U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Ontwerp-wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Duinen Ameland

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur:

Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);

Gelet op de artikelen 3, tweede lid, en 4, vierde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206);

Gelet op artikelen 2.44, eerste lid, en 16.25a, eerste lid, van de Omgevingswet;

Besluit:

Artikel I

Het besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 30 januari 2009, nr. DRZO 2008-005 (Stcrt. 2009, 38), houdende de aanwijzing van het Habitatrichtlijngebied Duinen Ameland, het Vogelrichtlijngebied Duinen Ameland en het Natura 2000-gebied Duinen Ameland waarvan een nieuwe tekst op 3 april 2025 is vastgesteld (Stcrt. 2025, 12618), wordt gewijzigd zoals weergegeven in de bijlage “Bijlage bij artikel i van de wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Duinen Ameland”.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking een dag na publicatie.

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Jean Rummenie

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 18 juni 2025

Dit ontwerpbesluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. De exacte periode en locatie worden vermeld in de bekendmaking die wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in de advertentie die wordt gepubliceerd in gedrukte media en op internet. Het ontwerp-wijzigingsbesluit wordt in zijn geheel gepubliceerd in de Staatscourant en is daarna ook te raadplegen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet via de website www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.

Eenieder kan binnen zes weken tijdens de terinzagelegging van dit ontwerpbesluit een zienswijze naar voren brengen bij het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur per mail en schriftelijk, zoals aangegeven in de bekendmaking.

Degenen die een zienswijze binnen de gestelde termijn naar voren hebben gebracht, kunnen gedurende zes weken ná de bekendmaking beroep instellen tegen het definitieve besluit. Degenen die geen zienswijzen naar voren hebben gebracht, kunnen ten aanzien van alle punten van het besluit beroep instellen als ze belanghebbende zijn; als ze geen belanghebbende zijn, kunnen ze alleen beroep instellen ten aanzien van punten die inhoudelijk verschillen van het ontwerpbesluit

Meer informatie over Natura 2000 en gerelateerde onderwerpen vindt u op de website https://www.rijksoverheid.nl/natura2000. Voor vragen over Natura 2000 kunt u op werkdagen van 8.30 uur tot 16.30 uur contact opnemen met het klantcontactcentrum van RVO, telefoon 088 - 042 42 42 (lokaal tarief).

Bijlage bij artikel I van de wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Duinen Ameland

A

Artikel 2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 2 Aanwijzing Duinen Ameland - Vogelrichtlijngebied

  • 1.

    Als speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU L 20)1 wordt aangewezen, overeenkomstig de in de bijlage Gebiedsbegrenzingen bij dit besluit aangegeven geometrische begrenzing, het gebied Duinen Ameland.

  • 2.

    De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 2009/147/EG:

    A021

    Roerdomp (Botaurus stellaris)

    A081

    Bruine kiekendief (Circus aeruginosus)

    A082

    Blauwe kiekendief (Circus cyaneus)

    A119

    Porseleinhoen (Porzana porzana)

    A222

    Velduil (Asio flammeus)

    A338

    Grauwe klauwier (Lanius collurio)

  • 3.

    De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende trekkende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG:

    A063

    Eider (Somateria mollissima)

    A156

    Grutto (Limosa limosa)

    A277

    Tapuit (Oenanthe oenanthe)

    A295

    Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus)

B

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

1. INLEIDING

Het gebied Duinen Ameland is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (hierna Habitatrichtlijn) en als speciale beschermingszone in het kader van Richtlijn 2009/147/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (hierna Vogelrichtlijn). Tezamen vormen deze speciale beschermingszones het Natura 2000-gebied Duinen Ameland. Het besluit bevat de begrenzing en de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied.

Artikel 1 van het besluit regelt de aanwijzing van het gebied onder de Habitatrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen.

Artikel 2 van het besluit regelt de aanwijzing van het gebied onder de Vogelrichtlijn en refereert voor de begrenzing van dit gebied naar de bijlage Gebiedsbegrenzingen. Daarnaast worden de vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied van belang is en waarvoor het wordt geacht te zijn aangewezen.

Artikel 3 van het besluit introduceert de nota van toelichting en benadrukt dat het besluit niet te lezen is zonder de nota van toelichting. Daarnaast wordt in dit deel van het besluit het Natura 2000-gebied Duinen Ameland gevormd uit het Habitatrichtlijngebied en het Vogelrichtlijngebied.

Artikel 4 van het besluit regelt de uitgezonderde delen van de in artikel 1 en artikel 2 aangewezen gebieden.

Artikel 5 en artikel 6 van het besluit bepalen dat er voor het gebied instandhoudingsdoelstellingen verwezenlijkt dienen te worden. De doelstelling van artikel 5 heeft betrekking op de in artikel 1 opgesomde soorten en habitattypen. De soorten en habitattypen waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanmelding van de Habitatrichtlijngebieden in 2003. De doelstelling van artikel 6 heeft betrekking op de in artikel 2 opgesomde vogelsoorten. De vogels waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn vastgesteld, zijn geselecteerd aan de hand van de criteria die destijds zijn gebruikt bij de aanwijzing van de Vogelrichtlijngebieden in 2000.

In hoofdstuk 2 van deze nota van toelichting worden de aanwijzingen onder de Habitat- en Vogelrichtlijn kort toegelicht.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een gebiedsbeschrijving gegeven en wordt ingegaan op eventuele grenswijzigingen die zijn doorgevoerd nadat het gebied bij de Europese Commissie is aangemeld of die zijn doorgevoerd nadat het gebied als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Tevens wordt in hoofdstuk 3 de bij dit besluit behorende begrenzing toegelicht.

In hoofdstuk 4 wordt een opsomming gegeven van habitattypen en soorten waaraan het gebied zijn betekenis ontleent.

In hoofdstuk 5 worden de algemene instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd en worden de specifieke instandhoudingsdoelstellingen, genoemd in artikel 5 en 6, nader toegelicht. Er wordt aangegeven in welke richting de instandhoudingsdoelstelling zich zal moeten ontwikkelen. Daarvoor worden de termen “behoud”, “uitbreiding” of “verbetering” gebruikt. Voor een habitattype wordt de verdeling gemaakt in oppervlakte en kwaliteit, zodat de aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een habitattype altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van oppervlakte en van “behoud” of “verbetering” van kwaliteit wordt gegeven. Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit leefgebied. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van omvang leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van kwaliteit van leefgebied ten behoeve van “behoud” of “uitbreiding” van de populatie.

Bij de nota van toelichting is een bijlage A gevoegd met illustraties van grenswijzigingen indien van toepassing; die illustraties laten zien welke terreindelen na de eerste aanwijzing zijn vervallen of zijn toegevoegd als onderdeel van de speciale beschermingszone in de zin van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. Anders dan de andere bijlage bij de toelichting maakt bijlage A geen integraal onderdeel uit van dit besluit, aangezien er sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet enkel nog rechten worden verleend aan de geometrische begrenzing.

Bijlage B omvat een nadere onderbouwing van de wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen, van de selectie als Habitatrichtlijngebied en van de toewijzing van en wijzigingen in de instandhoudingsdoelstellingen.

Er is een appendix toegevoegd aan dit besluit waarin een toelichting wordt gegeven op de selectie- en begrenzingscriteria die bij de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Duinen Ameland gebruikt zijn. Deze paragrafen komen uit de nota van toelichting van het Vogelrichtlijnbesluit.

C

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

2. AANWIJZINGEN HABITAT- EN VOGELRICHTLIJN

Artikel 1 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Duinen Ameland als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn (verder aangeduid als “Habitatrichtlijngebied”). Het gebied is in mei 2003 aangemeld volgens de procedure zoals opgenomen in artikel 4 van deze richtlijn, waarna het gebied in december 2004 door de Europese Commissie onder de naam “Duinen Ameland” en onder nummer NL2003057 is geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio. Het gebied is aangewezen voor vier prioritaire habitattypen in de zin van artikel 1 van de Habitatrichtlijn.

Artikel 2 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Duinen Ameland als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn (verder aangeduid als “Vogelrichtlijngebied”). Het gebied is op 7 april 2005 (DRR&R/2005/1065 II) aangewezen. Bij de Europese Commissie is dit gebied bekend onder nummer NL3009005. Duinen Ameland was al eerder bij besluit van 24 maart 2000 (N/2000/320) aangewezen als onderdeel van het Vogelrichtlijngebied “Waddeneilanden, Noordzeekustzone, Breebaart”, maar in beslissing op bezwaar van 7 april 2005 (DRR&R/2005/1065 II; Stcrt. 2005, nr. 69) is het in 2000 aangewezen gebied gesplitst in zes afzonderlijke Vogelrichtlijngebieden: Duinen Texel, Duinen Vlieland, Duinen Terschelling, Duinen Ameland, Duinen Schiermonnikoog en Noordzeekustzone.

Met betrekking tot het Vogelrichtlijngebied kan er in dit besluit naast mogelijke grenswijzigingen ook een wijziging plaatsvinden bij de vogelsoorten, waarvoor dit gebied destijds is aangewezen. Deze eventuele wijzigingen worden toegelicht in hoofdstuk 4 en bijlage B. In dit besluit worden alle vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied wordt geacht te zijn aangewezen.

Artikel 3 van dit besluit voorziet in de samenvoeging van de speciale beschermingszones tot één Natura 2000-gebied: Duinen Ameland (landelijk gebiedsnummer 005).

Sinds het Natura 2000-aanwijzingsbesluit van 30 januari 2009 zijn de speciale beschermingszones samengevoegd tot één Natura 2000-gebied: Duinen Ameland (landelijk gebiedsnummer 005).

Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen en leefgebieden van Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijnsoorten in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen. De instandhoudingsdoelstellingen (artikel 5, artikel 6 en hoofdstuk 5) en de begrenzing zijn in algemene zin nader toegelicht in het Natura 2000 doelendocument (2006)2. Dit document geeft het beleidskader van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen weer en de daarbij gehanteerde systematiek.

Beschrijvingen van habitattypen en (vogel)soorten waarvoor doelen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in het Natura 2000 profielendocument (2008)3.

Het Natura 2000-gebied Duinen Ameland ligt in de provincie Fryslân en behoort tot het grondgebied van de gemeente Ameland.

D

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

3.2 Landschappelijke context en kenmerken begrenzing

Duinen Ameland behoort tot het Natura 2000-landschap “Duinen”.

De ligging van de habitattypen en van de leefgebieden van de soorten (paragraaf 4.4) waarvoor het gebied is aangewezen, vormt het uitgangspunt voor de begrenzing van de Habitatrichtlijngebieden. Dit is inclusief terreindelen die in kwaliteit zijn achteruitgegaan of gedegenereerd. Daarnaast omvat het begrensde gebied ook natuurwaarden die integraal onderdeel uitmaken van de ecosystemen waartoe de betreffende habitattypen en leefgebieden van soorten behoren, alsmede terreindelen (incl. nieuwe natuur) die noodzakelijk worden geacht om de betreffende habitattypen en leefgebieden van soorten in stand te houden en te herstellen4.

Bij de keuze en de afbakening van de gebieden is geen rekening gehouden met andere vereisten dan die verband houden met de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna5.

De grenzen van een Vogelrichtlijngebied worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I-soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten. Het gebied Duinen Ameland is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van kustduinen die het leefgebied vormen van een aantal in artikel 4 van de richtlijn bedoelde vogelsoorten, voor zover het gaat om de soorten die in het besluit van 2009 waren aangewezen (en dus niet om de grutto als waarvoor het gebied in 2025 is aangewezen).

Het is een gebied dat het leefgebied vormt van soorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (art. 4.1) en dat tevens fungeert als broedgebied van andere trekvogelsoorten (art. 4.2). De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat een in landschapsecologisch opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat - in samenhang met Vogelrichtlijngebied Waddenzee uit 1991 - voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan en/of voortplanten van bedoelde vogelsoorten6.

