U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Ontwerp-wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Groote Wielen

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur:

Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, en 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206);

Gelet op artikelen 2.44, eerste lid, en 16.25a, eerste lid, van de Omgevingswet;

Besluit:

Artikel I

Het besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 december 2010, nr. PDN 2010-009, houdende aanwijzing van het Habitatrichtlijngebied Groote Wielen, het Vogelrichtlijngebied Groote Wielen en het Natura 2000-gebied Groote Wielen waarvan een nieuwe tekst op 3 april 2025 is vastgesteld (Stcrt. 2025, 12621), wordt gewijzigd zoals weergegeven in de bijlage “Bijlage bij artikel I van de wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Groote Wielen”.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking een dag na publicatie.

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Jean Rummenie

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 18 juni 2025

Dit ontwerpbesluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. De exacte periode en locatie worden vermeld in de bekendmaking die wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in de advertentie die wordt gepubliceerd in gedrukte media en op internet. Het ontwerp-wijzigingsbesluit wordt in zijn geheel gepubliceerd in de Staatscourant en is daarna ook te raadplegen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet via de website www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.

Eenieder kan binnen zes weken tijdens de terinzagelegging van dit ontwerpbesluit een zienswijze naar voren brengen bij het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur per mail en schriftelijk, zoals aangegeven in de bekendmaking.

Degenen die een zienswijze binnen de gestelde termijn naar voren hebben gebracht, kunnen gedurende zes weken ná de bekendmaking beroep instellen tegen het definitieve besluit. Degenen die geen zienswijzen naar voren hebben gebracht, kunnen ten aanzien van alle punten van het besluit beroep instellen als ze belanghebbende zijn; als ze geen belanghebbende zijn, kunnen ze alleen beroep instellen ten aanzien van punten die inhoudelijk verschillen van het ontwerpbesluit

Meer informatie over Natura 2000 en gerelateerde onderwerpen vindt u op de website https://www.rijksoverheid.nl/natura2000. Voor vragen over Natura 2000 kunt u op werkdagen van 8.30 uur tot 16.30 uur contact opnemen met het klantcontactcentrum van RVO, telefoon 088 - 042 42 42 (lokaal tarief).

Bijlage bij artikel I van de wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Groote Wielen

A

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

1. INLEIDING

Het gebied Groote Wielen is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna Habitatrichtlijn) en als speciale beschermingszone in het kader van Richtlijn 2009/147/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (hierna Vogelrichtlijn). Tezamen vormen deze speciale beschermingszones het Natura 2000-gebied Groote Wielen. Het besluit bevat de begrenzing en de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied.

Artikel 1 van het besluit regelt de aanwijzing van het gebied onder de Habitatrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de Habitatrichtlijnsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen.

Artikel 2 van het besluit regelt de aanwijzing van het gebied onder de Vogelrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen.

Artikel 3 van het besluit introduceert de nota van toelichting en benadrukt dat het besluit niet te lezen is zonder de nota van toelichting. Daarnaast wordt in dit deel van het besluit het Natura 2000-gebied Groote Wielen gevormd uit het Habitatrichtlijngebied en het Vogelrichtlijngebied.

Artikel 4 regelt de uitgezonderde delen van de in artikel 1 en artikel 2 aangewezen gebieden.

Artikel 5 en artikel 6 van het besluit bepalen dat er voor het gebied instandhoudingsdoelstellingen verwezenlijkt dienen te worden. De doelstelling van artikel 5 heeft betrekking op de in artikel 1 opgesomde soorten. De soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanmelding van de Habitatrichtlijngebieden in 2003. De doelstelling van artikel 6 heeft betrekking op de in artikel 2 opgesomde vogelsoorten. De vogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanwijzing van de Vogelrichtlijngebieden in 2000

In hoofdstuk 2 van deze nota van toelichting worden de aanwijzingen onder de Habitat- en Vogelrichtlijn kort toegelicht.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een gebiedsbeschrijving gegeven en wordt ingegaan op eventuele grenswijzigingen die zijn doorgevoerd nadat het gebied bij de Europese Commissie is aangemeld of die zijn doorgevoerd nadat het gebied als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Tevens wordt in hoofdstuk 3 de bij dit besluit behorende begrenzing toegelicht.

In hoofdstuk 4 wordt een opsomming gegeven van soorten waaraan het gebied zijn betekenis ontleent.

In hoofdstuk 5 worden de algemene instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd en worden de specifieke instandhoudingsdoelstellingen, genoemd in artikel 5 en 6, nader toegelicht. Er wordt aangegeven in welke richting de instandhoudingsdoelstelling zich zal moeten ontwikkelen. Daarvoor worden de termen “behoud”, “uitbreiding” en “verbetering” gebruikt. Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied ten behoeve van “behoud” of “uitbreiding” van de populatie.

Bij de nota van toelichting is een bijlage A gevoegd met illustraties van grenswijzigingen indien van toepassing; die illustraties laten zien welke terreindelen na de eerste aanwijzing zijn vervallen of zijn toegevoegd als onderdeel van de speciale beschermingszone in de zin van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Anders dan de andere bijlage bij de toelichting maakt bijlage A geen integraal onderdeel uit van dit besluit, aangezien er sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet enkel nog rechten worden verleend aan de geometrische begrenzing.

Bijlage B omvat een nadere onderbouwing van de wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen, van de selectie als Habitatrichtlijngebied en van de toewijzing van en wijzigingen in de instandhoudingsdoelstellingen.

Er is een appendix toegevoegd aan dit besluit waarin een toelichting wordt gegeven op de selectie- en begrenzingscriteria die bij de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Groote Wielen gebruikt zijn. Deze paragrafen komen uit de nota van toelichting van het Vogelrichtlijnbesluit.

