U bekijkt een publicatie met

Toon versie van document

Ontwerp-wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Arkemheen

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur:

Gelet op artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);

Gelet op artikelen 2.44, eerste lid, en 16.25a, eerste lid, van de Omgevingswet;

Besluit:

Artikel I

Het besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 juli 2009, nr. PDN 2009-056 (Stcrt. 2009, 13516), houdende aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Arkemheen en het Natura 2000-gebied Arkemheen, waarvan een nieuwe tekst op 19 april 2024is vastgesteld (Stcrt. 2024, 13927)), wordt gewijzigd zoals weergegeven in de bijlage “Bijlage bij artikel I van de wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Arkemheen”.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking een dag na publicatie.

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Jean Rummenie

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 18 juni 2025

Dit ontwerpbesluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. De exacte periode en locatie worden vermeld in de bekendmaking die wordt gepubliceerd in de Staatscourant en in de advertentie die wordt gepubliceerd in gedrukte media en op internet. Het ontwerp-wijzigingsbesluit wordt in zijn geheel gepubliceerd in de Staatscourant en is daarna ook te raadplegen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet via de website www.omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.

Eenieder kan binnen zes weken tijdens de terinzagelegging van dit ontwerpbesluit een zienswijze naar voren brengen bij het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur per mail en schriftelijk, zoals aangegeven in de bekendmaking.

Degenen die een zienswijze binnen de gestelde termijn naar voren hebben gebracht, kunnen gedurende zes weken ná de bekendmaking beroep instellen tegen het definitieve besluit. Degenen die geen zienswijzen naar voren hebben gebracht, kunnen ten aanzien van alle punten van het besluit beroep instellen als ze belanghebbende zijn; als ze geen belanghebbende zijn, kunnen ze alleen beroep instellen ten aanzien van punten die inhoudelijk verschillen van het ontwerpbesluit

Meer informatie over Natura 2000 en gerelateerde onderwerpen vindt u op de website https://www.rijksoverheid.nl/natura2000. Voor vragen over Natura 2000 kunt u op werkdagen van 8.30 uur tot 16.30 uur contact opnemen met het klantcontactcentrum van RVO, telefoon 088 - 042 42 42 (lokaal tarief).

Bijlage bij artikel I van de wijziging van het Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Arkemheen

A

Artikel 1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 1 Aanwijzing Arkemheen - Vogelrichtlijngebied

  • 1.

    Als speciale beschermingszone als bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van Richtlijn 792009/409147/EEGEG van het Europees Parlement en de Raad van 2 april 197930 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEGPbEU L 10320)1 van 24 maart 2000 (N/2000/297; Stcrt. 2000, nr. 65) wordt aangewezen, overeenkomstig de in de bijlage Gebiedsbegrenzingen bij dit besluit aangegeven geometrische begrenzing, het gebied Arkemheen.

  • 2.

    De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende vogelsoortenvogelsoort, welke wordenwordt beschermd op grond van artikel 4, eerste lid, van Richtlijn 792009/409147/EEGEG:

    A037

    Kleine zwaan

    Kleine zwaan (Cygnus bewickii (Cygnus columbianus bewickii))

    A050

    Smient

  • 3.

    De speciale beschermingszone wordt aangewezen voor de volgende trekkende vogelsoorten, welke worden beschermd op grond van artikel 4, tweede lid, van Richtlijn 2009/147/EG:

    A050

    Smient (Anas Penelope)

    A156

    Grutto (Limosa limosa)

B

Artikel 3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 3 Exclaveringsformule

  • 1.

    Bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied, tenzij daarvan in paragraaf 3.3 van de nota van toelichting wordt afgeweken. Hiervoor gelden de peildata, genoemd in paragraaf 3.3 van de nota van toelichting.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:

    • a.

      bebouwing: één of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

    • b.

      bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die direct of indirect met de grond is verbonden of direct of indirect steun vindt in of op de grond;

    • c.

      gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

    • d.

      erven: onmiddellijk aan een woning of ander gebouw gelegen, daarbij behorende en daarmee in gebruik zijnde terreinen;

    • e.

      tuinen: in de onmiddellijke nabijheid van een woning of ander gebouw gelegen intensief onderhouden terreinen, beplant met siergewassen en gazons, of in gebruik als moestuin, die zich duidelijk onderscheiden van de omgeving en veelal, omheind zijn door middel van een afrastering, schutting, muur of haag of geheel of gedeeltelijk zijn omgeven door een sloot;

    • f.

      verhardingen: kunstmatige verhardingen zoals verharde wegen, pleinen, parkeervoorzieningen, erfverhardingen en steenglooiingen met inbegrip van in wegen liggende bruggen en duikers en de tot wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

    • g.

      hoofdspoorweg: op grond van artikel 2 van de spoorwegwet als hoofdspoorweg aangewezen spoorweg. Voor de begrenzing langs hoofdspoorwegen geldt artikel 3.5 van het omgevingsbesluit (beperkingengebied hoofdspoorweginfrastructuur).

C

Artikel 4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:

Artikel 4 Instandhoudingsdoelstellingen Vogelrichtlijn: broedvogels en niet-broedvogels

  • 1.

    De instandhoudingsdoelstellingen voor de broedvogels van de soorten, bedoeld in artikel 3.58, eerst lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, worden vastgesteld in paragraaf 5.3 van de nota van toelichting.