E

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

4.2.3 Vogelrichtlijn: vogelsoorten (bijlage I en artikel 4.2)

Het gebied is aangewezen voor de volgende soorten opgenomen in bijlage I van de Vogelrichtlijn:

A021

Roerdomp (Botaurus stellaris)

A081

Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus)

A082

Blauwe Kiekendief (Circus cyaneus)

A119

Porseleinhoen (Porzana porzana)

A222

Velduil (Asio flammeus)

A338

Grauwe Klauwier (Lanius collurio)

Verder is het gebied aangewezen voor de volgende andere geregeld voorkomende trekvogels waarvoor het gebied van betekenis is als broed-, rui- en/of overwinteringsgebied en rustplaatsen in hun trekzones (artikel 4.2):

A063

Eider (Somateria mollissima)

A156

Grutto (Limosa limosa)

A277

Tapuit (Oenanthe oenanthe)

A295

Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus)

Wijzigingen ten opzichte van de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2005) zijn verklaard in bijlage B.2 van deze nota van toelichting.

F

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.1 Inleiding

Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als Habitatrichtlijngebied “tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat […] of van een soort […] alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging”.

Deze bepaling is in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) nader uitgewerkt. Op grond van dit artikel bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura 2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Tevens is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en soorten.

Niet alle instandhoudingsdoelstellingen zijn in dit aanwijzingsbesluit gekwantificeerd (daarvoor moet een habitatkaart of beheerplan worden geraadpleegd). In die gevallen is het voor het bepalen van wat in de instandhoudingsdoelstellingen onder “behoud' dan wel “uitbreiding” of “verbetering” moet worden verstaan belangrijk te weten wat de referentiesituatie (of “nulsituatie”) is waarmee deze termen moeten worden vergeleken. Dat is eveneens van belang voor het handhaven van het verslechteringsverbod. De situatie ten tijde van het publiceren van een aanwijzingsbesluit is bepalend voor wat onder “behoud” moet worden verstaan en vanaf welk niveau “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. De instandhoudingsdoelstellingen die niet geconcretiseerd zijn moeten dus zó begrepen worden, dat het behoudsniveau van de habitattypen en soorten betrekking heeft op oppervlakte en kwaliteit, respectievelijk omvang en kwaliteit leefgebied en omvang populatie, zoals aanwezig op de datum van aanwijzen. Dit is tevens het niveau van waaraf “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. Voor specifiek de grutto geldt 2025 als referentiedatum, aangezien in dat jaar voor de soort een nieuwe instandhoudingsdoelstelling is opgenomen.

Voor een habitattype wordt de verdeling gemaakt in oppervlakte en kwaliteit, zodat de aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een habitattype altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de oppervlakte en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit wordt gegeven.

Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied.17 De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort, waarvan het populatiedoel niet is geconcretiseerd met een getal, is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied voor “behoud” of “uitbreiding” van de populatie. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een vogelrichtlijnsoort waarbij het populatiedoel is geconcretiseerd met een getal is het doel in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied met een draagkracht voor een geconcretiseerde populatieomvang.18 In deze formulering wordt er met de woorden “voor” of “met een draagkracht voor” een koppeling aangebracht tussen de doelcomponent leefgebied en de doelcomponent populatie. Dat heeft zijn oorzaak in het feit dat maatregelen in de regel aangrijpen op het leefgebied van de soort en niet op de soort zelf (het directe effect op het leefgebied werkt via het leefgebied indirect door op de soort). Dat laat echter onverlet dat ook de populatieomvang tot de instandhoudingsdoelstelling behoort en niet slechts van ondergeschikt of indicatief belang is.19

In bijlage B.4 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per habitattype en per (vogel)soort.

Voor de Natura 2000-gebieden zullen in beheerplannen instandhoudingsmaatregelen worden uitgewerkt die beantwoorden aan de gebiedsspecifieke ecologische vereisten van de betrokken natuurlijke habitats en soorten.

Als verdere invulling van het stellen van prioriteiten zijn voor de acht onderscheiden Natura 2000-landschappen20 op grond van de daar voorkomende habitattypen en soorten, hun landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap, de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden, kernopgaven geformuleerd. Per landschap omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven stellen prioriteiten (“richting geven”) en geven overeenkomsten en verschillen tussen en binnen de gebieden aan. Zij hebben in het bijzonder betrekking op habitattypen en soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is. De kernopgaven worden per Natura 2000-landschap behandeld en opgesomd in hoofdstuk 5 van het Natura 2000 doelendocument (2006). In bijlage B.4 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per habitattype en per (vogel)soort.

G

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.5 Vogelrichtlijn: broedvogels

A021

Roerdomp

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 2 paren.

Toelichting

In de jaren tachtig broedden maximaal 6 paren (1987). Daarna fluctueerde het aantal tussen 0 en 3. In de periode 2001-2003 broedden jaarlijks 2-3 paren op Ameland. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Waddeneilanden ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie.

A063

Eider

Doel

Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 100 paren.

Toelichting

Na de vestiging van de eider in het open duin in de jaren dertig was de soort aanvankelijk zeer schaars. Vanaf de jaren vijftig zijn de aantallen toegenomen tot ruim 200 paren in het begin van de jaren tachtig (maximaal 275 in 1984). Daarna fluctueerde het aantal tussen de 100 en 235. Vervolgens trad een afname op met in 2003 nog slechts 25 paren. Het Waddengebied waaronder Ameland levert veruit de belangrijkste bijdrage aan het landelijke doel. Gezien de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is als doel uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied geformuleerd. Het gebied kan voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie gaan leveren.

A081

Bruine kiekendief

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 40 paren.

Toelichting

Na de hervestiging van de bruine kiekendief als regelmatige broedvogel in de natte duinvalleien aan het eind van de jaren zeventig is de populatie steeds verder toegenomen tot een maximum van 45 paren in 2001. In de periode 1999-20003 kwamen gemiddeld 40 paren tot broeden. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie.

A082

Blauwe kiekendief

Doel

Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 20 paren.

Toelichting

Vanaf de vestiging in het open duin in 1940, is de blauwe kiekendief toegenomen tot maximaal 26 paren in 1990. Vanaf halverwege de jaren negentig heeft een sterke terugval opgetreden. In de periode 2000-2003 zijn jaarlijks 3 tot 5 paren waargenomen. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding is als doel uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied geformuleerd. Het gebied kan voldoende draagkracht gaan leveren voor een sleutelpopulatie.

A119

Porseleinhoen

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van 2 paren.

Toelichting

De porseleinhoen is altijd een zeer schaarse broedvogel geweest van vochtige duinvalleien met hooguit enkele paren. Gezien de geringe oppervlakte potentieel biotoop is een behoudsdoelstelling geformuleerd. Het gebied kan onvoldoende draagkracht leveren voor een sleutelpopulatie.

A156

Grutto

Doel

Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van tenminste 30 broedparen.

Toelichting

De grutto broedt al geruime tijd in dit gebied. De populatie had een negatieve trend, maar lijkt in ieder geval vanaf 2012 stabiel met een huidig aantal van 25 broedparen. De grutto’s broeden in vochtige graslanden op de laag gelegen overgangen naar de polders. Vanwege de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie is uitbreiding van de populatie (t.o.v. 2025) noodzakelijk. Gezien het landelijke doel, is het noodzakelijk om de (beperkte) potentie van het gebied optimaal te benutten, door het leefgebied te verbeteren en in beperkte mate uit te breiden. Een populatie van 30 broedparen in 2050 wordt als haalbaar ingeschat. Deze populatieomvang is kleiner dan de omvang die in het verleden is voorgekomen. Het gebied levert voldoende draagkracht voor een zelfstandige sleutelpopulatie.

A222

Velduil

Doel

Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 20 paren.

Toelichting

Tot begin jaren negentig was de velduil een broedvogel van het open duin in fluctuerende aantallen, doch zonder een eenduidige trend. De broedvogelaantallen wisselden met de stand van de veldmuis (Ameland is het enige Waddeneiland waar veldmuizen voorkomen). Een absoluut topjaar was 1989 met 42 paren. In daljaren zakte het aantal onder de 20 paren. Vanaf halverwege de jaren negentig is een sterke terugval opgetreden met een voorlopig minimum van 2 paren in 2002. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding is als doel uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied geformuleerd. Het gebied kan voldoende draagkracht gaan leveren voor een sleutelpopulatie.

A277

Tapuit

Doel

Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 100 paren.

Toelichting

Vermoedelijk was het aantal broedparen van de tapuit in het open duin stabiel tot eind jaren tachtig (120-140 paren). Daarna volgde echter een sterke afname. Toch is het momenteel het belangrijkste broedgebied in Nederland (met 56 paren in 2001, 39 in 2002 en 35 in 2003). Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding wordt landelijk herstel nagestreefd. Gezien de historische potentie van het leefgebied kan het gebied bijdragen aan de landelijke instandhoudingdoelstelling; eind jaren tachtig werden meer dan 100 broedparen waargenomen. Het gebied kan voldoende draagkracht gaan leveren voor een sleutelpopulatie.

A295

Rietzanger

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 230 paren.

Toelichting

De rietzanger is vermoedelijk pas een broedvogel van de natte duinvalleien sinds halverwege de vorige eeuw. In de jaren tachtig werd het gewenste niveau voor een sleutelpopulatie overschreden, bijvoorbeeld in 1987 waarin in de Lange Duinen 264 paren werden geteld. Voor de periode 1999-2003 wordt het gemiddeld aantal paren geschat op 230. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding met betrekking tot populatieomvang is behoud voldoende. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie.

A338

Grauwe klauwier

Doel

Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 5 paar.

Toelichting

De grauwe klauwier is van oudsher een broedvogel van het gevarieerde duinlandschap in aantallen die altijd onder het niveau van een sleutelpopulatie bleven (maximaal 30 paren begin jaren zeventig). Daarna was de populatie stabiel tot eind jaren tachtig waarna een geleidelijke afname inzette. In 1998 werd het laatste broedgeval vastgesteld. Gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding is als landelijk doel uitbreiding van de populatie geformuleerd. Gezien de historische potentie kan het gebied bijdragen aan de landelijke instandhoudingdoelstelling. Het gebied telde eind jaren tachtig nog 20-25 broedparen. In de periode 1993- 1997 broedden gemiddeld 5 paren in het gebied.

H

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.2 Wijzigingen in vogelsoorten ten opzichte van aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2005) en/of het ontwerpbesluit (2007) (paragraaf 4.2.3)

De vogelsoorten waarvoor het gebied in 2005 is aangewezen, zijn indertijd ontleend aan SOVON (2000)21. De numerieke criteria die daarin zijn opgenomen zijn ontleend aan de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)22. Een gebied wordt slechts aangewezen voor de soorten waarvoor het gebied van landelijke betekenis is. Hiervan is in beginsel sprake indien het gebied minstens 1% van de landelijke broedpopulatie herbergt, indien minstens 0,1% van de biogeografische populatie geregeld in het gebied verblijft of indien het gebied in combinatie met andere gebieden voldoende bijdrage kan leveren aan een sleutelpopulatie. Om ecologische redenen, die in voorkomende gevallen hieronder zijn vermeld, is soms van deze algemene criteria afgeweken. Voor eventuele toevoeging of verwijdering van vogelsoorten is gebruik gemaakt van SOVON & CBS (2006) 23 waarin de ontwikkeling van vogelaantallen in de laatste decennia is beschreven. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 1 van dit rapport zijn de verschillen aangegeven tussen de soortenlijsten per gebied die in beide aangehaalde rapporten zijn opgenomen. Deze werkwijze heeft voor de vogellijst van dit gebied de volgende consequentie:

  • In aanvulling op de oorspronkelijke aanwijzing (2005) als Vogelrichtlijngebied maar conform het ontwerpbesluit (2007) is het gebied ook aangewezen voor één vogelsoort van bijlage I: roerdomp (A021). Het gebied is belangrijk vanwege de bijdrage aan de draagkracht in de regio Waddeneilanden ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie voor deze soort.

  • In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2009) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als broedvogel: grutto (A156). Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biogeografische populatie in de periode 2016-2021.

