of die zijn doorgevoerd nadat het gebied als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Tevens wordt in hoofdstuk 3 de bij dit besluit behorende begrenzing toegelicht.
In hoofdstuk 4 wordt een opsomming gegeven van habitattypen en soorten waaraan het gebied zijn betekenis ontleent.
In hoofdstuk 5 worden de algemene instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd en worden de specifieke instandhoudingsdoelstellingen, genoemd in artikel 5 en 6, nader toegelicht. Er wordt aangegeven in welke richting de instandhoudingsdoelstelling zich zal moeten ontwikkelen. Daarvoor worden de termen “behoud”, “uitbreiding” en “verbetering” gebruikt. Voor een habitattype wordt de verdeling gemaakt in oppervlakte en kwaliteit, zodat de aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een habitattype altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de oppervlakte en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit wordt gegeven. Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied ten behoeve van “behoud” of “uitbreiding” van de populatie.
Bij de nota van toelichting is een bijlage A gevoegd met illustraties van grenswijzigingen indien van toepassing; die illustraties laten zien welke terreindelen na de eerste aanwijzing zijn vervallen of zijn toegevoegd als onderdeel van de speciale beschermingszone in de zin van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Anders dan de andere bijlage bij de toelichting maakt bijlage A geen integraal onderdeel uit van dit besluit, aangezien er sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet enkel nog rechten worden verleend aan de geometrische begrenzing. Bijlage B omvat een nadere onderbouwing van de wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen, van de selectie als Habitatrichtlijngebied en van de toewijzing van en wijzigingen in de instandhoudingsdoelstellingen.
Er is een appendix toegevoegd aan dit besluit waarin een toelichting wordt gegeven op de selectie- en begrenzingscriteria die bij de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied De Wieden gebruikt zijn. Deze paragrafen komen uit de nota van toelichting van het Vogelrichtlijnbesluit.
D
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Artikel 1 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied De Wieden als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn (verder aangeduid als “Habitatrichtlijngebied”). Het gebied is in mei 2003 aangemeld volgens de procedure zoals opgenomen in artikel 4 van deze richtlijn, waarna het gebied in december 2004 door de Europese Commissie onder de naam “Wieden” en onder nummer NL2003064 is geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio2. Het gebied is aangewezen voor twee prioritaire habitattypen in de zin van artikel 1 van de Habitatrichtlijn.
Artikel 2 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied De Wieden als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn (verder aangeduid als “Vogelrichtlijngebied”). Het gebied is op 24 maart 2000 (N/2000/300) aangewezen en op 3 december 2003 (TRCJZ/2002/5720) gewijzigd. Bij de Europese Commissie is dit gebied bekend onder nummer NL3009004.
Artikel 3 van dit besluit voorziet in de samenvoeging van de speciale beschermingszones tot één Natura 2000-gebied: De Wieden (landelijk gebiedsnummer 035).
Sinds het Natura 2000-aanwijzingsbesluit van 25 november 2013 zijn de speciale beschermingszones samengevoegd tot één Natura 2000-gebied: De Wieden (landelijk gebiedsnummer 035).
Met betrekking tot het Vogelrichtlijngebied kan er in dit besluit naast mogelijke grenswijzigingen ook een wijziging plaatsvinden bij de vogelsoorten, waarvoor dit gebied destijds is aangewezen. Deze eventuele wijzigingen worden toegelicht in bijlage B. In dit besluit worden alle vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied wordt geacht te zijn aangewezen.
Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen en leefgebieden van Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijnsoorten in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen. De instandhoudingsdoelstellingen (artikel 5, artikel 6 en hoofdstuk 5) en de begrenzing zijn in algemene zin nader toegelicht in het Natura 2000 doelendocument (2006)3. Dit document geeft het beleidskader van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen weer en de daarbij gehanteerde systematiek. Beschrijvingen van habitattypen en (vogel)soorten waarvoor doelen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in het Natura 2000 profielendocument (2008)4.
Het Natura 2000-gebied De Wieden ligt in de provincies Flevoland en Overijssel en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Noordoostpolder, Staphorst, Steenwijkerland en Zwartewaterland.
E
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
De Wieden behoort tot het Natura 2000-landschap “Meren en Moerassen”.
De ligging van de habitattypen en van de leefgebieden van de soorten (paragraaf 4.4) waarvoor het gebied is aangewezen, vormt het uitgangspunt voor de begrenzing van de Habitatrichtlijngebieden. Dit is inclusief terreindelen die van mindere kwaliteit zijn. Daarnaast omvat het begrensde gebied ook natuurwaarden die integraal onderdeel uitmaken van de ecosystemen waartoe de betreffende habitattypen en leefgebieden van soorten behoren, alsmede terreindelen die noodzakelijk worden geacht om de betreffende habitattypen en leefgebieden van soorten in stand te houden en te herstellen5.
Bij de keuze en de afbakening van de gebieden is geen rekening gehouden met andere vereisten dan die verband houden met de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna6.
De grenzen van vogelrichtlijngebieden worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I-soorten, en/ of trekkende watervogels, en/ of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten, voor zover het gaat om de soorten die in het besluit van 2010 waren aangewezen (en dus niet om de grutto waarvoor het gebied in 2025 is aangewezen).
De Wieden is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van plassen, uitgestrekte moerassen en omringende graslanden die als geheel het leefgebied vormen van een aantal in artikel 4 van de richtlijn bedoelde vogelsoorten. Het is een watergebied dat het leefgebied vormt van soorten van Bijlage I (art. 4.1) en tevens fungeert als broedgebied, overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van andere trekvogelsoorten (art. 4.2). De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat een in landschappelijk en vogelkundig opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat mede in combinatie met het Vogelrichtlijngebied Weerribben, het Vogelrichtlijngebied Zwarte Meer en het Vogelrichtlijngebied Zwarte Water en Overijsselse Vecht voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan en/ of voortplanten van bedoelde vogelsoorten7.
F
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
De geometrische begrenzing van het Natura 2000-gebied De Wieden is weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage Gebiedsbegrenzingen. Voor zover van toepassing is daarbij onderscheid gemaakt tussen de begrenzingen van Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied. Het gebied is gelegen tussen Meppel en de Noordoostpolder in de kop van Overijssel.
Het omvat Giethoornse Meer, Beulakerwijde, Belterwijde en Schutslootwijde met de omringende gebieden waarbij inbegrepen een deel van de Polder Giethoorn, deel van de Beulakerpolder, gebied rond Dwarsgracht, Muggenbeet, Giethoornse Meer, Leeuwterveld, Vollenhovermeer met de Vollenhoofse Uiterdijken en Barsbekerbinnenpolder, gebied rond Belt- Schutsloot alsmede een gebied tussen Wanneperveen en Meppelerdiep tot aan de Kiersche Wijde en de Bovenwijde met omringend moerasgebied en graslanden.
Het Habitatrichtlijngebied heeft deels dezelfde begrenzing als het Vogelrichtlijngebied met uitzondering van het noordelijk en westelijk deel van het Leeuwterveld, het Vollenhovermeer en de Vollenhoofsche Uiterdijken, de Barsbekerbinnenpolder en een strook ten noorden van Wanneperveen en langs de Gasthuisdijk.
Het Natura 2000-gebied beslaat een oppervlakte van ongeveer 9.020 ha. Hiervan is ongeveer 1.850 ha alleen onder Vogelrichtlijn aangewezen. Deze cijfers betreffen bruto-oppervlakten omdat bij de berekening geen rekening is gehouden met in de geometrische begrenzing, tekstueel uitgesloten delen (zie artikel 4 en hierna).
Voor de begrenzing van Natura 2000-gebieden geldt de volgende exclaveringsformule: Bestaande bebouwing, tuinen, erven, verharding en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied, tenzij daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken. Voor de gebruikte begrippen gelden de definities (voor zover van toepassing in het onderhavige gebied) zoals die omschreven zijn in artikel 4. Daar waar de geometrische begrenzing en de exclaveringsformule niet overeenstemmen, is de exclaveringsformule doorslaggevend.
Voor de toepassing van de begrenzing en de exclaveringsformule van artikel 4 gelden er peildata:
24 maart 2000 en 3 december 2003 voor de gebiedsdelen die zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied;
25 november 2013 voor de gebiedsdelen die met het Natura- 2000 -aanwijzingsbesluit zijn toegevoegd aan het eerder aangewezen Vogelrichtlijngebied en aangemelde Habitatrichtlijngebied.
De begrenzingen van het Vogelrichtlijngebied en het Habitatrichtlijngebied (zoals aangemeld) zijn op enkele technische punten verbeterd (2013):
Bestaande bebouwing (inclusief erven en tuinen; reeds tekstueel geëxclaveerd) waar geen Natura 2000- waarden voorkomen, is waar mogelijk op grond van kadastrale of topografische lijnen buiten de begrenzing gebracht.
De begrenzing is waar mogelijk gelegd langs topografisch herkenbare lijnen, zoals wegen, wateren, perceelscheidingen en bosranden.
Onlogische verschillen (< 25 ha) tussen Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn opgeheven door de meest ruime grens aan te houden. Logische verschillen die voorkomen uit verschillen in begrenzingensystematiek, zoals aan de oostzijde van het gebied en het Leeuwterveld, zijn gehandhaafd.
