Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 22099 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2025, 22099 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);
Gelet op artikelen 2.44, eerste lid, en 16.25a, eerste lid, van de Omgevingswet;
Besluit:
Het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 december 2010, nr. PDN 2010-020 (Stcrt. 2011, 4458), houdende aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Zuidlaardermeergebied en het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied, waarvan een nieuwe tekst op 21 februari 2025 is vastgesteld (Stcrt. 2025, 7369), wordt gewijzigd zoals weergegeven in de bijlage “Bijlage bij artikel I van de wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied”.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Jean Rummenie
Plaats: ’s-Gravenhage
Datum: 18 juni 2025
Dit ontwerpbesluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. De exacte periode en locatie worden vermeld in de bekendmaking die wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in de advertentie die wordt gepubliceerd in gedrukte media en op internet. Het ontwerp-wijzigingsbesluit wordt in zijn geheel gepubliceerd in de Staatscourant en is daarna ook te raadplegen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet via de website www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.
Eenieder kan binnen zes weken tijdens de terinzagelegging van dit ontwerpbesluit een zienswijze naar voren brengen bij het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur per mail en schriftelijk, zoals aangegeven in de bekendmaking.
Degenen die een zienswijze binnen de gestelde termijn naar voren hebben gebracht, kunnen gedurende zes weken ná de bekendmaking beroep instellen tegen het definitieve besluit. Degenen die geen zienswijzen naar voren hebben gebracht, kunnen ten aanzien van alle punten van het besluit beroep instellen als ze belanghebbende zijn; als ze geen belanghebbende zijn, kunnen ze alleen beroep instellen ten aanzien van punten die inhoudelijk verschillen van het ontwerpbesluit
Meer informatie over Natura 2000 en gerelateerde onderwerpen vindt u op de website https://www.rijksoverheid.nl/natura2000. Voor vragen over Natura 2000 kunt u op werkdagen van 8.30 uur tot 16.30 uur contact opnemen met het klantcontactcentrum van RVO, telefoon 088 - 042 42 42 (lokaal tarief).
A
Artikel 1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Als speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU L 20)1 wordt aangewezen, overeenkomstig de in de bijlage Gebiedsbegrenzingen bij dit besluit aangegeven geometrische begrenzing, het gebied Zuidlaardermeergebied.
De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 2009/147/EG:
De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende trekkende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG:
B
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het gebied Zuidlaardermeergebied is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (hierna Vogelrichtlijn). Deze speciale beschermingszone vormt het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied. Het besluit bevat de begrenzing en de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied.
Artikel 1 van het besluit regelt de aanwijzing van het gebied onder de Vogelrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen. De toelichting op de criteria die in 2000 voor de aanwijzing van het vogelrichtlijngebied zijn gebruikt, zijn in een appendix aan deze nota gehecht.
Artikel 2 van het besluit introduceert de nota van toelichting en benadrukt dat het besluit niet te lezen is zonder de nota van toelichting. Daarnaast wordt in dit deel van het besluit het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied gevormd uit het Vogelrichtlijngebied.
Artikel 3 van het besluit regelt de uitgezonderde delen van het in artikel 1 aangewezen gebied.
Artikel 4 van het besluit bepaalt dat er voor het gebied instandhoudingsdoelstellingen verwezenlijkt dienen te worden. De doelstelling van artikel 4 heeft betrekking op de in artikel 1 opgesomde vogelsoorten. De vogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanwijzing van de Vogelrichtlijngebieden in 2000.
In hoofdstuk 2 van deze nota van toelichting wordt de aanwijzing onder de Vogelrichtlijn kort toegelicht.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een gebiedsbeschrijving gegeven en wordt ingegaan op eventuele grenswijzigingen die zijn doorgevoerd nadat het gebied als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Tevens wordt in hoofdstuk 3 de bij dit besluit behorende begrenzing toegelicht.
In hoofdstuk 4 wordt een opsomming gegeven van soorten waaraan het gebied zijn betekenis ontleent.
In hoofdstuk 5 worden de algemene instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd en worden de specifieke instandhoudingsdoelstellingen, genoemd in artikel 4, nader toegelicht. Er wordt aangegeven in welke richting de instandhoudingsdoelstelling zich zal moeten ontwikkelen. Daarvoor worden de termen “behoud”, “uitbreiding” en “verbetering” gebruikt. Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied ten behoeve van “behoud” of “uitbreiding” van de populatie.
Bij de nota van toelichting is een bijlage A gevoegd met illustraties van grenswijzigingen indien van toepassing; die illustraties laten zien welke terreindelen na de eerste aanwijzing zijn vervallen of zijn toegevoegd als onderdeel van de speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn. Anders dan de andere bijlage bij de toelichting maakt bijlage A geen integraal onderdeel uit van dit besluit, aangezien er sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet enkel nog rechten worden verleend aan de geometrische begrenzing. Bijlage B omvat een nadere onderbouwing van de wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen en van de toewijzing van en wijzigingen in de instandhoudingsdoelstellingen.
Er is een appendix toegevoegd aan dit besluit waarin een toelichting wordt gegeven op de selectie- en begrenzingscriteria die bij de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Zuidlaardermeergebied gebruikt zijn. Deze paragrafen komen uit de nota van toelichting van het Vogelrichtlijnbesluit.
C
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Artikel 1 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Zuidlaardermeergebied als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn (verder aangeduid als “Vogelrichtlijngebied”). Het gebied is op 24 maart 2000 (N/2000/324) aangewezen. Bij de Europese Commissie is dit gebied bekend onder nummer NL0902041.
Dit Vogelrichtlijngebied wordt voortaansinds het Natura 2000-aanwijzingsbesluit van 27 december 2010 aangeduid als Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied (landelijk gebiedsnummer 020).
Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen en leefgebieden van Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijnsoorten in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen. De instandhoudingsdoelstellingen (artikel 4 en hoofdstuk 5) en de begrenzing zijn in algemene zin nader toegelicht in het Natura 2000 doelendocument (2006)2. Dit document geeft het beleidskader van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen weer en de daarbij gehanteerde systematiek. Beschrijvingen van habitattypen en (vogel)soorten waarvoor doelen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in het Natura 2000 profielendocument (2008)3.
Het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied ligt in de provincies Groningen en Drenthe en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Groningen, Haren, HoogezandMidden-SappemeerGroningen en Tynaarlo.
D
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Zuidlaardermeergebied behoort tot het Natura 2000-landschap “Meren en Moerassen”.
De grenzen van Vogelrichtlijngebieden worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I-soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten, voor zover het gaat om de soorten die in het besluit van 2009 waren aangewezen (en dus niet om de grutto waarvoor het gebied in 2025 is aangewezen).
