U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Ontwerp-wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, en 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206);

Gelet op artikelen 2.44, eerste lid, en 16.25a, eerste lid, van de Omgevingswet;

Besluit:

Artikel I

Het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 december 2010, nr. PDN 2010-010 (Stcrt. 2011, 4458) houdende aanwijzing van het Habitatrichtlijngebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving, het Vogelrichtlijngebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving en het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving, waarvan een nieuwe tekst op 3 april 2025 is vastgesteld (Stcrt. 2025, 12631), wordt gewijzigd zoals weergegeven in de bijlage “Bijlage bij artikel I van de wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving”.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking een dag na publicatie.

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Jean Rummenie

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 18 juni 2025

Dit ontwerpbesluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. De exacte periode en locatie worden vermeld in de bekendmaking die wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in de advertentie die wordt gepubliceerd in gedrukte media en op internet. Het ontwerp-wijzigingsbesluit wordt in zijn geheel gepubliceerd in de Staatscourant en is daarna ook te raadplegen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet via de website www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.

Eenieder kan binnen zes weken tijdens de terinzagelegging van dit ontwerpbesluit een zienswijze naar voren brengen bij het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur per mail en schriftelijk, zoals aangegeven in de bekendmaking.

Degenen die een zienswijze binnen de gestelde termijn naar voren hebben gebracht, kunnen gedurende zes weken ná de bekendmaking beroep instellen tegen het definitieve besluit. Degenen die geen zienswijzen naar voren hebben gebracht, kunnen ten aanzien van alle punten van het besluit beroep instellen als ze belanghebbende zijn; als ze geen belanghebbende zijn, kunnen ze alleen beroep instellen ten aanzien van punten die inhoudelijk verschillen van het ontwerpbesluit

Meer informatie over Natura 2000 en gerelateerde onderwerpen vindt u op de website https://www.rijksoverheid.nl/natura2000. Voor vragen over Natura 2000 kunt u op werkdagen van 8.30 uur tot 16.30 uur contact opnemen met het klantcontactcentrum van RVO, telefoon 088 - 042 42 42 (lokaal tarief).

Bijlage bij artikel I van de wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

A

Artikel 2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2 Aanwijzing Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving - Vogelrichtlijngebied

  • 1.

    Als speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU L 20) 1 wordt aangewezen, overeenkomstig de in de bijlage Gebiedsbegrenzingen bij dit besluit aangegeven geometrische begrenzing, het gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving.

  • 2.

    De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 2009/147/EG:

    A045

    Brandgans (Branta leucopsis)

    A068

    Nonnetje (Mergus albellus)

    A119

    Porseleinhoen (Porzana porzana)

    A151

    Kemphaan (Philomachus pugnax)

  • 3.

    De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende trekkende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG:

    A040

    Kleine rietgans (Anser brachyrhynchus)

    A041

    Kolgans (Anser albifrons)

    A050

    Smient (Anas penelope)

    A061

    Kuifeend (Aythya fuligula)

    A156

    Grutto (Limosa limosa)

    A160

    Wulp (Numenius arquata)

B

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

1. INLEIDING

Het gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna Habitatrichtlijn) en als speciale beschermingszone in het kader van Richtlijn 2009/147/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (hierna Vogelrichtlijn). Tezamen vormen deze speciale beschermingszones het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving. Het besluit bevat de begrenzing en de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied.

Artikel 1 van het besluit regelt de aanwijzing van het gebied onder de Habitatrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen.

Artikel 2 van het besluit regelt de aanwijzing van het gebied onder de Vogelrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen.

Artikel 3 van het besluit introduceert de nota van toelichting en benadrukt dat het besluit niet te lezen is zonder de nota van toelichting. Daarnaast wordt in dit deel van het besluit het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving gevormd uit het Habitatrichtlijngebied en het Vogelrichtlijngebied.

Artikel 4 van het besluit regelt de uitgezonderde delen van de in artikel 1 en artikel 2 aangewezen gebieden.

Artikel 5 en artikel 6 van het besluit bepalen dat er voor het gebied instandhoudingsdoelstellingen verwezenlijkt dienen te worden. De doelstelling van artikel 5 heeft betrekking op de in artikel 1 opgesomde soorten en habitattypen. De soorten en habitattypen waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanmelding van de Habitatrichtlijngebieden in 2003. De doelstelling van artikel 6 heeft betrekking op de in artikel 2 opgesomde vogelsoorten. De vogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanwijzing van de Vogelrichtlijngebieden in 2000.

In hoofdstuk 2 van deze nota van toelichting worden de aanwijzingen onder de Habitat- en Vogelrichtlijn kort toegelicht.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een gebiedsbeschrijving gegeven en wordt ingegaan op eventuele grenswijzigingen die zijn doorgevoerd nadat het gebied bij de Europese Commissie is aangemeld of die zijn doorgevoerd nadat het gebied als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Tevens wordt in hoofdstuk 3 de bij dit besluit behorende begrenzing toegelicht.

In hoofdstuk 4 wordt een opsomming gegeven van habitattypen en soorten waaraan het gebied zijn betekenis ontleent.

In hoofdstuk 5 worden de algemene instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd en worden de specifieke instandhoudingsdoelstellingen, genoemd in artikel 5 en 6, nader toegelicht. Er wordt aangegeven in welke richting de instandhoudingsdoelstelling zich zal moeten ontwikkelen. Daarvoor worden de termen “behoud”, “uitbreiding” en “verbetering” gebruikt. Voor een habitattype wordt de verdeling gemaakt in oppervlakte en kwaliteit, zodat de aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een habitattype altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de oppervlakte en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit wordt gegeven. Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied ten behoeve van “behoud” of “uitbreiding” van de populatie.

Bij de nota van toelichting is een bijlage A gevoegd met illustraties van grenswijzigingen indien van toepassing; die illustraties laten zien welke terreindelen na de eerste aanwijzing zijn vervallen of zijn toegevoegd als onderdeel van de speciale beschermingszone in de zin van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Anders dan de andere bijlage bij de toelichting maakt bijlage A geen integraal onderdeel uit van dit besluit, aangezien er sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet enkel nog rechten worden verleend aan de geometrische begrenzing.

Bijlage B omvat een nadere onderbouwing van de wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen, van de selectie als Habitatrichtlijngebied en van de toewijzing van en wijzigingen in de instandhoudingsdoelstellingen.

Er is een appendix toegevoegd aan dit besluit waarin een toelichting wordt gegeven op de selectie- en begrenzingscriteria die bij de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving gebruikt zijn. Deze paragrafen komen uit de nota van toelichting van het Vogelrichtlijnbesluit.

C

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

2. AANWIJZINGEN HABITAT- EN VOGELRICHTLIJN

Artikel 1 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn (verder aangeduid als “Habitatrichtlijngebied”). Het gebied is in mei 2003 aangemeld volgens de procedure zoals opgenomen in artikel 4 van deze richtlijn, waarna het gebied in december 2004 door de Europese Commissie onder de naam “Oudegaasterbrekken, Gouden Bodem en Fluessen” en onder nummer NL2003038 is geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio2. Het gebied is aangewezen voor één prioritair habitattype en één prioritaire habitatsoort in de zin van artikel 1 van de Habitatrichtlijn.

Artikel 2 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn (verder aangeduid als “Vogelrichtlijngebied”). Het gebied is op 24 maart 2000 onder de namen “Fluessen/Vogelhoek/Morra” (N/2000/298) en “Oudegaasterbrekken e.o.” (N/2000/309) als twee afzonderlijke speciale beschermingszones aangewezen. Bij de Europese Commissie zijn de gebieden bekend onder nummers NL9802050 (Fluessen/Vogelhoek/Morra) en NL9802049 (Oudegaasterbrekken e.o.).

Artikel 3Sinds het Natura 2000-aanwijzingsbesluit van dit besluit voorziet in de samenvoeging van27 december 2010 zijn de speciale beschermingszones samengevoegd tot één Natura 2000-gebied: Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (landelijk gebiedsnummer 010).

Met betrekking tot de Vogelrichtlijngebieden kan er in dit besluit naast mogelijke grenswijzigingen ook een wijziging plaatsvinden bij de vogelsoorten, waarvoor dit gebied destijds is aangewezen. Deze eventuele wijzigingen worden toegelicht in bijlage B. In dit besluit worden alle vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied wordt geacht te zijn aangewezen.

Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen en leefgebieden van Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijnsoorten in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen. De instandhoudingsdoelstellingen (artikel 5, artikel 6 en hoofdstuk 5) en eventuele wijziging van de begrenzing zijn in algemene zin nader toegelicht in het Natura 2000 doelendocument (2006)3. Dit document geeft het beleidskader van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen weer en de daarbij gehanteerde systematiek. Beschrijvingen van habitattypen en (vogel)soorten waarvoor doelen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in het Natura 2000 profielendocument (2008)4.

Het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving ligt in de provincie Fryslân en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Gaasterlân-Sleat, NijefurdDe Fryske Marren en WymbritseradielSúdwest-Fryslân.