B

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

2. AANWIJZINGEN HABITAT- EN VOGELRICHTLIJN

Artikel 1 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Groote Wielen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn (verder aangeduid als “Habitatrichtlijngebied”). Het gebied is in mei 2003 aangemeld volgens de procedure zoals opgenomen in artikel 4 van deze richtlijn, waarna het gebied in december 2004 door de Europese Commissie onder de naam “Groote Wielen” en onder nummer NL2003020 is geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio. Het gebied is aangewezen voor één prioritaire habitatsoort in de zin van artikel 1 van de Habitatrichtlijn.

Artikel 2 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Groote Wielen als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn (verder aangeduid als “Vogelrichtlijngebied”). Het gebied is op 24 maart 2000 (N/2000/299) aangewezen. Bij de Europese Commissie is dit gebied bekend onder nummer NL2003020.

Artikel 3 van dit besluit voorziet in de samenvoeging van de speciale beschermingszones tot één Natura 2000-gebied: Groote Wielen (landelijk gebiedsnummer 009).

Sinds het Natura 2000-aanwijzingsbesluit van 27 december 2010 zijn de speciale beschermingszones samengevoegd tot één Natura 2000-gebied: Groote Wielen (landelijk gebiedsnummer 009).

Met betrekking tot het Vogelrichtlijngebied kan er in dit besluit naast mogelijke grenswijzigingen ook een wijziging plaatsvinden bij de vogelsoorten, waarvoor dit gebied destijds is aangewezen. Deze eventuele wijzigingen worden toegelicht in bijlage B. In dit besluit worden alle vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied wordt geacht te zijn aangewezen.

Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen en leefgebieden van Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijnsoorten in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen. De instandhoudingsdoelstellingen (artikel 5, artikel 6 en hoofdstuk 5) en de begrenzing zijn in algemene zin nader toegelicht in het Natura 2000 doelendocument (2006)3. Dit document geeft het beleidskader van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen weer en de daarbij gehanteerde systematiek. Beschrijvingen van habitattypen en (vogel)soorten waarvoor doelen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in het Natura 2000 profielendocument (2008)4.

Het Natura 2000-gebied Groote Wielen ligt in de provincie Fryslân en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Leeuwarden en Tytsjerksteradiel.

C

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

3.2 Landschappelijke context en kenmerken begrenzing

Groote Wielen behoort tot het Natura 2000-landschap “Meren en Moerassen”.

De ligging van de habitattypen en van de leefgebieden van de soorten (paragraaf 4.4) waarvoor het gebied is aangewezen, vormt het uitgangspunt voor de begrenzing van de Habitatrichtlijngebieden. Dit is inclusief terreindelen die van mindere kwaliteit zijn. Daarnaast omvat het begrensde gebied ook natuurwaarden die integraal onderdeel uitmaken van de ecosystemen waartoe de betreffende habitattypen en leefgebieden van soorten behoren, alsmede terreindelen die noodzakelijk worden geacht om de betreffende habitattypen en leefgebieden van soorten in stand te houden en te herstellen5.

Bij de keuze en de afbakening van de gebieden is geen rekening gehouden met andere vereisten dan die verband houden met de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna6.

De grenzen van een Vogelrichtlijngebied worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I- soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten, voor zover het gaat om de soorten die in het besluit van 2010 waren aangewezen (en dus niet om de grutto als broedvogel waarvoor het gebied in 2025 is aangewezen).

De grenzen van een Vogelrichtlijngebied worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I- soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten. De Groote Wielen is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van open water, moeras en graslanden die als geheel het leefgebied vormen van een aantal in artikel 4 van de richtlijn bedoelde vogelsoorten. Het vormt het leefgebied van soorten van Bijlage I (art. 4.1) en fungeert tevens als broedgebied, overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van andere trekvogelsoorten (art. 4.2). De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat een in landschapsecologisch opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan en/ of voortplanten van bedoelde vogelsoorten7.

D

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.1 Inleiding

Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als Habitatrichtlijngebied “tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat […] of van een soort […] alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging”.

Deze bepaling is in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) nader uitgewerkt. Op grond van dit artikel bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura 2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Voor zover van toepassing is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of (vogel)soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en (vogel)soorten. Bij broedvogelsoorten met een regionale doelstelling is in de toelichting aangegeven wat in een bepaalde periode de minimale en maximale bijdrage van het betreffende gebied aan het regionale doelniveau is geweest.

Niet alle instandhoudingsdoelstellingen zijn in dit aanwijzingsbesluit gekwantificeerd (daarvoor moet een habitatkaart of beheerplan worden geraadpleegd). In die gevallen is het voor het bepalen van wat in de instandhoudingsdoelstellingen onder “behoud' dan wel “uitbreiding” of “verbetering” moet worden verstaan belangrijk te weten wat de referentiesituatie (of “nulsituatie”) is waarmee deze termen moeten worden vergeleken. Dat is eveneens van belang voor het handhaven van het verslechteringsverbod. De situatie ten tijde van het publiceren van een aanwijzingsbesluit is bepalend voor wat onder “behoud” moet worden verstaan en vanaf welk niveau “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. De instandhoudingsdoelstellingen die niet geconcretiseerd zijn moeten dus zó begrepen worden, dat het behoudsniveau van de habitattypen en soorten betrekking heeft op oppervlakte en kwaliteit, respectievelijk omvang en kwaliteit leefgebied en omvang populatie, zoals aanwezig op de datum van aanwijzen. Dit is tevens het niveau van waaraf “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. Voor specifiek de grutto geldt 2025 als referentiedatum, aangezien in dat jaar voor de soort een nieuwe en of aangepaste instandhoudingsdoelstelling zijn opgenomen.

Voor een habitattype wordt de verdeling gemaakt in oppervlakte en kwaliteit, zodat de aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een habitattype altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de oppervlakte en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit wordt gegeven.

Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied14. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort, waarvan het populatiedoel niet is geconcretiseerd met een getal, is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied voor “behoud” of “uitbreiding” van de populatie. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een vogelrichtlijnsoort waarbij het populatiedoel is geconcretiseerd met een getal is het doel in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied met een draagkracht voor een geconcretiseerde populatieomvang15 . In deze formulering wordt er met de woorden “voor” of “met een draagkracht voor” een koppeling aangebracht tussen de doelcomponent leefgebied en de doelcomponent populatie. Dat heeft zijn oorzaak in het feit dat maatregelen in de regel aangrijpen op het leefgebied van de soort en niet op de soort zelf (het directe effect op het leefgebied werkt via het leefgebied indirect door op de soort). Dat laat echter onverlet dat ook de populatieomvang tot de instandhoudingsdoelstelling behoort en niet slechts van ondergeschikt of indicatief belang is16.

In bijlage B.4 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per Natura 2000-waarde.

Voor de Natura 2000-gebieden zullen in beheerplannen instandhoudingsmaatregelen worden uitgewerkt die beantwoorden aan de gebiedsspecifieke ecologische vereisten van de betrokken natuurlijke habitats en (vogel)soorten.

Als verdere invulling van het stellen van prioriteiten zijn voor de acht onderscheiden Natura 2000-landschappen kernopgaven geformuleerd op grond van de daar voorkomende habitattypen en soorten, de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap, de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden. Per landschap omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven stellen prioriteiten (“richting geven”) en geven overeenkomsten en verschillen tussen en binnen de gebieden aan. Zij hebben in het bijzonder betrekking op habitattypen en (vogel)soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is. De kernopgaven worden per Natura 2000-landschap behandeld en opgesomd in hoofdstuk 5 van het Natura 2000 doelendocument (2006).

E

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.4 Vogelrichtlijn: broedvogels

A119

Porseleinhoen

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 4 paren.

Toelichting

Het porseleinhoen is een jaarlijks voorkomende broedvogel (met 1-4 paartjes) van natte graslanden. Het genoemde aantal heeft betrekking op gunstige jaren. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Friese merengebied ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie.

A151

Kemphaan

Doel

Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 10 paren.

Toelichting

De kemphaan is van oorsprong een talrijke broedvogel van vochtige tot natte graslanden met in 1980 nog een populatie van 68 paren. De populatie is, in lijn met de algehele tendens in Nederland, sterk afgenomen. Na 1997 zijn er geen paren meer vastgesteld. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding is uitbreiding van de populatie gewenst. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Friese merengebied ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie.

A156

Grutto

Doel

Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van tenminste 80 broedparen.

Toelichting

De grutto broedt al geruime tijd in dit gebied. Na een eerdere sterke afname is de populatie grutto’s weer wat toegenomen en is de afgelopen jaren gestabiliseerd op 40 broedparen. De grutto broedt vooral in open graslanden aan de westzijde van het gebied. Vanwege de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie is uitbreiding van de populatie (t.o.v. 2025) noodzakelijk. Gezien het landelijke doel, is het noodzakelijk om de potentie van het gebied optimaal te benutten. Een populatie van 80 broedparen in 2050 wordt als haalbaar ingeschat. Deze populatieomvang is kleiner dan de omvang die in het verleden is voorgekomen. Het gebied levert voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie.

A295

Rietzanger

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 220 paren.

Toelichting

De rietlanden in de Groote Wielen herbergen één van de sleutelpopulaties van de rietzanger in het Friese merengebied. In de periode 1993-1997 werden jaarlijks 100-125 paren vastgesteld. Voor de periode 1999-2003 wordt het gemiddeld aantal paren geschat op 220. Gezien de landelijke gunstige staat van instandhouding met betrekking tot de populatieomvang, is behoud voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie.

F

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.5 Vogelrichtlijn: niet-broedvogels

A041

Kolgans

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 13.900 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

Aantallen kolganzen zijn van nationale en internationale betekenis. Het gebied heeft met name een functie als slaapplaats. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig.

A045

Brandgans

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 11.800 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

De aantallen brandganzen zijn van nationale en internationale betekenis. Het gebied heeft met name een functie als slaapplaats. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig. De doelstelling heeft geen betrekking op de eventuele functie van het gebied als broedgebied voor deze soort.

A050

Smient

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 1.300 vogels (seizoensgemiddelde).

Toelichting

Het gebied heeft voor de smient met name een functie als slaapplaats en foerageergebied. Het aantalsverloop vertoonde een optimum in de tweede helft van de jaren tachtig, daarna een sterke afname. Handhaving van de huidige situatie is echter voldoende want de landelijke staat van instandhouding is gunstig.

A156

Grutto

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 670 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

Het gebied heeft voor de grutto met name een functie als slaapplaats. Trendgegevens zijn niet beschikbaar. Handhaving van de huidige situatie is voldoende omdat de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding vooral betrekking heeft op gebieden buiten het Natura 2000-netwerk.