Overlap van 5 meter of minder met kadastrale percelen die grotendeels buiten het gebied zijn gelegen, is, gelet op de kadastrale inschrijving8, waar mogelijk beperkt. Dit betekent dat aldaar de kadastrale lijn is aangehouden. Deze werkwijze is alleen gevolgd op plekken waar geen Natura 2000-waarden aanwezig zijn.
Overige wijzigingen van meer dan 1 ha worden in de volgende alinea’s toegelicht.
Het Habitatrichtlijngebied (zoals aangemeld) is op een aantal plaatsen verkleind (2013):
Het recreatiegebied Beulaker Haven/Blauwe Hand is uit de begrenzing als Habitatrichtlijngebied gehaald, omdat dit gebied intensief recreatief wordt gebruikt en er geen soorten of habitats voorkomen die aanwijzing rechtvaardigen en het grotendeels uit bebouwd en verhard terrein bestaat (ca. 20 ha).
Diverse percelen agrarisch grasland ten noorden van Westeinde en ten oosten van oostzijde Zwartsluis (9 ha): gelijktrekking met Vogelrichtlijn. De percelen hebben weinig betekenis voor de instandhouding van het gebied.
De Beulakerpolder en de polder Giethoorn zijn uit de begrenzing van het aan te wijzen Habitatrichtlijngebied gehaald, omdat in deze polders geen habitatwaarden voorkomen. De inrichting van de polders zal, ook zonder aanwijzing, gericht zijn op een hydrologisch bufferwerking voor de bestaande natuur. De status van Vogelrichtlijngebied blijft gehandhaafd.
Het Habitatrichtlijngebied (zoals aangemeld) is op een aantal plaatsen verkleind (2015):
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 januari 2015 (zaaknummers 201400895/1/R2 en 201401359/1/R2) zijn een aantal percelen (Bijlage A) uit de begrenzing van het habitatrichtlijngebied gehaald.
Het Vogelrichtlijngebied is op een aantal plaatsen uitgebreid (2013) (Bijlage A) door de begrenzing gelijk te trekken met het Habitatrichtlijngebied (zoals aangemeld): percelen bij de Veldweg ten zuidwesten van Wanneperveen (29 ha), oostelijk van Kiersche Wijde (11,7 ha) en langs het Meppelerdiep (10 ha) behoren tot het leefgebied van de te beschermen vogels en zijn daarom bij het Vogelrichtlijngebied getrokken.
Het Vogelrichtlijngebied is ten noorden van Wanneperveen tussen Westeinde en Gasthuisdijk verkleind (2013). Dit betreft een gebied van agrarische gras- en bouwlanden (167 ha). Het behoort niet tot het broedgebied van de broedvogelsoorten waarvoor het gebied is aangewezen. Ook wordt het niet benut als voedselgebied van broedvogels die ook buiten het moerasgebied foerageren zoals purperreiger en zwarte stern. Ook is het niet van belang voor pleisterende watervogels. Uit maandelijkse tellingen blijkt dat kolgans en grauwe gans slechts incidenteel gebruik maken van deze gronden. Dit geldt zowel voor de jaren die gebruikt zijn bij de onderbouwing van de aanwijzing van de Vogelrichtlijngebieden in 2000 (1993-97) als voor recente jaren. In de periode 1995-2010 was er slechts één waarneming van een groepje ganzen in het zuidelijk deel (20 vogels; bij Westeinde) en waren er acht waarnemingen van groepen ganzen in het verwijderde gebied langs de Gasthuisdijk (in totaal 478 vogels). In deze omgeving ligt het voedselgebied van deze ganzen vooral ten noordoosten van de Bovenwijde (in dezelfde periode waarnemingen van 212 groepen met in totaal 92.000 ganzen).
G
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het gebied is aangewezen voor de volgende soorten opgenomen in bijlage I van de Vogelrichtlijn:
A021 | Roerdomp (Botaurus stellaris) |
A029 | Purperreiger (Ardea purpurea) |
A037 | Kleine zwaan (Cygnus bewickii (Cygnus columbianus bewickii)) |
A068 | Nonnetje (Mergus albellus) |
A081 | Bruine kiekendief (Circus aeruginosus) |
A094 | Visarend (Pandion haliaetus) |
A119 | Porseleinhoen (Porzana porzana) |
A122 | Kwartelkoning (Crex crex) |
A197 | Zwarte stern (Chlidonias niger) |
A229 | IJsvogel (Alcedo atthis) |
Verder is het gebied aangewezen voor de volgende andere geregeld voorkomende trekvogels waarvoor het gebied van betekenis is als broed-, rui- en/of overwinteringsgebied en rustplaatsen in hun trekzones (artikel 4.2):
A005 | Fuut (Podiceps cristatus) |
A017 | Aalscholver (Phalacrocorax carbo) |
A041 | Kolgans (Anser albifrons |
A043 | Grauwe gans (Anser anser) |
A050 | Smient (Anas penelope) |
A051 | Krakeend (Anas strepera) |
A059 | Tafeleend (Aythya ferina) |
A061 | Kuifeend (Aythya fuligula) |
A070 | Grote zaagbek (Mergus merganser) |
A153 | Watersnip (Gallinago gallinago) |
A156 | Grutto (Limosa limosa) |
A275 | Paapje (Saxicola rubetra) |
A292 | Snor (Locustella luscinioides) |
A295 | Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus) |
A298 | Grote karekiet (Acrocephalus arundinaceus) |
Wijzigingen ten opzichte van de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2000) en/of het ontwerpbesluit (2007) zijn verklaard in bijlage B.2 van deze nota van toelichting.
H
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als Habitatrichtlijngebied “tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat […] of van een soort […] alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging”.
Deze bepaling is in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) nader uitgewerkt. Op grond van dit artikel bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura 2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Voor zover van toepassing is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of (vogel)soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en (vogel)soorten. Bij broedvogelsoorten met een regionale doelstelling is in de toelichting aangegeven wat in een bepaalde periode de minimale en maximale bijdrage van het betreffende gebied aan het regionale doelniveau is geweest.
Niet alle instandhoudingsdoelstellingen zijn in dit aanwijzingsbesluit gekwantificeerd (daarvoor moet een habitatkaart of beheerplan worden geraadpleegd). In die gevallen is het voor het bepalen van wat in de instandhoudingsdoelstellingen onder “behoud' dan wel “uitbreiding” of “verbetering” moet worden verstaan belangrijk te weten wat de referentiesituatie (of “nulsituatie”) is waarmee deze termen moeten worden vergeleken. Dat is eveneens van belang voor het handhaven van het verslechteringsverbod. De situatie ten tijde van het publiceren van een Natura 2000-aanwijzingsbesluit is bepalend voor wat onder “behoud” moet worden verstaan en vanaf welk niveau “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. De instandhoudingsdoelstellingen die niet geconcretiseerd zijn moeten dus zó begrepen worden, dat het behoudsniveau van de habitattypen en soorten betrekking heeft op oppervlakte en kwaliteit, respectievelijk omvang en kwaliteit leefgebied en omvang populatie, zoals aanwezig op de datum van aanwijzen als Natura 2000-gebied. Dit is tevens het niveau van waaraf “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. Voor specifiek de grutto geldt 2025 als referentiedatum, aangezien in dat jaar voor de soort een nieuwe instandhoudingsdoelstelling is opgenomen.
Voor een habitattype wordt de verdeling gemaakt in oppervlakte en kwaliteit, zodat de aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een habitattype altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de oppervlakte en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit wordt gegeven.
Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied17. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort, waarvan het populatiedoel niet is geconcretiseerd met een getal, is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied voor “behoud” of “uitbreiding” van de populatie. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een vogelrichtlijnsoort waarbij het populatiedoel is geconcretiseerd met een getal is het doel in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied met een draagkracht voor een geconcretiseerde populatieomvang18. In deze formulering wordt er met de woorden “voor” of “met een draagkracht voor” een koppeling aangebracht tussen de doelcomponent leefgebied en de doelcomponent populatie. Dat heeft zijn oorzaak in het feit dat maatregelen in de regel aangrijpen op het leefgebied van de soort en niet op de soort zelf (het directe effect op het leefgebied werkt via het leefgebied indirect door op de soort). Dat laat echter onverlet dat ook de populatieomvang tot de instandhoudingsdoelstelling behoort en niet slechts van ondergeschikt of indicatief belang is19.
In bijlage B.4 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per Natura 2000-waarde.
Voor de Natura 2000-gebieden zullen in beheerplannen instandhoudingsmaatregelen worden uitgewerkt die beantwoorden aan de gebiedsspecifieke ecologische vereisten van de betrokken natuurlijke habitats en (vogel)soorten.
Als verdere invulling van het stellen van prioriteiten zijn voor de acht onderscheiden Natura 2000-landschappen20 kernopgaven geformuleerd op grond van de daar voorkomende habitattypen en soorten, de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap, de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden. Per landschap omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven stellen prioriteiten (“richting geven”) en geven overeenkomsten en verschillen tussen en binnen de gebieden aan. Zij hebben in het bijzonder betrekking op habitattypen en (vogel)soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is. De kernopgaven worden per Natura 2000-landschap behandeld en opgesomd in hoofdstuk 5 van het Natura 2000 doelendocument (2006).