D

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

3.2 Landschappelijke context en kenmerken begrenzing

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving behoort tot het Natura 2000-landschap “Meren en Moerassen”.

De ligging van de habitattypen en van de leefgebieden van de soorten (paragraaf 4.4) waarvoor het gebied is aangewezen, vormt het uitgangspunt voor de begrenzing van de Habitatrichtlijngebieden. Dit is inclusief terreindelen die van mindere kwaliteit zijn. Daarnaast omvat het begrensde gebied ook natuurwaarden die integraal onderdeel uitmaken van de ecosystemen waartoe de betreffende habitattypen en leefgebieden van soorten behoren, alsmede terreindelen die noodzakelijk worden geacht om de betreffende habitattypen en leefgebieden van soorten in stand te houden en te herstellen5. Bij de keuze en de afbakening van de gebieden is geen rekening gehouden met andere vereisten dan die verband houden met de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna6.

De grenzen van een Vogelrichtlijngebied worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I-soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten, voor zover het gaat om de soorten die in het besluit van 2010 waren aangewezen (en dus niet om de grutto waarvoor het gebied in 2025 is aangewezen).

De grenzen van een Vogelrichtlijngebied worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I-soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten. Het gebied Fluessen/Vogelhoek/Morra is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van open water, graslanden en moeraszones die als geheel het leefgebied vormen van een aantal in artikel 4 van de richtlijn bedoelde vogelsoorten. Het is een watergebied dat het leefgebied vormt van soorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (art. 4.1) en tevens fungeert als overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van andere trekvogelsoorten (art. 4.2). De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat een in landschapsecologisch opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan en/of voortplanten van bedoelde vogelsoorten.

Oudegaasterbrekken e.o. is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van open water en rietkragen die als geheel het leefgebied vormen van een aantal in artikel 4 van de richtlijn bedoelde vogelsoorten. Het is een watergebied dat het leefgebied vormt van soorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (art. 4.1) en tevens fungeert als overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van andere trekvogelsoorten (art. 4.2). De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat een in landschappelijk en vogelkundig opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan van bedoelde vogelsoorten.7

E

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

4.2.3 Vogelrichtlijn: vogelsoorten (bijlage I en artikel 4.2)

Het gebied is aangewezen voor de volgende soorten opgenomen in bijlage I van de Vogelrichtlijn:

A045

Brandgans (Branta leucopsis)

A068

Nonnetje (Mergus albellus)

A119

Porseleinhoen (Porzana porzana)

A151

Kemphaan (Philomachus pugnax)

Verder is het gebied aangewezen voor de volgende andere geregeld voorkomende trekvogels waarvoor het gebied van betekenis is als broed-, rui- en/of overwinteringsgebied en rustplaatsen in hun trekzones (artikel 4.2):

A040

Kleine rietgans (Anser brachyrhynchus)

A041

Kolgans (Anser albifrons)

A050

Smient (Anas penelope)

A061

Kuifeend (Aythya fuligula)

A160

Wulp (Numenius arquata)

A156

Grutto (Limosa limosa)

Wijzigingen ten opzichte van de aanwijzingen als Vogelrichtlijngebied (2000) en/of het ontwerpbesluit (2007) zijn verklaard in bijlage B.2 van deze nota van toelichting.

F

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.1 Inleiding

Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als Habitatrichtlijngebied “tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat […] of van een soort […] alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging”.

Deze bepaling is in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) nader uitgewerkt. Op grond van dit artikel bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura 2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Voor zover van toepassing is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of (vogel)soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en (vogel)soorten. Bij broedvogelsoorten met een regionale doelstelling is in de toelichting aangegeven wat in een bepaalde periode de minimale en maximale bijdrage van het betreffende gebied aan het regionale doelniveau is geweest.

Niet alle instandhoudingsdoelstellingen zijn in dit aanwijzingsbesluit gekwantificeerd (daarvoor moet een habitatkaart of beheerplan worden geraadpleegd). In die gevallen is het voor het bepalen van wat in de instandhoudingsdoelstellingen onder “behoud' dan wel “uitbreiding” of “verbetering” moet worden verstaan belangrijk te weten wat de referentiesituatie (of “nulsituatie”) is waarmee deze termen moeten worden vergeleken. Dat is eveneens van belang voor het handhaven van het verslechteringsverbod. De situatie ten tijde van het publiceren van een aanwijzingsbesluit is bepalend voor wat onder “behoud” moet worden verstaan en vanaf welk niveau “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. De instandhoudingsdoelstellingen die niet geconcretiseerd zijn moeten dus zó begrepen worden, dat het behoudsniveau van de habitattypen en soorten betrekking heeft op oppervlakte en kwaliteit, respectievelijk omvang en kwaliteit leefgebied en omvang populatie, zoals aanwezig op de datum van aanwijzen. Dit is tevens het niveau van waaraf “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. Voor specifiek de grutto geldt 2025 als referentiedatum, aangezien in dat jaar voor de soort nieuwe instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen.

Voor een habitattype wordt de verdeling gemaakt in oppervlakte en kwaliteit, zodat de aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een habitattype altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de oppervlakte en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit wordt gegeven.

Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied18. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort, waarvan het populatiedoel niet is geconcretiseerd met een getal, is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied voor “behoud” of “uitbreiding” van de populatie. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een vogelrichtlijnsoort waarbij het populatiedoel is geconcretiseerd met een getal is het doel in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied met een draagkracht voor een geconcretiseerde populatieomvang19. In deze formulering wordt er met de woorden “voor” of “met een draagkracht voor” een koppeling aangebracht tussen de doelcomponent leefgebied en de doelcomponent populatie. Dat heeft zijn oorzaak in het feit dat maatregelen in de regel aangrijpen op het leefgebied van de soort en niet op de soort zelf (het directe effect op het leefgebied werkt via het leefgebied indirect door op de soort). Dat laat echter onverlet dat ook de populatieomvang tot de instandhoudingsdoelstelling behoort en niet slechts van ondergeschikt of indicatief belang is20.

In bijlage B.4 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per Natura 2000-waarde.

Voor de Natura 2000-gebieden zullen in beheerplannen instandhoudingsmaatregelen worden uitgewerkt die beantwoorden aan de gebiedsspecifieke ecologische vereisten van de betrokken natuurlijke habitats en (vogel)soorten.

Als verdere invulling van het stellen van prioriteiten zijn voor de acht onderscheiden Natura 2000-landschappen kernopgaven geformuleerd op grond van de daar voorkomende habitattypen en soorten, de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap, de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden. Per landschap omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven stellen prioriteiten (“richting geven”) en geven overeenkomsten en verschillen tussen en binnen de gebieden aan. Zij hebben in het bijzonder betrekking op habitattypen en (vogel)soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is. De kernopgaven worden per Natura 2000-landschap behandeld en opgesomd in hoofdstuk 5 van het Natura 2000 doelendocument (2006).

G

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.5 Vogelrichtlijn: broedvogels

A119

Porseleinhoen

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 1 paar.

Toelichting

Het porseleinhoen is een zeer schaarse broedvogel van graslanden die tot ver in het broedseizoen nat blijven. De soort is het afgelopen decennium niet jaarlijks waargenomen. De inventarisatie-inspanning was echter gering, zodat de status onduidelijk is. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding is behoud van de populatie gewenst. Het gewenste aantal paren heeft betrekking op gunstige jaren. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Friese merengebied ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie.

A156

Grutto

Doel

Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van tenminste 45 broedparen.

Toelichting

De grutto broedt al geruime tijd in dit gebied. De populatie heeft een negatieve trend tot een huidige populatie van 35 broedparen. De soort broedt in Polder De Samenvoeging, aan de westrand van het gebied. Vanwege de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie en de negatieve lokale trend is uitbreiding van de populatie (t.o.v. 2025) noodzakelijk. Gezien het landelijke doel, is het noodzakelijk om de potentie van het gebied optimaal te benutten, door het leefgebied ten westen van de Fluessen te verbeteren en in beperkte mate uit te breiden. Een populatie van 45 broedparen in 2050 wordt als haalbaar ingeschat. Het gebied levert voldoende draagkracht voor een zelfstandige sleutelpopulatie.

H

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.6 Vogelrichtlijn: niet-broedvogels

A040

Kleine rietgans

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 20.500 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

Het gebied is van zeer grote nationale en zeer grote internationale betekenis voor kleine rietganzen. De Oudegaasterbrekken heeft met name een functie als slaapplaats en levert daarmee de grootste relatieve bijdrage van Nederland. De omliggende graslanden leveren voor deze soort tevens de grootste relatieve bijdrage als foerageergebieden. Graslanden rond de Fluessen zijn eveneens van nationale en internationale betekenis, waar ongeveer 40% van de Nederlandse vogels verblijft. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig.

A041

Kolgans

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 6.700 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

De Oudegaasterbrekken heeft voor de kolgans met name een functie als slaapplaats.

Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig.