A156

Grutto

Doel

Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een foeragerende populatie van gemiddeld 110 vogels (seizoensgemiddelde) en behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een slapende populatie van gemiddeld 670 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

Aantallen grutto's zijn van nationale betekenis. De populatie foeragerende grutto’s heeft een gemiddeld seizoensgemiddelde van 70 individuen in de periode 2017/2018-2022/2023. Hoewel de aantallen over de jaren heen sterk fluctueren, is duidelijk dat het huidige gemiddelde lager is dan het gemiddelde dat overeenkomt met de behoudsdoelstelling17. In dezelfde periode bedroeg het gemiddelde seizoensmaximum van de in het gebied slapende grutto's 670 vogels (dat aantal is niet afgenomen). Grutto’s foerageren in de meer open graslanden aan de westzijde van het gebied. De rust- en slaapplaatsen bevinden vooral in de in het voorjaar geïnundeerde zomerpolders in het westen van het gebied. De recente beoordeling van de landelijke staat van instandhouding is ongunstig voor de aspecten kwaliteit leefgebied en omvang populatie. Het is noodzakelijk dat het leefgebied en de populatie zo snel mogelijk worden hersteld tot een populatieaantal van ten minste 110 foeragerende vogels. Behoud van de huidige slaapplaatsaantallen is voldoende. (Een verdere) verbetering van de kwaliteit respectievelijk uitbreiding van de populatie is niet noodzakelijk, omdat de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding vooral betrekking heeft op gebieden buiten het Natura 2000-netwerk.

G

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.2 Wijzigingen in vogelsoorten ten opzichte van aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2000) en/of het ontwerpbesluit (2007) (paragraaf 4.2.2)

De vogelsoorten waarvoor het gebied in 2000 is aangewezen, zijn indertijd ontleend aan SOVON (2000)18. De numerieke criteria die daarin zijn opgenomen zijn ontleend aan de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)19. Een gebied wordt slechts aangewezen voor soorten waarvoor het gebied van landelijke betekenis is. Hiervan is in beginsel sprake indien het gebied minstens 1% van de landelijke broedpopulatie herbergt, indien 0,1% van de biogeografische populatie geregeld in het gebied verblijft of indien het gebied in combinatie met andere gebieden voldoende bijdrage kan leveren aan een sleutelpopulatie.

Voor eventuele toevoeging of verwijdering van vogelsoorten is gebruik gemaakt van SOVON & CBS (2005)20 waarin de ontwikkeling van vogelaantallen in de laatste decennia is beschreven. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 1 van dit rapport zijn de verschillen aangegeven tussen de soortenlijsten per gebied die in beide aangehaalde rapporten zijn opgenomen. Om ecologische redenen die in voorkomende gevallen hieronder zijn vermeld, is soms van deze algemene criteria afgeweken. Deze werkwijze heeft voor de lijst van vogelsoorten waarvoor dit gebied is aangewezen, de volgende consequenties:

  • In afwijking van de oorspronkelijke aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2000), maar conform het ontwerpbesluit (2007), is het gebied niet aangewezen voor de volgende vogelsoort van bijlage I van de Vogelrichtlijn: kemphaan (A151) als niet-broedvogel. Het gebied herbergde minder dan 0,1% van de biogeografische populatie van de betreffende soort in de periode 1999/2000-2003/2004. Daarnaast is het gebied op basis van het huidige voorkomen voor de soort van relatief geringe betekenis (SOVON & CBS 2005).

  • In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2010) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als broedvogel: grutto (A156). Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biogeografisch populatie in de periode 2016-2021.

H

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.4.2 Vogelrichtlijn: broedvogels

A119 – Porseleinhoen

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

4

C

aanwijzingsbesluit

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

2

C

aanwijzingsbesluit

008

Lauwersmeer

behoud

behoud

15

B2

ontwerpbesluit

009

Groote Wielen

behoud

behoud

4 (↑)

C

conform ontwerp

010

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

uitbreiding

verbetering

1 (↑)

C

ontwerpbesluit

012

Sneekermeergebied

behoud

behoud

2 (↑)

C

ontwerpbesluit

013

Alde Feanen

behoud

behoud

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

019

Leekstermeergebied

behoud

behoud

2 (↑)

C

ontwerpbesluit

020

Zuidlaardermeergebied

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B2

ontwerpbesluit

023

Fochteloërveen

behoud

behoud

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

033

Bargerveen

behoud

behoud

15 (↑)

B1

ontwerpbesluit

034

Weerribben

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

B1

ontwerpbesluit

035

De Wieden

behoud

behoud

20

B2

ontwerpbesluit

036

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

behoud

behoud

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

038

Uiterwaarden IJssel

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

066

Uiterwaarden Neder-Rijn

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

B1

ontwerpbesluit

067

Gelderse Poort

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

068

Uiterwaarden Waal

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

18 (↑)

B1

aanwijzingsbesluit

074

Zwarte Meer

uitbreiding

verbetering

7 (↑)

B1

aanwijzingsbesluit

075

Ketelmeer & Vossemeer

uitbreiding

verbetering

4 (↑)

C

aanwijzingsbesluit

078

Oostvaardersplassen

uitbreiding

verbetering

40 (↑)

B2

aanwijzingsbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

behoud

behoud

8

B1

ontwerpbesluit

105

Zouweboezem

behoud

behoud

9 (↑)

C

ontwerpbesluit

106

Boezems Kinderdijk

behoud

behoud

1

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

140

Groote Peel

uitbreiding

verbetering

5 (↑)