I
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
A017 | Aalscholver |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 1.000 paren. |
Toelichting | Het gebied De Wieden herbergt van oudsher een kolonie aalscholvers. Op het dieptepunt van de stand in Nederland van 1.150 paren in het begin van de jaren zestig was het, naast het Naardermeer, de enige broedplaats in Nederland. Tot begin jaren tachtig broedden jaarlijks enkele honderden paren (in 1981 325 paren) in dit gebied. Daarna nam de omvang van de kolonie snel toe tot 1.000 paren in 1992. In de periode 1993-2003 fluctueerde het aantal tussen de 760 (1997) en 1.214 (2000) zonder een duidelijke trend. Het aantal in de doelstelling is gelijk aan het gemiddelde van de periode 1999-2003. Een belangrijk deel van het foerageergebied ligt in het IJsselmeer/Zwarte Meer. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. |
A021 | Roerdomp |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 30 paren (territoria). |
Toelichting | De roerdomp is van oudsher broedvogel van de rietmoerassen in het gebied De Wieden. In de jaren tachtig schommelde het aantal territoria rond de 10. Begin jaren negentig trad een dieptepunt op van 4 territoria, waarna de populatie voorspoedig herstelde tot een niveau boven het gewenste aantal van 20 territoria voor een sleutelpopulatie: in 2001 en 2002 23 territoria. In 2003 werden zelfs 29 territoria vastgesteld. Vanwege die gunstige trend is de gebiedsdoelstelling op behoud gezet. Wel is vanwege de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding een bijdrage van het gebied op het recente relatief hoge niveau gewenst. Na de Oostvaardersplassen (078) levert het gebied De Wieden de grootste relatieve bijdrage aan broedgebied voor de roerdomp in Nederland. Het zijn de enige twee gebieden in Nederland met een sleutelpopulatie. |
A029 | Purperreiger |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 65 paren. |
Toelichting | De purperreiger is van oudsher broedvogel in het gebied De Wieden. In het begin van de jaren tachtig broedden circa 40 paren, waarna een duidelijke terugval optrad tot een niveau van circa 20 paren. Vanaf 1994 zit het aantal paren weer in de lift. In 2000 en 2003 waren 58 broedparen aanwezig, in 2004 tot en met 2008 gemiddeld 63 broedparen. In 2008 was een (voorlopig) historisch maximum aanwezig van 120 broedparen. In 2009 zijn 114 broedparen geteld. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie is in dit gebied een populatie op het recente (2004-2008) relatief hoge niveau gewenst. Behoud van het leefgebied is daarvoor voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een kolonie van minstens 60 broedparen. |
A081 | Bruine kiekendief |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 19 paren. |
Toelichting | De bruine kiekendief is van oudsher broedvogel van de rietmoerassen van het gebied De Wieden. Een telling in 1982 leverde 35 paren op. Vervolgens is het aantal paren afgenomen tot een niveau van maximaal 10 aan het begin van de jaren negentig om vervolgens weer te herstellen tot een (voorlopig) maximum van 21 paren in 2001. De draagkrachtindicatie is afgeleid van het vijfjarig gemiddelde van de jaren 1999-2003 van 19 broedparen. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud voldoende. Het gebied heeft onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Friese merengebied ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie. |
A119 | Porseleinhoen |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 19 paren. |
Toelichting | Het porseleinhoen is van oudsher broedvogel van plas-dras grasland. Het aantal paren lag doorgaans rond de 5, maar is vanaf 1997 duidelijk toegenomen tot boven de 20 paren in 2002 en 2005. Het aantal heeft betrekking op het gemiddelde van de periode 1999-2003. Gezien de lokale positieve trend is behoud omvang en kwaliteit leefgebied voldoende. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Noordwest-Overijssel ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie. |
A122 | Kwartelkoning |
Doel | Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 13 paren. |
Toelichting | De kwartelkoning is van oudsher broedvogel van vochtige hooilanden. Sinds de jaren negentig is de soort als broedvogel teruggekeerd met maximaal 13 paren in 1998 en 2000. De draagkracht is hieraan gelijk gesteld. Gezien de negatieve lokale trend sinds de pieken in 1998 en 2000 is een verbeteropgave gewenst. In 2006, 2007 en 2008 waren er respectievelijk 0, 3 en 0 broedparen. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een zelfstandige sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Noordwest-Overijssel ten behoeve van één of meerdere regionale sleutelpopulaties. |
A153 | Watersnip |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 150 paren. |
Toelichting | De watersnip is van oudsher een broedvogel van natte hooilanden en vooral van pas gemaaid, plas-dras rietland. Het gebied De Wieden is een belangrijk bolwerk voor deze broedvogel met tijdens de jaren negentig in meerdere jaren 100 broedparen en meer. Voor de periode 1999- 2003 wordt het gemiddeld aantal paren geschat op 120. In 2004-2008 zijn gemiddeld 140 broedparen geteld in het overgrote deel van het gebied (het aantal broedparen in het gehele gebied wordt geschat op circa 150). Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie is in dit gebied een populatie op het recente (2004-2008) relatief hoge niveau gewenst. Behoud van het leefgebied is daarvoor voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. |
A156 | Grutto |
Doel | Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van tenminste 360 broedparen.. |
Toelichting | De grutto broedt al geruime tijd in dit gebied. De populatie is de afgelopen jaren sterk afgenomen tot het huidige aantal van 100 broedparen. De locaties die geschikt zijn voor de grutto liggen verspreid aan de buitenzijden van het gebied. Het gaat met name om het Leeuwterveld, de Barsbekerbinnenpolder en de omgeving van Giethoorn-Wanneperveen. Vanwege de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie en de negatieve lokale trend is uitbreiding van de populatie (t.o.v. 2025) noodzakelijk. Gezien het landelijke doel, is het noodzakelijk om de potentie van het gebied optimaal te benutten, door het leefgebied te verbeteren en in beperkte mate uit te breiden. Een populatie van 360 broedparen in 2050 wordt als haalbaar ingeschat en kan in 2050 worden gehaald indien er, naast voortplanting door de lokale populatie, ook aanvulling van buiten het gebied komt. Deze populatieomvang is kleiner dan de omvang die in het verleden is voorgekomen. Het gebied levert voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. |
A197 | Zwarte stern |
Doel | Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 200 paren. |
Toelichting | De zwarte stern is van oudsher een talrijke broedvogel van krabbenscheervelden. In 1984 broedden er 280 paren in dit gebied. Het aantal paren is vervolgens afgenomen tot 81 paren in 1997. Mede door het aanbod van nestvlotjes broedden er in 2004-2008 gemiddeld weer 169 paren. Het gebied leverde in de periode 1999-2003 de grootste bijdrage aan de broedvogelpopulatie in Nederland. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie, is uitbreiding van de populatie gewenst. Vanwege de negatieve lokale trend vanaf 1982 is een herstelopgave voor het leefgebied geformuleerd. Het aantal in het doel is gebaseerd op het gemiddelde van de jaren 1982-1985 van ruim 202 paren. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. |
A229 | IJsvogel |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van tenminste 10 paren. |
Toelichting | Na strenge winters kan de ijsvogel geheel afwezig zijn, maar na een reeks zachte winters komen meerdere paren in dit gebied tot broeden. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud voldoende. Het genoemde aantal paren in het doel heeft betrekking op gunstige jaren (in 2002 zijn in het gebied 10 paren geteld). Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een zelfstandige sleutelpopulatie. |
A275 | Paapje |
Doel | Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 6 paren. |
Toelichting | Het gebied De Wieden is een laagveenmoeras waar het paapje regelmatig broedt. Tellingen vanaf 1982 leverden tussen de 3 en 9 broedparen op. Het aantal in het doel is afgeleid van het gemiddelde van de jaren dat de soort ononderbroken voorkwam in het gebied: 1996 (7 paren), 1997 (3 paren), 1998 (9 paren). In de periode 2005-2008 fluctueerde het aantal tussen 0 en 1 paar. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding en de negatieve lokale trend is als doel uitbreiding omvang en/of kwaliteit leefgebied geformuleerd .Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. |
A292 | Snor |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 300 paren. |
Toelichting | In de periode 1993-1997 broedden er in dit gebied circa 70 paren. Op basis van recente telgegevens (2004-2009) wordt het aantal geschat op ongeveer 300 paren. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie is in dit gebied een populatie op het recente (2004-2009) relatief hoge niveau gewenst. Behoud van het leefgebied is daarvoor voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. |
A295 | Rietzanger |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste2.000 paren. |
Toelichting | De rietzanger is van oudsher een talrijke broedvogel. Op basis van recente telgegevens uit deelgebieden (2004-2008: 1.715 broedparen) wordt het aantal paren in De Wieden geschat op ongeveer 2.000 paren. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding met betrekking tot het leefgebied en de populatieomvang, is behoud voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. |
A298 | Grote karekiet |
Doel | Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 20 paren. |
Toelichting | De eerste integrale telgegevens van de grote karekiet in De Wieden stammen uit 1990 toen 22 paren werden geteld. In de daarop volgende jaren werden jaarlijks tussen de 15 en 28 paren geteld met daarna een afname tot 5 broedparen in 2007 en 2008. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie is in dit gebied een populatie op het relatief hoge niveau gewenst, gebaseerd op de historische potentie van ten minste 20 broedparen in de jaren negentig. Omdat de lokale trend negatief is, is gekozen voor een herstelopgave voor het leefgebied. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Noordwest-Overijssel ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie. |
J
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
De vogelsoorten waarvoor het gebied in 2000 is aangewezen, zijn indertijd ontleend aan SOVON (2000)21. De numerieke criteria die daarin zijn opgenomen zijn ontleend aan de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)22. Een gebied wordt slechts aangewezen voor soorten waarvoor het gebied van landelijke betekenis is. Hiervan is in beginsel sprake indien het gebied minstens 1% van de landelijke broedpopulatie herbergt, indien 0,1% van de biogeografische populatie geregeld in het gebied verblijft of indien het gebied in combinatie met andere gebieden voldoende bijdrage kan leveren aan een sleutelpopulatie.