I

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.4.1 Habitatrichtlijn: habitattypen

H1330A – Schorren en zilte graslanden,buitendijks

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

verbetering

A3

Aanwijzingsbesluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

behoud

B1

Aanwijzingsbesluit

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

C

Aanwijzingsbesluit

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

C

Aanwijzingsbesluit

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

C

conform ontwerp-wijzigingsbesluit

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

C

wijzigingsbesluit x

007

Noordzeekustzone

behoud

behoud

C

Aanwijzingsbesluit

088

Kennemerland-Zuid

behoud

behoud

C

Aanwijzingsbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

behoud

behoud

C

Aanwijzingsbesluit

113

Voordelta

behoud

behoud

C

Aanwijzingsbesluit

116

Kop van Schouwen

behoud

behoud

C

Wijzigingsbesluit

118

Oosterschelde

behoud

behoud

B1

Aanwijzingsbesluit

122

Westerschelde & Saeftinghe

uitbreiding

verbetering

A1

Aanwijzingsbesluit

123

Zwin & Kievittepolder

behoud

verbetering

C

Aanwijzingsbesluit

Vrijwel alle kweldergebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (>95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding voor het habitattype schorren en zilte graslanden, buitendijks (subtype A) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “gunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Waddenzee (001) en Westerschelde & Saeftinghe (122) herbergen tezamen meer dan 80% van de landelijke oppervlakte en kunnen daarmee ook de grootste bijdrage leveren aan de herstelopgave. In de andere gebieden is het habitattype reeds in goede kwaliteit aanwezig (dus behoud is voldoende) of is herstel waarschijnlijk niet mogelijk gegeven de getijdendemping ten gevolge van de aanleg van de stormvloedkering (Oosterschelde (118)). In Zwin & Kievittepolder (123) daarentegen wordt verbetering kwaliteit, door toename aan dynamiek als gevolg van de uitbreiding van het gebied, wel mogelijk geacht. In het westelijke deel van de Westerschelde wijkt de oppervlakte kwelders sterk af van de natuurlijke situatie. Hier vindt nog steeds afbraak van schorren plaats. Daarom wordt hier uitbreiding van de oppervlakte nagestreefd. Met deze gebiedsdoelstellingen wordt de landelijke doelstelling voldoende afgedekt.

H2120 – Witte duinen

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en verbetering kwaliteita

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

oppervlakte

Doel

kwaliteit

Relatieve

bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

B1

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

B1

conform ontwerp

007

Noordzeekustzone

 
 
 

doel vervallen

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

behoud

verbetering

B1

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

behoud

verbetering

C

ontwerpbesluit

086

Schoorlse Duinen

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

096

Coepelduynen

behoud

verbetering

C

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

behoud

verbetering

B1

ontwerpbesluit

099

Solleveld & Kapittelduinen

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

behoud

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

116

Kop van Schouwen

behoud

verbetering

B1

ontwerpbesluit

117

Manteling van Walcheren

behoud

behoud

B1

doel toegevoegd

122

Westerschelde & Saeftinghe

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

123

Zwin & Kievittepolder

behoud

verbetering

C

ontwerpbesluit

  • (a)

    Verbetering kwaliteit wordt vooral nagestreefd in de duinen van de vastelandskust en het Deltagebied.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte).

De landelijke staat van instandhouding voor het habitattype witte duinen is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “gunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. De doelstelling van verbetering kwaliteit wordt nagestreefd door het optimaliseren van verstuiving. In de gebieden waar deze ontwikkeling conflicteert met de veiligheid van het achterliggende land is geen verbeterdoelstelling neergelegd (zoals in Duinen Goeree & Kwade Hoek (101)). In het Waddengebied komt het habitattype reeds over een groot oppervlakte en in goede kwaliteit voor. Ook voor deze gebieden is een behoudsopgave geformuleerd.

Voor de gebieden langs de (Noord-)Hollandse kust (Schoorlse Duinen (086), Noordhollands Duinreservaat (087) en Kennemerland-Zuid (088)) is, in tegenstelling tot het landelijk doel, gekozen voor de doelstelling uitbreiding oppervlakte. Vanwege de grote breedte van het duingebied is uitbreiding van witte duinen in deze gebieden goed mogelijk. Dit is vooral van belang voor de uitbreidingsopgave van het prioritaire type grijze duinen (*H2130).

H2130A – *Grijze duinen,kalkrijk

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

oppervlakte

Doel

kwaliteit

Relatieve

bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

behoud

C

doel toegevoegd

002

Duinen en Lage Land Texel

uitbreiding

verbetering

B1

doel aangepast a

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

C

doel toegevoegd

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

B1

doel toegevoegd

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

C

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

C

conform ontwerp

087

Noordhollands Duinreservaat

uitbreiding

verbetering

A1

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

uitbreiding

verbetering

A2

ontwerpbesluit

096

Coepelduynen

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

098

Westduinpark & Wapendal

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

099

Solleveld & Kapittelduinen

uitbreiding

verbetering

C

doel aangepast b

100

Voornes Duin

uitbreiding

verbetering

B1

aanwijzingsbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

uitbreiding

verbetering

B1

aanwijzingsbesluit

116

Kop van Schouwen

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

117

Manteling van Walcheren

behoud

behoud

C

doel toegevoegd

123

Zwin & Kievittepolder

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

  • (a)

    De doelstelling voor Duinen en Lage Land Texel is aangepast, omdat op dit Waddeneiland relatief veel kalkrijke bodem aanwezig is, waar goede mogelijkheden zijn voor uitbreiding van de oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van dit habitattype.

  • (b)

    De doelstelling voor Solleveld & Kapittelduinen is aangepast, omdat uitbreiding van de oppervlakte mogelijk is vanuit vergraste en verstruweelde duingraslanden.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding voor het habitattype grijze duinen, kalkrijk (subtype A) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “matig ongunstig” en “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. In afwijking van de landelijke doelstelling is voor gebieden met een relatief geringe bijdrage (onder andere Duinen Ameland (005), Duinen Schiermonnikoog (006), Zwin & Kievittepolder (123)) aan deze landelijke doelstelling gekozen voor een behoudsdoelstelling.

Ook voor het gebied Coepelduynen (096) geldt een behoudsopgave, omdat het habitattype daar nog in goed ontwikkelde vorm voorkomt en er geen mogelijkheden zijn voor uitbreiding van de oppervlakte.

H2130B – *Grijze duinen,kalkarm

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

verbetering

B1

conform ontwerp

002

Duinen en Lage Land Texel

uitbreiding

verbetering

B2

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

uitbreiding

verbetering

B2

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

B2

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

B1

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

uitbreiding

verbetering

B1

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

086

Schoorlse Duinen

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

behoud

verbetering

B2

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

099

Solleveld & Kapittelduinen

uitbreiding

verbetering

C

doel aangepast a

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

behoud

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

115

Grevelingen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

116

Kop van Schouwen

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

117

Manteling van Walcheren

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

De doelstelling voor Solleveld & Kapittelduinen is aangepast, omdat uitbreiding van de oppervlakte mogelijk is vanuit vergraste en verstruweelde duingraslanden.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding voor het habitattype grijze duinen, kalkarm (subtype B) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “matig ongunstig” en “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. De doelstellingen voor de gebieden Duinen Goeree & Kwade Hoek (101) en Duinen Den Helder – Callantsoog (084) wijken af van de landelijke doelstelling, omdat het habitattype in deze gebieden reeds in goed ontwikkelde vorm aanwezig is en er geen mogelijkheden zijn voor uitbreiding van de oppervlakte. Ook de doelstelling van het gebied Grevelingen (115) wijkt af van de landelijke doelstelling, omdat het gebied te weinig kustdynamiek heeft om uitbreiding of verbetering te kunnen realiseren. Vanwege de dynamische omstandigheden in de Waddenzee (001) is uitbreiding van de oppervlakte in dit gebied niet mogelijk. Hier wordt dan ook alleen ingezet op verbetering van de kwaliteit. Ook in het gebied Kennemerland-Zuid (088) wordt alleen ingezet op verbetering van de kwaliteit, aangezien de overwegend kalkrijke bodem hier geen mogelijkheden biedt voor uitbreiding van de oppervlakte.

H2130C – *Grijze duinen,heischraal

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

uitbreiding

verbetering

B2

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

B1

doel toegevoegd

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

B2

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

B1

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

uitbreiding

verbetering

B2

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

085

Zwanenw ater & Pettemerduinen

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

uitbreiding

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

behoud

verbetering

A1

aanwijzingsbesluit

116

Kop van Schouwen

uitbreiding

verbetering

A1

ontwerpbesluit

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding voor het habitattype grijze duinen, heischraal (subtype C) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. De doelstelling voor het gebied Duinen Den Helder – Callantsoog (084) wijkt af van de landelijke doelstelling, omdat het habitattype in dit gebied reeds in goed ontwikkelde vorm aanwezig is en er geen mogelijkheden zijn voor uitbreiding van het oppervlakte. In het gebied Duinen Goeree & Kwade hoek (101) is het habitattype reeds over voldoende oppervlakte aanwezig en zijn er geen potenties voor verdere uitbreiding. Er is wel een verbeteropgave voor de kwaliteit van het habitattype in dit gebied. De overige gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke opgave.

H2140A – *Duinheiden met kraaihei,vochtig

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve

bijdrageb

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud a

behoud

A1

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

B1

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

behoud

verbetering

A2

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

verbetering

C

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

behoud a

behoud

C

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

086

Schoorlse Duinen

behoud a

verbetering

B2

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

behoud

verbetering

B1

ontwerpbesluit

  • (a)

    Enige achteruitgang in oppervlakte ten gunste van habitattypen H2170 kruipwilgstruwelen of H2190 vochtige duinvalleien is toegestaan39.

  • (b)

    Dit betreft de relatieve bijdrage van het habitattype als geheel. Het was niet mogelijk om de actuele voorkomens van de afzonderlijke subtypen in kwantitatieve zin te duiden.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000- netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding van het habitattype duinheiden met kraaihei, vochtig (subtype A) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “gunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. In de gebieden Duinen en Lage Land Texel (002), Duinen Vlieland (003), Duinen Den Helder – Callantsoog (084) en Zwanenwater & Pettemerduinen (085) wordt, in afwijking van het landelijk doel, behoud van de kwaliteit nagestreefd, omdat het habitattype hier momenteel reeds in goede kwaliteit aanwezig is.

H2140B – *Duinheiden met kraaihei,droog

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve

bijdragea

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

behoud

A1

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

B1

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

behoud

verbetering

A2

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

C

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

C

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

086

Schoorlse Duinen

behoud

verbetering

B2

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

  • (a)

    Dit betreft de relatieve bijdrage van het habitattype als geheel. Het was niet mogelijk om de actuele voorkomens van de afzonderlijke subtypen in kwantitatieve zin te duiden.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding van het habitattype duinheiden met kraaihei, droog (subtype B) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “gunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Wat betreft de landelijke doelstelling voor verbetering van de kwaliteit is deze neergelegd in de twee kerngebieden voor dit subtype: Duinen Terschelling (004) en Schoorlse Duinen (086). Deze gebieden bevatten een grote oppervlakte van dit habitattype en hier zijn goede mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit. In de overige gebieden wordt behoud van de kwaliteit nagestreefd, in afwijking van het landelijk doel.

H2150 – *Duinheiden met struikhei

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en behoud kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

behoud

A1

doel toegevoegd

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

B1

doel toegevoegd

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

A2

doel toegevoegd

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

087

Noordhollands Duinreservaat

behoud

behoud

A1

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

098

Westduinpark & Wapendal

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

099

Solleveld & Kapittelduinen

behoud

verbetering

C

ontwerpbesluit

116

Kop van Schouwen

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

117

Manteling van Walcheren

 
 
 

doel vervallen

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding voor het habitattype duinheiden met struikhei is beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. In afwijking van de landelijke doelstelling is voor het gebied Solleveld & Kapittelduinen (099) gekozen voor verbetering van de kwaliteit, omdat de kwaliteit in dit gebied de laatste jaren enigszins achteruit is gegaan en er kansen voor verbetering zijn. De overige gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke opgave.