A045

Brandgans

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 39.300 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

Het gebied is van nationale en internationale betekenis voor brandganzen. De Oudegaasterbrekken heeft met name een functie als slaapplaats, het gebied en omliggende graslanden zijn tevens als foerageergebied van nationale betekenis. De Oudegaasterbrekken leveren binnen het Natura 2000-netwerk na het Sneekermeergebied en de Waddenzee de grootste relatieve bijdrage als slaapplaatsen. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. De doelstelling heeft geen betrekking op de eventuele functie van het gebied als broedgebied voor deze soort.

A050

Smient

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 2.700 vogels (seizoensgemiddelde).

Toelichting

Het gebied heeft voor de smienten met name een functie als slaapplaats en als foerageergebied. De data zijn nog niet geschikt voor een trendanalyse. Handhaving van de huidige situatie is echter voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig.

A061

Kuifeend

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 2.400 vogels (seizoensgemiddelde).

Toelichting

Aantallen kuifeenden zijn van nationale betekenis. Het gebied heeft met name een functie als foerageergebied. De data zijn nog niet geschikt voor een trendanalyse. Handhaving van de huidige situatie is voldoende, want de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is vooral een gevolg van negatieve toekomstverwachtingen op grond van oligotrofiëring en terugkeer van zoet-zout overgangen in andere Natura 2000-gebieden.

A068

Nonnetje

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 50 vogels (seizoensgemiddelde).

Toelichting

Aantallen nonnetjes zijn van nationale betekenis. Het gebied heeft voor het nonnetje met name een functie als foerageergebied. De Oudegaasterbrekken levert de grootste bijdrage binnen het Natura 2000-netwerk, buiten het IJsselmeergebied. De data zijn nog niet geschikt voor een trendanalyse. De landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is vooral gebaseerd op de verslechterde voedselsituatie voor viseters in het IJsselmeer, zodat behoud voor dit gebied voldoende is.

A151

Kemphaan

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 2.300 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

Aantallen kemphanen zijn van nationale betekenis. De Oudegaasterbrekken heeft met name een functie als slaapplaats. Fluessen, Vogelhoek en Morra zijn van belang als foerageergebied. Het gebied levert als slaapplaats één van de grootste relatieve bijdragen in Nederland.

Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Er is geen landelijke herstelopgave van toepassing, dus handhaving van de huidige situatie is voldoende.

A156

Grutto

Doel

Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een foeragerende populatie van gemiddeld 45 vogels (seizoensgemiddelde) en behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een slapende populatie van gemiddeld 630 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

De populatie foeragerende grutto’s heeft een gemiddeld seizoensgemiddelde van 9 individuen in de periode 2017/2018-2022/2023. Voorafgaand aan deze periode was er een negatieve trend. In dezelfde periode bedroeg het gemiddelde seizoensmaximum van de in het gebied slapende grutto's 630 vogels. Grutto’s foerageren ten westen van de Fluessen (Polder De Samenvoeging). De rust- en slaapplaatsen bevinden zich op natte locaties (plas-dras) in dezelfde polder. De recente beoordeling van de landelijke staat van instandhouding is ongunstig voor de aspecten kwaliteit leefgebied en omvang populatie. Herstel tot een populatie van ten minste 45 vogels voor wat betreft het aantal in het gebied foeragerende grutto's is noodzakelijk vanwege het verslechteringsverbod, omdat afname in dit geval wel aantoonbaar is.21 Een verdere verbetering van de kwaliteit respectievelijk uitbreiding van de populatie is niet noodzakelijk, omdat de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding vooral betrekking heeft op gebieden buiten het Natura 2000-netwerk.

A160

Wulp

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.

Toelichting

De Oudegaasterbrekken heeft voor de wulp met name een functie als slaapplaats en levert de grootste relatieve bijdrage als binnenlandse slaapplaats. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig.

I

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.2 Wijzigingen in vogelsoorten ten opzichte van aanwijzingen als Vogelrichtlijngebied (2000) en/of het ontwerpbesluit (2007) (paragraaf 4.2.3)

Er zijn twee Vogelrichtlijnbesluiten van toepassing op het gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving: Oudegaasterbrekken e.o. (2000) en Fluessen/Vogelhoek/Morra (2000).

De vogelsoorten waarvoor de gebieden Oudegaasterbrekken e.o. en Fluessen/Vogelhoek/Morra in 2000 zijn aangewezen, zijn indertijd ontleend aan SOVON (2000)22. De numerieke criteria die daarin zijn opgenomen zijn ontleend aan de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)23. Een gebied wordt slechts aangewezen voor soorten waarvoor het gebied van landelijke betekenis is. Hiervan is in beginsel sprake indien het gebied minstens 1% van de landelijke broedpopulatie herbergt, indien 0,1% van de biogeografische populatie geregeld in het gebied verblijft of indien het gebied in combinatie met andere gebieden voldoende bijdrage kan leveren aan een sleutelpopulatie.

Voor eventuele toevoeging of verwijdering van vogelsoorten is gebruik gemaakt van SOVON & CBS (2005)24 waarin de ontwikkeling van vogelaantallen in de laatste decennia is beschreven. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 1 van dit rapport zijn de verschillen aangegeven tussen de soortenlijsten per gebied die in beide aangehaalde rapporten zijn opgenomen. Om ecologische redenen die in voorkomende gevallen hieronder zijn vermeld, is soms van deze algemene criteria afgeweken. Deze werkwijze heeft voor de lijst van vogelsoorten waarvoor dit gebied is aangewezen, de volgende consequenties:

  • In aanvulling op de oorspronkelijke aanwijzingen als Vogelrichtlijngebied (2000), maar conform het ontwerpbesluit (2007), is het gebied ook aangewezen voor de volgende soort trekvogel zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn: kuifeend (A061) als niet-broedvogel. Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biogeografische populatie van de kuifeend in de periode 1999/2000-2003/2004.

  • In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2010) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als broedvogel: grutto (A156). Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biogeografische populatie in de periode 2016-2021.

  • In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2010) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als niet-broedvogel: grutto (A156). Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biogeografische populatie in de periode 1999/2000-2003/2004.

J

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.4.1 Habitatrichtlijn: habitattypen

H3150 – Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage

Besluit

009

Groote Wielen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

C

conform ontwerp

013

Alde Feanen

behoud

verbetering

C

ontwerpbesluit

018

Rottige Meenthe & Brandemeer

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

034

Weerribben

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

035

De Wieden

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

036

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

037

Olde Maten & Veerslootslanden

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

038

Uiterwaarden IJssel

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

067

Gelderse Poort

behoud

verbetering

C

ontwerpbesluit

071

Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

behoud

behoud

A1

aanwijzingsbesluit x

074

Zwarte Meer

uitbreiding

verbetering

B2

aanwijzingsbesluit

076

Veluwerandmeren

behoud

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

083

Botshol

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

094

Naardermeer

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

130

Langstraat

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

Ongeveer de helft van de landelijke oppervlakte van het habitattype meren met krabbenscheer en fonteinkruiden wordt binnen de Natura 2000-gebieden beschermd (gebaseerd op een schatting van de oppervlakten van zowel begroeide als onbegroeide waterdelen van eutrofe meren en plassen). De landelijke staat van instandhouding van het habitattype is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. In verscheidene gebieden wordt afgeweken van de landelijke doelstelling. In Olde Maten & Veerslootslanden (037) zijn behoudsdoelstellingen geformuleerd, omdat uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit al in voldoende mate in andere gebieden in Noordwest-Overijssel (De Wieden (035) en Weerribben (034)) kan worden gerealiseerd. In andere gebieden wordt er van de landelijke doelstelling afgeweken, omdat er nagenoeg geen mogelijkheid (ruimte) is om het habitattype uit te breiden en/of potentie om de kwaliteit ervan te verbeteren, bijvoorbeeld in Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (010), Alde Feanen (013), Gelderse Poort (067) en Botshol (083). In het Naardermeer (094) is door recent herstel een aanzienlijk areaal van het habitattype aanwezig. Behoud is derhalve voldoende.

H6430A – Ruigten en zomen,moerasspirea

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en kwaliteit

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage a

Besluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

C

conform ontwerp

034

Weerribben

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

035

De Wieden

behoud

behoud

A1

ontwerpbesluit

036

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

038

Uiterwaarden IJssel

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

039

Vecht- en Beneden-Reggegebied

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

067

Gelderse Poort

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

070

Lingegebied & Diefdijk-Zuid

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

074

Zwarte Meer

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

083

Botshol

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

A2

ontwerpbesluit

152

Grensmaas

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

  • a)

    De weergegeven relatieve bijdragen betreffen een voorlopige inschatting, omdat er nog onduidelijkheid is over de landelijke oppervlakte van dit subtype.

De landelijke staat van instandhouding van het habitattype ruigten en zomen, moerasspirea (subtype A) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. De landelijk opgave is gericht op het behoud van de huidige verspreiding van deze ruigten die meestal lintvormige begroeiingen vormen over het gehele rivierengebied. Bijzondere soorten van dit subtype zijn onder meer te verwachten in ruigten en zomen in extensief beheerde beekdalen die incidenteel overstromen met beekwater en in laagveenmoerassen. Alle gebiedsdoelstellingen sluiten aan op de landelijke doelstelling.