Voor eventuele toevoeging of verwijdering van vogelsoorten is gebruik gemaakt van SOVON & CBS (2005)23 waarin de ontwikkeling van vogelaantallen in de laatste decennia is beschreven. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 1 van dit rapport zijn de verschillen aangegeven tussen de soortenlijsten per gebied die in beide aangehaalde rapporten zijn opgenomen. Om ecologische redenen die in voorkomende gevallen hieronder zijn vermeld, is soms van deze algemene criteria afgeweken. Deze werkwijze heeft voor de lijst van vogelsoorten waarvoor dit gebied is aangewezen, de volgende consequenties:
In aanvulling op de oorspronkelijke aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2000) maar conform het ontwerpbesluit (2007), is het gebied ook aangewezen voor de volgende twee vogelsoorten van bijlage I van de Vogelrichtlijn: kwartelkoning (A122) als broedvogel en visarend (A094) als niet-broedvogel. Kwartelkoning is toegevoegd omdat het gemiddeld aantal broedparen in het gebied meer bedraagt dan 1% van de landelijke broedpopulatie. Het gebied voldoet hiermee aan het criterium voor opname van deze soort. Op grond van toegenomen kennis over aantallen, verspreiding en populatieomvang zijn voor de visarend alleen instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor de vijf gebieden met de grootste bijdrage. Dit gebied hoort daarbij en is daarmee van betekenis voor de landelijke staat van instandhouding van deze soort als niet-broedvogel.
In afwijking van de oorspronkelijke aanwijzing (2000) maar conform het ontwerpbesluit (2007) is het gebied niet meer aangewezen voor de volgende drie trekvogelsoorten zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn: kleine rietgans (A040), pijlstaart (A054) en toendrarietgans (A039)24. De oorspronkelijke aanwijzing was gebaseerd op incidentele uitschieters. Het gebied herbergde minder dan 0,1% van de biogeografische populatie van de toendrarietgans, kleine rietgans en pijlstaart in de periode 1999/2000- 2003/2004.
In aanvulling op de oorspronkelijke aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2000) en het ontwerpbesluit (2007) is het gebied ook aangewezen voor de volgende vogelsoort van bijlage I van de Vogelrichtlijn: ijsvogel (A229) als broedvogel. Het gebied herbergde minstens 1% van de landelijke broedpopulatie van de ijsvogel in de periode 1999-2003 (gemiddelde: 4.6 broedparen, 1% drempel: 3.9 broedparen).
In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2013) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoel in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als broedvogel: grutto (A156). Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biogeografische populatie in de periode 2016-2021.
K
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
A017 – Aalscholver Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
003 | Duinen Vlieland | behoud | behoud | 870 | B1 | aanwijzingsbesluit |
013 | Alde Feanen | behoud | behoud | 910 | B1 | aanwijzingsbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 1.000 | B1 | conform ontwerp |
038 | Uiterwaarden Ijssel | behoud | behoud | 280 | C | ontwerpbesluit |
067 | Gelderse Poort | behoud | behoud | 230 | C | ontwerpbesluit |
072 | Ijsselmeer | behoud | behoud | 8.000R | B2 | aanwijzingsbesluit |
073 | Markermeer & IJmeer | behoud | behoud | 8.000R | C | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 8.000R | A1 | aanwijzingsbesluit |
079 | Lepelaarplassen | behoud | behoud | 8.000R | B2 | aanwijzingsbesluit |
085 | Zwanenwater & Pettemerduinen | behoud | behoud | 790 | B1 | aanwijzingsbesluit |
094 | Naardermeer | behoud | behoud | 1.800 | B2 | aanwijzingsbesluit |
100 | Voornes Duin | behoud | behoud | 1.100 | B1 | aanwijzingsbesluit |
112 | Biesbosch | behoud | behoud | 310 | C | aanwijzingsbesluit |
119 | Veerse Meer | behoud | behoud | 300 | B1 | aanwijzingsbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de aalscholver is voor zowel leefgebied als populatie als “gunstig” beoordeeld. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud van het actuele nationale populatieniveau van ten minste 20.000 paren”. Het gemiddelde aantal broedparen in Nederland in 1999-2003 werd naar boven afgerond tot 21.000 paren. Dit was relatief hoog ten opzichte van de periode vanaf 1994 door tijdelijke opleving in het IJsselmeergebied in 2002 en 2003. Daarom is als landelijk doel gekozen voor een doelniveau van 20.000 paren. De gebiedsdoelen sluiten aan op de landelijke behoudopgave. De som van de populatieaantallen in de gebiedsdoelen is lager dan de landelijke doelstelling van 20.000 paren. De regionale doelstelling voor het IJsselmeergebied (8.000 broedparen) is eveneens lager dan de som van de gemiddelden 1999-2003 (9.600 broedparen) van Oostvaardersplassen (078), IJsselmeer (072) en Lepelaarplassen (079)48. De beide hiervoor genoemde afwijkingen zijn acceptabel omdat verwacht wordt dat de populatie aalscholvers als gevolg van ecologische ontwikkelingen verder zal afnemen49. Het gemiddelde aantal van het IJsselmeergebied neemt af in de richting van 8.000 broedparen. Omdat een verbetering van de waterkwaliteit wordt voorzien zal de voedselbeschikbaarheid verder afnemen. Het is daarom niet te verwachten dat het aantal van 9.600 broedparen weer bereikt zal worden.
A021 – Roerdomp Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
002 | Duinen en Lage Land Texel | behoud | behoud | 5 | C | aanwijzingsbesluit |
005 | Duinen Ameland | behoud | behoud | 2 | C | aanwijzingsbesluit |
006 | Duinen Schiermonnikoog | behoud | behoud | 3 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
008 | Lauwersmeer | behoud | behoud | 10 | B1 | aanwijzingsbesluit |
013 | Alde Feanen | behoud | behoud | 4 | C | aanwijzingsbesluit |
014 | Deelen | behoud | behoud | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
020 | Zuidlaardermeergebied | behoud | behoud | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
034 | Weerribben | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 30 (↑) | B2 | conform ontwerp |
036 | Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht | uitbreiding | verbetering | 1 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
067 | Gelderse Poort | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
072 | Ijsselmeer | uitbreiding | verbetering | 7(↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
074 | Zwarte Meer | uitbreiding | verbetering | 6 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
075 | Ketelmeer & Vossemeer | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
076 | Veluwerandmeren | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 40 | B2 | aanwijzingsbesluit |
085 | Zwanenwater & Pettemerduinen | behoud | behoud | 2 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
090 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | behoud | behoud | 10 | B1 | ontwerpbesluit |
092 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | behoud | behoud | 15 | B2 | aanwijzingsbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | uitbreiding | verbetering | 6 (↑) | C | ontwerpbesluit |
112 | Biesbosch | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
137 | Strabrechtse Heide & Beuven | behoud | behoud | 5 | C | aanwijzingsbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de roerdomp is voor wat betreft de aspecten leefgebied en populatie als “zeer ongunstig” beoordeeld. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding tot een populatie van ten minste 400 paren (territoria)”. De doelstelling is conform het Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004 (2000)50.
Bij de roerdomp is het streven tenminste de gewenste minimumpopulatie voor Nederland te herstellen51. Dit betekent dat het beoogde herstel deels zal moeten worden bereikt in gebieden buiten het Natura 2000- netwerk. Voor de gebieden Duinen en Lage Land Texel (002), Duinen Ameland (005), Duinen Schiermonnikoog (006), Lauwersmeer (008), Alde Feanen (013), Deelen (014), Zuidlaardermeergebied (020), De Wieden (035), Oostvaardersplassen (078), Zwanenwater & Pettemerduinen (085), Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (090), Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske (092) en Strabrechtse Heide & Beuven (137) is voor behoud van het leefgebied en/of de populatie gekozen. In de gebieden Duinen Schiermonnikoog, Deelen, Zuidlaardermeergebied, Zwanenwater en Pettemerduinen wordt met behoud van het leefgebied herstel (Duinen Schiermonnikoog) of een kleine uitbreiding van de populatie nagestreefd. De gebieden Duinen en Lage Land Texel en Duinen Ameland en Zwanenwater & Pettemerduinen bieden geen verdere ruimte voor uitbreiding gelet op de beperkte beschikbaarheid van rietmoerassen in de duingebieden. Het gebied Lauwersmeer wijkt af omdat uit tellingen blijkt dat het gemiddeld voorkomen van de soort in dit gebied in het (recente) verleden niet groter is geweest dan het gemiddelde voorkomen waarop de doelstelling is gebaseerd. Het is dus onzeker of het gebied meer broedvogels kan herbergen dan nu het geval is. Voor de gebieden Oostvaardersplassen, Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder, Polder Westzaan en Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske is voor behoud van de populaties en de leefgebieden gekozen, omdat de populaties de laatste jaren reeds sterk toegenomen zijn. Voor het gebied Strabrechtse Heide & Beuven is gekozen voor behoud van de omvang van het leefgebied omdat er geen ruimte is voor uitbreiding vanwege de aanwezigheid van het habitattype zeer zwakgebufferde vennen (H3110). Daarnaast is de populatietrend stabiel.