H2160 – Duindoornstruwelen

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en behoud kwaliteita

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

behoud

C

conform ontwerp

002

Duinen en Lage Land Texel

behouda

behoud

B1

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

C

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

C

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

C

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

B1

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

086

Schoorlse Duinen

behouda

behoud

C

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

behouda

behoud

B2

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

behouda

behoud

A2

ontwerpbesluit

096

Coepelduynen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

behouda

behoud

B2

ontwerpbesluit

098

Westduinpark & Wapendal

behouda

behoud

C

ontwerpbesluit

099

Solleveld & Kapittelduinen

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

behouda

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

behouda

behoud

B2

aanwijzingsbesluit

115

Grevelingen

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

116

Kop van Schouwen

behouda

behoud

B2

ontwerpbesluit

117

Manteling van Walcheren

behouda

behoud

C

ontwerpbesluit

122

Westerschelde & Saeftinghe

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

123

Zwin & Kievittepolder

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

  • (a)

    … van goed ontwikkelde vormen in de gebieden waar het type een belangrijke positie in het duinlandschap inneemt. Enige achteruitgang in oppervlakte is toegestaan ten gunste van uitbreiding oppervlakte van habitattypen *grijze duinen (H2130), duinbossen (H2180) of vochtige duinvalleien (H2190), mits de totale oppervlakte van goed ontwikkelde vormen niet afneemt40.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding voor het habitattype duindoornstruwelen is beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Alle gebiedsdoelen zijn in overeenstemming met de landelijke doelstelling. Aan een groot deel van de gebieden is een ten gunste formulering toegevoegd. Afhankelijk van het voorkomen in deze gebieden zullen één of meerdere van de begunstigde habitattypen (*H2130, H2180 of H2190) in de “ten gunste formulering” van de betreffende gebieden zijn opgenomen.

H2170 – Kruipwilgstruwelen

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en behoud kwaliteita

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

oppervlakte

Doel

kwaliteit

Relatieve

bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

C

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

behoudb

behoud

A1

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoudb

behoud

B2

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoudb

behoud

B1

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

086

Schoorlse Duinen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

behoudb

behoud

B1

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

behoudb

behoud

B1

ontwerpbesluit

096

Coepelduynen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

behoudb

behoud

C

aanwijzingsbesluit

115

Grevelingen

behoud

behoud

A1

ontwerpbesluit

116

Kop van Schouwen

behoudb

behoud

B1

ontwerpbesluit

  • (a)

    Lokaal uitbreiding oppervlakte van goed ontwikkelde vormen en lokaal verbetering kwaliteit.

  • (b)

    De oppervlakte mag afnemen ten gunste van uitbreiding van habitattype vochtige duinvalleien (H2190)41.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding van het habitattype kruipwilgstruwelen is beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. De gebiedsdoelen zijn in overeenstemming met de landelijke doelstelling. De lokale uitbreiding- en verbeteringsdoelstelling ligt in het gebied Duinen Den Helder – Callantsoog (084). Het habitattype komt hier in geringe mate voor in matige tot goede kwaliteit en het gebied heeft goede potentie voor herstel.

H2180A – Duinbossen,droog

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en behoud kwaliteita

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve

bijdraged

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

verbetering

B2

doel toegevoegd

003

Duinen Vlieland

uitbreiding

verbetering

C

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

B1

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

C

doel toegevoegd

006

Duinen Schiermonnikoog

uitbreiding

behoud

B1

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

behoud

behoud

C

doel toegevoegd

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

086

Schoorlse Duinen

uitbreiding

behoud

B2

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

uitbreiding

behoud

A1

doel aangepastc

088

Kennemerland-Zuid

behoud

behoud

A1

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

098

Westduinpark & Wapendal

behoud

verbetering

C

ontwerpbesluit

099

Solleveld & Kapittelduinen

behoud

verbetering

B1

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

behoudb

verbetering

B2

aanwijzingsbesluit

116

Kop van Schouwen

behoudb

behoud

B2

ontwerpbesluit

117

Manteling van Walcheren

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

  • (a)

    Lokaal uitbreiding oppervlakte van goed ontwikkelde vormen en lokaal verbetering kwaliteit.

  • (b)

    De oppervlakte mag afnemen ten gunste van uitbreiding van habitattypen grijze duinen (*H2130) of vochtige duinvalleien (H2190)42.

  • (c)

    De doelstelling voor Noordhollands Duinreservaat is aangepast, omdat hier goede mogelijkheden zijn voor uitbreiding van de oppervlakte.

  • (d)

    Dit betreft de relatieve bijdrage van het habitattype als geheel. Het is het (nog) niet mogelijk om de actuele voorkomens van de afzonderlijke subtypen in kwantitatieve zin te duiden.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte).

De landelijke staat van instandhouding van het habitattype duinbossen, droog (subtype A) is beoordeeld als “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. De lokale opgave voor uitbreiding oppervlakte is op de Waddeneilanden neergelegd, omdat de oppervlakte van dit subtype daar klein is. Ook in de Natura 2000-gebieden Schoorlse Duinen (086) en Noordhollands Duinreservaat (087) wordt uitbreiding van de oppervlakte van dit subtype nagestreefd en realistisch geacht. In het gebied Duinen en Lage Land Texel (002) is het beheer, net als in Solleveld & Kapittelduinen (099), reeds gericht op verbetering van de kwaliteit. Ook in de gebieden Duinen Vlieland (003), Duinen Terschelling (004), Westduinpark & Wapendal (098) en Voornes Duin (100) bestaan goede mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit. Met name Voornes Duin (100) kan hiermee een zeer grote bijdrage gaan leveren aan het landelijke doel voor dit subtype.

H2180B – Duinbossen,vochtig

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en verbetering kwaliteita

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

oppervlakte

Doel

kwaliteit

Relatieve

bijdragec

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

verbetering

B2

doel toegevoegd

003

Duinen Vlieland

uitbreiding

verbetering

C

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

B1

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

C

doel toegevoegd

006

Duinen Schiermonnikoog

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

086

Schoorlse Duinen

behoud

behoud

B2

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

behoud

verbetering

A1

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

behoud

verbetering

A1

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

behoud

verbetering

B2

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

behoudb

behoud

B2

aanwijzingsbesluit

116

Kop van Schouwen

behoudb

verbetering

B2

ontwerpbesluit

  • (a)

    ….maar lokaal uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit.

  • (b)

    De oppervlakte mag afnemen ten gunste van uitbreiding van habitattypen grijze duinen (*H2130) of vochtige duinvalleien (H2190) )43.

  • (c)

    Dit betreft de relatieve bijdrage van het habitattype als geheel. Het is het (nog) niet mogelijk om de actuele voorkomens van de afzonderlijke subtypen in kwantitatieve zin te duiden.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte).

De landelijke staat van instandhouding van het habitattype duinbossen, vochtig (subtype B) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “gunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. De opgave voor uitbreiding oppervlakte is voornamelijk op de Waddeneilanden neergelegd, omdat de oppervlakte van dit subtype daar klein is. Het beheer is in het gebied Duinen en Lage Land Texel (002) reeds gericht op verbetering van de kwaliteit. De kwaliteitsdoelstellingen van de gebieden Duinen Den Helder – Callantsoog (084) en Schoorlse Duinen (086) wijken af van het landelijk doel omdat hier weinig potentie voor kwaliteitsverbetering is. Ook in de gebieden Zwanenwater & Pettemerduinen (085) en Voornes Duin (100) wordt behoud van de kwaliteit nagestreefd in tegenstelling tot het landelijk doel, omdat hier reeds een goed ontwikkelde oppervlakte van het habitattype duinbossen, vochtig (subtype B) aanwezig is.

H2180C – Duinbossen,binnenduinrand

Landelijke doelstelling: behoud oppervlakte en behoud kwaliteit a

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

oppervlakte

Doel

kwaliteit

Relatieve

bijdragec

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

verbetering

B2

doel toegevoegd

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

B1

doel toegevoegd

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

C

doel toegevoegd

006

Duinen Schiermonnikoog

uitbreiding

verbetering

B1

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

behoud

behoud

C

doel toegevoegd

086

Schoorlse Duinen

behoud

behoud

B2

doel toegevoegd

087

Noordhollands Duinreservaat

behoud

behoud

A1

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

behoud

behoud

A1

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

behoud

verbetering

B2

ontwerpbesluit

099

Solleveld & Kapittelduinen

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

behoud b

behoud

B2

aanwijzingsbesluit

116

Kop van Schouwen

behoud b

behoud

B2

ontwerpbesluit

117

Manteling van Walcheren

behoud

behoud

B1

ontwerpbesluit

  • (a)

    Lokaal verbetering kwaliteit.

  • (b)

    De oppervlakte mag afnemen ten gunste van uitbreiding van habitattypen grijze duinen (*H2130) of vochtige duinvalleien (H2190)44.

  • (c)

    Dit betreft de relatieve bijdrage van het habitattype als geheel. Het is het (nog) niet mogelijk om de actuele voorkomens van de afzonderlijke subtypen in kwantitatieve zin te duiden.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte).

De landelijke staat van instandhouding van het habitattype duinbossen, binnenduinrand (subtype C) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “gunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hier op aan. In het gebied Duinen en Lage Land Texel (002) is het beheer reeds gericht op verbetering van de kwaliteit. De lokale opgave voor verbetering van de kwaliteit is verder neergelegd in de gebieden Duinen Schiermonnikoog (006) en Meijendel & Berkheide (097) omdat hier de beste potenties voor herstel liggen. Vanwege de relatief kleine oppervlakte van dit habitattype op de Waddeneilanden is in het gebied Duinen Schiermonnikoog (006) een doel gesteld voor uitbreiding van de oppervlakte.

H2190A – Vochtige duinvalleien,open water

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

oppervlakte

Doel

kwaliteit

Relatieve

bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

uitbreiding

verbetering

B2

doel aangepast a

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

C

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

B1

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

B1

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

verbetering

B1

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

uitbreiding

behoud

B2

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

uitbreiding

verbetering

A1

ontwerpbesluit

096

Coepelduynen

behoud

verbetering

C

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

behoud

behoud

B2

aanwijzingsbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

behoud

verbetering

C

aanwijzingsbesluit

116

Kop van Schouwen

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

117

Manteling van Walcheren

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

  • (a)

    Voor het gebied Duinen en Lage Land Texel (002) is het doel voor de oppervlakte aangepast ten opzichte van het ontwerpbesluit omdat het beheer reeds blijkt te zijn gericht op uitbreiding.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding van het habitattype vochtige duinvalleien, open water (H2190A) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “gunstig” en “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan voor het aspect kwaliteit. Echter op het aspect oppervlakte wijkt het landelijk doel af, omdat Nederland een zeer groot relatief belang heeft voor het habitattype. Er geldt een behoudsdoelstelling als er in het gebied geen herstelmogelijkheden zijn, zoals in Duinen Vlieland (003). Alle verbeterdoelstellingen sluiten aan op reeds ingezet hydrologisch herstel (Waddeneilanden en Hollandse kust) en regeneratie van duinvalleien in duingebieden die door waterwinning zijn aangetast. Voor duurzaam voortbestaan van jonge stadia en de rijke variatie aan vochtige duinvalleien, is vergroting van dynamiek door wind en zee noodzakelijk in een deel van de gebieden. Een dergelijke ontwikkeling wordt nagestreefd op plaatsen waar dit niet in conflict is met de veiligheid van het achterliggende land.