Het Zuidlaardermeergebied is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van open water, moerassen en graslanden die als geheel het leefgebied vormen van een aantal in artikel 4 van de richtlijn bedoelde vogelsoorten. Het is een watergebied dat het leefgebied vormt van soorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (art. 4.1), en tevens fungeert als broed-, foerageer-, overwinterings- en rustgebied in de trekzone van andere trekvogelsoorten (art. 4.2). De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat een in landschappelijk opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan en/of voortplanten van bedoelde vogelsoorten4.
E
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het gebied is aangewezen voor de volgende soorten opgenomen in bijlage I van de Vogelrichtlijn:
A021 | Roerdomp (Botaurus stellaris) |
A037 | Kleine zwaan (Cygnus bewickii (Cygnus columbianus bewickii)) |
A119 | Porseleinhoen (Porzana porzana) |
Verder is het gebied aangewezen voor de volgende andere geregeld voorkomende trekvogels waarvoor het gebied van betekenis is als broed-, rui- en/of overwinteringsgebied en rustplaatsen in hun trekzones (artikel 4.2):
A039 | Toendrarietgans (Anser fabalis ssp. rossicus) |
A041 | Kolgans (Anser albifrons) |
A050 | Smient (Anas penelope) |
A056 | Slobeend (Anas clypeata) |
A156 | Grutto (Limosa limosa) |
A295 | Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus) |
Wijzigingen ten opzichte van de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2000) en/of het ontwerpbesluit (2007) zijn verklaard in bijlage B.1 van deze nota van toelichting.
F
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als Habitatrichtlijngebied “tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat […] of van een soort […] alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging”.
Deze bepaling is in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) nader uitgewerkt. Op grond van dit artikel bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura 2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Voor zover van toepassing is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of (vogel)soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en (vogel)soorten. Bij broedvogelsoorten met een regionale doelstelling is in de toelichting aangegeven wat in een bepaalde periode de minimale en maximale bijdrage van het betreffende gebied aan het regionale doelniveau is geweest.
Niet alle instandhoudingsdoelstellingen zijn in dit aanwijzingsbesluit gekwantificeerd (daarvoor moet een habitatkaart of beheerplan worden geraadpleegd). In die gevallen is het voor het bepalen van wat in de instandhoudingsdoelstellingen onder “behoud' dan wel “uitbreiding” of “verbetering” moet worden verstaan belangrijk te weten wat de referentiesituatie (of “nulsituatie”) is waarmee deze termen moeten worden vergeleken. Dat is eveneens van belang voor het handhaven van het verslechteringsverbod. De situatie ten tijde van het publiceren van een aanwijzingsbesluit is bepalend voor wat onder “behoud” moet worden verstaan en vanaf welk niveau “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. De instandhoudingsdoelstellingen die niet geconcretiseerd zijn moeten dus zó begrepen worden, dat het behoudsniveau van de soorten betrekking heeft op omvang en kwaliteit leefgebied en omvang populatie, zoals aanwezig op de datum van aanwijzen. Dit is tevens het niveau van waaraf “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. Voor specifiek de grutto geldt 2025 als referentiedatum, aangezien in dat jaar voor de soort nieuwe instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen.
Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied.6 De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort, waarvan het populatiedoel niet is geconcretiseerd met een getal, is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied voor “behoud” of “uitbreiding” van de populatie. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een vogelrichtlijnsoort waarbij het populatiedoel is geconcretiseerd met een getal is het doel in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied met een draagkracht voor een geconcretiseerde populatieomvang.7 In deze formulering wordt er met de woorden “voor” of “met een draagkracht voor” een koppeling aangebracht tussen de doelcomponent leefgebied en de doelcomponent populatie. Dat heeft zijn oorzaak in het feit dat maatregelen in de regel aangrijpen op het leefgebied van de soort en niet op de soort zelf (het directe effect op het leefgebied werkt via het leefgebied indirect door op de soort). Dat laat echter onverlet dat ook de populatieomvang tot de instandhoudingsdoelstelling behoort en niet slechts van ondergeschikt of indicatief belang is.8
Voor zover van toepassing is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of (vogel)soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en (vogel)soorten. Bij broedvogelsoorten met een regionale doelstelling is in de toelichting aangegeven wat in een bepaalde periode de minimale en maximale bijdrage van het betreffende gebied aan het regionale doelniveau is geweest.
In bijlage B.2 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per Natura 2000-waarde.
Voor de Natura 2000-gebieden zullen in beheerplannen instandhoudingsmaatregelen worden uitgewerkt die beantwoorden aan de gebiedsspecifieke ecologische vereisten van de betrokken natuurlijke habitats en (vogel)soorten.
Als verdere invulling van het stellen van prioriteiten zijn voor de acht onderscheiden Natura 2000- landschappen kernopgaven geformuleerd op grond van de daar voorkomende habitattypen en soorten, de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap, de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden. Per landschap omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven stellen prioriteiten (“richting geven”) en geven overeenkomsten en verschillen tussen en binnen de gebieden aan. Zij hebben in het bijzonder betrekking op habitattypen en (vogel)soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is. De kernopgaven worden per Natura 2000-landschap behandeld en opgesomd in hoofdstuk 5 van het Natura 2000 doelendocument (2006).