  • 2.

    De instandhoudingsdoelstellingen voor niet-broedvogels van de soorten, bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, worden vastgesteld in paragraaf 5.35.4 van de nota van toelichting.

D

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

1. INLEIDING

Het gebied Arkemheen is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Richtlijn 792009/409147/EEGEG van het Europees Parlement en de Raad van 2 april 1979de Europese Unie van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (hierna Vogelrichtlijn). Deze speciale beschermingszone vormt Natura 2000-gebied Arkemheen. Het besluit bevat de begrenzing en de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied.

In hoofdstuk 2 van deze nota van toelichting wordt de aanwijzing op grond van de Vogelrichtlijn kort toegelicht.

In hoofdstuk 2 van deze nota van toelichting wordt de aanwijzing op grond van de Vogelrichtlijn kort toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een vernieuwde gebiedsbeschrijving gegeven en wordt ingegaan op eventuele grenswijzigingen die zijn doorgevoerd nadat het gebied als Vogelrichtlijngebied is aangewezen. Tevens wordt in hoofdstuk 3 de bij dit besluit behorende begrenzing toegelicht.

In hoofdstuk 4 wordt een opsomming gegeven van (vogel)soorten waaraan het gebied zijn betekenis ontleent.

In hoofdstuk 5 worden de algemene doelstellingen geformuleerd en worden de instandhoudingsdoelstellingen genoemd in artikel 4, nader toegelicht. Er wordt aangegeven in welke richting de betreffende instandhoudingsdoelstelling zich zal moeten ontwikkelen. Daarvoor worden de termen “behoud”, “uitbreiding” of “verbetering” gebruikt. Voor soorten is het leefgebied bepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit leefgebied. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van omvang leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van kwaliteit van leefgebied.

Bij de nota van toelichting is een bijlage A gevoegd. Anders dan de andere bijlagen bij de toelichting maakt bijlage A geen integraal onderdeel uit van dit besluit. Bijlage B omvat de nadere onderbouwing van de instandhoudingsdoelstellingen.

In hoofdstuk 5 worden de algemene instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd en worden de specifieke instandhoudingsdoelstellingen, genoemd in artikel 4, nader toegelicht. Er wordt aangegeven in welke richting de betreffende instandhoudingsdoelstelling zich zal moeten ontwikkelen.

Bij de nota van toelichting is een bijlage A gevoegd met illustraties van grenswijzigingen indien van toepassing; die illustraties laten zien welke terreindelen na de eerste aanwijzing zijn vervallen of zijn toegevoegd als onderdeel van de speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn. Anders dan de andere bijlage bij de toelichting maakt bijlage A geen integraal onderdeel uit van dit besluit aangezien er sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet enkel nog rechten worden verleend aan de geometrische begrenzing. Bijlage B omvat de nadere onderbouwing van de wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen en van de toewijzing van en wijzigingen in de instandhoudingsdoelstellingen.

Er is een appendix toegevoegd aan dit besluit waarin een toelichting wordt gegeven op de selectie- en begrenzingscriteria die bij de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Arkemheen gebruikt zijn. Deze paragrafen komen uit de nota van toelichting van het Vogelrichtlijnbesluit.

E

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

2. AANWIJZING VOGELRICHTLIJN

Artikel 1 van dit besluit voorziet in de aanwijzing van het gebied Arkemheen als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn (verder aangeduid als “Vogelrichtlijngebied”). Het gebied is op 24 maart 2000 (N/2000/297) aangewezen. Bij de Europese Commissie is dit gebied bekend onder nummer NL9802062. Het bestaande Vogelrichtlijnbesluit N/2000/297 is door middel van dit besluit gewijzigd.

Uit het Vogelrichtlijnbesluit overgenomen tekstdelen zijn in paragraaf 3.2 van deze nota van toelichting cursief gezet1.

Naast mogelijke grenswijzigingen kan er ook een wijziging plaatsvinden bij de vogelsoorten, waarvoor dit gebied destijds is aangewezen. Deze eventuele wijzigingen worden toegelicht in bijlage B. In dit besluit worden alle vogelsoorten opgesomd waarvoor het gebied wordt geacht te zijn aangewezen.

Dit Vogelrichtlijngebied wordt nu voortaansinds het Natura 2000-aanwijzingsbesluit van 10 november 2009 aangeduid als Natura 2000-gebied Arkemheen (landelijk gebiedsnummer 56056).

Natura 2000 is het samenhangende Europees ecologisch netwerk bestaande uit de gebieden aangewezen onder de Habitatrichtlijn en onder de Vogelrichtlijn. Dit netwerk moet de betrokken natuurlijke habitattypen, habitats van soorten en de leefgebieden van vogelsHabitatrichtlijn- en Vogelrichtlijnsoorten in een gunstige staat van instandhouding behouden of, in voorkomend geval, herstellen. De instandhoudingsdoelstellingen (artikel 4 en hoofdstuk 5) en de begrenzing zijn in algemene zin nader toegelicht in het Natura 2000 doelendocument2 (2006)2. Dit document geeft het beleidskader van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen weer en van de daarbij gehanteerde systematiek. Beschrijvingen en de interpretatie van habitattypen en beschrijvingen van (vogel)soorten waarvoor doelen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in het Natura 2000 profielendocument (2008)3.