H2190B – Vochtige duinvalleien,kalkrijk

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

oppervlakte

Doel

kwaliteit

Relatieve

bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

behoud

C

conform ontwerp

002

Duinen en Lage Land Texel

uitbreiding

verbetering

B2

doel aangepasta

003

Duinen Vlieland

uitbreiding

behoud

C

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

behoud

B2

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

C

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

uitbreiding

verbetering

C

conform ontwerp

007

Noordzeekustzone

behoud

behoud

B1

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

uitbreiding

behoud

B1

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

099

Solleveld & Kapittelduinen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

uitbreiding

verbetering

B2

aanwijzingsbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

uitbreiding

verbetering

B2

aanwijzingsbesluit

114

Krammer-Volkerak

uitbreiding

behoud

C

concept- ontwerp

115

Grevelingen

behoud

behoud

A2

ontwerpbesluit

116

Kop van Schouwen

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

117

Manteling van Walcheren

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

122

Westerschelde & Saeftinghe

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

  • (a)

    Voor het gebied Duinen en Lage Land Texel (002) is het doel voor de oppervlakte aangepast ten opzichte van het ontwerpbesluit omdat het beheer reeds blijkt te zijn gericht op uitbreiding.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding van het habitattype vochtige duinvalleien, kalkrijk (2190B) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “matig ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. Wanneer er geen potentiële herstelmogelijkheden aanwezig zijn binnen de begrenzing van het gebied door bijvoorbeeld de mate van dynamiek, zoals in Waddenzee (001) en Noordzeekustzone (007), is er behoudsdoelstelling neergelegd. Alle verbeterdoelstellingen sluiten aan op reeds ingezet hydrologisch herstel (Waddeneilanden en Hollandse kust) en regeneratie van duinvalleien in duingebieden die door waterwinning zijn aangetast. Voor duurzaam voortbestaan van jonge stadia en de rijke variatie aan vochtige duinvalleien, is vergroting van dynamiek door wind en zee noodzakelijk in een deel van de gebieden. Een dergelijke ontwikkeling wordt nagestreefd op plaatsen waar dit niet in conflict is met de veiligheid van het achterliggend land.

H2190C – Vochtige duinvalleien,kalkarm

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

oppervlakte

Doel

kwaliteit

Relatieve

bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

uitbreiding

verbetering

B1

doel aangepast a

003

Duinen Vlieland

uitbreiding

verbetering

A1

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

A1

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

verbetering

A1

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

B1

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

086

Schoorlse Duinen

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

uitbreiding

behoud

B1

ontwerpbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

uitbreiding

verbetering

B2

aanwijzingsbesluit

116

Kop van Schouwen

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

  • (a)

    Voor het gebied Duinen en Lage Land Texel (002) is het doel voor de oppervlakte aangepast ten opzichte van het ontwerpbesluit omdat het beheer reeds blijkt te zijn gericht op uitbreiding.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte).

De landelijke staat van instandhouding van het habitattype Vochtige duinvalleien, kalkarm (2190C) is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “matig ongunstig”. De landelijk doelstelling sluit hierbij aan. Er geldt een behoudsdoelstelling als in het gebied geen herstelmogelijkheden zijn, zoals in Duinen Schiermonnikoog (006).

Alle verbeterdoelstellingen sluiten aan op reeds ingezet hydrologisch herstel (Waddeneilanden en Hollandse kust) en regeneratie van duinvalleien in duingebieden die door waterwinning zijn aangetast. Voor duurzaam voortbestaan van jonge stadia en de rijke variatie aan vochtige duinvalleien, is vergroting van dynamiek door wind en zee noodzakelijk in een deel van de gebieden. Een dergelijke ontwikkeling wordt nagestreefd op plaatsen waar dit niet in conflict is met de veiligheid van het achterliggend land.

H2190D – Vochtige duinvalleien,hoge moerasplanten

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel oppervlakte

Doel kwaliteit

Relatieve bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

uitbreiding

verbetering

B2

doel aangepast a

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

C

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

B2

conform ontwerp

084

Duinen Den Helder – Callantsoog

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

behoud

behoud

A1

ontwerpbesluit

087

Noordhollands Duinreservaat

uitbreiding

behoud

B2

ontwerpbesluit

088

Kennemerland-Zuid

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

097

Meijendel & Berkheide

uitbreiding

verbetering

B2

ontwerpbesluit

100

Voornes Duin

behoud

behoud

C

aanwijzingsbesluit

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

behoud

behoud

B1

aanwijzingsbesluit

117

Manteling van Walcheren

behoud

behoud

C

doel toegevoegd

  • (a)

    Voor het gebied Duinen en Lage Land Texel (002) is het doel voor de oppervlakte aangepast ten opzichte van het ontwerpbesluit omdat het beheer reeds blijkt te zijn gericht op uitbreiding.

Vrijwel alle duingebieden langs de Nederlandse kust zijn Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat het overgrote deel van dit habitattype zich bevindt binnen het landelijke Natura 2000-netwerk (> 95% van de landelijke oppervlakte). De landelijke staat van instandhouding van het habitattype vochtige duinvalleien, hoge moerasplanten (2190D) is voor de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als respectievelijk “matig ongunstig” en “gunstig”. De landelijke doelstelling sluit aan bij het aspect oppervlakte voor het aspect kwaliteit wijkt het echter af.

Hiervoor is gekozen vanwege het zeer grote relatief dat Nederland heeft voor het habitattype. Bovendien is hiervoor gekozen om het hydrologische herstel dat reeds is ingezet voor het habitattype optimaal te benutten.

Wanneer er geen potentiële herstelmogelijkheden aanwezig zijn binnen de begrenzing van het gebied, zoals in Duinen Terschelling (004), is er een behoudsdoelstelling neergelegd. Alle verbeterdoelstellingen sluiten aan op reeds ingezet hydrologisch herstel (Waddeneilanden en Hollandse kust) en regeneratie van duinvalleien in duingebieden die door waterwinning zijn aangetast. Voor duurzaam voortbestaan van jonge stadia en de rijke variatie aan vochtige duinvalleien, is vergroting van dynamiek door wind en zee noodzakelijk in een deel van de gebieden. Een dergelijke ontwikkeling wordt nagestreefd op plaatsen waar dit niet in conflict is met de veiligheid van het achterliggend land.

H6230 – Heischrale graslanden

Landelijke doelstelling: uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

oppervlakte

Doel

kwaliteit

Relatieve

bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

 
 
 

doel vervallen

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

B2

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

C

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

 
 
 

doel vervallen

015

Van Oordt’s Mersken

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

016

Wijnjeterper Schar

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

025

Drentsche Aa- gebied

uitbreiding

verbetering

B1

concept- ontwerp

027

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

028

Elperstroomgebied

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

029

Havelte-Oost

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

030

Dwingelderveld

uitbreiding

behoud

C

ontwerpbesluit

032

Mantingerzand

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

033

Bargerveen

behoud

behoud

B1

concept- ontwerp

039

Vecht- en Beneden-Reggegebied

behoud

verbetering

C

ontwerpbesluit

041

Boetelerveld

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

042

Sallandse Heuvelrug

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

044

Borkeld

uitbreiding

behoud

B1

ontwerpbesluit

045

Springendal & Dal van de Mosbeek

uitbreiding

behoud

C

ontwerpbesluit

046

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

049

Dinkelland

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

051

Lonnekermeer

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

055

Aamsveen

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

057

Veluwe

uitbreiding

verbetering

B1-B2

ontwerpbesluit

058

Landgoederen Brummen

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

060

Stelkampsveld

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

062

Willinks Weust

behoud

behoud

C

ontwerpbesluit

069

Bruuk

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

uitbreiding

behoud

C

ontwerpbesluit

133

Kampina & Oisterwijkse Vennen

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

153

Bunder- en Elsloërbos

uitbreiding

verbetering

C

concept- ontwerp

155

Brunssummerheide

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

156

Bemelerberg & Schiepersberg

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

157

Geuldal

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

159

Sint Pietersberg & Jekerdal

uitbreiding

verbetering

B1

ontwerpbesluit

160

Savelsbos

uitbreiding

verbetering

C

ontwerpbesluit

  • (a)

    Enige achteruitgang in oppervlakte ten gunste van het habitattype blauwgraslanden (H6410) is toegestaan.

Het habitattype heischrale graslanden heeft een sterk versnipperd voorkomen dat doorgaans over kleine oppervlakten voorkomt. Van de circa 100 ha heischrale graslanden in Nederland is ongeveer de helft opgenomen in het Natura 2000-netwerk. De landelijke staat van instandhouding van dit habitattype is op de aspecten oppervlakte en kwaliteit beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierop aan. In enkele gebieden wijkt de doelstelling betreffende de oppervlakte af van het landelijk doel en wordt behoud nagestreefd. De belangrijkste reden hiervoor is dat er buiten het huidig voorkomen in het betreffende gebied niet of nauwelijks uitbreidingsmogelijkheden aanwezig zijn, onder andere in Dinkelland (049) en Willinks Weust (062). Het landelijke doel ter verbetering van de kwaliteit van dit habitattype kan ook niet in alle gebieden gerealiseerd worden. De meest kansrijke gebieden zijn aangewezen voor kwaliteitsverbetering van het habitattype. Dit is het geval in de gebieden Bruuk (069), Landgoederen Brummen (058), Duinen Terschelling (004) en Duinen Ameland (005). In twaalf andere gebieden wordt behoud van de kwaliteit nagestreefd. Mogelijke redenen hiervoor zijn de aanwezigheid van reeds goede kwaliteit (Bargerveen (033)) en geringe mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering.

J

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.4.3 Vogelrichtlijn: broedvogels

A021 – Roerdomp

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

omvang

Doel

kwaliteit

Populatie

Relatieve

bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

behoud

5

C

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

2

C

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

3 (↑)

C

conform ontwerp

008

Lauwersmeer

behoud

behoud

10

B1

concept- ontwerp

013

Alde Feanen

behoud

behoud

4

C

ontwerpbesluit

014

Deelen

behoud

behoud

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

020

Zuidlaardermeergebied

behoud

behoud

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

034

Weerribben

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

B1

ontwerpbesluit

035

Wieden

behoud

behoud

30 (↑)

B2

ontwerpbesluit

036

Uiterwaarden Zwarte Water …

uitbreiding

verbetering

1

C

ontwerpbesluit

067

Gelderse Poort

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

072

Ijsselmeer

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

B1

ontwerpbesluit

074

Zwarte Meer

uitbreiding

verbetering

6 (↑)

C

ontwerpbesluit

075

Ketelmeer & Vossemeer

uitbreiding

verbetering

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

076

Veluwerandmeren

uitbreiding

verbetering

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

078

Oostvaardersplassen

behoud

behoud

40

B2

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

behoud

behoud

2 (↑)

C

ontwerpbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & …

behoud

behoud

10

B1

ontwerpbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, …

behoud

behoud

15

B2

ontwerpbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

uitbreiding

verbetering

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De …

uitbreiding

verbetering

6 (↑)

C

ontwerpbesluit

105

Zouweboezem

uitbreiding

verbetering

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

C

concept-ontwerp

De landelijke staat van instandhouding van de roerdomp is voor wat betreft de aspecten populatie en leefgebied als “zeer ongunstig” beoordeeld. De zeer ongunstige staat van instandhouding wordt met name veroorzaakt door de afgenomen omvang en kwaliteit van het leefgebied. De landelijke doelstelling omvat een herstelopgave voor zowel leefgebied als populatie: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor uitbreiding tot een populatie van ten minste 400 paren”.

Het gemiddelde over de periode 1999-2003 bedroeg 270 broedparen, waarvan 67% binnen Natura 2000-gebieden voorkomt. De som van de gebiedsdoelen (214) bedraagt ongeveer 55% van het doelniveau. Dit impliceert dat het beoogde herstel deels zal moeten worden bereikt door maatregelen in gebieden buiten Natura 2000. De Waddeneilanden bieden geen verdere ruimte voor uitbreiding gelet op de beperkte beschikbaarheid van rietmoerassen in de duingebieden, hier is dan ook voor een behoudsopgave gekozen. Andere gebieden met een afwijkende doelstellingen zijn Lauwersmeer (008), Alde Faenen (013), Oostvaardersplassen (078) Wormer- en Jisperveld en Kalverpolder (090), en Ilperveld, Oostzanerveld, Varkensland & Twiske (092). Uit tellingen blijkt dat de draagkracht van de soort in deze gebieden in het verleden niet groter is geweest dan het gemiddelde voorkomen waarop de draagkracht in de doelstelling is gebaseerd. In de gebieden Deelen (014), Zuidlaardermeergebied (019), Wieden (035) en Zwanenwater en Pettemerduinen (085) wordt tevens behoud ten doel gesteld, hier wordt met het huidige leefgebied een kleine uitbreiding of herstel van de populatie beoogt. In het gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht (037) wordt met uitbreiding en verbetering van het leefgebied gestreefd het huidige gemiddeld aanwezige aantal broedpaar te behouden. Alle andere gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling.