C

aanwijzingsbesluit

De landelijke staat van instandhouding van het porseleinhoen is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “zeer ongunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van een populatie van ten minste 400 paren”. De aantallen van het porseleinhoen vertonen jaarlijks grote schommelingen als gevolg van weersomstandigheden zodat een doelstelling op basis van het gemiddelde niet doelmatig is. Er is daarom gekozen voor een populatieniveau in gunstige jaren, de jaren waarin in het late voorjaar sprake is van hoge waterstanden in het leefgebied dat de belangrijkste voorwaarde is om tot broeden over te gaan. De herstelopgave volgt het Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004 (2000)32. Er zijn voor het porseleinhoen extra inspanningen nodig om de gewenste landelijke minimumpopulatie te bereiken33. Er is een beleidskeuze gemaakt om strategisch te lokaliseren door de opgave voor herstel van plas-dras situaties voor onder andere het porseleinhoen te leggen in het landschap Meren en Moerassen, waaronder het gebied IJsselmeer (072). Daarnaast liggen er potenties in het rivierengebied, waar de soort momenteel matig vertegenwoordigd is (met uitzondering van het noordelijke deel van de IJssel). Behoud wordt nagestreefd in die gebieden waar de historische potentie niet meer haalbaar is, waar de lokale populatietrend stabiel of toenemend is zodat behoud van het leefgebied voldoende is, of waar onvoldoende trendgegevens beschikbaar zijn om de potenties voor herstel in te schatten. De gebieden Duinen Vlieland (003), Duinen Ameland (005) bieden onvoldoende potentie voor verdere verbetering van het leefgebied en de daarmee samenhangende populatieontwikkeling. In de gebieden Bargerveen (033) en Boezems Kinderdijk (106) is de lokale populatietrend stabiel; in de gebieden Lauwersmeer (008), Fochteloërveen (023), De Wieden (035) en Oostelijke Vechtplassen (095) is de lokale populatietrend toenemend. Van de gebieden Groote Wielen (009), Sneekermeergebied (012) en Leekstermeergebied (019) zijn onvoldoende trendgegevens beschikbaar. Voor Groote Wielen, Sneekermeergebied, Leekstermeergebied, Fochteloërveen, Bargerveen, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht (036), Zouweboezem (105) en Biesbosch (112) is ingeschat dat het behoud van het leefgebied voldoende is voor een (kleine) toename van de populatie.

A151 – Kemphaan

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

008

Lauwersmeer

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

009

Groote Wielen

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

C

conform ontwerp

012

Sneekermeergebied

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

013

Alde Feanen

behoud

behoud

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

015

Van Oordt’s Mersken

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

B1

ontwerpbesluit

072

Ijsselmeer

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

C

aanwijzingsbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

uitbreiding

verbetering

25 (↑)

B2

ontwerpbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

uitbreiding

verbetering

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de kemphaan als broedvogel is op de aspecten leefgebied en populatie beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit daarop aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie van ten minste 1000 hennen”. Vrijwel alle gebiedsdoelen sluiten aan op de landelijke doelstelling. Alleen in de Alde Feanen (013) wordt van de landelijke verbeteropgave voor het aspect leefgebied afgeweken; in dit gebied wordt met behoud van het huidige leefgebied een uitbreiding van de populatie beoogd.

A156 – Grutto

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 50.000 paren

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

1

Waddenzee

uitbreiding

verbetering

140 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

5

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

uitbreiding

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

uitbreiding

verbetering

45 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

12

Sneekermeergebied

uitbreiding

verbetering

190 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

uitbreiding

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt’s Mersken

uitbreiding

verbetering

90 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

20

Zuidlaardermeergebied

uitbreiding

verbetering

65 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

35

De Wieden

uitbreiding

verbetering

360 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

38

Rijntakken

uitbreiding

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

uitbreiding

verbetering

560 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

89

Eilandspolder

uitbreiding

verbetering

220 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

uitbreiding

verbetering

480 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

uitbreiding

verbetering

440 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

uitbreiding

verbetering

750 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

102

De Wilck

Behoud

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

uitbreiding

verbetering

35 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

uitbreiding

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

110

Oudeland van Strijen

uitbreiding

verbetering

130 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

118

Oosterschelde

behoud

behoud

35

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

121

Yerseke en Kapelse Moer

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de grutto als broedvogel is beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. Gestreefd wordt naar herstel van een populatieniveau van ten minste 50.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling met uitzondering van de gebieden Donkse Laagten en Oosterschelde. In deze gebieden is behoud van de huidige oppervlakte leefgebied het hoogst haalbare. In Oosterschelde is ook verbetering van de kwaliteit van het leefgebied niet mogelijk en is behoud van de populatie het hoogst haalbare.

A295 – Rietzanger

Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

120

C

aanwijzingsbesluit

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

230

C

aanwijzingsbesluit

008

Lauwersmeer

behoud

behoud

1.900

B2

ontwerpbesluit

009

Groote Wielen

behoud

behoud

220

C

conform ontwerp

012

Sneekermeergebied

behoud

behoud

370

C

ontwerpbesluit

013

Alde Feanen

behoud

behoud

800

B1

ontwerpbesluit

014

Deelen

behoud

behoud

200

C

aanwijzingsbesluit

019

Leekstermeergebied

behoud

behoud

10

C

ontwerpbesluit

020

Zuidlaardermeergebied

behoud

behoud

200

C

ontwerpbesluit

034

Weerribben

behoud

behoud

900

B1

ontwerpbesluit

035

De Wieden

behoud

behoud

3.000

A1

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

behoud

behoud

990

B1

aanwijzingsbesluit

074

Zwarte Meer

behoud

behoud

270

C

aanwijzingsbesluit

078

Oostvaardersplassen

behoud

behoud

790

B1

aanwijzingsbesluit

089

Eilandspolder

behoud

behoud

230

C

ontwerpbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

480

B1

ontwerpbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

800

B1

ontwerpbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

behoud

behoud

880

B1

ontwerpbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

behoud

behoud

340

C

ontwerpbesluit

109

Haringvliet

behoud

behoud

420

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

260

C

ontwerpbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de rietzanger is op de aspecten leefgebied en populatie beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit daarbij aan: “behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie van ten minste 20.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling.

I

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.4.3 Vogelrichtlijn: niet-broedvogels

De doelniveaus van niet-broedvogels zijn meestal uitgedrukt als seizoensgemiddelde of als (gemiddeld) seizoensmaximum. Deze gemiddelden, die worden bepaald aan de hand van maandelijkse tellingen, worden als volgt berekend34:

Het seizoensgemiddelde is het gemiddelde aantal in een gebied aanwezige vogels over het gehele seizoen, berekend aan de hand van maandelijks uitgevoerde tellingen over een reeks seizoenen (1999/2000- 2003/2004).