Het Natura 2000-gebied Arkemheen ligt in de provincie Gelderland en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Nijkerk en Putten.

F

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

3.2 Landschappelijke context en kenmerken begrenzing

Arkemheen behoort tot het Natura 2000-landschap “Meren en Moerassen”.

De grenzen van Vogelrichtlijngebieden worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I-soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten.

De grenzen van Vogelrichtlijngebieden worden bepaald door het gebruik dat de aanwezige bijlage I-soorten, en/of trekkende watervogels, en/of overige trekkende vogels ervan maken, waarbij wordt uitgegaan van landschapsecologische eenheden en de biotoopeisen van de betrokken vogelsoorten, voor zover het gaat om de soorten die in het besluit van 2009 waren aangewezen (en dus niet om de grutto waarvoor het gebied in 2025 in aangewezen).

Arkemheen is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van open vochtige graslanden die als geheel het leefgebied vormen van een in artikel 4 van de Richtlijn bedoelde vogelsoort. Het is het leefgebied van een soort van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (art. 4.1), en fungeert tevens als overwinteringsgebied en rustplaats. De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat een in landschappelijk en vogelkundig opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat in samenhang met Vogelrichtlijngebied Eemmeer en Vogelrichtlijngebied Wolderwijd en Nuldernauw voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan van bedoelde vogelsoort4.Arkemheen is aangewezen als Vogelrichtlijngebied vanwege de aanwezigheid van open vochtige graslanden die als geheel het leefgebied vormen van een aantal in artikel 4 van de richtlijn bedoelde vogelsoorten. Het is een gebied dat het leefgebied van een soort van Bijlage I (art. 4.1) en fungeert tevens als overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van andere trekvogelsoorten (art. 4.2). De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is zo gekozen dat een in landschappelijk en vogelkundig opzicht samenhangend geheel is ontstaan dat in samenhang met Vogelrichtlijngebied Veluwerandmeren voorziet in de beschermingsbehoefte met betrekking tot het voortbestaan van bedoelde vogelsoorten4.

G

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

3.3 BegrenzingGeometrische begrenzing en oppervlakte

De geometrische begrenzing van het Natura 2000-gebied Arkemheen is weergegeven in de bij dit besluit behorende bijlage Gebiedsbegrenzingen. Op hoofdlijnen bestaatomvat het Natura 2000-gebied uit de Putterpolder en een deel van de Nijkerkerpolder. Het aangewezen gebied wordt in het noorden globaal begrensd door het Nijkerkernauw en het Nuldernauw, in het zuiden door Rijksweg A28, Watergoorweg, Bremerse Weg, Bontepoort, Groene Wegje en Bunschoterweg en in het westen door de kade aan de oostzijde van de Laak. In het noordoosten grenst het aangewezen gebied aan Vogelrichtlijngebied Wolderwijd en NuldernauwVeluwerandmeren.

Het Natura 2000-gebied beslaat een oppervlakte van ongeveer 1420 ha. Dit cijfer betreft de bruto-oppervlakte omdat bij de berekening geen rekening is gehouden met niet in de geometrische begrenzing, tekstueel uitgesloten delen (zie artikel 3 en paragraaf 3.4hierna).

Voor de begrenzing van Natura 2000-gebieden geldt de volgende exclaveringsformule: Bestaande bebouwing, tuinen, erven, verharding en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied, tenzij daarvan in deze paragraaf wordt afgeweken. Voor de gebruikte begrippen gelden de definities (voor zover van toepassing in het onderhavige gebied) zoals die omschreven zijn in artikel 3. Daar waar de geometrische begrenzing en de exclaveringsformule niet overeenstemmen, is de exclaveringsformule doorslaggevend.

Voor de toepassing van de begrenzing en de exclaveringsformule van artikel 3 gelden er peildata:

  • 24 maart 2000 voor de gebiedsdelen die zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied.

De begrenzing van het Vogelrichtlijngebied is op enkele technische punten verbeterd5 (2009):

  • Bestaande bebouwing (inclusief erven en tuinen; reeds tekstueel geëxclaveerd) waar geen Natura 2000-waarden voorkomen, is waar mogelijk op grond van kadastrale of topografische lijnen buiten de begrenzing gebracht. (º)

  • De begrenzing is waar mogelijk gelegd langs topografisch herkenbare lijnen, zoals wegen, wateren, perceelscheidingen en bosranden.

  • Overlap van 5 meter of minder met kadastrale percelen die grotendeels buiten het gebied zijn gelegen, is, gelet op de kadastrale inschrijving5, waar mogelijk beperkt. Dit betekent dat aldaar de kadastrale lijn is aangehouden. Deze werkwijze is alleen gevolgd op plekken waar geen Natura 2000-waarden aanwezig zijn. (º)

  • Bermen, parkeerplaatsen en op- en afritten van de rijksweg A28, die over een lengte van 5,6 km langs de zuidzijde van het gebied loopt, zijn buiten de begrenzing gebracht omdat de betreffende terreinen geen onderdeel uitmaken van het leefgebied van de (vogel)soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

H

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

3.4 Toelichting bij geometrische begrenzing en uitgesloten delen

De geometrische begrenzing van het Natura 2000-gebied is weergegeven in de bijlage. Voor zover van toepassing is daarbij onderscheid gemaakt tussen de begrenzingen van Habitatrichtlijngebied en het Vogelrichtlijngebied. Daar waar de geometrische begrenzing en de nota van toelichting niet overeenstemmen, is de tekst in deze paragraaf doorslaggevend.