A063 – Eider

Landelijke doelstelling: behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor behoud populatie

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

omvang

Doel

kwaliteit

Populatie

Relatieve

bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

verbetering

5.000

A3

doel aangepasta

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

behoud

110

C

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

2.100

A1

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

100 (↑)

C

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

200

A1

doel aangepasta

  • (a)

    Een deel (2.300) van het aantal dat eerder aan dit gebied was toegekend, is overgeheveld naar Waddenzee omdat de betreffende paren in het kweldergebied van het eiland nestelen dat onderdeel is van de Waddenzee. Het doel voor het leefgebied in de Waddenzee is aangepast in verbetering kwaliteit. De landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is mede gevolg van de afname van het voedselaanbod en de daaraan verbonden sterfte met name in dit gebied.

De landelijke staat van instandhouding van de eider is voor wat betreft de aspecten populatie en leefgebied als “zeer ongunstig” beoordeeld. De landelijke doelstelling omvat een behoudsopgave voor het leefgebied met een doelniveau van 8.000 broedparen. Vanwege de aard van de leefgebieden is de populatie vrijwel beperkt tot Natura 2000-gebieden. Het genoemde doelniveau is de ondergrens van aantal schattingen in de periode 1999-2003 (8.000- 10.000). De getelde aantallen komen op een lager totaal uit (afgerond 7.500 paren) omdat er bij de landelijke aantalsopgave vanuit is gegaan dat de tellingen een onderschatting zijn van de populatiegrootte. Reden voor de zeer ongunstige staat instandhouding op het aspect populatie is de recente slechte voorplanting. Dit hangt samen met de afname van voedselaanbod en de daaraan verbonden sterfte. De landelijke doelstelling is daarom aangepast in “behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor behoud van 8.000 broedparen”. Dit valt samen met verbeteropgaven voor de habitattypen H1110A en H1140A in het Waddengebied en noodzakelijk geacht om de broedpopulatie niet verder te laten afnemen. Deze doelstelling geldt met name voor de Waddenzee. In Duinen en Lage Land Texel (002), Duinen Vlieland (003) en Duinen Schiermonnikoog (006) wordt behoud van het leefgebied (cq. broedterrein) voor behoud van de populatie nagestreefd. De te behouden populatieaantallen zijn gebaseerd op de gemiddelde aantallen van de gebieden over de periode 1999-2003. In Duinen Ameland (005) is de kwaliteit van het leefgebied dermate achteruitgegaan dat een inspanning vereist is om de populatie weer op gewenst niveau te brengen.

A081 – Bruine kiekendief

Landelijke doelstelling: behoud omvang en behoud kwaliteit leefgebied voor behoud populatie

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

omvang

Doel

kwaliteit

Populatie

Relatieve

bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

behoud

30

B1

conform ontwerp

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

behoud

30

B1

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

20

C

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

45

B1

doel aangepasta

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

40

B1

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

25

B1

conform ontwerp

008

Lauwersmeer

behoud

behoud

20

C

concept- ontwerp

013

Alde Feanen

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

C

ontwerpbesluit

014

Deelen

uitbreiding

verbetering

5

C

ontwerpbesluit

035

Wieden

behoud

behoud

20

C

ontwerpbesluit

072

Ijsselmeer

behoud

behoud

20

C

ontwerpbesluit

078

Oostvaardersplassen

behoud

behoud

40

B1

ontwerpbesluit

092

Ilperveld, Varkensland,…

behoud

behoud

15

C

ontwerpbesluit

109

Haringvliet

behoud

behoud

20

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

30

B1

concept- ontwerp

114

Krammer-Volkerak

behoud

behoud

10

C

concept- ontwerp

115

Grevelingen

behoud

behoud

20

C

ontwerpbesluit

122

Westerschelde & Saeftinghe

behoud

behoud

20

C

ontwerpbesluit

  • (a)

    Het gemiddelde van 44 is naar boven afgerond, in plaats van naar beneden in het ontwerpbesluit.

De landelijke staat van instandhouding van de bruine kiekendief is voor alle aspecten als “gunstig” beoordeeld. De landelijke doelstelling staat dan ook zowel voor omvang als kwaliteit van het leefgebied op behoud met een landelijk doelniveau van 1.300 broedparen. De soort heeft een ruime landelijke verspreiding (presentie in atlasblokken ca. 40%) waardoor minder dan de helft van de landelijke broedpopulatie in Vogelrichtlijngebieden is geconcentreerd.

Hierdoor is de soort minder kwetsbaar dan soorten die in hun verspreiding beperkt zijn tot een relatief klein aantal gebieden. De som van de gebiedsdoelen als percentage van het landelijke doelniveau bedraagt ruim 30%, hetgeen voldoende wordt geacht voor het duurzaam behoud van de populatie op de lange termijn. Het aandeel in Natura 2000-gebieden is groter (48%) dan de som van de gebiedsdoelen, omdat niet overal een doel is gesteld door de toepassing van een landelijke drempelwaarde (minimaal 1% landelijke populatie). Alle gebiedsdoelstellingen sluiten aan bij de landelijke doelstelling, met uitzondering van de gebieden Alde Feanen (013) en Deelen (014). Vanwege de voor de regio unieke potentie voor een sleutelpopulatie is er voor het gebied Alde Feanen gekozen voor een hersteldoelstelling. Vanwege de recente afname van de populatie in gebied Deelen is hier een beperkte herstelopgave geformuleerd, zodat de soort voor het gebied behouden kan blijven.

A082 – Blauwe kiekendief

Landelijke doelstelling: behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

omvang

Doel

kwaliteit

Populatie

Relatieve

bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

behoud

3

B1

conform ontwerp

002

Duinen en Lage Land Texel

behoud

behoud

20

A1

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

uitbreiding

verbetering

9 (↑)

B1

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

40 (↑)

A2

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B2

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

behoud

behoud

10 (↑)

B2

conform ontwerp

033

Bargerveen

behoud

behoud

1

C

ontwerpbesluit

078

Oostvaardersplassen

uitbreiding

verbetering

4

B1

ontwerpbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de blauwe kiekendief is voor wat betreft elk van de aspecten populatie en leefgebied als “zeer ongunstig” beoordeeld. De landelijke doelstelling omvat een herstelopgave voor het leefgebied en een doelniveau dat ruim driemaal groter is dan de populatie in de peilperiode 1999-2003 (78): “behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie tot 250 paren”. Vanwege de aard van het leefgebied is de broedpopulatie tegenwoordig geheel beperkt tot Natura 2000-gebieden. Het doelniveau van 250 ligt ver boven de historische referenties: 120-130 en 110-120 (resp. 1992 en 1996)46. Het landelijk doelniveau opgenomen in het landelijk doel is daarom verlaagd tot 110 (genoemde referenties zijn geflatteerd door tijdelijk gunstige omstandigheden in Zuidelijk Flevoland). De som van de gebiedsdoelen (107) is nu nagenoeg gelijk aan genoemd doelniveau. Mede gelet op de recente sterke afname van het aantal broedparen in alle broedterreinen, wordt verhoging van de gebiedsdoelen zoals opgenomen in de ontwerpbesluiten, in geen van de gebieden haalbaar geacht. De doelstelling van de gebieden Duinen en Lage Land Texel (002), Duinen Schiermonnikoog (006) en Bargerveen (033) wijken af van de landelijke doelstelling, vanwege de recente toename in de gebieden en de relatief stabiele trend van de laatste jaren. De doelstelling van de Waddenzee (001) wijkt af, omdat het gebied een overloop betreft van vogels uit de duinengebieden.

A119 – Porseleinhoen

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel

populatie

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

003

Duinen Vlieland

behoud

behoud

4

C

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

2

C

conform ontwerp

008

Lauwersmeer

behoud

behoud

15

B2

concept- ontwerp

009

Groote Wielen

behoud

behoud

4 (↑)

C

ontwerpbesluit

010

Oudegaasterbrekken, …

uitbreiding

verbetering

1 (↑)

C

ontwerpbesluit

012

Sneekermeergebied

behoud

behoud

2 (↑)

C

ontwerpbesluit

013

Alde Feanen

behoud

behoud

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

019

Leekstermeergebied

behoud

behoud

2 (↑)

C

ontwerpbesluit

020

Zuidlaardermeergebied

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B2

ontwerpbesluit

023

Fochteloërveen

behoud

behoud

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

033

Bargerveen

behoud

behoud

15 (↑)

B1

concept- ontwerp

034

Weerribben

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

B1

ontwerpbesluit

035

Wieden

behoud

behoud

20

B2

ontwerpbesluit

036

Uiterwaarden Zwarte Water…

behoud

behoud

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

038

Uiterwaarden IJssel

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

066

Uiterwaarden Neder-Rijn

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

B1

ontwerpbesluit

067

Gelderse Poort

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

068

Uiterwaarden Waal

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

C

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

behoud

behoud

15 (↑)

B1

ontwerpbesluit

074

Zwarte Meer

behoud

behoud

7 (↑)

B1

ontwerpbesluit

075

Ketelmeer & Vossemeer

behoud

behoud

2

C

ontwerpbesluit

078

Oostvaardersplassen

uitbreiding

verbetering

40 (↑)

B2

ontwerpbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

behoud

behoud

8

B1

ontwerpbesluit

105

Zouweboezem

behoud

behoud

9 (↑)

C

ontwerpbesluit

106

Boezems Kinderdijk

behoud

behoud

1

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

5 (↑)

C

concept- ontwerp

140

Groote Peel

uitbreiding

verbetering

5 (↑)

C

ontwerpbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de porseleinhoen is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als respectievelijk “zeer ongunstig” en “matig ongunstig”. De aantallen van het porseleinhoen vertonen jaarlijks grote schommelingen. Oorzaak hiervan is dat de soort zeer gevoelig is voor verdroging van moerasgebieden en waterpeilbeheer. De landelijke doelstelling is dan ook gericht op uitbreiding van de omvang en vooral verbetering van de kwaliteit van het leefgebied. De gestelde herstelopgave volgt het beschermingsplan moerasvogels en gaat uit van een populatie van ten minste 400 paren. De potenties liggen hiervoor met name in het rivierengebied, waar de soort momenteel matig vertegenwoordigd is (m.u.v. het noordelijk deel van de IJssel). In gunstige jaren (afhankelijk van inundatie) zijn grotere aantallen broedende porseleinhoenders waargenomen, de doelstellingen zijn daarop gebaseerd. In de gebieden Groote Wielen (009), Sneekermeergebied (012), Alde Feanen (013), Leekstermeergebied (019), Fochteloërveen (023), Bargerveen (033), Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht (037), IJsselmeer (072), Zwarte Meer (074), Zouweboezem (105) en Biesbosch (112) is ingeschat dat het behoud van het leefgebied voldoende is om de populatie te laten toenemen. Een aantal gebiedsdoelstellingen wijkt af van de landelijke doelstelling, te weten: Duinen Vlieland (003), Duinen Ameland (005), Lauwersmeer (008), de Wieden (035), Ketelmeer & Vossemeer (075), Oostelijke Vechtplassen (095) en Boezems Kinderdijk (106). De potentie in deze gebieden om het leefgebied en daarmee te populatie te doen toenemen dan wel verbeteren wordt laag ingeschat (op basis van historische potentie). In het Lauwersmeer is gekozen voor een behoudsdoelstelling vanwege de neutrale trend van de populatie (zeker in vergelijking met populatietrends in andere gebieden). Ruim 80% van de landelijke opgave wordt gerealiseerd binnen het Natura 2000-netwerk.