Het (gemiddeld) seizoensmaximum is het gemiddelde van het grootste getelde aantal (piekaantal) per seizoen (juli t/m juni van het volgende jaar) berekend over een reeks van achtereenvolgende seizoenen (meestal vijf seizoenen: 1999/2000-2003/2004).

Bij voorkeur is het doelniveau uitgedrukt als seizoensgemiddelde omdat dit een indicatie geeft voor het gebruik van een gebied over het gehele seizoen. Bij onvoldoende beschikbaarheid van jaarrondtellingen moet soms worden teruggevallen op het seizoensmaximum.

A156 – Grutto

Landelijke doelstelling: Behoud van omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 15.000 vogels (seizoensgemiddelde)

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage35

Besluit

1

Waddenzee

behoud

behoud

1.300↑

f, A1

ontwerp-wijzigingsbesluit

1

Waddenzee

behoud

behoud

6.400 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

behoud

verbetering

270↑

f, B1

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

behoud

verbetering

1.100 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

behoud

verbetering

110↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

behoud

behoud

670 (max)

s, n.n.b.

conform ontwerp

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

verbetering

45↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

630 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

11

Witte en Zwarte Brekken

behoud

behoud

940 (max)

s, n.n.b.

conform ontwerp

12

Sneekermeergebied

behoud

verbetering

150↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

12

Sneekermeergebied

behoud

behoud

2.100 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

behoud

behoud

130

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

behoud

behoud

4.200 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt’s Mersken

behoud

behoud

12

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt's Mersken

behoud

behoud

100 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

20

Zuidlaardermeergebied

behoud

behoud

18

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

36

Uiterwaarden Zwarte water en Vecht

behoud

behoud

80

sf, C

conform ontwerp

38

Rijntakken

behoud

verbetering

670↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

38

Rijntakken

behoud

verbetering

6.400 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

uitbreiding

verbetering

130↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

behoud

behoud

350 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

290↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

2.200 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

74

Zwarte Meer

behoud

behoud

behoud

s, n.n.b.

aanwijzingsbesluit

75

Ketelmeer & Vossemeer

behoud

behoud

20

sf, C

aanwijzingsbesluit

78

Oostvaardersplassen

behoud

behoud

90

sf, C

conform ontwerp

79

Lepelaarplassen

behoud

behoud

5

sf, C

conform ontwerp

89

Eilandspolder

behoud

behoud

35

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

89

Eilandspolder

behoud

behoud

520 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

230↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

2.300 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

verbetering

110↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

1.100 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

behoud

verbetering

90↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

behoud

verbetering

790 (max)↑

s, n.n.b.

conform ontwerp

102

De Wilck

behoud

verbetering

25↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

102

De Wilck

behoud

behoud

150 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

behoud

verbetering

25↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

behoud

behoud

230 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

behoud

25

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

behoud

260 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

290↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

1.500 (max)↑

s, n.n.b

ontwerp-wijzigingsbesluit

110

Oudeland van Strijen

behoud

verbetering

20↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

60

sf, C

conform ontwerp

114

Krammer-Volkerak

behoud

behoud

20

sf, C

ontwerpbesluit

118

Oosterschelde

behoud

verbetering

180↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

118

Oosterschelde

behoud

verbetering

770 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de grutto als niet-broedvogel wordt als ‘zeer ongunstig’ beoordeeld vanwege een ‘zeer ongunstige’ beoordeling van de aspecten ‘populatie’ en ‘toekomstperspectief’. Het aspect ‘leefgebied’ heeft een ‘matig ongunstige’ beoordeling. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan. Ondanks de landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding, geldt voor de meeste gebieden een behoudopgave voor zowel omvang als kwaliteit van het leefgebied. De reden hiervoor is dat de afnemende trend wordt veroorzaakt door ontwikkelingen in de omstandigheden voor de grutto als broedvogel die grotendeels buiten het Natura 2000-netwerk liggen. Indien voor een gebied een uitbreidings- en/of verbeterdoelstelling is geformuleerd, is er na het Natura-2000 aanwijzingsbesluit verslechtering opgetreden. Om die reden is het noodzakelijk om de situatie voor de grutto als niet-broedvogel ten tijde van het Natura 2000-aanwijzingsbesluit te herstellen en daarna minstens te behouden.

Niet-broedvogelsoorten

Landelijke doelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie

Vogelsoort

Aantal gebieden

Landelijke doelstelling

Populatie Groote Wielen

Relatieve bijdrage*

Besluit

A041 Kolgans (b);(c)(a);(b)

36

218.300

13.900 (max)

s

conform ontwerp

A045 Brandgans (b);(c)(a);(b)

26

140.900

11.800 (max)

s

conform ontwerp

A050 Smient (b);(c)(a);(b)

46

258.200

1.300

sf, C

conform ontwerp

A156 Grutto (a)

23

6.000

670 (max)

s

conform ontwerp

* Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf). Relatieve bijdrage is alleen berekend als het landelijke doel en het gebiedsdoel beide zijn gebaseerd op dezelfde waarde (óf seizoensmaximum óf seizoensgemiddelde).

  • a)

    Grutto: de grutto heeft gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding op landelijk niveau een opgave voor uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. Aangezien deze opgave niet te realiseren is binnen het Natura 2000-netwerk is in alle gebieden een behoudopgave voor de grutto geformuleerd (Natura 2000 doelendocument, 2006).

    Kolgans, brandgans en smient: enige afname landelijk veroorzaakt door extensivering van landgebruik (onder andere door natuurontwikkeling) is aanvaardbaar.

  • b)

    Kolgans, brandgans en smient: de staat van instandhouding van de soort is beoordeeld als “gunstig”.