Voor de begrenzing van Natura 2000-gebieden geldt de volgende algemene exclaveringsformule: Bestaande bebouwing, erven, tuinen, verhardingen en hoofdspoorwegen maken geen deel uit van het aangewezen gebied, tenzij daarvan in paragraaf 3.3 wordt afgeweken. Voor de gebruikte begrippen gelden de definities (voor zover van toepassing in het onderhavige gebied) zoals die omschreven zijn in artikel 3.

[Vervallen]

I

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

4.1 Inleiding

In artikel 1 is een opsomming gegeven van de waarden waaraan het gebied zijn betekenis als Vogelrichtlijngebied ontleent. Paragraaf 4.2.24.2.1 vermeldt de vogelsoorten waarvoor het gebied onder de Vogelrichtlijn is aangewezen. Op alle vermeldde (vogel)soortenvermelde Natura 2000-waarden is een instandhoudingsdoelstelling van toepassing (zie artikel 4 en hoofdstuk 5). In paragraaf 4.3 wordt beschreven welke selectiecriteria op het Vogelrichtlijngebied van toepassing zijn.

J

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

4.2 Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen

4.2.1 Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II)

Deze paragraaf is vervallen.

4.2.24.2.1 Vogelrichtlijn: vogelsoorten (bijlage I en artikel 4.2)

Het gebied is aangewezen voor de volgende soort, opgenomen in bijlage I van de Vogelrichtlijn:

A037

Kleine Zwaan (Cygnus columbianus)

Verder is het gebied aangewezen voor de volgende andere geregeld voorkomende trekvogel waarvoor het gebied van betekenis is als broed-, rui- en/of overwinteringsgebied en rustplaatsen in hun trekzones (artikel 4.2):

A050

Smient (Anas penelope) (º)

A156

Grutto (Limosa limosa)

Wijzigingen ten opzichte van de aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2000) en/of het ontwerpbesluit (2007)7 zijn verklaard in bijlage B.2 van deze nota van toelichting.

K

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt na sectie 4.2 een sectie ingevoegd, luidende:

4.3 Vogelrichtlijn: vogelsoorten waarvoor het gebied aan de selectiecriteria voldoet

In het eerste aanwijzingsbesluit (24 maart 2000) staat de primaire onderbouwing van de selectie als Vogelrichtlijngebied (zie de appendix). De soorten waarvoor gebieden werden geselecteerd, staan genoemd in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000). De grutto voldeed toen als broedvogel nog niet aan deze landelijke criteria. Inmiddels is dat wél het geval en daarom wordt de onderbouwing als volgt aangevuld:

Arkemheen kwalificeert als Vogelrichtlijngebied omdat het geregeld voorkomt dat zich een aantal individuen van minstens 1% van de biogeografische populatie verzamelt voor de broedfunctie. Het begrensde gebied bevat gemiddeld 2% van de biogeografische populatie van de grutto in de jaren 2016 tot 2021.

Soort van artikel 4.2 waarvoor het gebied aan de 1%-drempel voldoet (broedvogels)

Soort

Art. 4

Biogeogr. Populatiea

1% Biopopb

% in sbzc

Seizoenen

A156 Grutto

2

West-Europese/West-Afrikaanse

263 (paren)

2%

2016-2021

  • (a)

    Biogeografische populatie waartoe de in Nederland broedende exemplaren van deze soort worden gerekend.

  • (b)

    Drempelwaarde zijnde 1% van de betreffende biogeografische populatie.

  • (c)

    Het gemiddelde aantal in het onderhavige gebied is uitgedrukt als percentage van de biogeografische populatie.

De grutto voldeed reeds in 2000 als niet-broedvogel aan de landelijke criteria voor gebiedsselectie, maar het gebied Arkemheen voldeed in 2000 voor deze soort nog niet aan deze criteria. Inmiddels voldoet de grutto als niet-broedvogel op basis van de foerageerfunctie wél aan de criteria voor gebiedsselectie en daarom wordt de onderbouwing als volgt aangevuld:

Arkemheen kwalificeert als Vogelrichtlijngebied omdat het geregeld voorkomt dat zich een aantal individuen van minstens 1% van de biogeografische populatie verzamelt voor de foerageerfunctie. Het begrensde gebied bevat gemiddeld 1 % van de biogeografische populatie van de grutto in de seizoenen 2017/2018 tot 2022/2023.

Soort van artikel 4.2 waarvoor het gebied aan de 1%-drempel voldoet (niet-broedvogels)

Soort

Art. 4

Biogeogr. Populatiea

1% Biopopb

% in sbzc

Telperiode

A156 Grutto

2

West-Europese/West-Afrikaanse

790

1%

2017/2018-2022/2023

  • (a)

    Biogeografische populatie waartoe het overgrote deel van de in Nederland niet-broedende exemplaren van deze soort wordt gerekend.

  • (b)

    Drempelwaarde zijnde 1% van de betreffende biogeografische populatie.

  • (c)

    Het gemiddelde aantal in het onderhavige gebied is uitgedrukt als percentage van de biogeografische populatie.