G
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
A021 | Roerdomp |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 5 paren (territoria). |
Toelichting | De roerdomp is van oudsher broedvogel met enkele territoria tot een maximum van 5. Het aantal territoria fluctueert sterk met na strenge winters slechts 1 territorium. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding is behoud van de populatie op een relatief hoog niveau gewenst. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Drents-Groningse grensgebied ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie. |
A119 | Porseleinhoen |
Doel | Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 15 paren. |
Toelichting | Het porseleinhoen is een onregelmatige broedvogel in sterk fluctuerende aantallen; in vele jaren 0-2 paar met in het goede jaar 1997 15 paren. Het Zuidlaardermeergebied levert in goede jaren de grootste bijdrage in deze regio. Het gewenste aantal paren heeft betrekking op gunstige jaren. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Drents-Groningse grensgebied ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie. |
A156 | Grutto |
Doel | Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van tenminste 65 broedparen. |
Toelichting | De grutto broedt al geruime tijd in dit gebied. De populatie is sterk in aantal afgenomen tot 30 broedparen. De kern van de gruttopopulatie bevindt zich in de Onnerpolder (zowel binnen als buiten de begrenzing van het gebied). Vanwege de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie en de negatieve lokale trend is uitbreiding van de populatie (t.o.v. 2025) noodzakelijk. Gezien het landelijke doel, is het noodzakelijk om de potentie van het gebied optimaal te benutten. Een populatie van 65 broedparen in 2050 wordt als haalbaar ingeschat en kan in 2050 worden gehaald indien er, naast voortplanting door de lokale populatie, ook enige aanvulling van buiten het gebied komt. Deze populatieomvang is kleiner dan de omvang die in het verleden is voorgekomen. Het gebied levert voldoende draagkracht voor een zelfstandige sleutelpopulatie. |
A295 | Rietzanger |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 200 paren. |
Toelichting | Het Zuidlaardermeergebied herbergt de grootste sleutelpopulatie van de rietzangers van het Drents-Groningse grensgebied. In de periode 1993-1997 werden jaarlijks circa 200 paren geteld. Ook voor de periode 1999-2003 werd het gemiddeld aantal paren op 200 geschat. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding van het onderdeel populatie, is behoud voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie. |
H
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
A037 | Kleine zwaan |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 4 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Het gebied heeft voor de kleine zwaan met name een functie als foerageergebied. Het aantalverloop laat een fluctuerend patroon zien. Vanwege de vermoedelijk natuurlijke oorzaken van de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is er geen herstelopgave van toepassing. |
A039 | Toendrarietgans |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 210 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Aantallen toendrarietganzen zijn van nationale en internationale betekenis. Het gebied heeft voor de soort met name een functie als slaapplaats. Vanaf de tweede helft van de jaren negentig zijn de aantallen sterk toegenomen, daarvoor waren de aantallen laag. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijke staat van instandhouding is gunstig en de internationale populatieomvang is stabiel. |
A041 | Kolgans |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 630 vogels (seizoensgemiddelde) voor het foerageergebied en gemiddeld 7.100 vogels (seizoensmaximum) voor het gebied als slaapplaats. |
Toelichting | Aantallen kolganzen zijn van internationale betekenis. Het gebied heeft voor de soort met name een functie als foerageergebied en als slaapplaats. De aantallen foeragerende ganzen, en in mindere mate ook overnachtende ganzen, zijn de laatste jaren behoorlijk afgenomen door verplaatsing naar ganzenfoerageergebieden buiten de begrenzing. Handhaving van de situatie 1999/2000–2003/2004 is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. |
A050 | Smient |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 2.700 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Het gebied heeft voor de smient met name een functie als slaapplaats. Smienten foerageren zowel binnen als buiten het gebied. De data zijn nog niet geschikt voor een trendanalyse. Handhaving van de situatie 1999/2000-2003/2004 is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. |
A056 | Slobeend |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 120 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | Aantallen slobeenden zijn van internationale betekenis. Het gebied heeft met name een functie als foerageergebied. De beschikbare gegevens zijn nog niet voldoende voor een trendanalyse. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. |
A156 | Grutto |
Doel | Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een foeragerende populatie van gemiddeld 18 vogels (seizoensgemiddelde). |
Toelichting | De populatie foeragerende grutto’s heeft een gemiddeld seizoensgemiddelde van 18 individuen in de periode 2017/2018-2022/2023. De grutto’s bevinden zich vooral in geïnundeerde graslanden. De recente beoordeling van de landelijke staat van instandhouding is ongunstig voor de aspecten kwaliteit leefgebied en omvang populatie. Verbetering van de kwaliteit respectievelijk uitbreiding van de populatie is niet noodzakelijk, omdat de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding vooral betrekking heeft op gebieden buiten het Natura 2000-netwerk. |
I
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
De vogelsoorten waarvoor het gebied in 2000 is aangewezen, zijn indertijd ontleend aan SOVON (2000)9. De numerieke criteria die daarin zijn opgenomen zijn ontleend aan de nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)10. Een gebied wordt slechts aangewezen voor soorten waarvoor het gebied van landelijke betekenis is. Hiervan is in beginsel sprake indien het gebied minstens 1% van de landelijke broedpopulatie herbergt, indien 0,1% van de biogeografische populatie geregeld in het gebied verblijft of indien het gebied in combinatie met andere gebieden voldoende bijdrage kan leveren aan een sleutelpopulatie.
Voor eventuele toevoeging of verwijdering van vogelsoorten is gebruik gemaakt van SOVON & CBS (2005)11 waarin de ontwikkeling van vogelaantallen in de laatste decennia is beschreven. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 1 van dit rapport zijn de verschillen aangegeven tussen de soortenlijsten per gebied die in beide aangehaalde rapporten zijn opgenomen. Om ecologische redenen die in voorkomende gevallen hieronder zijn vermeld, is soms van deze algemene criteria afgeweken. Deze werkwijze heeft voor de lijst van vogelsoorten waarvoor dit gebied is aangewezen, de volgende consequenties:
In aanvulling op de oorspronkelijke aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2000) en het ontwerpbesluit (2007) is het gebied ook aangewezen voor de volgende soorten trekvogels zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn: toendrarietgans (A039) en slobeend (A056). Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biogeografische populatie van de toendrarietgans en de slobeend in de periode 1999/2000- 2003/2004 (gemiddelde seizoensmaximum toendrarietgans: 1.009 exemplaren, 0,1% drempel: 600 exemplaren; gemiddelde seizoensmaximum slobeend: 425 exemplaren, 0,1% drempel: 40 exemplaren). Het gebied heeft voor de toendrarietgans met name een functie als slaapgebied en voor de slobeend met name een functie als slaap- en foerageergebied.
In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2010) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als broedvogel: grutto (A156). Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biogeografische populatie in de periode 2016-2021.
In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2010) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als niet-broedvogel: grutto (A156). Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biogeografische populatie in de periode 2017/2018-2022/2023.
J
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
A021 – Roerdomp Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
002 | Duinen en Lage Land Texel | behoud | behoud | 5 | C | aanwijzingsbesluit |
005 | Duinen Ameland | behoud | behoud | 2 | C | aanwijzingsbesluit |
006 | Duinen Schiermonnikoog | behoud | behoud | 3 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
008 | Lauwersmeer | behoud | behoud | 10 | B1 | ontwerpbesluit |
013 | Alde Feanen | behoud | behoud | 4 | C | ontwerpbesluit |
014 | Deelen | behoud | behoud | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
020 | Zuidlaardermeergebied | behoud | behoud | 5 (↑) | C | conform ontwerp |
034 | Weerribben | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 30 (↑) | B2 | ontwerpbesluit |
036 | Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht | uitbreiding | verbetering | 1 (↑) | C | ontwerpbesluit |
067 | Gelderse Poort | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
072 | IJsselmeer | uitbreiding | verbetering | 7(↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
074 | Zwarte Meer | uitbreiding | verbetering | 6 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
075 | Ketelmeer & Vossemeer | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
076 | Veluwerandmeren | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 40 | B2 | aanwijzingsbesluit |
085 | Zwanenwater & Pettemerduinen | behoud | behoud | 2 (↑) | C | ontwerpbesluit |
090 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | behoud | behoud | 10 | B1 | ontwerpbesluit |
092 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | behoud | behoud | 15 | B2 | ontwerpbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | ontwerpbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | uitbreiding | verbetering | 6 (↑) | C | ontwerpbesluit |
105 | Zouweboezem | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | ontwerpbesluit |
112 | Biesbosch | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | C | ontwerpbesluit |
137 | Strabrechtse Heide & Beuven | behoud | behoud | 5 | C | ontwerpbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de roerdomp is voor wat betreft de aspecten leefgebied en populatie als “zeer ongunstig” beoordeeld. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding tot een populatie van ten minste 400 paren (territoria)”. De doelstelling is conform het Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004 (2000)12.