H6430B – Ruigten en zomen,harig wilgenroosje

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en behoud/verbetering kwaliteita

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage c

Besluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

C

conform ontwerp

038

Uiterwaarden IJssel

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

082

Uiterwaarden Lek

uitbreiding

behoud

C

ontwerpbesluit

089

Eilandspolder

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

091

Polder Westzaan

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

108

Oude Maas

uitbreiding

behoud

C

ontwerpbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

B

ontwerpbesluit

111

Hollands Diep

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

uitbreiding

behoud

A

ontwerpbesluit

114

Krammer-Volkerak

behoud b

behoud

C

concept-ontwerp

115

Grevelingen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

124

Groote Gat

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

  • a)

    Verbetering kwaliteit geldt voor de brakke varianten.

  • b)

    Waarschijnlijk kan dit subtype bij de huidige voortschrijdende verzoeting niet behouden blijven, maar zullen hiervoor (minder bedreigde) zoete vormen ruigten en zomen, moerasspirea (subtype A) in de plaats komen.

  • c)

    De weergegeven relatieve bijdragen betreffen een voorlopige inschatting, omdat er nog onduidelijkheid is over de landelijke oppervlakte van dit subtype. Klassen zijn slechts globaal geduid (A > 15%, B = 2-15% en C < 2%) omdat kwantitatieve gegevens over het voorkomen van deze zoomvegetaties beperkt beschikbaar zijn. Oppervlakten zijn moeilijk te bepalen omdat het meestal slechts smalle stroken of kleine plekken betreft.

  • d)

    De landelijke staat van instandhouding van het habitattype ruigten en zomen, harig wilgenroosje (subtype B) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Niet in alle gebieden kan de landelijke doelstelling worden nagestreefd. De doelstelling voor uitbreiding van de oppervlakte wordt enkel nagestreefd in de belangrijkste gebieden voor dit habitattype, zoals Oude Maas (108), Haringvliet (109) en Biesbosch (112). De landelijke doelstelling voor verbetering van de kwaliteit is alleen neergelegd in gebieden die potentie bieden voor verbetering van de kwaliteit van de brakke variant van dit habitattype.

H7140B – Overgangs- en trilvenen,veenmosrietlanden

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage

Besluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

C

conform ontwerp-wijzigingsbesluit

013

Alde Feanen

uitbreiding

verbetering

B1

aanwijzingsbesluit

018

Rottige Meenthe & Brandemeer

behoud

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

034

Weerribben

behoud

behoud

B2

aanwijzingsbesluit

035

De Wieden

behoud

behoud

B2

aanwijzingsbesluit

037

Olde Maten & Veerslootslanden

uitbreiding

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

083

Botshol

uitbreiding

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

089

Eilandspolder

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

091

Polder Westzaan

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

uitbreiding

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

094

Naardermeer

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit x

095

Oostelijke Vechtplassen

uitbreiding

verbetering

B1

aanwijzingsbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

uitbreiding

verbetering

B2

aanwijzingsbesluit

118

Oosterschelde

uitbreiding

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

130

Langstraat

uitbreiding

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

Meer dan de helft van de landelijke oppervlakte van het habitattype overgangs- en trilvenen, veenmosrietlanden (subtype B) is opgenomen binnen het Natura 2000-netwerk. De landelijke staat van instandhouding van dit subtype is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Niet in alle gebieden kan echter de landelijke doelstelling nagestreefd worden. In het gebied Rottige Meenthe & Brandemeer (018) wordt uitbreiding van de oppervlakte of verbetering van de kwaliteit bijvoorbeeld niet realistisch geacht, gezien de geringe potentie voor herstel van de benodigde kalkrijke kwel. In het gebied De Wieden (035) wordt in tegenstelling tot de landelijke doelstelling behoud van de oppervlakte beoogd. Er is reeds een grote oppervlakte van dit habitattype aanwezig in het gebied en er is geen potentie om deze verder uit te breiden. In het voormalig brakwaterveen Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (090) is het doel voor dit subtype ook op behoud van de oppervlakte gesteld. Reden hiervoor is dat het habitattype over een relatief grote oppervlakte voorkomt. Ook wordt hier, evenals in het gebied Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske (092), behoud van de kwaliteit beoogd. Snelle verzuring en verbossing vergen in deze gebieden reeds grote inspanningen om de kwaliteit te behouden. Ook in de gebieden Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (010), Eilandspolder (089) en Polder Westzaan (091) wijken de doelstellingen af van de landelijke doelstelling. De kansen voor nieuwvorming zijn onduidelijk en de meeste andere gebieden hebben een beter perspectief voor verbetering van de kwaliteit.

H91D0 – *Hoogveenbossen

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage

Besluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

C

conform ontwerp-wijzigingsbesluit

013

Alde Feanen

uitbreiding

verbetering

B1

aanwijzingsbesluit

018

Rottige Meenthe & Brandemeer

behoud

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

022

Norgerholt

behoud

behoud

C

wijzigingsbesluit

024

Witterveld

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

025

Drentsche Aa-gebied

uitbreiding

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

029

Holtingerveld

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit x

032

Mantingerzand

behoud

behoud

C

wijzigingsbesluit

034

Weerribben

behoud

verbetering

B2

aanwijzingsbesluit

035

De Wieden

behoud

verbetering

B2

aanwijzingsbesluit

045

Springendal & Dal van de Mosbeek

behoud

behoud

C

wijzigingsbesluit

046

Bergvennen & Brecklenkampse veld

behoud

behoud

C

wijzigingsbesluit x

049

Dinkelland

behoud

verbetering

C

wijzigingsbesluit

053

Buurserzand & Haaksbergerveen

uitbreiding

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

054

Witte Veen

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

057

Veluwe

behoud

behoud

C

wijzigingsbesluit

061

Korenburgerveen

behoud

verbetering

B1

aanwijzingsbesluit

091

Polder Westzaan

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit x

092

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

094

Naardermeer

uitbreiding

behoud

A1

aanwijzingsbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

behoud

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

133

Kampina & Oisterwijkse Vennen

behoud

behoud

C

wijzigingsbesluit

135

Kempenland–West

behoud

behoud

C

wijzigingsbesluit

136

Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

uitbreiding

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

137

Strabrechtse Heide & Beuven

behoud

verbetering

C

wijzigingsbesluit

138

Weerter- en Budelerbergen & Ringselven

uitbreiding

verbetering

B1

aanwijzingsbesluit

142

Sint Jansberg

behoud

verbetering

C

wijzigingsbesluit

144

Boschhuizerbergen

behoud

behoud

C

wijzigingsbesluit

145

Maasduinen

behoud

verbetering

B1

aanwijzingsbesluit

149

Meinweg

behoud

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

150

Roerdal

behoud

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

155

Brunssummerheide

uitbreiding

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

Ongeveer twee derde van de landelijke oppervlakte van het habitattype hoogveenbossen bevindt zich binnen het Natura 2000-netwerk. De landelijke staat van instandhouding van het habitattype is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. In de gebieden met de grootste ecologische potentie voor herstel van het habitattype en/of waar de grootste bijdrage aan de landelijke doelstelling gerealiseerd kan worden, wordt uitbreiding van de oppervlakte en/of verbetering van de kwaliteit van het habitattype nagestreefd. In de overige gebieden wordt volstaan met behoud van het habitattype. Bijvoorbeeld in het gebied Maasduinen (145) is het areaal waar het habitattype hoogveenbossen voor kan komen al volledig benut, waardoor er geen mogelijkheden voor uitbreiding zijn. Ook in het gebied Rottige Meenthe & Brandemeer (018) wordt behoud van het habitattype beoogd. Hier is, gezien de hydrologie, geringe potentie voor het habitattype. In Nieuwkoopse Plassen & De Haeck (103) komt het habitattype verspreid voor met een relatief grote totaaloppervlakte. Uitbreiding zou ten koste gaan van het karakter van het gebied. In de laagveengebieden Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske (092) en Oostelijke Vechtplassen (095) zijn kleine oppervlakten hoogveenbossen aanwezig, evenals in de Limburgse gebieden Meinweg (149) en Roerdal (150). Er is weinig potentie voor ontwikkeling van het habitattype in deze gebieden. In enkele van deze gebieden is echter wel potentie voor kwaliteitsverbetering. In de gebieden met hoogveenkernen komen hoogveenbossen voor rondom de hoogveenkern op de zandbodem (onder andere in de gebieden Witterveld (024), Witte Veen (054), Wooldse Veen (064)). Aangezien de prioriteit in deze gebieden bij de ontwikkeling van hoogveen ligt en de potenties ter verbetering van de kwaliteit en/of uitbreiding van de oppervlakte beperkt zijn, wordt hier slechts in beperkte mate gestreefd naar uitbreiding en/of kwaliteitsverbetering.