L

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.1 Inleiding

Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel aan maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding. Ingevolge artikel 4, vierde lid, Habitatrichtlijn worden bij aanwijzing als Habitatrichtlijngebied “tevens de prioriteiten vast[gesteld] gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat […] of van een soort […] alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging”.

Deze bepaling is in artikel 3.58, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) nader uitgewerkt. Op grond van dit artikel bestaat de verplichting om in een aanwijzing doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van leefgebieden van vogelsoorten dan wel doelstellingen ten aanzien van de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten op te nemen. Om die reden zijn voor elk Natura 2000-gebied instandhoudingsdoelstellingen ontwikkeld, waarbij per habitattype en per (vogel)soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren voor het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. Tevens is daarbij aangegeven welke habitattypen en/of (vogel)soorten ten koste mogen gaan van andere habitattypen en (vogel)soorten.

Niet alle instandhoudingsdoelstellingen zijn in dit aanwijzingsbesluit gekwantificeerd (daarvoor moet een habitatkaart of beheerplan worden geraadpleegd). In die gevallen is het voor het bepalen van wat in de instandhoudingsdoelstellingen onder “behoud' dan wel “uitbreiding” of “verbetering” moet worden verstaan belangrijk te weten wat de referentiesituatie (of “nulsituatie”) is waarmee deze termen moeten worden vergeleken. Dat is eveneens van belang voor het handhaven van het verslechteringsverbod. De situatie ten tijde van het publiceren van een Natura 2000-aanwijzingsbesluit is bepalend voor wat onder “behoud” moet worden verstaan en vanaf welk niveau “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. De instandhoudingsdoelstellingen die niet geconcretiseerd zijn moeten dus zó begrepen worden, dat het behoudsniveau van de soorten betrekking heeft op omvang en kwaliteit leefgebied en omvang populatie, zoals aanwezig op de datum van aanwijzen als Natura 2000-gebied. Dit is tevens het niveau van waaraf “uitbreiding” en “verbetering” nagestreefd moet worden. Voor specifiek de grutto geldt 2025 als referentiedatum, aangezien in dat jaar voor de soort nieuwe instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen. Voor soorten is het leefgebied medebepalend en geldt een verdeling in omvang en kwaliteit van het leefgebied6. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een soort, waarvan het populatiedoel niet is geconcretiseerd met een getal, is altijd in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied voor “behoud” of “uitbreiding” van de populatie. De aanduiding van de instandhoudingsdoelstelling van een vogelrichtlijnsoort waarbij het populatiedoel is geconcretiseerd met een getal is het doel in de vorm van “behoud” of “uitbreiding” van de omvang van het leefgebied en van “behoud” of “verbetering” van de kwaliteit van het leefgebied met een draagkracht voor een geconcretiseerde populatieomvang7. In deze formulering wordt er met de woorden “voor” of “met een draagkracht voor” een koppeling aangebracht tussen de doelcomponent leefgebied en de doelcomponent populatie. Dat heeft zijn oorzaak in het feit dat maatregelen in de regel aangrijpen op het leefgebied van de soort en niet op de soort zelf (het directe effect op het leefgebied werkt via het leefgebied indirect door op de soort). Dat laat echter onverlet dat ook de populatieomvang tot de instandhoudingsdoelstelling behoort en niet slechts van ondergeschikt of indicatief belang is8.

In bijlage B.2 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per Natura 2000-waarde.

Voor de Natura 2000-gebieden zullen in beheerplannen instandhoudingsmaatregelen worden uitgewerkt die beantwoorden aan de gebiedsspecifieke ecologische vereisten van de betrokken natuurlijke habitats en (vogel)soorten.

Als verdere invulling van het stellen van prioriteiten zijn voor de acht onderscheiden Natura 2000-landschappen9 kernopgaven geformuleerd op grond van de daar voorkomende habitattypen en soorten, de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap, de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden. Per landschap omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven stellen prioriteiten (“richting geven”) en geven overeenkomsten en verschillen tussen en binnen de gebieden aan. Zij hebben in het bijzonder betrekking op habitattypen en (vogel)soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is. De kernopgaven worden per Natura 2000-landschap behandeld en opgesomd in hoofdstuk 5 van het Natura 2000 doelendocument (2006). In bijlage B.3 van deze nota van toelichting is een overzicht opgenomen van alle gebiedsdoelstellingen per (vogel)soort9.

M

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt na sectie 5.2 een sectie ingevoegd, luidende:

5.3 Vogelrichtlijn: broedvogels

A156

Grutto

Doel

Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 560 broedparen.

Toelichting

De grutto broedt al geruime tijd in dit gebied. De populatie had een sterk negatieve trend, maar lijkt vanaf 2013 stabiel rond een huidig aantal van 400 broedparen. De soort broedt verspreid in het gebied met uitzondering van de delen langs de A28 en de N301. Vanwege de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding van de populatie en de negatieve lokale trend is uitbreiding van de populatie (t.o.v. 2025) noodzakelijk. Gezien het landelijke doel, is het noodzakelijk om de potentie van het gebied optimaal te benutten, door het leefgebied te verbeteren en in beperkte mate uit te breiden. Een populatie van 560 broedparen in 2050 wordt als haalbaar ingeschat. Deze populatieomvang is kleiner dan de omvang die in het verleden is voorgekomen. Het gebied heeft voldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie.