Bij de roerdomp is het streven tenminste de gewenste minimumpopulatie voor Nederland te herstellen13. Dit betekent dat het beoogde herstel deels zal moeten worden bereikt in gebieden buiten het Natura 2000-netwerk. Voor de gebieden Duinen en Lage Land Texel (002), Duinen Ameland (005), Duinen Schiermonnikoog (006), Lauwersmeer (008), Alde Feanen (013), Deelen (014), Zuidlaardermeergebied (020), De Wieden (035), Oostvaardersplassen (078), Zwanenwater & Pettemerduinen (085), Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (090), Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske (092) en Strabrechtse Heide & Beuven (137) is voor behoud van het leefgebied en/of de populatie gekozen. In de gebieden Duinen Schiermonnikoog, Deelen, Zuidlaardermeergebied, Zwanenwater en Pettemerduinen wordt met behoud van het leefgebied herstel (Duinen Schiermonnikoog) of een kleine uitbreiding van de populatie nagestreefd. De gebieden Duinen en Lage Land Texel en Duinen Ameland en Zwanenwater & Pettemerduinen bieden geen verdere ruimte voor uitbreiding gelet op de beperkte beschikbaarheid van rietmoerassen in de duingebieden. Het gebied Lauwersmeer wijkt af omdat uit tellingen blijkt dat het gemiddeld voorkomen van de soort in dit gebied in het (recente) verleden niet groter is geweest dan het gemiddelde voorkomen waarop de doelstelling is gebaseerd. Het is dus onzeker of het gebied meer broedvogels kan herbergen dan nu het geval is. Voor de gebieden Oostvaardersplassen, Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder en Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske is voor behoud van de populaties en de leefgebieden gekozen, omdat de populaties de laatste jaren reeds sterk toegenomen zijn. Voor het gebied Strabrechtse Heide & Beuven is gekozen voor behoud van de omvang van het leefgebied omdat er geen ruimte is voor uitbreiding vanwege de aanwezigheid van het habitattype zeer zwakgebufferde vennen (H3110). Daarnaast is de populatietrend stabiel.
A119 – Porseleinhoen Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
003 | Duinen Vlieland | behoud | behoud | 4 | C | aanwijzingsbesluit |
005 | Duinen Ameland | behoud | behoud | 2 | C | aanwijzingsbesluit |
008 | Lauwersmeer | behoud | behoud | 15 | B2 | ontwerpbesluit |
009 | Groote Wielen | behoud | behoud | 4 (↑) | C | ontwerpbesluit |
010 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving | uitbreiding | verbetering | 1 (↑) | C | ontwerpbesluit |
012 | Sneekermeergebied | behoud | behoud | 2 (↑) | C | ontwerpbesluit |
013 | Alde Feanen | behoud | behoud | 20 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
019 | Leekstermeergebied | behoud | behoud | 2 (↑) | C | ontwerpbesluit |
020 | Zuidlaardermeergebied | uitbreiding | verbetering | 15 | B2 | doel aangepast a |
023 | Fochteloërveen | behoud | behoud | 20 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
033 | Bargerveen | behoud | behoud | 15 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
034 | Weerribben | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 20 | B2 | ontwerpbesluit |
036 | Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht | behoud | behoud | 10 (↑) | C | ontwerpbesluit |
038 | Uiterwaarden IJssel | uitbreiding | verbetering | 20 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
066 | Uiterwaarden Neder-Rijn | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | B1 | ontwerpbesluit |
067 | Gelderse Poort | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | C | ontwerpbesluit |
068 | Uiterwaarden Waal | uitbreiding | verbetering | 10 (↑) | C | ontwerpbesluit |
072 | IJsselmeer | uitbreiding | verbetering | 18 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
074 | Zwarte Meer | uitbreiding | verbetering | 7 (↑) | B1 | aanwijzingsbesluit |
075 | Ketelmeer & Vossemeer | uitbreiding | verbetering | 4 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | uitbreiding | verbetering | 40 (↑) | B2 | aanwijzingsbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | behoud | behoud | 8 | B1 | ontwerpbesluit |
105 | Zouweboezem | behoud | behoud | 9 (↑) | C | ontwerpbesluit |
106 | Boezems Kinderdijk | behoud | behoud | 1 | C | ontwerpbesluit |
112 | Biesbosch | behoud | behoud | 5 (↑) | C | ontwerpbesluit |
140 | Groote Peel | uitbreiding | verbetering | 5 (↑) | C | aanwijzingsbesluit |
Het aantal van het Zuidlaardermeergebied is ten opzichte van het ontwerpbesluit aangepast. Het te realiseren leefgebied voor een populatie met 20 paren bleek te hoog ingeschat. De doelstelling is nu geformuleerd als uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit leefgebied voor een populatie van ten minste 15 paren.