A156 – Grutto

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 50.000 paren

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

1

Waddenzee

uitbreiding

verbetering

140 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

5

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

uitbreiding

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

uitbreiding

verbetering

45 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

12

Sneekermeergebied

uitbreiding

verbetering

190 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

uitbreiding

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt’s Mersken

uitbreiding

verbetering

90 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

20

Zuidlaardermeergebied

uitbreiding

verbetering

65 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

35

De Wieden

uitbreiding

verbetering

360 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

38

Rijntakken

uitbreiding

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

uitbreiding

verbetering

560 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

89

Eilandspolder

uitbreiding

verbetering

220 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

uitbreiding

verbetering

480 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

uitbreiding

verbetering

440 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

uitbreiding

verbetering

750 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

102

De Wilck

Behoud

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

uitbreiding

verbetering

35 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

uitbreiding

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

110

Oudeland van Strijen

uitbreiding

verbetering

130 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

118

Oosterschelde

behoud

behoud

35

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

121

Yerseke en Kapelse Moer

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de grutto als broedvogel is beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. Gestreefd wordt naar herstel van een populatieniveau van ten minste 50.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling met uitzondering van de gebieden Donkse Laagten en Oosterschelde. In deze gebieden is behoud van de huidige oppervlakte leefgebied het hoogst haalbare. In Oosterschelde is ook verbetering van de kwaliteit van het leefgebied niet mogelijk en is behoud van de populatie het hoogst haalbare.

A222 – Velduil

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel

populatie

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

001

Waddenzee

behoud

behoud

5

A1

conform ontwerp

002

Duinen en Lage Land Texel

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

A2

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

 
 
 
 

doel vervallen

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

10 (↑)

A1

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B1

doel aangepast a

006

Duinen Schiermonnikoog

uitbreiding

verbetering

2 (↑)

C

doel aangepast

008

Lauwersmeer

behoud

behoud

1

B1

concept- ontwerp

033

Bargerveen

behoud

behoud

1

B1

concept- ontwerp

  • (a)

    De doelstelling voor Duinen Schiermonnikoog is aangepast van 1 naar 2 broedparen, het gemiddeld voorkomen in de eerste helft van de jaren negentig.

De landelijke staat van instandhouding van de velduil is voor wat betreft elk van de aspecten populatie en leefgebied als “zeer ongunstig” beoordeeld. In de loop van tweede helft van de vorige eeuw zijn steeds meer geschikte broedplaatsen in het binnenland verloren gegaan, waardoor de soort nu vrijwel alleen nog op Waddeneilanden voorkomt. De inpoldering van Lauwersmeer en Zuidelijk Flevoland, waardoor tijdelijk geschikt leefgebied ontstond, boden kortstondig soelaas. In de periode 1970-90 schommelde de landelijke broedpopulatie, afhankelijk van de muizenstand, tussen 60 en 200. Sindsdien is het met de populatie bergafwaarts gegaan. De som van de gebiedsdoelen bedraagt 59 broedparen.

De landelijke doelstelling omvat een herstelopgave voor het leefgebied en een ambitieus doelniveau: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel van ten minste 5 sleutelpopulaties van ten minste 20 paren (nationale populatie van ten minste 100 paren)”. Dit betreft het populatieniveau van begin negentiger jaren toen er buiten de Waddeneilanden nog tijdelijk geschikte broedplaatsen aanwezig waren. Het gemiddelde gedurende 1999-2003 bedroeg 27 broedparen vrijwel beperkt tot de Waddeneilanden.

Herstel naar de situatie van twintig jaar geleden wordt niet realistisch geacht, omdat in het binnenland nauwelijks nog regelmatig bezette broedplaatsen aanwezig zijn. Het landelijk doelniveau is daarom vastgesteld op 60 (gemiddelde periode 1993-1997). De landelijke doelstelling is als volgt aangepast: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie tot 60 paren”47. Het merendeel van de gebiedsdoelstellingen sluit aan op de landelijke opgave. In een drietal gebieden is voor een behoudsopgave gekozen.

In de Waddenzee (001) betreffen de broedlocaties vooral overloop gebied naar de duinen. In de overloop naar de duinen zijn vrijwel geen mogelijkheden voor uitbreiding en/of verbetering van het leefgebied. In het Lauwersmeer (008) komt de velduil zeer beperkt tot broeden. Behoud van de huidige stand is reeds een behoorlijke opgave. Gezien de zeer geïsoleerde ligging van het gebied, en het gegeven dat de trend van de populatie in dit gebied redelijk constant is, is tevens gekozen voor een behoudsopgave in het Bargerveen (033).

A277 – Tapuit

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

omvang

Doel

kwaliteit

Populatie

Relatieve

bijdrage

Besluit

002

Duinen en Lage Land Texel

uitbreiding

verbetering

100 (↑)

B1

conform ontwerp

003

Duinen Vlieland

uitbreiding

verbetering

35 (↑)

B1

conform ontwerp

004

Duinen Terschelling

uitbreiding

verbetering

100 (↑)

B2

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

100 (↑)

B1

conform ontwerp

006

Duinen Schiermonnikoog

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

B1

conform ontwerp

027

Drents-Friese Wold & …

uitbreiding

verbetering

40 (↑)

B2

ontwerpbesluit

030

Dwingelderveld

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

C

ontwerpbesluit

057

Veluwe

uitbreiding

verbetering

100 (↑)

B2

ontwerpbesluit

085

Zwanenwater & Pettemerduinen

uitbreiding

verbetering

20 (↑)

B1

ontwerpbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de tapuit is voor wat betreft elk van de aspecten populatie en leefgebied als “zeer ongunstig” beoordeeld. De landelijke doelstelling omvat een herstelopgave voor het leefgebied en een zeer ambitieus doelniveau dat bijna viermaal groter is dan de populatie in de peilperiode 1999-2003 (510): “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie tot 2000 paren verdeeld over ten minste 20 sleutelpopulaties van ten minste 100 paren”48. Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw is de verspreiding met twee derde gekrompen. Alleen in natuurgebieden heeft de soort nog enigszins stand weten te houden. Herstel naar de situatie van dertig jaar geleden wordt niet realistisch geacht gelet op de schaal en de oorzaken van de aantalsafname49. Dit is de reden waarom het landelijk doelniveau is verlaagd naar 1000 (de stand van ruim 15 jaar geleden en de helft van het populatieniveau van de jaren zeventig). De landelijke doelstelling is als volgt aangepast: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie tot 1000 paren”50. Deze (trekvogel)soort is in 2000 als doelsoort voor het netwerk van Vogelrichtlijngebieden opgenomen op grond van de overweging: “de beschermde gebieden leveren een wezenlijke bijdrage aan de bescherming van de soort” (van wezenlijke bijdrage is sprake indien Vogelrichtlijngebieden minstens 25% van de landelijke populatie herbergen)51. De som van de gebiedsdoelen (545) bedraagt ongeveer 55% van het doelniveau waarmee Natura 2000 een “wezenlijke bijdrage” levert aan de instandhouding van de soort op landelijke schaal. Dit impliceert dat het beoogde herstel verder grotendeels zal moeten worden bereikt door maatregelen buiten Natura 2000.

A295 – Rietzanger

Landelijke doelstelling: behoud omvang en behoud kwaliteit leefgebied voor behoud populatie

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

omvang

Doel

kwaliteit

Populatie

Relatieve

bijdrage

Besluit

004

Duinen Terschelling

behoud

behoud

120

C

conform ontwerp

005

Duinen Ameland

behoud

behoud

230

C

conform ontwerp

008

Lauwersmeer

behoud

behoud

1.900

B2

concept- ontwerp

009

Groote Wielen

behoud

behoud

220

C

ontwerpbesluit

012

Sneekermeergebied

behoud

behoud

370

C

ontwerpbesluit

013

Alde Feanen

behoud

behoud

800

B1

ontwerpbesluit

014

Deelen

behoud

behoud

200

C

ontwerpbesluit

019

Leekstermeergebied

behoud

behoud

10

C

ontwerpbesluit

020

Zuidlaardermeergebied

behoud

behoud

200

C

ontwerpbesluit

034

Weerribben

behoud

behoud

900

B1

ontwerpbesluit

035

Wieden

behoud

behoud

3000

A2

ontwerpbesluit

072

IJsselmeer

behoud

behoud

990

B1

ontwerpbesluit

074

Zwarte Meer

behoud

behoud

270

C

ontwerpbesluit

078

Oostvaardersplassen

behoud

behoud

800

B1

ontwerpbesluit

089

Eilandspolder

behoud

behoud

230

C

ontwerpbesluit

090

Wormer- en Jisperveld & …

behoud

behoud

480

B1

ontwerpbesluit

092

Ilperveld, Varkensland, …

behoud

behoud

800

B1

ontwerpbesluit

095

Oostelijke Vechtplassen

behoud

behoud

880

B1

ontwerpbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De …

behoud

behoud

340

C

ontwerpbesluit

109

Haringvliet

behoud

behoud

420

C

ontwerpbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

260

C

concept- ontwerp

De landelijke staat van instandhouding van de rietzanger is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als “gunstig”. De Nederlandse broedpopulatie vertoonde in de voorgaande periode een matige toename. Landelijk is daarom een behoudsdoelstelling geformuleerd. De gebiedsdoelen van de aangewezen leefgebieden sluiten hierbij aan. Ruim 65% van de landelijke opgave ligt binnen het Natura 2000-netwerk.

A338 – Grauwe klauwier

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied voor herstel populatie

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel

omvang

Doel

kwaliteit

Populatie

Relatieve

bijdrage

Besluit

003

Duinen Vlieland

 
 
 
 

doel vervallen

005

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

5 (↑)

C

doel aangepast a

027

Drents-Friese Wold & …

behoud

behoud

10 (↑)

B1

ontwerpbesluit

033

Bargerveen

uitbreiding

verbetering

100 (↑)

A3

concept- ontwerp

057

Veluwe

uitbreiding

verbetering

40 (↑)

A1

ontwerpbesluit

145

Maasduinen

uitbreiding

verbetering

3 (↑)

C

ontwerpbesluit

  • (a)

    Het doel is aangepast naar “uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 5 paar”. Het doelniveau is naar boven bijgesteld gezien de historische potentie van het gebied.

De landelijke staat van instandhouding van de grauwe klauwier is op de aspecten populatie en leefgebied beoordeeld als zeer ongunstig”. Oorzaak hiervan is vooral de aantasting van het leefgebied door faunistische verarming; zowel kwantitatief als kwalitatief is de prooi verminderd. Dit als gevolg van verruiging, verdroging, verzuring, vermesting, herbicidengebruik en frequent en grootschalig maaien. In het cultuurlandschappen zijn daarnaast veel nestgelegenheden verdwenen door intensief landgebruik. Na een dieptepunt in de 1985 is de landelijke stand van de soort weer iets toegenomen. Deze toename is echter onvoldoende en landelijk is dan ook een herstelopgave geformuleerd. In het Drents-Friese Wold & Leggelderveld (027) wordt hiervan afgeweken. In het Drents-Friese Wold & Leggelderveld kwamen in de periode 1999-2003 gemiddeld 8 paren in het gebied tot broedden. Het doel is hier gesteld op herstel tot 10 broedparen met behoud van het huidige leefgebied. Recent zijn hier in één jaar 14 broedparen waargenomen. De overige gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke instandhoudingsdoelstelling. De doelstelling van Duinen Ameland (005) is aangepast van 1 naar 5 broedparen, gezien het aantal broedparen in de periode 1993-1997 (gemiddeld 5,6 paar).

Ongeveer 65% van de landelijke opgave ligt binnen het Natura 2000-netwerk. De overige doelstelling ligt buiten Natura 2000-gebieden o.a. in die gebieden die de soort de afgelopen 10-20 jaar verlaten heeft (hervestiging).

K

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

4.1 Kwalificerende vogelsoorten

Duinen Ameland kwalificeert als speciale beschermingszone omdat het gebied behoort tot één van de vijf belangrijkste broedgebieden voor Bruine kiekendief52 , Blauwe kiekendief, Velduil en Grauwe klauwier in Nederland.