A029 – Purperreiger Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
013 | Alde Feanen | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
014 | Deelen | behoud | behoud | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
034 | Weerribben | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | C | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 65 (↑) | B2 | doel aangepast a |
074 | Zwarte Meer | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
094 | Naardermeer | behoud | behoud | 60 | B2 | aanwijzingsbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | behoud | behoud | 50 | B2 | aanwijzingsbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | behoud | behoud | 120 | A1 | ontwerpbesluit |
105 | Zouweboezem | behoud | behoud | 100 | A1 | aanwijzingsbesluit |
106 | Boezems Kinderdijk | behoud | behoud | 75 (↑) | B2 | aanwijzingsbesluit |
Het aantal in de doelstelling voor De Wieden is aangepast van ten minste 50 paren naar ten minste 65 paren. Het gebied heeft gezien de recente populatieontwikkeling een hogere draagkracht (2004-2008) dan op basis van het gemiddelde 1999-2003 werd aangenomen. Het gebied kan hierdoor een grotere bijdrage leveren aan de landelijke doelstelling voor deze soort.
De landelijke staat van instandhouding van de purperreiger is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “zeer ongunstig” en “matig ongunstig”. Voor een soort als deze waarvan het populatieniveau nog ver beneden het historisch niveau verkeert is een herstelopgave gewenst52. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van een populatie van ten minste 600 paren over ten minste 10 kolonies van ten minste 60 paren”. Het gestelde doel is conform het Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004 (2000). Vanuit populatie-ecologisch oogpunt is minstens herstel van de broedvogelpopulatie van de purperreiger gewenst naar een niveau van ten minste 10 sleutelpopulaties, die ieder uit ten minste 20 paren bestaan (Natura 2000 profielendocument (2008)). Van de tien gebieden die zijn aangewezen voor deze soort zijn er acht waarvan de draagkracht is gesteld op 20 of meer broedparen. Hiermee is vanuit populatie-ecologisch oogpunt in voldoende mate bijgedragen aan tenminste het duurzaam voortbestaan van de populatie op landelijk niveau. Een aantal gebiedsdoelstellingen wijkt af van de landelijke doelstelling. In deze gebieden wordt een behoudopgave beoogd. In het gebied Deelen (014) wordt met behoud van het huidige leefgebied een kleine uitbreiding van de populatie nagestreefd omdat het gedurende lange tijd een klein aantal paren betreft. In het gebied Boezems Kinderdijk wordt tevens met behoud van het huidige leefgebied een uitbreiding van de populatie nagestreefd omdat de soort de laatste jaren sterk toegenomen wat duidt op een hogere draagkracht dan voor het gemiddelde aantal broedparen in de periode 1999-2003. In de gebieden De Wieden (035), Nieuwkoopse Plassen & de Haeck (103) en Zouweboezem (105) zijn behoudsdoelstellingen geformuleerd, omdat de populaties purperreigers in deze gebieden sinds de jaren negentig een sterke toename hebben vertoond.
A081 – Bruine kiekendief Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
001 | Waddenzee | behoud | behoud | 30 | B1 | aanwijzingsbesluit |
002 | Duinen en Lage Land Texel | behoud | behoud | 30 | B1 | aanwijzingsbesluit |
003 | Duinen Vlieland | behoud | behoud | 20 | C | aanwijzingsbesluit |
004 | Duinen Terschelling | behoud | behoud | 45 | B1 | aanwijzingsbesluit |
005 | Duinen Ameland | behoud | behoud | 40 | B1 | aanwijzingsbesluit |
006 | Duinen Schiermonnikoog | behoud | behoud | 25 | B1 | aanwijzingsbesluit |
008 | Lauwersmeer | behoud | behoud | 20 | C | aanwijzingsbesluit |
013 | Alde Feanen | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
014 | Deelen | uitbreiding | verbetering | 5 | C | aanwijzingsbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 19 | C | doel aangepast a |
072 | Ijsselmeer | behoud | behoud | 25 | C | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 40 | B1 | aanwijzingsbesluit |
092 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | behoud | behoud | 15 | C | aanwijzingsbesluit |
109 | Haringvliet | behoud | behoud | 20 | C | aanwijzingsbesluit |
112 | Biesbosch | behoud | behoud | 30 | B1 | aanwijzingsbesluit |
114 | Krammer-Volkerak | behoud | behoud | 13 | C | concept-ontwerp |
115 | Grevelingen | behoud | behoud | 17 | C | aanwijzingsbesluit |
118 | Oosterschelde | behoud | behoud | 19 | C | aanwijzingsbesluit |
122 | Westerschelde & Saeftinghe | behoud | behoud | 20 | C | aanwijzingsbesluit |
Het aantal in de doelstelling van De Wieden is aangepast van ten minste 20 paren naar ten minste 19 paren, conform het gemiddelde van de periode 1999-2003. Bij de definitieve besluiten is een andere afrondingssystematiek gehanteerd53.
De landelijke staat van instandhouding van de bruine kiekendief is voor de aspecten leefgebied en populatie als “gunstig” beoordeeld. De landelijke doelstelling sluit daarop aan: “behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud van ten minste 1.300 paren”. Gezien de belangrijke functie van Nederland als noordwestelijk bolwerk in het broedgebied in Europa is een veilige marge ingebouwd in het voor Nederland na te streven populatieniveau. Het gestelde doel betreft behoud van het huidige niveau. Voor de realisatie van de landelijke doelstelling zal aansluiting nodig zijn van nationaal beleid zoals de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.
De gebiedsdoelstellingen sluiten bij de landelijke doelstelling aan, met uitzondering van de gebieden Alde Feanen (013) en Deelen (014). Vanwege de recente afname van de populatie in gebied Deelen is hier een beperkte herstelopgave geformuleerd, zodat de soort in het gebied behouden kan blijven.
A119 – Porseleinhoen Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
003 | Duinen Vlieland | behoud | behoud | 4 | C | aanwijzingsbesluit |
005 | Duinen Ameland | behoud | behoud | 2 | C | aanwijzingsbesluit |
008 | Lauwersmeer | behoud | behoud | 15 | B2 | aanwijzingsbesluit |
009 | Groote Wielen | behoud | behoud | 4 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
010 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving | behoud | behoud | 1 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
012 | Sneekermeergebied | behoud | behoud | 2 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
013 | Alde Feanen | uitbreiding | verbetering | 15 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
019 | Leekstermeergebied | behoud | behoud | 2 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
020 | Zuidlaardermeergebied | uitbreiding | verbetering | 15 | B2 | aanwijzingsbesluit |
023 | Fochteloërveen | behoud | behoud | 20 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
033 | Bargerveen | behoud | behoud | 15 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
034 | Weerribben | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 19 | B2 | doel aangepast a |
036 | Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht | behoud | behoud | 10 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
038 | Uiterwaarden Ijssel | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
066 | Uiterwaarden Neder-Rijn | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
067 | Gelderse Poort | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | C | ontwerpbesluit |
068 | Uiterwaarden Waal | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | C | ontwerpbesluit |
072 | Ijsselmeer | uitbreiding | verbetering | 18 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
074 | Zwarte Meer | uitbreiding | verbetering | 7 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
075 | Ketelmeer & Vossemeer | uitbreiding | verbetering | 4 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | B2 | aanwijzingsbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | behoud | behoud | 8 | B1 | aanwijzingsbesluit |
105 | Zouweboezem | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
106 | Boezems Kinderdijk | behoud | behoud | 1 | C | aanwijzingsbesluit |
112 | Biesbosch | uitbreiding | verbetering | 9 (↑) | C | ontwerpbesluit |
140 | Groote Peel | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
Het aantal in de doelstelling van De Wieden is aangepast van ten minste 20 paren naar ten minste 19 paren. Het aantal is gebaseerd op het gemiddelde van de periode 1999-2003. In de definitieve besluiten is een andere afrondingssystematiek gehanteerd54.
De landelijke staat van instandhouding van het porseleinhoen is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “zeer ongunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van een populatie van ten minste 400 paren”. De aantallen van het porseleinhoen vertonen jaarlijks grote schommelingen als gevolg van weersomstandigheden zodat een doelstelling op basis van het gemiddelde niet doelmatig is. Er is daarom gekozen voor een populatieniveau in gunstige jaren, de jaren waarin in het late voorjaar sprake is van hoge waterstanden in het leefgebied, dat de belangrijkste voorwaarde is om tot broeden over te gaan. De herstelopgave volgt het Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004 (2000)55. Er zijn voor het porseleinhoen extra inspanningen nodig om de gewenste landelijke minimumpopulatie te bereiken56. Er is een beleidskeuze gemaakt om strategisch te lokaliseren door de opgave voor herstel van plas-dras situaties voor onder andere het porseleinhoen te leggen in het landschap Meren en Moerassen, waaronder het gebied IJsselmeer (072). Daarnaast liggen er potenties in het rivierengebied. Behoud wordt nagestreefd in die gebieden waar de historische potentie niet meer haalbaar is, waar de lokale populatietrend stabiel of toenemend is zodat behoud van het leefgebied voldoende is, of waar onvoldoende trendgegevens beschikbaar zijn om de potenties voor herstel in te schatten. De gebieden Duinen Vlieland (003), Duinen Ameland (005) bieden onvoldoende potentie voor verdere verbetering van het leefgebied en de daarmee samenhangende populatieontwikkeling. In het gebied Boezems Kinderdijk (106) is de lokale populatietrend stabiel. In het gebied Lauwersmeer (008) is de lokale populatietrend toenemend. Van de gebieden Groote Wielen (009), Sneekermeergebied (012) en Leekstermeergebied (019) zijn onvoldoende trendgegevens beschikbaar. Voor Groote Wielen, Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (010), Sneekermeergebied en Leekstermeergebied is ingeschat dat het behoud van het leefgebied voldoende is voor een (kleine) toename van de populatie.