N

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

5.35.4 Vogelrichtlijn: niet-broedvogels

A037

Kleine zwaan

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 190 vogels (seizoensgemiddelde).

Toelichting

Aantallen kleine zwanen zijn van nationale en internationale betekenis. Het gebied heeft voor de soort met name een functie als foerageergebied. Het Arkemheen levert als foerageergebied één van de grootste relatieve bijdragen binnen het Natura 2000-netwerk. De soort is een overwinteraar, arriveert in oktober en vertrekt in februari/maart. Kleine zwanen gebruiken de natte graslanden van Arkemheen en Putterpolder om te foerageren, en slapen en drinken in de nabijgelegen randmeren. In het begin van het seizoen wordt in deze meren nog op waterplanten gefoerageerd; naarmate deze voedselbron uitgeput raakt wordt overgeschakeld op het achterliggende grasland. De aantalsontwikkeling in Arkemheen wordt dus mede beïnvloed door ontwikkeling van de vegetatie in de randmeren.

A050

Smient 

Doel

Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 850 vogels (seizoensgemiddelde).

Toelichting

Aantallen smienten zijn van nationale en internationale betekenis. Het gebied heeft voor de soort vooral een functie als foerageergebied. Deze vogels rusten en slapen met name op het aangrenzende Nuldernauw dat onderdeel is van het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. Behoud van de huidige situatie is voldoende gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding.

A156

Grutto

Doel

Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een foeragerende populatie van gemiddeld 130 vogels (seizoensgemiddelde) en behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een slapende populatie van gemiddeld 350 vogels (seizoensmaximum).

Toelichting

Aantallen grutto's (inclusief IJslandse grutto’s) zijn van internationaal en nationaal belang. De populatie foeragerende grutto’s heeft een gemiddeld seizoensgemiddelde van 120 individuen in de periode 2017/2018-2022/2023. Voorafgaand aan deze periode was er een negatieve trend. In dezelfde periode bedroeg het gemiddelde seizoensmaximum van de in het gebied slapende grutto's 350 vogels. Grutto’s foerageren verspreid over het gebied. De rust- en slaapplaatsen bevinden zich op natte locaties (plas-dras) in het noordwesten van het gebied. Ongeveer een derde van de in dit Natura 2000-gebied broedende grutto’s slaapt in het aangrenzende Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. De recente beoordeling van de landelijke staat van instandhouding is ongunstig voor de aspecten kwaliteit leefgebied en omvang populatie. In de periode 1999/2000-2003/2004 bedroeg het aantal foeragerende grutto's gemiddeld 130 vogels, aantallen slapende grutto's werden destijds niet geteld. Het is noodzakelijk dat het leefgebied en de populatie zo snel mogelijk worden hersteld tot een populatieaantal van ten minste 130 foeragerende vogels, omdat afname in dit geval wel aantoonbaar is.10 Een verdere verbetering van de kwaliteit respectievelijk uitbreiding van de populatie is niet noodzakelijk, omdat de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding vooral betrekking heeft op gebieden buiten het Natura 2000-netwerk.

O

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Nadere onderbouwing van wijzigingen in Natura 2000-waarden waarvoor het gebied is aangewezen en van de toewijzing van en wijzigingen in de instandhoudingsdoelstellingen.

P

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.1 Wijzigingen in soorten ten opzichte van het ontwerpbesluit (paragraaf 4.2.1)

  • Het complementaire doel10 voor de habitatsoort grote modderkruiper zoals opgenomen in het ontwerpbesluit (2007) is vervallen, omdat de soort niet blijkt voor te komen binnen de begrenzing van het gebied. Bij een gerichte inventarisatie die recent is uitgevoerd, werd de soort niet aangetroffen. De veronderstelling dat de soort er zou voorkomen, is vermoedelijk gebaseerd op waarnemingen in de omgeving van het gebied.

[Vervallen]

Q

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.21 Wijzigingen in vogelsoorten ten opzichte van aanwijzing als Vogelrichtlijngebied (2003) en/of het ontwerpbesluit (2007) (paragraaf 4.2.2)

De vogelsoorten waarvoor het gebied in 2000 is aangewezen, zijn indertijd ontleend aan SOVON (2000)11. De numerieke criteria die daarin zijn opgenomen zijn ontleend aan de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)12. Een gebied wordt slechts aangewezen voor soorten waarvoor het gebied van landelijke betekenis is. Hiervan is in beginsel sprake indien het gebied minstens 1% van de landelijke broedpopulatie herbergt, indien 0,1% van de biogeografische populatie geregeld in het gebied verblijft of indien het gebied in combinatie met andere gebieden voldoende bijdrage kan leveren aan een sleutelpopulatie.

Voor eventuele toevoeging of verwijdering van vogelsoorten is gebruik gemaakt van SOVON & CBS (2005)13 waarin de ontwikkeling van vogelaantallen in de laatste decennia is beschreven. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Vogelrichtlijnsoorten. In bijlage 1 van dit rapport zijn de verschillen aangegeven tussen de soortenlijsten per gebied die in beide aangehaalde rapporten zijn opgenomen. Om ecologische redenen die in voorkomende gevallen hieronder zijn vermeld, is soms van deze algemene criteria afgeweken. Deze werkwijze heeft voor de vogellijst van dit gebied de volgende consequentie:

  • In aanvulling op de oorspronkelijke aanwijzing tot Vogelrichtlijngebied (2000) en het ontwerpbesluit (2007) is het gebied ook aangewezen voor één soort zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Vogelrichtlijnbesluit: A050 Smient als niet-broedvogel.