K

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.4.2 Habitatrichtlijn: soorten

H1149 – Kleine modderkruiper

Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied ten behoeve van behoud populatie

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Doel populatie

Besluit

009

Groote Wielen

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

behoud

conform ontwerp-wijzigingsbesluit

013

Alde Feanen

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

015

Van Oordt’s Mersken

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

018

Rottige Meenthe & Brandemeer

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

025

Drentsche Aa-gebied

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

034

Weerribben

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

035

De Wieden

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

036

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

037

Olde Maten & Veerslootslanden

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

038/

066-068

Rijntakken

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

039

Vecht- en Beneden-Reggegebied

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

070

Lingegebied & Diefdijk-Zuid

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

071

Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

073

Markermeer & IJmeer

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

074

Zwarte Meer

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

076

Veluwerandmeren

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

083

Botshol

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

088

Kennemerland-Zuid

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

089

Eilandspolder

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

091

Polder Westzaan

behoud a

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

094

Naardermeer

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

097

Meijendel & Berkheide

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

105

Zouweboezem

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

111

Hollands Diep

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

114

Krammer-Volkerak

behoud

behoud

behoud

ontwerpbesluit

130

Langstraat

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

132

Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

133

Kampina & Oisterwijkse Vennen

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

135

Kempenland-West

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

136

Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

137

Strabrechtse Heide & Beuven

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

138

Weerter- en Budelerbergen & Ringselven

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

139

Deurnsche Peel & Mariapeel

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

141

Oeffelter Meent

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

145

Maasduinen

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

147

Leudal

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

  • (a)

    Enige achteruitgang in omvang leefgebied ten gunste van habitattype ruigten en zomen (H6430) is toegestaan29.

De landelijke staat van instandhouding voor de kleine modderkruiper is op het aspect leefgebied beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Alle gebiedsdoelen sluiten aan op de landelijke opgave. Inventarisatiegegevens van de soort zijn slechts in beperkte mate aanwezig, daarom worden er geen relatieve bijdragen per gebied gegeven. Gezien de ruime verspreiding en het algemene voorkomen van de soort, voldoet de kwaliteit van het leefgebied op het merendeel van de vindplaatsen. Het streven is om het algemeen voorkomen van de kleine modderkruiper in Nederland te bestendigen. Het is met name van belang om de soort in de kern van zijn verspreidingsgebied in hoge aantallen en wijdverspreid te behouden. Net als de grote modderkruiper kan de kleine modderkruiper daarnaast profiteren van de ingeslagen beleidswegen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het meer ecologisch beheren van wateren door waterschappen.

H1163 – Rivierdonderpad

Landelijke doelstelling: behoud/uitbreiding omvang en behoud/verbetering kwaliteit leefgebied

[ten behoeve van behoud populatie30]a

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Doel populatie

Besluit

009

Groote Wielen

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

behoud

conform ontwerp-wijzigingsbesluit

013

Alde Feanen

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

025

Drentsche Aa-gebied

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

034

Weerribben

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

035

De Wieden

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

036

Uiterwaarden Zwarte water en Vecht

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

038/

066-068

Rijntakken

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

039

Vecht- en Beneden-Reggegebied

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

049

Dinkelland

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

057

Veluwe

uitbreiding

behoud

uitbreiding

aanwijzingsbesluit

071

Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

072

IJsselmeer

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

073

Markermeer & IJmeer

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

074

Zwarte Meer

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

076

Veluwerandmeren

behoud b

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

133

Kampina & Oisterwijkse Vennen

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

145

Maasduinen

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

147

Leudal

behoud

behoud

behoud

wijzigingsbesluit

148

Swalmdal

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

150

Roerdal

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

152

Grensmaas

behoud

behoud

behoud

aanwijzingsbesluit

157

Geuldal

uitbreiding

verbetering

uitbreiding

aanwijzingsbesluit

  • (a)

    Behoud omvang en kwaliteit leefgebied in de grote wateren en uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied in de beken.

  • (b)

    Enige achteruitgang in oppervlakte leefgebied ten gunste van broedvogelsoorten roerdomp (A021) of grote karekiet (A298) is toegestaan31.

De landelijke staat van instandhouding van de rivierdonderpad is op het aspect leefgebied als “matig ongunstig”32 beoordeeld en heeft voornamelijk betrekking op in beken voorkomende rivierdonderpadden, waaronder de “beekdonderpad” (Cottus rhenanus). De staat van instandhouding van de “gewone” rivierdonderpad (Cottus perifretum) die een veel ruimere verspreiding heeft in meren, rivieren en beken, wordt, behalve in beken, vooralsnog als gunstig beoordeeld. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Er zijn onvoldoende inventarisatiegegevens over de landelijke verspreiding van de soort op kilometerhokniveau bekend, daarom worden er geen relatieve bijdragen per gebied gegeven. In de beekdalgebieden is een landelijke hersteldoelstelling neergelegd. Alleen in de gebieden Veluwe (057) en Geuldal (157), waar het leefgebied het meest onder druk staat en er mogelijkheden zijn voor herstel van het leefgebied en van de populatie, is een hersteldoelstelling neergelegd.

H1318 – Meervleermuis (zomer)

Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied ten behoeve van behoud populatie

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Doel populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

009

Groote Wielen

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

013

Alde Feanen

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

018

Rottige Meenthe & Brandemeer

behoud

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

034

Weerribben

behoud

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

035

De Wieden

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

039

Vecht- en Beneden-Reggegebied

behoud

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

067

Gelderse Poort

behoud

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

behoud

behoud

behoud

B1a

aanwijzingsbesluit

072

IJsselmeer

behoud

behoud

behoud

B1a

aanwijzingsbesluit

073

Markermeer & IJmeer

behoud

behoud

behoud

B1a

aanwijzingsbesluit

073

Markermeer & IJmeer

behoud

behoud

behoud

B1a

aanwijzingsbesluit

074

Zwarte Meer

behoud

behoud

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

076

Veluwerandmeren

behoud

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

083

Botshol

behoud

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

091

Polder Westzaan

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

094

Naardermeer

behoud

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

behoud

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

  • a)

    De relatieve bijdrage geldt voor het Natura 2000-gebied als geheel, dus voor het Habitatrichtlijngedeelte en het Vogelrichtlijngedeelte gecombineerd.

De landelijke staat van instandhouding van de meervleermuis is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als “gunstig”33. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Alle gebiedsdoelstellingen sluiten aan op de landelijke opgave, die gericht is op behoud van foerageergebieden die gebruikt worden door meervleermuizen uit kraamkolonies en verblijfplaatsen in de omgeving van de betreffende Natura 2000- gebieden.

H1340 – *Noordse woelmuis

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Doel populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

verbetering

behoud

B2

aanwijzingsbesluit

009

Groote Wielen

uitbreiding

verbetering

behoud

C

ontwerpbesluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

uitbreiding

verbetering

uitbreiding

C

conform ontwerp

013

Alde Feanen

uitbreiding

verbetering

uitbreiding

C

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

uitbreiding

behoud

uitbreiding

C

aanwijzingsbesluit

089

Eilandspolder

behoud

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

091

Polder Westzaan

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

uitbreiding

verbetering

uitbreiding

B1

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

uitbreiding

verbetering

uitbreiding

C

aanwijzingsbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

behoud

verbetering

uitbreiding

C

aanwijzingsbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

behoud

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

108

Oude Maas

uitbreiding

verbetering

uitbreiding

C

ontwerpbesluit

109

Haringvliet

behoud

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

111

Hollands Diep

uitbreiding

verbetering

uitbreiding

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

114

Krammer-Volkerak

behoud

behoud

behoud

B1

concept-ontwerp

115

Grevelingen

behoud

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

116

Kop van Schouwen

behoud

verbetering

behoud

C

ontwerpbesluit

118

Oosterschelde

uitbreiding

behoud

uitbreiding

B1

aanwijzingsbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de noordse woelmuis is op het aspect leefgebied beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Landelijke uitbreiding van de populatie wordt vooral beoogd in de Friese gebieden omdat het leefgebied vooral daar sterk versnipperd is geraakt. De doelstellingen uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied en uitbreiding populatie zijn verder neergelegd in gebieden die daarvoor mogelijkheden bieden (bijvoorbeeld in het kader van natuurontwikkeling) of waar duidelijke aanwijzing is dat de soort recent is achteruitgegaan. In Duinen en Lage Land Texel (002) staat het doel voor omvang van het leefgebied op “behoud” omdat de soort al over het gehele eiland voorkomt. Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied is vooral nodig om de populatie weerstand te kunnen laten bieden tegen concurrentie met andere diersoorten. In het IJsselmeer (072) en Oosterschelde (118) is op het aspect kwaliteit van de landelijke opgave afgeweken. In de Oosterschelde is de kwaliteit al op orde; derhalve is behoud voldoende. In het IJsselmeer is afgeweken omdat hier de mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit beperkt zijn.