A122 – Kwartelkoning Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
012 | Sneekermeergebied | behoud | behoud | 2 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
019 | Leekstermeergebied | behoud | behoud | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
035 | De Wieden | uitbreiding | verbetering | 13 (↑) | C | doel aangepast a |
036 | Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht | behoud | behoud | 5 | C | aanwijzingsbesluit |
038 | Uiterwaarden Ijssel | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | B2 | ontwerpbesluit |
066 | Uiterwaarden Neder-Rijn | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
067 | Gelderse Poort | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
068 | Uiterwaarden Waal | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
Het aantal in de doelstelling van De Wieden is aangepast van ten minste 20 naar ten minste 13 paren. Dit aantal is gebaseerd op de historische potentie in 13 paren in 1998 en 2000. Aangezien het aantal van 13 broedparen in het gebied voor zover bekend nooit is overschreden, wordt een doelstelling van 20 paren niet realistisch geacht.
De landelijke staat van instandhouding van de kwartelkoning is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “gunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hier gedeeltelijk op aan: “behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud van ten minste 400 paren”. De matig ongunstige staat van instandhouding op het aspect leefgebied wordt vooral veroorzaakt door de ongunstige situatie in landbouwgebieden, waar de soort sterk van het maaibeheer afhankelijk is57.
Ondanks dat de landelijke doelstelling op behoud van de kwaliteit en de omvang van het leefgebied en de populatie is gericht, zijn voor meerdere gebieden herstelopgaven voor het leefgebied en/of de populatie gesteld. Eén van de belangrijkste aanleidingen daarvoor is het verlies van broedgebied in de akkerbouwgebieden van het Oldambt (provincie Groningen). Dit gebied is momenteel één van de belangrijkste broedgebieden van Nederland, maar gelet op het agrarische karakter van het Oldambt zijn de mogelijkheden voor duurzame bescherming van de kwartelkoning hier beperkt58. Om te compenseren voor eventueel verlies van broedgebied wordt in enkele Natura 2000-gebieden ingezet op uitbreiding en/of verbetering van het leefgebied en/of herstel van de populatie. Onder andere in het gebied De Wieden (035) zijn hiervoor voldoende mogelijkheden aanwezig, mede op basis van de historische potentie. In de gebieden Sneekermeergebied (012) en Leekstermeergebied (019) wordt met behoud van het leefgebied een klein herstel van de populatie nagestreefd.
A153 – Watersnip Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
033 | Bargerveen | behoud | behoud | 16 | C | aanwijzingsbesluit |
034 | Weerribben | behoud | behoud | 150 | B2 | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 150 (↑) | B2 | doel aangepast a |
092 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
Het aantal in de doelstelling van De Wieden is aangepast van ten minste 120 broedparen naar ten minste 150 broedparen. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding is uitbreiding van de populatie op een hoger niveau gewenst. Het aantal is gebaseerd op de historische potentie van 150 paren in de periode 2004-2008.
De landelijke staat van instandhouding van de watersnip is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “zeer ongunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit daarop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van de populatie van ten minste 4.000 broedparen”. Het beoogde herstel van de landelijke populatie zal grotendeels moeten worden bereikt door maatregelen in gebieden buiten het Natura 2000-netwerk. Met de voorziene maatregelen in het kader van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier zal het rivierengebied een substantiële bijdrage kunnen gaan leveren voor onder andere de watersnip59. De instandhoudingsdoelstelling van het gebied Weerribben (034) wijkt af van de landelijke doelstelling. Dit gebied heeft een behoudopgave omdat op basis van de onduidelijke lokale trend geen deugdelijke uitspraak mogelijk is over de noodzaak van een herstelopgave.
A156 – Grutto Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 50.000 paren | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
1 | Waddenzee | uitbreiding | verbetering | 140 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
5 | Duinen Ameland | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
8 | Lauwersmeer | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
9 | Groote Wielen | uitbreiding | verbetering | 80 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving | uitbreiding | verbetering | 45 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
12 | Sneekermeergebied | uitbreiding | verbetering | 190 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
13 | Alde Feanen | uitbreiding | verbetering | 80 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
15 | Van Oordt’s Mersken | uitbreiding | verbetering | 90 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
20 | Zuidlaardermeergebied | uitbreiding | verbetering | 65 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
35 | De Wieden | uitbreiding | verbetering | 360 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
38 | Rijntakken | uitbreiding | verbetering | 110 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
56 | Arkemheen | uitbreiding | verbetering | 560 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
72 | IJsselmeer | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
89 | Eilandspolder | uitbreiding | verbetering | 220 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | uitbreiding | verbetering | 480 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | uitbreiding | verbetering | 440 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
93 | Polder Zeevang | uitbreiding | verbetering | 750 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
102 | De Wilck | behoud | verbetering | 80 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | uitbreiding | verbetering | 35 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein | uitbreiding | verbetering | 110 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
107 | Donkse Laagten | behoud | verbetering | 110 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
109 | Haringvliet | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
110 | Oudeland van Strijen | uitbreiding | verbetering | 130 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
118 | Oosterschelde | behoud | behoud | 35 | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
121 | Yerseke en Kapelse Moer | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de grutto als broedvogel is beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. Gestreefd wordt naar herstel van een populatieniveau van ten minste 50.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling met uitzondering van de gebieden Donkse Laagten en Oosterschelde. In deze gebieden is behoud van de huidige oppervlakte leefgebied het hoogst haalbare. In Oosterschelde is ook verbetering van de kwaliteit van het leefgebied niet mogelijk en is behoud van de populatie het hoogst haalbare.
A197 – Zwarte stern Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
013 | Alde Feanen | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
014 | Deelen | uitbreiding | verbetering | 50 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
034 | Weerribben | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | C | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 200 (↑) | B2 | conform ontwerp |
036 | Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
038 | Uiterwaarden Ijssel | behoud | behoud | 50 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
067 | Gelderse Poort | uitbreiding | verbetering | 150 (↑) | B2 | ontwerpbesluit |
068 | Uiterwaarden Waal | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | C | ontwerpbesluit |
094 | Naardermeer | uitbreiding | verbetering | 35 | B1 | aanwijzingsbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | uitbreiding | verbetering | 110 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | uitbreiding | verbetering | 100 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
105 | Zouweboezem | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
106 | Boezems Kinderdijk | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de zwarte stern is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “zeer ongunstig” en “matig ongunstig”. Landelijk is een herstelopgave geformuleerd: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van een populatie van ten minste 2.000 paren”. Het merendeel van de gebiedsdoelstellingen sluit hierop aan. Uitzonderingen zijn: De Wieden (035) en Uiterwaarden IJssel (038). De populatie in het gebied Uiterwaarden IJssel is recent toegenomen. De omvang en kwaliteit van het leefgebied zijn klaarblijkelijk op orde. Verdere uitbreiding van de omvang en verbetering van de kwaliteit van het leefgebied zijn daarom niet nodig.
A229 – IJsvogel Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 10 | C | doel toegevoegd |
038 | Uiterwaarden Ijssel | behoud | behoud | 10 | C | ontwerpbesluit |
057 | Veluwe | behoud | behoud | 30 | B1 | ontwerpbesluit |
066 | Uiterwaarden Neder-Rijn | behoud | behoud | 5 | C | ontwerpbesluit |
067 | Gelderse Poort | behoud | behoud | 10 | B1 | ontwerpbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | behoud | behoud | 10 | C | aanwijzingsbesluit |
112 | Biesbosch | behoud | behoud | 20 | B1 | aanwijzingsbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de ijsvogel is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie van ten minste 200 paren (binnen een termijn van 5 jaren na strenge winters)” 60. Alle gebiedsdoelstellingen sluiten aan op de landelijke doelstelling.
A275 – Paapje Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
004 | Duinen Terschelling | uitbreiding | verbetering | 25 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
006 | Duinen Schiermonnikoog | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
008 | Lauwersmeer | behoud | behoud | 11 | B1 | aanwijzingsbesluit |
015 | Van Oordt’s Mersken | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
023 | Fochteloërveen | behoud | behoud | 60 | B2 | aanwijzingsbesluit |
027 | Drents-Friese Wold & Leggelderveld | behoud | behoud | 18 | B1 | aanwijzingsbesluit |
030 | Dwingelderveld | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
033 | Bargerveen | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
035 | De Wieden | uitbreiding | verbetering | 6(↑) | C | doel aangepast a |
Het aantal in de doelstelling van De Wieden is aangepast van ten minste 5 naar ten minste 6 paren. Gezien de draagkracht in de periode 1996-1998 (gemiddeld 6 broedparen) kan het gebied een grotere bijdrage leveren aan de landelijke doelstelling.