De landelijke staat van instandhouding van het porseleinhoen is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “zeer ongunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van een populatie van ten minste 400 paren”. De aantallen van het porseleinhoen vertonen jaarlijks grote schommelingen als gevolg van weersomstandigheden zodat een doelstelling op basis van het gemiddelde niet doelmatig is. Er is daarom gekozen voor een populatieniveau in gunstige jaren, de jaren waarin in het late voorjaar sprake is van hoge waterstanden in het leefgebied dat de belangrijkste voorwaarde is om tot broeden over te gaan. De herstelopgave volgt het Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004 (2000)14. Er zijn voor het porseleinhoen extra inspanningen nodig om de gewenste landelijke minimumpopulatie te bereiken15. Er is een beleidskeuze gemaakt om strategisch te lokaliseren door de opgave voor herstel van plas-dras situaties voor onder andere het porseleinhoen te leggen in het landschap Meren en Moerassen, waaronder het gebied IJsselmeer (072). Daarnaast liggen er potenties in het rivierengebied, waar de soort momenteel matig vertegenwoordigd is (met uitzondering van het noordelijke deel van de IJssel). Behoud wordt nagestreefd in die gebieden waar de historische potentie niet meer haalbaar is, waar de lokale populatietrend stabiel of toenemend is zodat behoud van het leefgebied voldoende is, of waar onvoldoende trendgegevens beschikbaar zijn om de potenties voor herstel in te schatten. De gebieden Duinen Vlieland (003), Duinen Ameland (005) bieden onvoldoende potentie voor verdere verbetering van het leefgebied en de daarmee samenhangende populatieontwikkeling. In de gebieden Bargerveen (033) en Boezems Kinderdijk (106) is de lokale populatietrend stabiel; in de gebieden Lauwersmeer (008), Fochteloërveen (023), De Wieden (035) en Oostelijke Vechtplassen (095) is de lokale populatietrend toenemend. Van de gebieden Groote Wielen (009), Sneekermeergebied (012) en Leekstermeergebied (019) zijn onvoldoende trendgegevens beschikbaar. Voor Groote Wielen, Sneekermeergebied, Leekstermeergebied, Fochteloërveen, Bargerveen, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht (036), Zouweboezem (105) en Biesbosch (112) is ingeschat dat het behoud van het leefgebied voldoende is voor een (kleine) toename van de populatie.
A156 – Grutto Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 50.000 paren | ||||||
N2k- nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
1 | Waddenzee | uitbreiding | verbetering | 140 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
5 | Duinen Ameland | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
8 | Lauwersmeer | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
9 | Groote Wielen | uitbreiding | verbetering | 80 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving | uitbreiding | verbetering | 45 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
12 | Sneekermeergebied | uitbreiding | verbetering | 190 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
13 | Alde Feanen | uitbreiding | verbetering | 80 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
15 | Van Oordt’s Mersken | uitbreiding | verbetering | 90 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
20 | Zuidlaardermeergebied | uitbreiding | verbetering | 65 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
35 | De Wieden | uitbreiding | verbetering | 360 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
38 | Rijntakken | uitbreiding | verbetering | 110 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
56 | Arkemheen | uitbreiding | verbetering | 560 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
72 | IJsselmeer | uitbreiding | verbetering | 30 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
89 | Eilandspolder | uitbreiding | verbetering | 220 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | uitbreiding | verbetering | 480 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | uitbreiding | verbetering | 440 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
93 | Polder Zeevang | uitbreiding | verbetering | 750 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
102 | De Wilck | Behoud | verbetering | 80 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | uitbreiding | verbetering | 35 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein | uitbreiding | verbetering | 110 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
107 | Donkse Laagten | behoud | verbetering | 110 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
109 | Haringvliet | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
110 | Oudeland van Strijen | uitbreiding | verbetering | 130 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
118 | Oosterschelde | behoud | behoud | 35 | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
121 | Yerseke en Kapelse Moer | uitbreiding | verbetering | 60 (↑) | C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de grutto als broedvogel is beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. Gestreefd wordt naar herstel van een populatieniveau van ten minste 50.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling met uitzondering van de gebieden Donkse Laagten en Oosterschelde. In deze gebieden is behoud van de huidige oppervlakte leefgebied het hoogst haalbare. In Oosterschelde is ook verbetering van de kwaliteit van het leefgebied niet mogelijk en is behoud van de populatie het hoogst haalbare.
A295 – Rietzanger Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie | ||||||
N2k-nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage | Besluit |
004 | Duinen Terschelling | behoud | behoud | 120 | C | aanwijzingsbesluit |
005 | Duinen Ameland | behoud | behoud | 230 | C | aanwijzingsbesluit |
008 | Lauwersmeer | behoud | behoud | 1.900 | B2 | ontwerpbesluit |
009 | Groote Wielen | behoud | behoud | 220 | C | ontwerpbesluit |
012 | Sneekermeergebied | behoud | behoud | 370 | C | ontwerpbesluit |
013 | Alde Feanen | behoud | behoud | 800 | B1 | ontwerpbesluit |
014 | Deelen | behoud | behoud | 200 | C | aanwijzingsbesluit |
019 | Leekstermeergebied | behoud | behoud | 10 | C | ontwerpbesluit |
020 | Zuidlaardermeergebied | behoud | behoud | 200 | C | conform ontwerp |
034 | Weerribben | behoud | behoud | 900 | B1 | ontwerpbesluit |
035 | De Wieden | behoud | behoud | 3.000 | A1 | ontwerpbesluit |
072 | IJsselmeer | behoud | behoud | 990 | B1 | aanwijzingsbesluit |
074 | Zwarte Meer | behoud | behoud | 270 | C | aanwijzingsbesluit |
078 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 790 | B1 | aanwijzingsbesluit |
089 | Eilandspolder | behoud | behoud | 230 | C | ontwerpbesluit |
090 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | behoud | behoud | 480 | B1 | ontwerpbesluit |
092 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | behoud | behoud | 800 | B1 | ontwerpbesluit |
095 | Oostelijke Vechtplassen | behoud | behoud | 880 | B1 | ontwerpbesluit |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck | behoud | behoud | 340 | C | ontwerpbesluit |
109 | Haringvliet | behoud | behoud | 420 | C | ontwerpbesluit |
112 | Biesbosch | behoud | behoud | 260 | C | ontwerpbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de rietzanger is op de aspecten leefgebied en populatie beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit daarbij aan: “behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie van ten minste 20.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling.
K
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
De doelniveaus van niet-broedvogels zijn meestal uitgedrukt als seizoensgemiddelde of als (gemiddeld) seizoensmaximum. Deze gemiddelden, die worden bepaald aan de hand van maandelijkse tellingen, worden als volgt berekend16:
Het seizoensgemiddelde is het gemiddelde aantal in een gebied aanwezige vogels over het gehele seizoen, berekend aan de hand van maandelijks uitgevoerde tellingen over een reeks seizoenen (1999/2000- 2003/2004).
Het (gemiddeld) seizoensmaximum is het gemiddelde van het grootste getelde aantal (piekaantal) per seizoen (juli t/m juni van het volgende jaar) berekend over een reeks van achtereenvolgende seizoenen (meestal vijf seizoenen: 1999/2000-2003/2004).
Bij voorkeur is het doelniveau uitgedrukt als seizoensgemiddelde omdat dit een indicatie geeft voor het gebruik van een gebied over het gehele seizoen. Bij onvoldoende beschikbaarheid van jaarrondtellingen moet soms worden teruggevallen op het seizoensmaximum.