L

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.4.3 Vogelrichtlijn: broedvogels

A119 – Porseleinhoen

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

4

C

aanwijzingsbesluit

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

2

C

aanwijzingsbesluit

008

Lauwersmeer

behoud

behoud

15

B2

ontwerpbesluit

009

Groote Wielen

behoud

behoud

4 (↑)

C

ontwerpbesluit

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

1

C

doel aangepast a

012

Sneekermeergebied

behoud

behoud

2 (↑)

C

ontwerpbesluit

013

Alde Feanen

behoud

behoud

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

019

Leekstermeergebied

behoud

behoud

2 (↑)

C

ontwerpbesluit

020

Zuidlaardermeergebied

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B2

ontwerpbesluit

023

Fochteloërveen

behoud

behoud

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

033

Bargerveen

behoud

behoud

15 (↑)

B1

ontwerpbesluit

034

Weerribben

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

B1

ontwerpbesluit

035

De Wieden

behoud

behoud

20

B2

ontwerpbesluit

036

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

behoud

behoud

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

038

Uiterwaarden IJssel

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

066

Uiterwaarden Neder-Rijn

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

B1

ontwerpbesluit

067

Gelderse Poort

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

068

Uiterwaarden Waal

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

18 (↑)

B1

aanwijzingsbesluit

074

Zwarte Meer

uitbreiding

verbetering

7 (↑)

B1

aanwijzingsbesluit

075

Ketelmeer & Vossemeer

uitbreiding

verbetering

4 (↑)

C

aanwijzingsbesluit

078

Oostvaardersplassen

uitbreiding

verbetering

40 (↑)

B2

aanwijzingsbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

behoud

behoud

8

B1

ontwerpbesluit

105

Zouweboezem

behoud

behoud

9 (↑)

C

ontwerpbesluit

106

Boezems Kinderdijk

behoud

behoud

1

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

140

Groote Peel

uitbreiding

verbetering

5 (↑)

C

aanwijzingsbesluit

  • a)

    De doelstelling is aangepast van “uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit” in “behoud omvang en kwaliteit”, omdat het aantal van 1 broedpaar neerkomt op behoud van de draagkracht in de periode 1999-2003 en er geen ruimte is voor verdere verbetering of uitbreiding van het leefgebied.

De landelijke staat van instandhouding van het porseleinhoen is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “zeer ongunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van een populatie van ten minste 400 paren”. De aantallen van het porseleinhoen vertonen jaarlijks grote schommelingen als gevolg van weersomstandigheden zodat een doelstelling op basis van het gemiddelde niet doelmatig is. Er is daarom gekozen voor een populatieniveau in gunstige jaren, de jaren waarin in het late voorjaar sprake is van hoge waterstanden in het leefgebied dat de belangrijkste voorwaarde is om tot broeden over te gaan. De herstelopgave volgt het Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004 (2000)34. Er zijn voor het porseleinhoen extra inspanningen nodig om de gewenste landelijke minimumpopulatie te bereiken35. Er is een beleidskeuze gemaakt om strategisch te lokaliseren door de opgave voor herstel van plas-dras situaties voor onder andere het porseleinhoen te leggen in het landschap Meren en Moerassen, waaronder het gebied IJsselmeer (072). Daarnaast liggen er potenties in het rivierengebied, waar de soort momenteel matig vertegenwoordigd is (met uitzondering van het noordelijke deel van de IJssel). Behoud wordt nagestreefd in die gebieden waar de historische potentie niet meer haalbaar is, waar de lokale populatietrend stabiel of toenemend is zodat behoud van het leefgebied voldoende is, of waar onvoldoende trendgegevens beschikbaar zijn om de potenties voor herstel in te schatten. De gebieden Duinen Vlieland (003), Duinen Ameland (005) bieden onvoldoende potentie voor verdere verbetering van het leefgebied en de daarmee samenhangende populatieontwikkeling. In de gebieden Bargerveen (033) en Boezems Kinderdijk (106) is de lokale populatietrend stabiel; in de gebieden Lauwersmeer (008), Fochteloërveen (023), De Wieden (035) en Oostelijke Vechtplassen (095) is de lokale populatietrend toenemend. Van de gebieden Groote Wielen (009), Sneekermeergebied (012) en Leekstermeergebied (019) zijn onvoldoende trendgegevens beschikbaar. Voor Groote Wielen, Sneekermeergebied, Leekstermeergebied, Fochteloërveen, Bargerveen, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht (036), Zouweboezem (105) en Biesbosch (112) is ingeschat dat het behoud van het leefgebied voldoende is voor een (kleine) toename van de populatie.

A156 – Grutto

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 50.000 paren

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

1

Waddenzee

uitbreiding

verbetering

140 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

5

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

uitbreiding

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

uitbreiding

verbetering

45 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

12

Sneekermeergebied

uitbreiding

verbetering

190 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

uitbreiding

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt’s Mersken

uitbreiding

verbetering

90 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

20

Zuidlaardermeergebied

uitbreiding

verbetering

65 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

35

De Wieden

uitbreiding

verbetering

360 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

38

Rijntakken

uitbreiding

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

uitbreiding

verbetering

560 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

89

Eilandspolder

uitbreiding

verbetering

220 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

uitbreiding

verbetering

480 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

uitbreiding

verbetering

440 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

uitbreiding

verbetering

750 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

102

De Wilck

behoud

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

uitbreiding

verbetering

35 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

uitbreiding

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

110

Oudeland van Strijen

uitbreiding

verbetering

130 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

118

Oosterschelde

behoud

behoud

35

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

121

Yerseke en Kapelse Moer

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de grutto als broedvogel is beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. Gestreefd wordt naar herstel van een populatieniveau van ten minste 50.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling met uitzondering van de gebieden Donkse Laagten en Oosterschelde. In deze gebieden is behoud van de huidige oppervlakte leefgebied het hoogst haalbare. In Oosterschelde is ook verbetering van de kwaliteit van het leefgebied niet mogelijk en is behoud van de populatie het hoogst haalbare.

M

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.4.4 Vogelrichtlijn: niet-broedvogels

De doelniveaus van niet-broedvogels zijn meestal uitgedrukt als seizoensgemiddelde of als (gemiddeld) seizoensmaximum. Deze gemiddelden, die worden bepaald aan de hand van maandelijkse tellingen, worden als volgt berekend36:

Het seizoensgemiddelde is het gemiddelde aantal in een gebied aanwezige vogels over het gehele seizoen, berekend aan de hand van maandelijks uitgevoerde tellingen over een reeks seizoenen (1999/2000- 2003/2004). Het (gemiddeld) seizoensmaximum is het gemiddelde van het grootste getelde aantal (piekaantal) per seizoen (juli t/m juni van het volgende jaar) berekend over een reeks van achtereenvolgende seizoenen (meestal vijf seizoenen: 1999/2000-2003/2004). Bij voorkeur is het doelniveau uitgedrukt als seizoensgemiddelde omdat dit een indicatie geeft voor het gebruik van een gebied over het gehele seizoen. Bij onvoldoende beschikbaarheid van jaarrondtellingen moet soms worden teruggevallen op het seizoensmaximum.

A156 – Grutto

Landelijke doelstelling: Behoud van omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 15.000 vogels (seizoensgemiddelde)

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage37

Besluit

1

Waddenzee

behoud

behoud

1.300↑

f, A1

ontwerp-wijzigingsbesluit

1

Waddenzee

behoud

behoud

6.400 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

behoud

verbetering

270↑

f, B1

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

behoud

verbetering

1.100 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

behoud

verbetering

110↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

behoud

behoud

670 (max)

s, n.n.b.

conform ontwerp

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

verbetering

45↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

630 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

11

Witte en Zwarte Brekken

behoud

behoud

940 (max)

s, n.n.b.

conform ontwerp

12

Sneekermeergebied

behoud

verbetering

150↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

12

Sneekermeergebied

behoud

behoud

2.100 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

behoud

behoud

130

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

behoud

behoud

4.200 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt’s Mersken

behoud

behoud

12

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt's Mersken

behoud

behoud

100 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

20

Zuidlaardermeergebied

behoud

behoud

18

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

36

Uiterwaarden Zwarte water en Vecht

behoud

behoud

80

sf, C

conform ontwerp

38

Rijntakken

behoud

verbetering

670↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

38

Rijntakken

behoud

verbetering

6.400 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

uitbreiding

verbetering

130↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

behoud

behoud

350 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

290↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

2.200 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

74

Zwarte Meer

behoud

behoud

behoud

s, n.n.b.

aanwijzingsbesluit

75

Ketelmeer & Vossemeer

behoud

behoud

20

sf, C

aanwijzingsbesluit

78

Oostvaardersplassen

behoud

behoud

90

sf, C

conform ontwerp

79

Lepelaarplassen

behoud

behoud

5

sf, C

conform ontwerp

89

Eilandspolder

behoud

behoud

35

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

89

Eilandspolder

behoud

behoud

520 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

230↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

2.300 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

verbetering

110↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

1.100 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

behoud

verbetering

90↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

behoud

verbetering

790 (max)↑

s, n.n.b.

conform ontwerp

102

De Wilck

behoud

verbetering

25↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

102

De Wilck

behoud

behoud

150 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

behoud

verbetering

25↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

behoud

behoud

230 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

behoud

25

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

behoud

260 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

290↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

1.500 (max)↑

s, n.n.b

ontwerp-wijzigingsbesluit

110

Oudeland van Strijen

behoud

verbetering

20↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

60

sf, C

conform ontwerp

114

Krammer-Volkerak

behoud

behoud

20

sf, C

ontwerpbesluit

118

Oosterschelde

behoud

verbetering

180↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

118

Oosterschelde

behoud

verbetering

770 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de grutto als niet-broedvogel wordt als ‘zeer ongunstig’ beoordeeld vanwege een ‘zeer ongunstige’ beoordeling van de aspecten ‘populatie’ en ‘toekomstperspectief’. Het aspect ‘leefgebied’ heeft een ‘matig ongunstige’ beoordeling. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan. Ondanks de landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding, geldt voor de meeste gebieden een behoudopgave voor zowel omvang als kwaliteit van het leefgebied. De reden hiervoor is dat de afnemende trend wordt veroorzaakt door ontwikkelingen in de omstandigheden voor de grutto als broedvogel die grotendeels buiten het Natura 2000-netwerk liggen. Indien voor een gebied een uitbreidings- en/of verbeterdoelstelling is geformuleerd, is er na het Natura-2000 aanwijzingsbesluit verslechtering opgetreden. Om die reden is het noodzakelijk om de situatie voor de grutto als niet-broedvogel ten tijde van het Natura 2000-aanwijzingsbesluit te herstellen en daarna minstens te behouden.