  • c)

    Kolgans, brandgans en smient: enige afname landelijk veroorzaakt door extensivering van landgebruik (onder andere door natuurontwikkeling) is aanvaardbaar.

Toelichting bij ontwerp-wijzigingsbesluit Groote Wielen

Met dit ontwerp-wijzigingsbesluit wordt het Natura 2000-gebied Groote Wielen aangewezen voor de grutto als broedvogel en wordt de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel aangepast. Het toevoegen dan wel wijzigen van instandhoudingsdoelstellingen voor de grutto wordt toegepast bij 25 gebieden die reeds eerder zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Aanleiding voor de wijzigingen is de noodzaak om nu ook de grutto als broedvogel te beschermen in deze gebieden, nadat de grutto eerder in de meeste van deze gebieden als doortrekker (niet-broedvogel) al was beschermd. Het toevoegen van instandhoudingsdoelstellingen voor broedende grutto’s is één van de noodzakelijke maatregelen die Nederland treft naar aanleiding van de inbreukprocedure die de Europese Commissie in juli 2024 is gestart. De maatregel is onderdeel van een ambitieus maatregelenpakket, dat van toepassing is binnen en vooral buiten Vogelrichtlijngebieden, om tot het noodzakelijke herstel van de populatie te komen (Kamerstuk 33576 nr. 441).

Met dit wijzigingsbesluit wordt ook de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel aangepast. In dit besluit zijn de doelen voor zowel de slaap- als de foerageerfunctie kwantitatief opgenomen.

Criteria voor gebiedsselectie en instandhoudingsdoelstellingen

De 25 gebieden voldoen aan het criterium dat in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)1 wordt genoemd voor het aanwijzen van vogelsoorten in Vogelrichtlijngebieden, namelijk dat ten minste 0,1% van de internationale (biogeografische) populatie van de grutto als broedvogel in het gebied voorkomt. Het betreft in het geval van de grutto de populatie van de ondersoort limosa (de ondersoort islandica komt in Nederland alleen als doortrekker voor en kan dan wel onderdeel vormen van de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel). Of een gebied voldoet aan het genoemde criterium, is bepaald op basis van de door Sovon verzamelde gegevens over de jaren 2016-2021. Concreet betekent dit dat de grutto als broedvogel beschermd wordt indien er in die jaren gemiddeld ten minste 26 broedparen voorkwamen. Het gaat om de volgende 25 Natura 2000-gebieden:

N2k-nr

Natura 2000-gebied

1

Waddenzee

5

Duinen Ameland

8

Lauwersmeer

9

Groote Wielen

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

12

Sneekermeergebied

13

Alde Feanen

15

Van Oordt’s Mersken

20

Zuidlaardermeergebied

35

De Wieden

38

Rijntakken

56

Arkemheen

72

IJsselmeer

89

Eilandspolder

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

93

Polder Zeevang

102

De Wilck

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

107

Donkse Laagten

109

Haringvliet

110

Oudeland van Strijen

118

Oosterschelde

121

Yerseke en Kapelse Moer

De instandhoudingsdoelstellingen per gebied voor de broedende grutto zijn gebaseerd op het wetenschappelijk advies van Sovon, zoals opgenomen in de gebiedsnotities over de betekenis en potenties van de gebieden als broedgebied van de grutto. Voor dit advies is niet alleen algemene kennis over de grutto en zijn leefgebied gebruikt, maar ook gebiedsspecifieke informatie over de populatietrend en de potenties voor verbetering en uitbreiding van het leefgebied (rekening houdend met wat nodig en mogelijk is ten aanzien van inrichting en beheer).

Onderbouwing voor wijzigingen voor alleen de grutto

De wijzigingsbesluiten beperken zich tot wijzigingen ten aanzien van alleen de grutto. Het betreft wijzigingen die het karakter hebben van een actualisering. Reden om alleen te actualiseren voor de grutto is dat niet gewacht kan worden tot een algehele actualisering van alle vogeldoelen plaatsvindt, omdat dat een tijdrovend proces is. De voortdurende afname van de gruttopopulatie noopt tot het met voorrang beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden. Dat is te meer van belang omdat de grutto vooral in Nederland broedt. Dit kan relatief snel gebeuren, omdat alleen bepaald hoeft te worden of de grutto voldoet aan de criteria voor aanwijzing in die gebieden (zie boven), zonder dat de hele procedure voor selectie van gebieden hoeft te worden doorlopen. Bij zo’n volledige actualiserings- en selectieprocedure zou dan ook voor andere aanwezige vogelsoorten bepaald moeten worden of ze zouden moeten worden aangewezen. Deze snelheid is tevens nodig vanwege de inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart vanwege onvoldoende bescherming van de grutto. Het beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden is essentieel voor het beschermen van deze soort.

Landelijk doel

Met de publicatie van de bovengenoemde besluiten wordt ook het landelijk doel voor de grutto als broedvogel voor het eerst gepubliceerd. Het landelijke doel in dit ontwerpbesluit is opgesteld via dezelfde werkwijze als voor de vernieuwde landelijke doelen, die op het moment van publiceren van dit ontwerpbesluit ter inzage liggen. Het voorgestelde landelijk doel is gebaseerd op de ecologische gunstige referentie en de groeipotentie van de soort tot aan 2050. Inspraak op dit landelijk doel is met het publiceren van dit ontwerpbesluit mogelijk. Het landelijk doel voor de grutto als broedvogel is nog niet formeel vastgesteld. Vaststelling van het landelijk doel vindt tegelijkertijd plaats met de vaststelling van de eerste wijzigingsbesluiten en staat dus ook open voor zienswijzen binnen deze procedure.