De landelijke staat van instandhouding van het paapje is op de aspecten leefgebied en populatie beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van een populatie van ten minste 700 paren”61. Het beoogde herstel van de landelijke populatie zal voor een deel moeten worden bereikt door maatregelen buiten de Natura 2000-gebieden en in Natura 2000-gebieden die minder dan 1% van de landelijke broedpopulatie herbergen waar derhalve geen instandhoudingsdoelstelling is geformuleerd. In enkele gebieden is een behoudopgave geformuleerd. Behoud wordt nagestreefd in die gebieden waar de historische potentie niet meer haalbaar is, waar de lokale populatietrend stabiel of toenemend is zodat behoud van het leefgebied voldoende is, of waar onvoldoende trendgegevens beschikbaar zijn om de potenties voor herstel in te schatten.
In het gebied Lauwersmeer (008) is de lokale trend stabiel, zodat behoud van het leefgebied en de populatie voldoende is. De historische potentie is gelijk aan de actuele toestand gedurende de periode 1999-2003.
In gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld (027) is de populatie recent toegenomen en is om die reden een behoudopgave gesteld.
A292 – Snor Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
008 | Lauwersmeer | behoud | behoud | 25 | C | aanwijzingsbesluit |
013 | Alde Feanen | behoud | behoud | 40 | B1 | aanwijzingsbesluit |
034 | Weerribben | uitbreiding | verbetering | 100 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 300 (↑) | B1 | doel aangepast a |
072 | Ijsselmeer | behoud | behoud | 40 | B1 | aanwijzingsbesluit |
074 | Zwarte Meer | uitbreiding | verbetering | 50 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 680 | A2 | aanwijzingsbesluit |
092 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | uitbreiding | verbetering | 50 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
094 | Naardermeer | behoud | behoud | 30 | C | aanwijzingsbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | behoud | behoud | 150 | B2 | aanwijzingsbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | uitbreiding | verbetering | 50 (↑) | C | ontwerpbesluit |
105 | Zouweboezem | behoud | behoud | 20 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
106 | Boezems Kinderdijk | behoud | behoud | 9 | C | aanwijzingsbesluit |
112 | Biesbosch | behoud | behoud | 130 | B2 | aanwijzingsbesluit |
Het aantal in de doelstelling van De Wieden is aangepast van 100 naar 300 paren, omdat het gebied gezien de recente tellingen een grotere draagkracht heeft dan eerder op basis van een schatting van de periode 1999-2003 werd aangenomen. Daarmee kan het gebied een grotere bijdrage leveren aan de landelijke doelstelling voor deze soort. Het aantal is gebaseerd op de periode 2004-2009. Gezien de stabiele lokale trend is gekozen voor behoud van het leefgebied.
De landelijke staat van instandhouding van de snor is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “matig ongunstig”62 en “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit daarop aan: “uitbreiding en verbetering van het leefgebied voor licht herstel van de populatie”63. Herstel wordt nagestreefd in die gebieden waar de lokale trend negatief is en de historische potentie realistisch wordt geacht.
Behoud wordt nagestreefd in die gebieden waar de lokale populatietrend stabiel is of toenemend zodat behoud van het leefgebied voldoende is, of waar onvoldoende trendgegevens beschikbaar zijn om de potenties voor herstel in te schatten. Van de gebieden Lauwersmeer (008), Alde Feanen (013), Boezems Kinderdijk (106) en Biesbosch (112) is de populatieomvang de laatste 10 jaar of langer met fluctuaties stabiel geweest zodat behoud van het leefgebied voldoende is. In deze gebieden ligt de historische potentie dicht bij de actuele toestand. Er is onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat herstel in deze gebieden nodig of reëel is. In de gebieden Oostvaardersplassen (078), Naardermeer (094), Oostelijke Vechtplassen (095) en Nieuwkoopse Plassen & De Haeck (103) is de populatietrend toenemend zodat behoud van het leefgebied voldoende is. Van de gebieden IJsselmeer (078) en Zouweboezem zijn er onvoldoende trendgegevens beschikbaar om de potenties voor herstel in te schatten. Daarnaast zijn er in het gebied IJsselmeer maar beperkt mogelijkheden om rietvegetaties uit te breiden of in kwaliteit te verbeteren.
A295 – Rietzanger Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
004 | Duinen Terschelling | behoud | behoud | 120 | C | aanwijzingsbesluit |
005 | Duinen Ameland | behoud | behoud | 230 | C | aanwijzingsbesluit |
008 | Lauwersmeer | behoud | behoud | 1.900 | B2 | aanwijzingsbesluit |
009 | Groote Wielen | behoud | behoud | 220 | C | aanwijzingsbesluit |
012 | Sneekermeergebied | behoud | behoud | 370 | C | aanwijzingsbesluit |
013 | Alde Feanen | behoud | behoud | 800 | B1 | aanwijzingsbesluit |
014 | Deelen | behoud | behoud | 200 | C | aanwijzingsbesluit |
019 | Leekstermeergebied | behoud | behoud | 70 | C | aanwijzingsbesluit |
020 | Zuidlaardermeergebied | behoud | behoud | 200 | C | aanwijzingsbesluit |
034 | Weerribben | behoud | behoud | 900 | B1 | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 2.000 | A1 | doel aangepast a |
072 | Ijsselmeer | behoud | behoud | 990 | B1 | aanwijzingsbesluit |
074 | Zwarte Meer | behoud | behoud | 270 | C | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 790 | B1 | aanwijzingsbesluit |
089 | Eilandspolder | behoud | behoud | 230 | C | aanwijzingsbesluit |
090 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | behoud | behoud | 480 | B1 | ontwerpbesluit |
092 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | behoud | behoud | 800 | B1 | aanwijzingsbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | behoud | behoud | 880 | B1 | aanwijzingsbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | behoud | behoud | 340 | C | ontwerpbesluit |
109 | Haringvliet | behoud | behoud | 420 | C | aanwijzingsbesluit |
112 | Biesbosch | behoud | behoud | 260 | C | aanwijzingsbesluit |
Het populatieaantal van De Wieden is aangepast van 3.000 naar 2.000 paren. Dit aantal is gebaseerd op de aantallen broedparen uit de periode 2004-2008. Voor de periode 1999-2003 waren geen betrouwbare gegevens beschikbaar. Volgens de systematiek kan in dergelijke gevallen worden uitgeweken naar een aansluitende periode waarover betere gegevens beschikbaar zijn.
De landelijke staat van instandhouding van de rietzanger is op de aspecten leefgebied en populatie beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit daarbij aan: “behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie van ten minste 20.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling.
A298 – Grote karekiet Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
034 | Weerribben | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | C | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | B1 | conform ontwerp |
036 | Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht | uitbreiding | verbetering | 2 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
067 | Gelderse Poort | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
074 | Zwarte Meer | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | B2 | aanwijzingsbesluit |
075 | Ketelmeer & Vossemeer | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | B2 | aanwijzingsbesluit |
076 | Veluwerandmeren | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | B2 | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 3 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
094 | Naardermeer | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | behoud | behoud | 50 | A1 | aanwijzingsbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | ontwerpbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de grote karekiet is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van een populatie van ten minste 500 paren”. In het gebied Oostvaardersplassen (078) wordt van de landelijke doelstelling afgeweken. In de Oostvaardersplassen wordt met behoud van het leefgebied een kleine uitbreiding van de populatie verwacht.
Met dit ontwerp-wijzigingsbesluit wordt het Natura 2000-gebied De Wieden aangewezen voor de grutto als broedvogel. Het toevoegen dan wel wijzigen van instandhoudingsdoelstellingen voor de grutto wordt toegepast bij 25 gebieden die reeds eerder zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Aanleiding voor de wijzigingen is de noodzaak om nu ook de grutto als broedvogel te beschermen in deze gebieden, nadat de grutto eerder in de meeste van deze gebieden als doortrekker (niet-broedvogel) al was beschermd. Op deze noodzaak is Nederland gewezen door de Europese Commissie in een zogenoemde inbreukprocedure. Het toevoegen van instandhoudingsdoelstellingen voor broedende grutto’s is onderdeel van een ambitieus maatregelenpakket, dat van toepassing is binnen en vooral buiten Vogelrichtlijngebieden, om tot het noodzakelijke herstel van de populatie te komen.