Niet-broedvogelsoorten

Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie

Vogelsoort

Aantal gebieden

Landelijke doelstelling

Populatie Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Relatieve bijdrage*

Besluit

A040 Kleine rietgans(d)

4

8.000

20.500 (max)

sf

conform ontwerp

A041 Kolgans (d);(e)

36

218.300

6.700 (max)

s

conform ontwerp

A045 Brandgans (d);(e)

26

140.900

39.300 (max)

sf

conform ontwerp

A050 Smient (d);(e)

46

258.200

2.700

sf, C

conform ontwerp

A061 Kuifeend (c);(f)

21

75.700

2.400

f, B1

conform ontwerp

A068 Nonnetje (a)

18

690

50

f, B2

conform ontwerp

A151 Kemphaan(b)

5

39.500

2.300 (max)

sf

conform ontwerp

A160 Wulp (d)

17

101.100

behoud

s

doel aangepast (g)

* Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf). Relatieve bijdrage is alleen berekend als het landelijke doel en het gebiedsdoel beide zijn gebaseerd op dezelfde waarde (óf seizoensmaximum óf seizoensgemiddelde).

  • a)

    Nonnetje: ondanks de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is landelijk een behoudsdoelstelling geformuleerd voor deze soort vanwege slechte stuurbaarheid van vermoedelijke oorzaken (Natura 2000 doelendocument, 2006).

  • b)

    Kemphaan: ondanks de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is landelijk een behoudsdoelstelling geformuleerd. De recente afname is verbonden aan een afname op internationaal niveau en mogelijk aan enkele andere slecht stuurbare factoren (Natura 2000 doelendocument, 2006).

  • c)

    Kuifeend: ondanks de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is landelijk een behoudsdoelstelling voor deze soort geformuleerd, omdat deze staat van instandhouding alleen gebaseerd is op toekomstverwachting (Natura 2000 doelendocument, 2006).

  • d)

    Kleine rietgans, kolgans, brandgans, smient en wulp: de staat van instandhouding van de soort is beoordeeld als “gunstig”.

  • e)

    Kolgans, brandgans en smient: enige afname landelijk veroorzaakt door extensivering van landgebruik (onder andere door natuurontwikkeling) is aanvaardbaar.

  • f)

    Kuifeend: enige afname landelijk als gevolg van herstel van zout-zoet overgangen is aanvaardbaar.

  • g)

    De instandhoudingsdoelstelling heeft nu ook betrekking op het aspect populatie. Door het niet opnemen van een draagkrachtindicatie vanwege het ontbreken van voldoende betrouwbare kwantitatieve gegevens was de doelstelling voor de populatie onbedoeld geheel weggevallen. Dit is in dit besluit gerepareerd.

N

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

4.1 Kwalificerende vogelsoorten

Oudegaasterbrekken e.o. kwalificeert als speciale beschermingszone vanwege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen van de Kleine rietgans en Brandgans38 die het gebied benutten als overwinteringsgebied en/of rustplaats. Het gebied kan hierdoor tevens worden aangemerkt als watergebied van internationale betekenis zoals bedoeld in de Wetlands-Conventie (criterium 6).

Soort van Bijlage I en een trekkende watervogelsoort waarvoor het gebied aan de 1%-drempel voldoet

Soort

Art. 4

Brva

Biogeogr. Populatiee

1% Biopopf

% in SBZg

Telperiode

Kleine rietgans A. brachyrhynchus

2

nee

Spitsbergen/NW-Europa

340

39%

1980-98

Brandgans Branta leucopsis

1

nee

Rusland/Nederland

1 800

3,8%

1980-98

  • a)

    De kwalificatie betreft in het gebied niet-broedende vogels (indien ingevuld met "nee")

  • b)

    Biogeografische populatie waartoe de in Nederland pleisterende exemplaren van deze soort worden gerekend

  • c)

    Drempelwaarde zijnde 1% van de betreffende biografische populatie (biografische populatie en drempelwaarde ontleend aan Rose & Scott 1997, Waterfowl Population Estimates – 2nd edition. Wetlands International, Wageningen)

  • d)

    Aantal in het onderhavige gebied uitgedrukt als percentage van de biogeografische populatie

Toelichting bij ontwerp-wijzigingsbesluit Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Met dit ontwerp-wijzigingsbesluit wordt het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving aangewezen voor de grutto als broedvogel en als niet-broedvogel. Het toevoegen dan wel wijzigen van instandhoudingsdoelstellingen voor de grutto wordt toegepast bij 25 gebieden die reeds eerder zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Aanleiding voor de wijzigingen is de noodzaak om nu ook de grutto als broedvogel te beschermen in deze gebieden, nadat de grutto eerder in de meeste van deze gebieden als doortrekker (niet-broedvogel) al was beschermd. Het toevoegen van instandhoudingsdoelstellingen voor broedende grutto’s is één van de noodzakelijke maatregelen die Nederland treft naar aanleiding van de inbreukprocedure die de Europese Commissie in juli 2024 is gestart. De maatregel is onderdeel van een ambitieus maatregelenpakket, dat van toepassing is binnen en vooral buiten Vogelrichtlijngebieden, om tot het noodzakelijke herstel van de populatie te komen (Kamerstuk 33576 nr. 441).

Criteria voor gebiedsselectie en instandhoudingsdoelstellingen

De 25 gebieden voldoen aan het criterium dat in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)1 wordt genoemd voor het aanwijzen van vogelsoorten in Vogelrichtlijngebieden, namelijk dat ten minste 0,1% van de internationale (biogeografische) populatie van de grutto als broedvogel in het gebied voorkomt. Het betreft in het geval van de grutto de populatie van de ondersoort limosa (de ondersoort islandica komt in Nederland alleen als doortrekker voor en kan dan wel onderdeel vormen van de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel). Of een gebied voldoet aan het genoemde criterium, is bepaald op basis van de door Sovon verzamelde gegevens over de jaren 2016-2021. Concreet betekent dit dat de grutto als broedvogel beschermd wordt indien er in die jaren gemiddeld ten minste 26 broedparen voorkwamen. Het gaat om de volgende 25 Natura 2000-gebieden: 

N2k-nr 

Natura 2000-gebied 

1 

Waddenzee 

5 

Duinen Ameland 

8 

Lauwersmeer      

9 

Groote Wielen 

10 

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving 

12 

Sneekermeergebied      

13 

Alde Feanen     

15 

Van Oordt’s Mersken 

20 

Zuidlaardermeergebied 

35 

De Wieden 

38 

Rijntakken 

56 

Arkemheen 

72 

IJsselmeer      

89 

Eilandspolder 

90 

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder 

92 

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske 

93 

Polder Zeevang 

102 

De Wilck 

103 

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck 

104 

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein  

107 

Donkse Laagten 

109 

Haringvliet      

110 

Oudeland van Strijen 

118 

Oosterschelde 

121 

Yerseke en Kapelse Moer 

De instandhoudingsdoelstellingen per gebied voor de broedende grutto zijn gebaseerd op het wetenschappelijk advies van Sovon, zoals opgenomen in de gebiedsnotities over de betekenis en potenties van de gebieden als broedgebied van de grutto. Voor dit advies is niet alleen algemene kennis over de grutto en zijn leefgebied gebruikt, maar ook gebiedsspecifieke informatie over de populatietrend en de potenties voor verbetering en uitbreiding van het leefgebied (rekening houdend met wat nodig en mogelijk is ten aanzien van inrichting en beheer).

Onderbouwing voor wijzigingen voor alleen de grutto

De wijzigingsbesluiten beperken zich tot wijzigingen ten aanzien van alleen de grutto. Het betreft wijzigingen die het karakter hebben van een actualisering. Reden om alleen te actualiseren voor de grutto is dat niet gewacht kan worden tot een algehele actualisering van alle vogeldoelen plaatsvindt, omdat dat een tijdrovend proces is. De voortdurende afname van de gruttopopulatie noopt tot het met voorrang beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden. Dat is te meer van belang omdat de grutto vooral in Nederland broedt. Dit kan relatief snel gebeuren, omdat alleen bepaald hoeft te worden of de grutto voldoet aan de criteria voor aanwijzing in die gebieden (zie boven), zonder dat de hele procedure voor selectie van gebieden hoeft te worden doorlopen. Bij zo’n volledige actualiserings- en selectieprocedure zou dan ook voor andere aanwezige vogelsoorten bepaald moeten worden of ze zouden moeten worden aangewezen. Deze snelheid is tevens nodig vanwege de inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart vanwege onvoldoende bescherming van de grutto. Het beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden is essentieel voor het beschermen van deze soort.