Het landelijke doel voor de grutto als broedvogel is mede bepalend voor het ambitieniveau van de instandhoudingsdoelstellingen in de wijzigingsbesluiten. De gebiedsdoelen moeten namelijk, zoveel als mogelijk is, bijdragen aan het behalen van dat landelijke doel. Dat geldt echter in nog sterkere mate voor het deel van de landelijke populatie dat buiten deze gebieden voorkomt: momenteel komt namelijk circa 90% van de landelijke broedpopulatie buiten de Vogelrichtlijngebieden voor. Om het landelijke doel te bereiken, is het dus noodzakelijk dat verreweg de grootste bijdrage aan de toename plaats zal vinden in de rest van Nederland. Daartoe is het noodzakelijk dat het hierboven genoemde ambitieuze maatregelenpakket wordt uitgevoerd.

Ook het landelijk doel voor de grutto als niet-broedvogel wordt aangepast. Het aangepaste landelijk doel wordt vermeld in de wijzigingsbesluiten, maar heeft (nog) geen rol gespeeld bij het bepalen van de gebiedsdoelen. Hoewel de landelijke populatie moet toenemen als gevolg van het nemen van maatregelen voor de broedpopulatie, is nog niet duidelijk hoe zich dat gaat vertalen in de verspreiding van de doortrekkende grutto’s over de gebieden. Er is namelijk op gebiedsniveau geen vaste relatie tussen de aantallen broedende en niet-broedende grutto’s. Het is dus nog niet goed mogelijk om de gebiedsdoelen voor de grutto als niet-broedvogel te baseren op een noodzakelijke bijdrage aan het landelijke doel in de toekomst, temeer daar de omvang en de kwaliteit van het leefgebied voor doortrekkende grutto’s niet de beperkende factor is voor de groei van de populatie. Voor de gebiedsdoelen zijn daarom – vooralsnog - de huidige aantallen leidend (behoudsdoelstelling), tenzij er sprake is van een afname ten opzichte van de situatie die is bedoeld in het oorspronkelijke aanwijzingsbesluit. In dat laatste geval is de oorspronkelijke doelstelling gehandhaafd, waarbij het noodzakelijk is dat die situatie zo snel mogelijk wordt hersteld, gezien het verslechteringsverbod.

Redactionele wijzigingen

Naast wijzigingen in dit besluit ten behoeve van de aanwijzing van de grutto, hebben er ook redactionele wijzigingen plaatsgevonden in het besluit (die hebben geen rechtsgevolgen).

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Jean Rummenie

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 18 juni 2025

  • 3

    Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 4

    Ministerie van LNV (2008): Natura 2000 profielendocument. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 5

    De begrenzingsmethodiek is verder uitgewerkt in het Gebiedendocument (2004). Terug naar link van noot.

  • 6

    Hof van Justitie EG, 7 november 2000, First Corporate Shipping, zaak C-371/98, punten 16 en 25. Terug naar link van noot.

  • 7

    De wijze van begrenzing van Vogelrichtlijngebieden is toegelicht in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.

  • 14

    Bij niet-broedvogels wordt daarbij (voor zover bekend) onderscheid gemaakt tussen het leefgebied voor een foeragerende populatie en voor een slapende populatie, omdat de aantallen van die populaties verschillend zijn en omdat het leefgebied voor foerageren en slapen verschillend kan zijn. Terug naar link van noot.

  • 15

    Voor het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen en actuele aantallen voor vogels is de volgende afrondingssystematiek gebruikt: 1-20 = niet afronden, 21-100 = afronden op vijftallen, 100-1.000 = afronden op tientallen, >1.000 = afronden op honderdtallen. Terug naar link van noot.

  • 16

    Uit jurisprudentie blijkt dat hierover misverstanden zijn gerezen. Aanleiding hiervoor was kennelijk de toelichting op pagina 63 van het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV, 2006), over de betekenis van de aantallen die voor vogels worden genoemd. Die toelichting wekte kennelijk (ten onrechte) de indruk dat de populatieomvang niet tot de instandhoudingsdoelstelling behoort. Terug naar link van noot.

  • 17

    Voor foeragerende grutto’s was de behoudsdoelstelling in het besluit van 2010 nog niet gekwantificeerd; dat is met het besluit van 2025 alsnog gebeurd. Terug naar link van noot.

  • 18

    SOVON (2000): Belangrijke vogelgebieden in Nederland 1993-97. SOVON-informatierapport 2000/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek- Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 19

    Ministerie van LNV (2000): Nota van Antwoord Vogelrichtlijn, bijlage 1, selectiecriteria en methode van begrenzing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 20

    SOVON & CBS (2005): Trends van vogelaantallen in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVON-informatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 32

    Boer, T. den (2000): Beschermingsplan moerasvogels 2000-2004. Rapport Directie Natuurbeheer nr.47. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Terug naar link van noot.

  • 33

    Natura 2000 doelendocument (2006): Tekstkader 4.5.1 Landelijke doelen broedvogels (“gemaakte keuze”). Terug naar link van noot.

  • 34

    Voorbeeld voor een seizoen met de volgende telresultaten (juli-juni): 0, 0, 0, 100, 100, 200, 100, 100, 0, 0, 0, 0. Het seizoensmaximum bedraagt in dit geval 200, het seizoensgemiddelde 50 (som van alle maandcijfers gedeeld door 12). Terug naar link van noot.

  • 35

    Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf). Relatieve bijdrage is alleen berekend als het landelijke doel en het gebiedsdoel beide zijn gebaseerd op dezelfde waarde (óf seizoensmaximum óf seizoensgemiddelde). Terug naar link van noot.

  • 1

    https://www.natura2000.nl/sites/default/files/Bibliotheek/Aanwijzing%20Vogelrichtlijngebieden/Nota%20van%20Antwoord%20Vogelrichtlijn%20%282000%29%20Bijlage%201%20Selectie%20en%20begrenzing.pdf Terug naar link van noot.

Naar boven