Soorten van Bijlage I waarvoor het gebied tot "een van de vijf belangrijkste" in Nederland behoort

Soort

Art. 4

Brva

Aantal NLb

% in 5e c

% in sbz d

Telperiode

Bruine kiekendief Circus aeruginosus

1

ja

1250

2,3%

2,6%

1993-97

Blauwe kiekendief Circus cyaneus

1

ja

120

6%

14%

1993-97

Velduil Asio flammeus

1

ja

60

2%

24%

1993-97

Grauwe klauwier Lanius collurio

1

ja

200

2%

3%

1993-97

  • a)

    De kwalificatie betreft in het gebied broedende vogels (indien ingevuld met "ja")

  • b)

    Omvang van de Nederlandse broedpopulatie (in paren)

  • c)

    Aantal in het op vier na belangrijkste gebied (5e gebied) uitgedrukt als percentage van de landelijke broedpopulatie

  • d)

    Aantal in het onderhavige gebied uitgedrukt als percentage van de landelijke broedpopulatie

Toelichting bij ontwerp-wijzigingsbesluit Duinen Ameland

Met dit ontwerp-wijzigingsbesluit wordt het Natura 2000-gebied Duinen Ameland aangewezen voor de grutto als broedvogel. Het toevoegen dan wel wijzigen van instandhoudingsdoelstellingen voor de grutto wordt toegepast bij 25 gebieden die reeds eerder zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Aanleiding voor de wijzigingen is de noodzaak om nu ook de grutto als broedvogel te beschermen in deze gebieden, nadat de grutto eerder in de meeste van deze gebieden als doortrekker (niet-broedvogel) al was beschermd. Het toevoegen van instandhoudingsdoelstellingen voor broedende grutto’s is één van de noodzakelijke maatregelen die Nederland treft naar aanleiding van de inbreukprocedure die de Europese Commissie in juli 2024 is gestart. De maatregel is onderdeel van een ambitieus maatregelenpakket, dat van toepassing is binnen en vooral buiten Vogelrichtlijngebieden, om tot het noodzakelijke herstel van de populatie te komen (Kamerstuk 33576 nr. 441).

Criteria voor gebiedsselectie en instandhoudingsdoelstellingen

De 25 gebieden voldoen aan het criterium dat in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)1 wordt genoemd voor het aanwijzen van vogelsoorten in Vogelrichtlijngebieden, namelijk dat ten minste 0,1% van de internationale (biogeografische) populatie van de grutto als broedvogel in het gebied voorkomt. Het betreft in het geval van de grutto de populatie van de ondersoort limosa (de ondersoort islandica komt in Nederland alleen als doortrekker voor en kan dan wel onderdeel vormen van de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel). Of een gebied voldoet aan het genoemde criterium, is bepaald op basis van de door Sovon verzamelde gegevens over de jaren 2016-2021. Concreet betekent dit dat de grutto als broedvogel beschermd wordt indien er in die jaren gemiddeld ten minste 26 broedparen voorkwamen. Het gaat om de volgende 25 Natura 2000-gebieden: 

N2k-nr 

Natura 2000-gebied 

1 

Waddenzee 

5 

Duinen Ameland 

8 

Lauwersmeer      

9 

Groote Wielen 

10 

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving 

12 

Sneekermeergebied      

13 

Alde Feanen     

15 

Van Oordt’s Mersken 

20 

Zuidlaardermeergebied 

35 

De Wieden 

38 

Rijntakken 

56 

Arkemheen 

72 

IJsselmeer      

89 

Eilandspolder 

90 

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder 

92 

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske 

93 

Polder Zeevang 

102 

De Wilck 

103 

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck 

104 

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein  

107 

Donkse Laagten 

109 

Haringvliet      

110 

Oudeland van Strijen 

118 

Oosterschelde 

121 

Yerseke en Kapelse Moer 

De instandhoudingsdoelstellingen per gebied voor de broedende grutto zijn gebaseerd op het wetenschappelijk advies van Sovon, zoals opgenomen in de gebiedsnotities over de betekenis en potenties van de gebieden als broedgebied van de grutto. Voor dit advies is niet alleen algemene kennis over de grutto en zijn leefgebied gebruikt, maar ook gebiedsspecifieke informatie over de populatietrend en de potenties voor verbetering en uitbreiding van het leefgebied (rekening houdend met wat nodig en mogelijk is ten aanzien van inrichting en beheer).

Onderbouwing voor wijzigingen voor alleen de grutto

De wijzigingsbesluiten beperken zich tot wijzigingen ten aanzien van alleen de grutto. Het betreft wijzigingen die het karakter hebben van een actualisering. Reden om alleen te actualiseren voor de grutto is dat niet gewacht kan worden tot een algehele actualisering van alle vogeldoelen plaatsvindt, omdat dat een tijdrovend proces is. De voortdurende afname van de gruttopopulatie noopt tot het met voorrang beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden. Dat is te meer van belang omdat de grutto vooral in Nederland broedt. Dit kan relatief snel gebeuren, omdat alleen bepaald hoeft te worden of de grutto voldoet aan de criteria voor aanwijzing in die gebieden (zie boven), zonder dat de hele procedure voor selectie van gebieden hoeft te worden doorlopen. Bij zo’n volledige actualiserings- en selectieprocedure zou dan ook voor andere aanwezige vogelsoorten bepaald moeten worden of ze zouden moeten worden aangewezen. Deze snelheid is tevens nodig vanwege de inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart vanwege onvoldoende bescherming van de grutto. Het beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden is essentieel voor het beschermen van deze soort.

 

Landelijk doel

Met de publicatie van de bovengenoemde besluiten wordt ook het landelijk doel voor de grutto als broedvogel voor het eerst gepubliceerd. Het landelijke doel in dit ontwerpbesluit is opgesteld via dezelfde werkwijze als voor de vernieuwde landelijke doelen, die op het moment van publiceren van dit ontwerpbesluit ter inzage liggen. Het voorgestelde landelijk doel is gebaseerd op de ecologische gunstige referentie en de groeipotentie van de soort tot aan 2050. Inspraak op dit landelijk doel is met het publiceren van dit ontwerpbesluit mogelijk. Het landelijk doel voor de grutto als broedvogel is nog niet formeel vastgesteld. Vaststelling van het landelijk doel vindt tegelijkertijd plaats met de vaststelling van de eerste wijzigingsbesluiten en staat dus ook open voor zienswijzen binnen deze procedure.

Het landelijke doel voor de grutto als broedvogel is mede bepalend voor het ambitieniveau van de instandhoudingsdoelstellingen in de wijzigingsbesluiten. De gebiedsdoelen moeten namelijk, zoveel als mogelijk is, bijdragen aan het behalen van dat landelijke doel. Dat geldt echter in nog sterkere mate voor het deel van de landelijke populatie dat buiten deze gebieden voorkomt: momenteel komt namelijk circa 90% van de landelijke broedpopulatie buiten de Vogelrichtlijngebieden voor. Om het landelijke doel te bereiken, is het dus noodzakelijk dat verreweg de grootste bijdrage aan de toename plaats zal vinden in de rest van Nederland. Daartoe is het noodzakelijk dat het hierboven genoemde ambitieuze maatregelenpakket wordt uitgevoerd.

Redactionele wijzigingen

Naast wijzigingen in dit besluit ten behoeve van de aanwijzing van de grutto, hebben er ook redactionele wijzigingen plaatsgevonden in het besluit (die hebben geen rechtsgevolgen).

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Jean Rummenie

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 18 juni 2025

  • 1

    Dit betreft een geconsolideerde versie van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979, inclusief wijzigingen die sindsdien op de richtlijn van toepassing zijn. Met uitzondering van de bijlagen en verwijzingen is de tekst van de richtlijn inhoudelijk niet gewijzigd. Terug naar link van noot.

  • 2

    Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 3

    Ministerie van LNV (2008): Natura 2000 profielendocument. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 4

    De begrenzingsmethodiek is verder uitgewerkt in het Gebiedendocument (2004). Terug naar link van noot.

  • 5

    Hof van Justitie EG, 7 november 2000, First Corporate Shipping, zaak C-371/98, punten 15 en 25. Terug naar link van noot.

  • 6

    De wijze van begrenzing van Vogelrichtlijngebieden is toegelicht in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.

  • 17

    Bij niet-broedvogels wordt daarbij (voor zover bekend) onderscheid gemaakt tussen het leefgebied voor een foeragerende populatie en voor een slapende populatie, omdat de aantallen van die populaties verschillend zijn en omdat het leefgebied voor foerageren en slapen verschillend kan zijn. Terug naar link van noot.

  • 18

    Voor het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen en actuele aantallen voor vogels is de volgende afrondingssystematiek gebruikt: 1-20 = niet afronden, 21-100 = afronden op vijftallen, 100-1.000 = afronden op tientallen, >1.000 = afronden op honderdtallen. Terug naar link van noot.

  • 19

    Uit jurisprudentie blijkt dat hierover misverstanden zijn gerezen. Aanleiding hiervoor was kennelijk de toelichting op pagina 63 van het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV, 2006), over de betekenis van de aantallen die voor vogels worden genoemd. Die toelichting wekte kennelijk (ten onrechte) de indruk dat de populatieomvang niet tot de instandhoudingsdoelstelling behoort. Terug naar link van noot.

  • 20

    Het Natura 2000-landschap van het gebied waarop dit besluit betrekking heeft, staat vermeld in paragraaf 3.2 van deze nota van toelichting. Terug naar link van noot.

  • 21

    Belangrijke vogelgebieden in Nederland 1993-97. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 22

    Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.

  • 23

    Trends van vogels in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVON-informatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 39

    Nadere toelichting “ten gunste formulering" in het Natura 2000 doelendocument (2006), p. 35/37. Terug naar link van noot.

  • 40

    Nadere toelichting “ten gunste formulering" in het Natura 2000 doelendocument (2006), p. 35/37. Terug naar link van noot.

  • 41

    Nadere toelichting “ten gunste formulering" in het Natura 2000 doelendocument (2006), p. 35/37. Terug naar link van noot.

  • 42

    Nadere toelichting “ten gunste formulering" in het Natura 2000 doelendocument (2006), p. 35/37. Terug naar link van noot.

  • 43

    Nadere toelichting “ten gunste formulering" in het Natura 2000 doelendocument (2006), p. 35/37. Terug naar link van noot.

  • 44

    Nadere toelichting “ten gunste formulering" in het Natura 2000 doelendocument (2006), p. 35/37. Terug naar link van noot.

  • 46

    Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2, 2001), zie ook Bekhuis & Zijlstra (Limosa 64 (1991: 143-153) waaruit blijkt dat de landelijke populatie pas sinds 1980 boven de 100 is uitgekomen; voor de oorspronkelijke doelniveau van 250 bestaat geen historische referentie. Terug naar link van noot.

  • 47

    De verwijzing naar sleutelpopulaties is komen te vervallen omdat populaties van 20 broedparen actueel (of potentieel) nog maar in twee gebieden kunnen worden gehaald. Terug naar link van noot.

  • 48

    Dit doelniveau sluit aan bij de populatieschatting uit begin jaren tachtig (1900-2500). Terug naar link van noot.

  • 49

    De oorzaak wordt toegeschreven aan structurele processen: dichtgroeien leefgebieden (zandige terreinen) door vermesting en sterke achteruitgang van de konijnenstand. Terug naar link van noot.

  • 50

    De verwijzing naar sleutelpopulaties is komen te vervallen omdat populaties van 100 broedparen actueel (of potentieel) nog maar in vier gebieden kunnen worden gehaald. Terug naar link van noot.

  • 51

    Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.

  • 52

    Onderstreepte soorten zijn opgenomen in Bijlage I van de richtlijn. Terug naar link van noot.

  • 1

    https://www.natura2000.nl/sites/default/files/Bibliotheek/Aanwijzing%20Vogelrichtlijngebieden/Nota%20van%20Antwoord%20Vogelrichtlijn%20%282000%29%20Bijlage%201%20Selectie%20en%20begrenzing.pdf Terug naar link van noot.

Naar boven