A156 – Grutto Landelijke doelstelling: Behoud van omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 15.000 vogels (seizoensgemiddelde) | ||||||
N2k- nr | Natura 2000-gebied | Doel omvang | Doel kwaliteit | Populatie | Relatieve bijdrage17 | Besluit |
1 | Waddenzee | behoud | behoud | 1.300↑ | f, A1 | ontwerp-wijzigingsbesluit |
1 | Waddenzee | behoud | behoud | 6.400 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
8 | Lauwersmeer | behoud | verbetering | 270↑ | f, B1 | ontwerp-wijzigingsbesluit |
8 | Lauwersmeer | behoud | verbetering | 1.100 (max)↑ | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
9 | Groote Wielen | behoud | verbetering | 110↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
9 | Groote Wielen | behoud | behoud | 670 (max) | s, n.n.b. | conform ontwerp |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving | behoud | verbetering | 45↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving | behoud | behoud | 630 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
11 | Witte en Zwarte Brekken | behoud | behoud | 940 (max) | s, n.n.b. | conform ontwerp |
12 | Sneekermeergebied | behoud | verbetering | 150↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
12 | Sneekermeergebied | behoud | behoud | 2.100 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
13 | Alde Feanen | behoud | behoud | 130 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
13 | Alde Feanen | behoud | behoud | 4.200 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
15 | Van Oordt’s Mersken | behoud | behoud | 12 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
15 | Van Oordt's Mersken | behoud | behoud | 100 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
20 | Zuidlaardermeergebied | behoud | behoud | 18 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
36 | Uiterwaarden Zwarte water en Vecht | behoud | behoud | 80 | sf, C | conform ontwerp |
38 | Rijntakken | behoud | verbetering | 670↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
38 | Rijntakken | behoud | verbetering | 6.400 (max)↑ | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
56 | Arkemheen | uitbreiding | verbetering | 130↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
56 | Arkemheen | behoud | behoud | 350 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
72 | IJsselmeer | uitbreiding | verbetering | 290↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
72 | IJsselmeer | uitbreiding | verbetering | 2.200 (max)↑ | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
74 | Zwarte Meer | behoud | behoud | behoud | s, n.n.b. | aanwijzingsbesluit |
75 | Ketelmeer & Vossemeer | behoud | behoud | 20 | sf, C | aanwijzingsbesluit |
78 | Oostvaardersplassen | behoud | behoud | 90 | sf, C | conform ontwerp |
79 | Lepelaarplassen | behoud | behoud | 5 | sf, C | conform ontwerp |
89 | Eilandspolder | behoud | behoud | 35 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
89 | Eilandspolder | behoud | behoud | 520 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | behoud | behoud | 230↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder | behoud | behoud | 2.300 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | behoud | verbetering | 110↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske | behoud | behoud | 1.100 (max)↑ | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
93 | Polder Zeevang | behoud | verbetering | 90↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
93 | Polder Zeevang | behoud | verbetering | 790 (max)↑ | s, n.n.b. | conform ontwerp |
102 | De Wilck | behoud | verbetering | 25↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
102 | De Wilck | behoud | behoud | 150 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein | behoud | verbetering | 25↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein | behoud | behoud | 230 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
107 | Donkse Laagten | behoud | behoud | 25 | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
107 | Donkse Laagten | behoud | behoud | 260 (max) | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
109 | Haringvliet | uitbreiding | verbetering | 290↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
109 | Haringvliet | uitbreiding | verbetering | 1.500 (max)↑ | s, n.n.b | ontwerp-wijzigingsbesluit |
110 | Oudeland van Strijen | behoud | verbetering | 20↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
112 | Biesbosch | behoud | behoud | 60 | sf, C | conform ontwerp |
114 | Krammer-Volkerak | behoud | behoud | 20 | sf, C | ontwerpbesluit |
118 | Oosterschelde | behoud | verbetering | 180↑ | f, C | ontwerp-wijzigingsbesluit |
118 | Oosterschelde | behoud | verbetering | 770 (max)↑ | s, n.n.b. | ontwerp-wijzigingsbesluit |
De landelijke staat van instandhouding van de grutto als niet-broedvogel wordt als ‘zeer ongunstig’ beoordeeld vanwege een ‘zeer ongunstige’ beoordeling van de aspecten ‘populatie’ en ‘toekomstperspectief’. Het aspect ‘leefgebied’ heeft een ‘matig ongunstige’ beoordeling. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan. Ondanks de landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding, geldt voor de meeste gebieden een behoudopgave voor zowel omvang als kwaliteit van het leefgebied. De reden hiervoor is dat de afnemende trend wordt veroorzaakt door ontwikkelingen in de omstandigheden voor de grutto als broedvogel die grotendeels buiten het Natura 2000-netwerk liggen. Indien voor een gebied een uitbreidings- en/of verbeterdoelstelling is geformuleerd, is er na het Natura-2000 aanwijzingsbesluit verslechtering opgetreden. Om die reden is het noodzakelijk om de situatie voor de grutto als niet-broedvogel ten tijde van het Natura 2000-aanwijzingsbesluit te herstellen en daarna minstens te behouden.
Niet-broedvogelsoorten Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie | |||||
Vogelsoort | Aantal gebieden | Landelijke doelstelling | Populatie Zuidlaarder- meergebied | Relatieve bijdrage* | Besluit |
A037 Kleine zwaan (a) | 29 | 4.820 | 4 | f, C | conform ontwerp |
A039 Toendrarietgans(b) | 11 | 34.100 | 210 | s, C | doel toegevoegd |
A041 Kolgans (b);(c) | 36 | 218.300 | 630/7.100 (max)(e) | f, C | doel gewijzigd (f) |
A050 Smient (b);(c) | 46 | 258.200 | 2.700 | s, C | conform ontwerp |
A056 Slobeend (b);(d) | 39 | 5.750 | 120 | f, C | doel toegevoegd |
* Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf). Relatieve bijdrage is alleen berekend als het landelijke doel en het gebiedsdoel beide zijn gebaseerd op dezelfde waarde (óf seizoensmaximum óf seizoensgemiddelde).
Kleine zwaan: ondanks de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is landelijk een behoudsdoelstelling geformuleerd. De recente afname is verbonden aan een afname op internationaal niveau en mogelijk aan enkele andere slecht stuurbare factoren (Natura 2000 doelendocument, 2006).
Toendrarietgans, kolgans, smient en slobeend: de staat van instandhouding van de soort is beoordeeld als “gunstig”.
Kolgans en smient: enige afname landelijk veroorzaakt door extensivering van landgebruik (onder andere door natuurontwikkeling) is aanvaardbaar.