 

Landelijk doel

Met de publicatie van de bovengenoemde besluiten wordt ook het landelijk doel voor de grutto als broedvogel voor het eerst gepubliceerd. Het landelijke doel in dit ontwerpbesluit is opgesteld via dezelfde werkwijze als voor de vernieuwde landelijke doelen, die op het moment van publiceren van dit ontwerpbesluit ter inzage liggen. Het voorgestelde landelijk doel is gebaseerd op de ecologische gunstige referentie en de groeipotentie van de soort tot aan 2050. Inspraak op dit landelijk doel is met het publiceren van dit ontwerpbesluit mogelijk. Het landelijk doel voor de grutto als broedvogel is nog niet formeel vastgesteld. Vaststelling van het landelijk doel vindt tegelijkertijd plaats met de vaststelling van de eerste wijzigingsbesluiten en staat dus ook open voor zienswijzen binnen deze procedure.

Het landelijke doel voor de grutto als broedvogel is mede bepalend voor het ambitieniveau van de instandhoudingsdoelstellingen in de wijzigingsbesluiten. De gebiedsdoelen moeten namelijk, zoveel als mogelijk is, bijdragen aan het behalen van dat landelijke doel. Dat geldt echter in nog sterkere mate voor het deel van de landelijke populatie dat buiten deze gebieden voorkomt: momenteel komt namelijk circa 90% van de landelijke broedpopulatie buiten de Vogelrichtlijngebieden voor. Om het landelijke doel te bereiken, is het dus noodzakelijk dat verreweg de grootste bijdrage aan de toename plaats zal vinden in de rest van Nederland. Daartoe is het noodzakelijk dat het hierboven genoemde ambitieuze maatregelenpakket wordt uitgevoerd.

Ook het landelijk doel voor de grutto als niet-broedvogel wordt aangepast. Het aangepaste landelijk doel wordt vermeld in de wijzigingsbesluiten, maar heeft (nog) geen rol gespeeld bij het bepalen van de gebiedsdoelen. Hoewel de landelijke populatie moet toenemen als gevolg van het nemen van maatregelen voor de broedpopulatie, is nog niet duidelijk hoe zich dat gaat vertalen in de verspreiding van de doortrekkende grutto’s over de gebieden. Er is namelijk op gebiedsniveau geen vaste relatie tussen de aantallen broedende en niet-broedende grutto’s. Het is dus nog niet goed mogelijk om de gebiedsdoelen voor de grutto als niet-broedvogel te baseren op een noodzakelijke bijdrage aan het landelijke doel in de toekomst, temeer daar de omvang en de kwaliteit van het leefgebied voor doortrekkende grutto’s niet de beperkende factor is voor de groei van de populatie. Voor de gebiedsdoelen zijn daarom – vooralsnog - de huidige aantallen leidend (behoudsdoelstelling), tenzij er sprake is van een afname ten opzichte van de situatie die is bedoeld in het oorspronkelijke aanwijzingsbesluit. In dat laatste geval is de oorspronkelijke doelstelling gehandhaafd, waarbij het noodzakelijk is dat die situatie zo snel mogelijk wordt hersteld, gezien het verslechteringsverbod.

Redactionele wijzigingen

Naast wijzigingen in dit besluit ten behoeve van de aanwijzing van de grutto, hebben er ook redactionele wijzigingen plaatsgevonden in het besluit (die hebben geen rechtsgevolgen).

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Jean Rummenie

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 18 juni 2025

  • 1

    Dit betreft een geconsolideerde versie van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979, inclusief wijzigingen die sindsdien op de richtlijn van toepassing zijn. Met uitzondering van de bijlagen en verwijzingen is de tekst van de richtlijn inhoudelijk niet gewijzigd. Terug naar link van noot.

  • 2

    Beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 december 2004 tot vaststelling, op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio (2004/813/EG). PB EU 2004, L 387/1. Laatstelijk vervangen door Uitvoeringsbesluit van de Commissie 2013/26/EU van 16 november 2012 tot vaststelling van een zesde bijgewerkte lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio (PbEU 2013, L 24/ 379). Terug naar link van noot.

  • 3

    Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 4

    Ministerie van LNV (2008): Natura 2000 profielendocument. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 5

    De begrenzingsmethodiek is verder uitgewerkt in het Gebiedendocument (2004). Terug naar link van noot.

  • 6

    Hof van Justitie EG, 7 november 2000, First Corporate Shipping, zaak C-371/98, punten 16 en 25. Terug naar link van noot.

  • 7

    De wijze van begrenzing van Vogelrichtlijngebieden is toegelicht in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.

  • 18

    Bij niet-broedvogels wordt daarbij (voor zover bekend) onderscheid gemaakt tussen het leefgebied voor een foeragerende populatie en voor een slapende populatie, omdat de aantallen van die populaties verschillend zijn en omdat het leefgebied voor foerageren en slapen verschillend kan zijn. Terug naar link van noot.

  • 19

    Voor het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen en actuele aantallen voor vogels is de volgende afrondingssystematiek gebruikt: 1-20 = niet afronden, 21-100 = afronden op vijftallen, 100-1.000 = afronden op tientallen, >1.000 = afronden op honderdtallen. Terug naar link van noot.

  • 20

    Uit jurisprudentie blijkt dat hierover misverstanden zijn gerezen. Aanleiding hiervoor was kennelijk de toelichting op pagina 63 van het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV, 2006), over de betekenis van de aantallen die voor vogels worden genoemd. Die toelichting wekte kennelijk (ten onrechte) de indruk dat de populatieomvang niet tot de instandhoudingsdoelstelling behoort. Terug naar link van noot.

  • 21

    In het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2010) is de grutto ten onrechte niet aangewezen als niet-broedvogel: de aantallen foeragerende grutto’s voldeden ook toen al aan de 0,1%-drempel van de biogeografische populatie. Met het wijzigingsbesluit van 2025 is dit hersteld. Inmiddels blijkt dat ook de aantallen slapende grutto’s voldoen aan deze drempel. Terug naar link van noot.

  • 22

    SOVON (2000): Belangrijke vogelgebieden in Nederland 1993-97. SOVON-informatierapport 2000/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek- Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 23

    Ministerie van LNV (2000): Nota van Antwoord Vogelrichtlijn, bijlage 1, selectiecriteria en methode van begrenzing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 24

    SOVON & CBS (2005): Trends van vogelaantallen in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVON-informatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 29

    Nadere toelichting over de “ten gunste formulering” wordt gegeven in het Natura 2000 doelendocument (2006), p. 35/37. Terug naar link van noot.

  • 30

    Uit de toelichting in het Natura 2000 doelendocument (2006) blijkt dat de populatiedoelstelling behoud is, hoewel dat niet expliciet is vermeld in de doelstelling zelf. Terug naar link van noot.

  • 31

    Nadere toelichting over de “ten gunste formulering” wordt gegeven in het Natura 2000 doelendocument (2006), p. 35/37. Terug naar link van noot.

  • 32

    De beschreven staat van instandhouding wijkt af van de staat van instandhouding zoals gegeven in het Natura 2000 doelendocument (2006). Zie het Natura 2000 profielendocument (2008) voor een nadere uitleg. Terug naar link van noot.

  • 33

    De beschreven staat van instandhouding wijkt af van de staat van instandhouding zoals gegeven in het Natura 2000 doelendocument (2006). Zie het Natura 2000 profielendocument (2008) voor een nadere uitleg. Terug naar link van noot.

  • 34

    Boer, T. den (2000): Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004. Rapport Directie Natuurbeheer nr.47. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Terug naar link van noot.

  • 35

    Natura 2000 doelendocument (2006): Tekstkader 4.5.1 Landelijke doelen broedvogels (“gemaakte keuze”). Terug naar link van noot.

  • 36

    Voorbeeld voor een seizoen met de volgende telresultaten (juli-juni): 0, 0, 0, 100, 100, 200, 100, 100, 0, 0, 0, 0. Het seizoensmaximum bedraagt in dit geval 200, het seizoensgemiddelde 50 (som van alle maandcijfers gedeeld door 12). Terug naar link van noot.

  • 37

    Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf). Relatieve bijdrage is alleen berekend als het landelijke doel en het gebiedsdoel beide zijn gebaseerd op dezelfde waarde (óf seizoensmaximum óf seizoensgemiddelde). Terug naar link van noot.

  • 38

    Onderstreepte soorten zijn opgenomen in Bijlage I van de richtlijn (art. 4.1). Terug naar link van noot.

  • 1

    https://www.natura2000.nl/sites/default/files/Bibliotheek/Aanwijzing%20Vogelrichtlijngebieden/Nota%20van%20Antwoord%20Vogelrichtlijn%20%282000%29%20Bijlage%201%20Selectie%20en%20begrenzing.pdf Terug naar link van noot.

Naar boven