Criteria voor gebiedsselectie en instandhoudingsdoelstellingen
De 25 gebieden voldoen aan het criterium dat in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)1 wordt genoemd voor het aanwijzen van vogelsoorten in Vogelrichtlijngebieden, namelijk dat ten minste 0,1% van de internationale (biogeografische) populatie van de grutto als broedvogel in het gebied voorkomt. Het betreft in het geval van de grutto de populatie van de ondersoort limosa (de ondersoort islandica komt in Nederland alleen als doortrekker voor en kan dan wel onderdeel vormen van de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel). Of een gebied voldoet aan het genoemde criterium, is bepaald op basis van de door Sovon verzamelde gegevens over de jaren 2016-2021. Concreet betekent dit dat de grutto als broedvogel beschermd wordt indien er in die jaren gemiddeld ten minste 26 broedparen voorkwamen. Het gaat om de volgende 25 Natura 2000-gebieden:
N2k-nr | Natura 2000-gebied |
1 | Waddenzee |
5 | Duinen Ameland |
8 | Lauwersmeer |
9 | Groote Wielen |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving |
12 | Sneekermeergebied |
13 | Alde Feanen |
15 | Van Oordt’s Mersken |
20 | Zuidlaardermeergebied |
35 | De Wieden |
38 | Rijntakken |
56 | Arkemheen |
72 | IJsselmeer |
89 | Eilandspolder |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske |
93 | Polder Zeevang |
102 | De Wilck |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein |
107 | Donkse Laagten |
109 | Haringvliet |
110 | Oudeland van Strijen |
118 | Oosterschelde |
121 | Yerseke en Kapelse Moer |
Onderbouwing voor wijzigingen voor alleen de grutto
De wijzigingsbesluiten beperken zich tot wijzigingen ten aanzien van alleen de grutto. Het betreft wijzigingen die het karakter hebben van een actualisering. Reden om alleen te actualiseren voor de grutto is dat niet gewacht kan worden tot een algehele actualisering van alle vogeldoelen plaatsvindt, omdat dat een tijdrovend proces is. De voortdurende afname van de gruttopopulatie noopt tot het met voorrang beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden. Dat is te meer van belang omdat de grutto vooral in Nederland broedt. Dit kan relatief snel gebeuren, omdat alleen bepaald hoeft te worden of de grutto voldoet aan de criteria voor aanwijzing in die gebieden (zie boven), zonder dat de hele procedure voor selectie van gebieden hoeft te worden doorlopen. Bij zo’n volledige actualiserings- en selectieprocedure zou dan ook voor andere aanwezige vogelsoorten bepaald moeten worden of ze zouden moeten worden aangewezen. Deze snelheid is tevens nodig vanwege de inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart vanwege onvoldoende bescherming van de grutto. Het beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden is een essentieel onderdeel in het voldoen aan wat in de ogen van de Europese Commissie noodzakelijk is voor het beschermen van deze soort,
Landelijk doel
Met de publicatie van de bovengenoemde besluiten wordt ook het landelijk doel voor de grutto als broedvogel voor het eerst gepubliceerd. Het landelijk doel in dit ontwerpbesluit is opgesteld via dezelfde werkwijze als voor de vernieuwde landelijk doelen, die op het moment van publiceren van dit ontwerpbesluit ter inzage liggen. Het voorgestelde landelijk doel is gebaseerd op de ecologische gunstige referentie en de groeipotentie van de soort tot aan 2050. Inspraak op dit landelijk doel is met het publiceren van dit ontwerpbesluit mogelijk. Het landelijk doel voor de grutto als broedvogel is nog niet formeel vastgesteld. Vaststelling van het landelijk doel vindt tegelijkertijd plaats met de vaststelling van de eerste wijzigingsbesluiten en staat dus ook open voor zienswijzen binnen deze procedure.
Het landelijk doel voor de grutto als broedvogel is mede bepalend voor het ambitieniveau van de instandhoudingsdoelstellingen in de wijzigingsbesluiten. De gebiedsdoelen moeten namelijk, zoveel als mogelijk is, bijdragen aan het behalen van dat landelijk doel. Dat geldt echter in nog sterkere mate voor het deel van de landelijke populatie dat buiten deze gebieden voorkomt: momenteel komt namelijk circa 90% van de landelijke broedpopulatie buiten de Vogelrichtlijngebieden voor. Om het landelijk doel te bereiken, is het dus noodzakelijk dat verreweg de grootste bijdrage aan de toename plaats zal vinden in de rest van Nederland. Daartoe is het noodzakelijk dat het hiervoor genoemde ambitieuze maatregelenpakket wordt uitgevoerd.
Dit betreft een geconsolideerde versie van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979, inclusief wijzigingen die sindsdien op de richtlijn van toepassing zijn. Met uitzondering van de bijlagen en verwijzingen is de tekst van de richtlijn inhoudelijk niet gewijzigd. Terug naar link van noot.
Beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2004 tot vaststelling, op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio (2004/813/EG). PB EU 2004, L 387/1. Laatstelijk vervangen door Uitvoeringsbesluit van de Commissie 2013/26/EU van 16 november 2012 tot vaststelling van een zesde bijgewerkte lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio (PbEU 2013, L 24/ 379). Terug naar link van noot.
Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.
Ministerie van LNV (2008): Natura 2000 profielendocument. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.
De begrenzingsmethodiek is verder uitgewerkt in het Gebiedendocument (2004). Terug naar link van noot.
Hof van Justitie EG, 7 november 2000, First Corporate Shipping, zaak C-371/98, punten 16 en 25. Terug naar link van noot.
De wijze van begrenzing van Vogelrichtlijngebieden is toegelicht in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.
Conform artikel 15 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Stb. 2004, 31) is dit besluit, wat betreft de kadastrale percelen die geheel of gedeeltelijk binnen het aangewezen gebied zijn gelegen, in de kadastrale registratie als beperking ingeschreven. Terug naar link van noot.
Bij niet-broedvogels wordt daarbij (voor zover bekend) onderscheid gemaakt tussen het leefgebied voor een foeragerende populatie en voor een slapende populatie, omdat de aantallen van die populaties verschillend zijn en omdat het leefgebied voor foerageren en slapen verschillend kan zijn. Terug naar link van noot.
Voor het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen en actuele aantallen voor vogels is de volgende afrondingssystematiek gebruikt: 1-20 = niet afronden, 21-100 = afronden op vijftallen, 100-1.000 = afronden op tientallen, >1.000 = afronden op honderdtallen. Terug naar link van noot.
Uit jurisprudentie blijkt dat hierover misverstanden zijn gerezen. Aanleiding hiervoor was kennelijk de toelichting op pagina 63 van het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV, 2006), over de betekenis van de aantallen die voor vogels worden genoemd. Die toelichting wekte kennelijk (ten onrechte) de indruk dat de populatieomvang niet tot de instandhoudingsdoelstelling behoort. Terug naar link van noot.
Het Natura 2000-landschap van het gebied waarop dit besluit betrekking heeft staat vermeld in paragraaf 3.2 van deze nota van toelichting. Terug naar link van noot.
SOVON (2000): Belangrijke vogelgebieden in Nederland 1993-97. SOVON-informatierapport 2000/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek- Ubbergen. Terug naar link van noot.
Ministerie van LNV (2000): Nota van Antwoord Vogelrichtlijn, bijlage 1, selectiecriteria en methode van begrenzing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag. Terug naar link van noot.
SOVON & CBS (2005): Trends van vogelaantallen in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVON-informatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.
Deze soort is eerder aangeduid als “rietgans”. Terug naar link van noot.
Het gebied Markermeer & IJmeer ontbreekt in SOVON & CBS (2005) voor de aalscholver omdat aan dit gebied nu (na de publicatie van de gegevens in 2005) een instandhoudingsdoelstelling is toegevoegd. Terug naar link van noot.
Eerden, M. van en Rijn, S. van (2008): Handen af van de aalscholver, de aalscholver als indicator van natuur-, water- en visserijbeheer. Vakblad Natuur Bos en Landschap, p. 23-26. Terug naar link van noot.
Boer, T. den (2000): Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004. Rapport Directie Natuurbeheer nr. 47. Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Terug naar link van noot.
Natura 2000 doelendocument (2006): Tekstkader 4.5.1. Landelijke doelen broedvogels. Terug naar link van noot.
Natura 2000 doelendocument (2006): Tekstkader 4.5.1. Landelijke doelen broedvogels. Terug naar link van noot.
Voor het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen voor vogels is de volgende afrondingssystematiek gebruikt: 1-20 = niet afronden, 21-100
= afronden op vijftallen, 100-1.000 = afronden op tientallen, >1.000 = afronden op honderdtallen. Terug naar link van noot.
Voor het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen voor vogels is de volgende afrondingssystematiek gebruikt: 1-20 = niet afronden, 21-100
= afronden op vijftallen, 100-1.000 = afronden op tientallen, >1.000 = afronden op honderdtallen. Terug naar link van noot.
Boer, T. den (2000): Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004. Rapport Directie Natuurbeheer nr.47. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Terug naar link van noot.
Natura 2000 doelendocument (2006): Tekstkader 4.5.1 Landelijke doelen broedvogels (“gemaakte keuze”). Terug naar link van noot.
Zie ook Natura 2000 profielendocument (2008): Kwartelkoning (A122). Terug naar link van noot.
Zie ook Natura 2000 profielendocument (2008): Kwartelkoning (A122). Terug naar link van noot.
Natura 2000 doelendocument (2006), p. 140. Terug naar link van noot.
Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag, pagina 197. Terug naar link van noot.
Landelijk doel gewijzigd: Aanwijzingsbesluiten Natura 2000-gebieden Duinen Terschelling en Duinen Schiermonnikoog (Stcrt. 2009, 38). Terug naar link van noot.
Aanwijzingsbesluiten Natura 2000-gebieden IJsselmeer (072), Zwarte Meer (074) en Oostvaardersplassen (078) (Stcrt. 2010, 2212). Terug naar link van noot.
Aanwijzingsbesluiten Natura 2000-gebieden IJsselmeer (072), Zwarte Meer (074) en Oostvaardersplassen (078) (Stcrt. 2010, 2212) Terug naar link van noot.
https://www.natura2000.nl/sites/default/files/Bibliotheek/Aanwijzing%20Vogelrichtlijngebieden/Nota%20van%20Antwoord%20Vogelrichtlijn%20%282000%29%20Bijlage%201%20Selectie%20en%20begrenzing.pdf Terug naar link van noot.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-22408.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.