Slobeend: enige afname landelijk als gevolg van herstel van zout-zoet overgangen is aanvaardbaar.
Het eerste getal betreft de foerageerfunctie, het tweede getal de slaapfunctie. Relatieve bijdrage, indien vermeld, is gebaseerd op de foerageerfunctie.
Doelniveau met betrekking tot de slaapplaatsfunctie is aangepast naar 7.100 vogels. Het oorspronkelijke aantal (10.100 vogels) dat genoemd was voor de slaapfunctie berustte voor een groot deel op één positieve uitschieter.
L
Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het Zuidlaardermeergebied kwalificeert als speciale beschermingszone vanwege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen van Kleine zwaan18 , Kolgans en Smient die het gebied benutten als overwinteringsgebied, foerageer- en rustplaats. Het gebied kan hierdoor tevens worden aangemerkt als watergebied van internationale betekenis zoals bedoeld in de Wetlands-Conventie (criterium 6).
Soort van Bijlage I en trekkende watervogelsoorten waarvoor het gebied aan de 1%-drempel voldoet
Soort | Art. 4 | Brva | Biogeogr. Populatieb | 1% Biopopc | % in sbzd | Telperiode |
Kleine zwaan Cygnus columbianus | 1 | nee | W-Siberië/NW Europa | 170 | 1,3% | 1993-97 |
Kolgans Anser albifrons | 2 | nee | NW-Siberië/NW Europa | 6000 | 2,0% | 1993-97 |
Smient Anas penelope | 2 | nee | W-Siberië/NW Europa | 12500 | 1,1% | 1993-97 |
De kwalificatie betreft in het gebied niet-broedende vogels ("nee")
Biogeografische populatie waartoe de in Nederland pleisterende exemplaren van deze soort worden gerekend
Drempelwaarde zijnde 1% van de betreffende biografische populatie (biografische populatie en drempelwaarde ontleend aan Rose & Scott 1997, Waterfowl Population Estimates – 2nd edition. Wetlands International, Wageningen)
Aantal in het onderhavige gebied uitgedrukt als percentage van de biogeografische populatie
Met dit ontwerp-wijzigingsbesluit wordt het Natura 2000-gebied Zuidlaardermeergebied aangewezen voor de grutto als broedvogel en als niet-broedvogel. Het toevoegen dan wel wijzigen van instandhoudingsdoelstellingen voor de grutto wordt toegepast bij 25 gebieden die reeds eerder zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Aanleiding voor de wijzigingen is de noodzaak om nu ook de grutto als broedvogel te beschermen in deze gebieden, nadat de grutto eerder in de meeste van deze gebieden als doortrekker (niet-broedvogel) al was beschermd. Het toevoegen van instandhoudingsdoelstellingen voor broedende grutto’s is één van de noodzakelijke maatregelen die Nederland treft naar aanleiding van de inbreukprocedure die de Europese Commissie in juli 2024 is gestart. De maatregel is onderdeel van een ambitieus maatregelenpakket, dat van toepassing is binnen en vooral buiten Vogelrichtlijngebieden, om tot het noodzakelijke herstel van de populatie te komen (Kamerstuk 33576 nr. 441).
Criteria voor gebiedsselectie en instandhoudingsdoelstellingen
De 25 gebieden voldoen aan het criterium dat in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)1 wordt genoemd voor het aanwijzen van vogelsoorten in Vogelrichtlijngebieden, namelijk dat ten minste 0,1% van de internationale (biogeografische) populatie van de grutto als broedvogel in het gebied voorkomt. Het betreft in het geval van de grutto de populatie van de ondersoort limosa (de ondersoort islandica komt in Nederland alleen als doortrekker voor en kan dan wel onderdeel vormen van de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel). Of een gebied voldoet aan het genoemde criterium, is bepaald op basis van de door Sovon verzamelde gegevens over de jaren 2016-2021. Concreet betekent dit dat de grutto als broedvogel beschermd wordt indien er in die jaren gemiddeld ten minste 26 broedparen voorkwamen. Het gaat om de volgende 25 Natura 2000-gebieden:
N2k-nr | Natura 2000-gebied |
1 | Waddenzee |
5 | Duinen Ameland |
8 | Lauwersmeer |
9 | Groote Wielen |
10 | Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving |
12 | Sneekermeergebied |
13 | Alde Feanen |
15 | Van Oordt’s Mersken |
20 | Zuidlaardermeergebied |
35 | De Wieden |
38 | Rijntakken |
56 | Arkemheen |
72 | IJsselmeer |
89 | Eilandspolder |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske |
93 | Polder Zeevang |
102 | De Wilck |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein |
107 | Donkse Laagten |
109 | Haringvliet |
110 | Oudeland van Strijen |
118 | Oosterschelde |
121 | Yerseke en Kapelse Moer |
De instandhoudingsdoelstellingen per gebied voor de broedende grutto zijn gebaseerd op het wetenschappelijk advies van Sovon, zoals opgenomen in de gebiedsnotities over de betekenis en potenties van de gebieden als broedgebied van de grutto. Voor dit advies is niet alleen algemene kennis over de grutto en zijn leefgebied gebruikt, maar ook gebiedsspecifieke informatie over de populatietrend en de potenties voor verbetering en uitbreiding van het leefgebied (rekening houdend met wat nodig en mogelijk is ten aanzien van inrichting en beheer).
Onderbouwing voor wijzigingen voor alleen de grutto
De wijzigingsbesluiten beperken zich tot wijzigingen ten aanzien van alleen de grutto. Het betreft wijzigingen die het karakter hebben van een actualisering. Reden om alleen te actualiseren voor de grutto is dat niet gewacht kan worden tot een algehele actualisering van alle vogeldoelen plaatsvindt, omdat dat een tijdrovend proces is. De voortdurende afname van de gruttopopulatie noopt tot het met voorrang beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden. Dat is te meer van belang omdat de grutto vooral in Nederland broedt. Dit kan relatief snel gebeuren, omdat alleen bepaald hoeft te worden of de grutto voldoet aan de criteria voor aanwijzing in die gebieden (zie boven), zonder dat de hele procedure voor selectie van gebieden hoeft te worden doorlopen. Bij zo’n volledige actualiserings- en selectieprocedure zou dan ook voor andere aanwezige vogelsoorten bepaald moeten worden of ze zouden moeten worden aangewezen. Deze snelheid is tevens nodig vanwege de inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart vanwege onvoldoende bescherming van de grutto. Het beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden is essentieel voor het beschermen van deze soort.