A050 ̶ Smient

Op basis van gemiddelde aantallen in de periode 1999-2003 voldoet het gebied aan het getalsmatige criterium voor opname van de smient. Het gebied heeft vooral een foerageerfunctie (de vogels slapen op het aangrenzende randmeer). Er verblijven ruim 2.600 vogels in het gebied (seizoensmaximum 1999/2000-2003/2004), waarmee ruimschoots wordt voldaan aan het getalsmatige criterium dat op deze soort van toepassing is (0,1% van de biogeografische populatie is 1.500 vogels).

  • In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2009) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als broedvogel: grutto (A156). De grutto als broedvogel is ook onderdeel van de onderbouwing van de selectie van het gebied als Vogelrichtlijngebied. Het gebied herbergde minstens 1% van de biogeografische populatie in de periode 2016-2021.

  • In aanvulling op het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2009) is in 2025 de volgende trekvogelsoort zoals bedoeld in artikel 4.2 van de Vogelrichtlijn toegevoegd als niet-broedvogel: grutto (A156). Het gebied herbergde minstens 0,1% van de biografische populatie in de periode 1999/2000-2003/2004. De grutto als niet-broedvogel is inmiddels onderdeel van de onderbouwing van de selectie van het gebied als Vogelrichtlijngebied. Het gebied herbergde minstens 1% van de biogeografische populatie in de periode 2017/2018-2022/2023.

R

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt het volgende opschrift op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.32 Toewijzing instandhoudingsdoelstellingen aan Natura 2000-gebieden (artikel 4 hoofdstuk 5)

S

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.3.12.1 HabitatrichtlijnVogelrichtlijn: soortenbroedvogels

Deze paragraaf is vervallen.

A156 – Grutto

Landelijke doelstelling: uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 50.000 paren

N2k-nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage

Besluit

1

Waddenzee

uitbreiding

verbetering

140 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

5

Duinen Ameland

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

uitbreiding

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

uitbreiding

verbetering

45 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

12

Sneekermeergebied

uitbreiding

verbetering

190 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

uitbreiding

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt’s Mersken

uitbreiding

verbetering

90 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

20

Zuidlaardermeergebied

uitbreiding

verbetering

65 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

35

De Wieden

uitbreiding

verbetering

360 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

38

Rijntakken

uitbreiding

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

uitbreiding

verbetering

560 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

30 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

89

Eilandspolder

uitbreiding

verbetering

220 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

uitbreiding

verbetering

480 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

uitbreiding

verbetering

440 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

uitbreiding

verbetering

750 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

102

De Wilck

behoud

verbetering

80 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

uitbreiding

verbetering

35 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

uitbreiding

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

verbetering

110 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

110

Oudeland van Strijen

uitbreiding

verbetering

130 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

118

Oosterschelde

behoud

behoud

35

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

121

Yerseke en Kapelse Moer

uitbreiding

verbetering

60 (↑)

C

ontwerp-wijzigingsbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de grutto als broedvogel is beoordeeld als “zeer ongunstig”. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan: “uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit leefgebied. Gestreefd wordt naar herstel van een populatieniveau van ten minste 50.000 paren”. De gebiedsdoelen sluiten aan bij de landelijke doelstelling met uitzondering van de gebieden Donkse Laagten en Oosterschelde. In deze gebieden is behoud van de huidige oppervlakte leefgebied het hoogst haalbare. In Oosterschelde is ook verbetering van de kwaliteit van het leefgebied niet mogelijk en is behoud van de populatie het hoogst haalbare.

T

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

B.3.22.2 Vogelrichtlijn: niet-broedvogels

A156 – Grutto

Landelijke doelstelling: Behoud van omvang en verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 15.000 vogels (seizoensgemiddelde)

N2k-

nr

Natura 2000-gebied

Doel omvang

Doel kwaliteit

Populatie

Relatieve bijdrage14

Besluit

1

Waddenzee

behoud

behoud

1.300↑

f, A1

ontwerp-wijzigingsbesluit

1

Waddenzee

behoud

behoud

6.400 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

behoud

verbetering

270↑

f, B1

ontwerp-wijzigingsbesluit

8

Lauwersmeer

behoud

verbetering

1.100 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

behoud

verbetering

110↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

9

Groote Wielen

behoud

behoud

670 (max)

s, n.n.b.

conform ontwerp

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

verbetering

45↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

behoud

behoud

630 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

11

Witte en Zwarte Brekken

behoud

behoud

940 (max)

s, n.n.b.

conform ontwerp

12

Sneekermeergebied

behoud

verbetering

150↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

12

Sneekermeergebied

behoud

behoud

2.100 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

behoud

behoud

130

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

13

Alde Feanen

behoud

behoud

4.200 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt’s Mersken

behoud

behoud

12

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

15

Van Oordt's Mersken

behoud

behoud

100 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

20

Zuidlaardermeergebied

behoud

behoud

18

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

36

Uiterwaarden Zwarte water en Vecht

behoud

behoud

80

sf, C

conform ontwerp

38

Rijntakken

behoud

verbetering

670↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

38

Rijntakken

behoud

verbetering

6.400 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

uitbreiding

verbetering

130↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

56

Arkemheen

behoud

behoud

350 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

290↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

72

IJsselmeer

uitbreiding

verbetering

2.200 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

74

Zwarte Meer

behoud

behoud

behoud

s, n.n.b.