Landelijk doel
Met de publicatie van de bovengenoemde besluiten wordt ook het landelijk doel voor de grutto als broedvogel voor het eerst gepubliceerd. Het landelijke doel in dit ontwerpbesluit is opgesteld via dezelfde werkwijze als voor de vernieuwde landelijke doelen, die op het moment van publiceren van dit ontwerpbesluit ter inzage liggen. Het voorgestelde landelijk doel is gebaseerd op de ecologische gunstige referentie en de groeipotentie van de soort tot aan 2050. Inspraak op dit landelijk doel is met het publiceren van dit ontwerpbesluit mogelijk. Het landelijk doel voor de grutto als broedvogel is nog niet formeel vastgesteld. Vaststelling van het landelijk doel vindt tegelijkertijd plaats met de vaststelling van de eerste wijzigingsbesluiten en staat dus ook open voor zienswijzen binnen deze procedure.
Het landelijke doel voor de grutto als broedvogel is mede bepalend voor het ambitieniveau van de instandhoudingsdoelstellingen in de wijzigingsbesluiten. De gebiedsdoelen moeten namelijk, zoveel als mogelijk is, bijdragen aan het behalen van dat landelijke doel. Dat geldt echter in nog sterkere mate voor het deel van de landelijke populatie dat buiten deze gebieden voorkomt: momenteel komt namelijk circa 90% van de landelijke broedpopulatie buiten de Vogelrichtlijngebieden voor. Om het landelijke doel te bereiken, is het dus noodzakelijk dat verreweg de grootste bijdrage aan de toename plaats zal vinden in de rest van Nederland. Daartoe is het noodzakelijk dat het hierboven genoemde ambitieuze maatregelenpakket wordt uitgevoerd.
Ook het landelijk doel voor de grutto als niet-broedvogel wordt aangepast. Het aangepaste landelijk doel wordt vermeld in de wijzigingsbesluiten, maar heeft (nog) geen rol gespeeld bij het bepalen van de gebiedsdoelen. Hoewel de landelijke populatie moet toenemen als gevolg van het nemen van maatregelen voor de broedpopulatie, is nog niet duidelijk hoe zich dat gaat vertalen in de verspreiding van de doortrekkende grutto’s over de gebieden. Er is namelijk op gebiedsniveau geen vaste relatie tussen de aantallen broedende en niet-broedende grutto’s. Het is dus nog niet goed mogelijk om de gebiedsdoelen voor de grutto als niet-broedvogel te baseren op een noodzakelijke bijdrage aan het landelijke doel in de toekomst, temeer daar de omvang en de kwaliteit van het leefgebied voor doortrekkende grutto’s niet de beperkende factor is voor de groei van de populatie. Voor de gebiedsdoelen zijn daarom – vooralsnog - de huidige aantallen leidend (behoudsdoelstelling), tenzij er sprake is van een afname ten opzichte van de situatie die is bedoeld in het oorspronkelijke aanwijzingsbesluit. In dat laatste geval is de oorspronkelijke doelstelling gehandhaafd, waarbij het noodzakelijk is dat die situatie zo snel mogelijk wordt hersteld, gezien het verslechteringsverbod.
Redactionele wijzigingen
Naast wijzigingen in dit besluit ten behoeve van de aanwijzing van de grutto, hebben er ook redactionele wijzigingen plaatsgevonden in het besluit (die hebben geen rechtsgevolgen).
Dit betreft een geconsolideerde versie van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979, inclusief wijzigingen die sindsdien op de richtlijn van toepassing zijn. Met uitzondering van de bijlagen en verwijzingen is de tekst van de richtlijn inhoudelijk niet gewijzigd. Terug naar link van noot.
Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.
Ministerie van LNV (2008): Natura 2000 profielendocument. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.
De wijze van begrenzing van Vogelrichtlijngebieden is toegelicht in de nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.
Bij niet-broedvogels wordt daarbij (voor zover bekend) onderscheid gemaakt tussen het leefgebied voor een foeragerende populatie en voor een slapende populatie, omdat de aantallen van die populaties verschillend zijn en omdat het leefgebied voor foerageren en slapen verschillend kan zijn. Terug naar link van noot.
Voor het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen en actuele aantallen voor vogels is de volgende afrondingssystematiek gebruikt: 1-20 = niet afronden, 21-100 = afronden op vijftallen, 100-1.000 = afronden op tientallen, >1.000 = afronden op honderdtallen. Terug naar link van noot.
Uit jurisprudentie blijkt dat hierover misverstanden zijn gerezen. Aanleiding hiervoor was kennelijk de toelichting op pagina 63 van het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV, 2006), over de betekenis van de aantallen die voor vogels worden genoemd. Die toelichting wekte kennelijk (ten onrechte) de indruk dat de populatieomvang niet tot de instandhoudingsdoelstelling behoort. Terug naar link van noot.
SOVON (2000): Belangrijke vogelgebieden in Nederland 1993-97. SOVON-informatierapport 2000/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek- Ubbergen. Terug naar link van noot.
Ministerie van LNV (2000): nota van Antwoord Vogelrichtlijn, bijlage 1, selectiecriteria en methode van begrenzing. Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, Den Haag. Terug naar link van noot.
SOVON & CBS (2005): Trends van vogelaantallen in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVON-informatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.
Boer, T. den (2000): Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004. Rapport Directie Natuurbeheer nr.47. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Terug naar link van noot.
Natura 2000 doelendocument (2006): Tekstkader 4.5.1. Landelijke doelen broedvogels. Terug naar link van noot.
Boer, T. den (2000): Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004. Rapport Directie Natuurbeheer nr.47. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Terug naar link van noot.
Natura 2000 doelendocument (2006): Tekstkader 4.5.1. Landelijke doelen broedvogels. Terug naar link van noot.
Voorbeeld voor een seizoen met de volgende telresultaten (juli-juni): 0, 0, 0, 100, 100, 200, 100, 100, 0, 0, 0, 0. Het seizoensmaximum bedraagt in dit geval 200, het seizoensgemiddelde 50 (som van alle maandcijfers gedeeld door 12). Terug naar link van noot.
Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf). Relatieve bijdrage is alleen berekend als het landelijke doel en het gebiedsdoel beide zijn gebaseerd op dezelfde waarde (óf seizoensmaximum óf seizoensgemiddelde). Terug naar link van noot.
Onderstreepte soorten zijn opgenomen in Bijlage I (artikel 4.1). Terug naar link van noot.
https://www.natura2000.nl/sites/default/files/Bibliotheek/Aanwijzing%20Vogelrichtlijngebieden/Nota%20van%20Antwoord%20Vogelrichtlijn%20%282000%29%20Bijlage%201%20Selectie%20en%20begrenzing.pdf Terug naar link van noot.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-22099.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.