aanwijzingsbesluit

75

Ketelmeer & Vossemeer

behoud

behoud

20

sf, C

aanwijzingsbesluit

78

Oostvaardersplassen

behoud

behoud

90

sf, C

conform ontwerp

79

Lepelaarplassen

behoud

behoud

5

sf, C

conform ontwerp

89

Eilandspolder

behoud

behoud

35

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

89

Eilandspolder

behoud

behoud

520 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

230↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

behoud

behoud

2.300 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

verbetering

110↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

behoud

behoud

1.100 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

behoud

verbetering

90↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

93

Polder Zeevang

behoud

verbetering

790 (max)↑

s, n.n.b.

conform ontwerp

102

De Wilck

behoud

verbetering

25↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

102

De Wilck

behoud

behoud

150 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

behoud

verbetering

25↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

behoud

behoud

230 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

behoud

25

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

107

Donkse Laagten

behoud

behoud

260 (max)

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

290↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

109

Haringvliet

uitbreiding

verbetering

1.500 (max)↑

s, n.n.b

ontwerp-wijzigingsbesluit

110

Oudeland van Strijen

behoud

verbetering

20↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

112

Biesbosch

behoud

behoud

60

sf, C

conform ontwerp

114

Krammer-Volkerak

behoud

behoud

20

sf, C

ontwerpbesluit

118

Oosterschelde

behoud

verbetering

180↑

f, C

ontwerp-wijzigingsbesluit

118

Oosterschelde

behoud

verbetering

770 (max)↑

s, n.n.b.

ontwerp-wijzigingsbesluit

De landelijke staat van instandhouding van de grutto als niet-broedvogel wordt als ‘zeer ongunstig’ beoordeeld vanwege een ‘zeer ongunstige’ beoordeling van de aspecten ‘populatie’ en ‘toekomstperspectief’. Het aspect ‘leefgebied’ heeft een ‘matig ongunstige’ beoordeling. De landelijke doelstelling sluit hierbij aan. Ondanks de landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding, geldt voor de meeste gebieden een behoudopgave voor zowel omvang als kwaliteit van het leefgebied. De reden hiervoor is dat de afnemende trend wordt veroorzaakt door ontwikkelingen in de omstandigheden voor de grutto als broedvogel die grotendeels buiten het Natura 2000-netwerk liggen. Indien voor een gebied een uitbreidings- en/of verbeterdoelstelling is geformuleerd, is er na het Natura-2000 aanwijzingsbesluit verslechtering opgetreden. Om die reden is het noodzakelijk om de situatie voor de grutto als niet-broedvogel ten tijde van het Natura 2000-aanwijzingsbesluit te herstellen en daarna minstens te behouden.



 Niet-broedvogelsoorten

Landelijke doelstelling: behoud omvang en behoud kwaliteit leefgebied

Vogelsoort

Aantal gebieden

Landelijke doelstelling populatie

Populatie Arkemheen

Relatieve bijdrage*

Besluit

A037 Kleine zwaan a

29

4.820

190

f, B1

conform ontwerp

A050 Smient b;c

45

258.200

850

f, C

doel toegevoegd

* Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf).

  • (a)

    Ondanks de landelijk matig ongunstige staat van instandhouding is landelijk een behoudsdoelstelling voor de kleine zwaan geformuleerd. De recente afname is verbonden aan een afname op internationaal niveau en mogelijk aan enkele andere slecht stuurbare factoren (Natura 2000 doelendocument, 2006).

  • (b)

    De staat van instandhouding van de soort is beoordeeld als “gunstig”.

  • (c)

    Enige afname veroorzaakt door extensivering van landgebruik (onder andere door natuurontwikkeling) is aanvaardbaar.

U

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

Toelichting op de selectie- en begrenzingscriteria die bij de aanwijzing van het Vogelrichtlijngebied Arkemheen gebruikt zijn (2000).

Onderstaande paragrafen zijn opgenomen inafkomstig uit de nota van toelichting van het Vogelrichtlijnbesluit.

V

Binnen bijlage 'Bijlage' wordt de volgende sectie op de aangegeven wijze gewijzigd:

4.1 Kwalificerende vogelsoorten

Arkemheen kwalificeert als Speciale Beschermingszone onder de Vogelrichtlijn vanwege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen van de Kleine zwaan15 .

Soort van Bijlage I waarvoor het gebied aan de 1%-drempel voldoet

Soort

Art. 4

Brv a

Biogeogr. populatie b

1% Bio.pop. c

% in sbz d

Telperiode

Kleine zwaan Cygnus columbianus

1

nee

W-Siberië/NW-Europa

170

7,5%

1993-97

  • (a)

    De kwalificatie betreft niet-broedende vogels (indien ingevuld met "nee")

  • (b)

    Biogeografische populatie waartoe de in Nederland pleisterende exemplaren van deze soort worden gerekend

  • (c)

    Drempelwaarde zijnde 1% van de betreffende biografische populatie (biografische populatie en drempelwaarde ontleend aan Rose & Scott 1997, Waterfowl Population Estimates – 2nd edition. Wetlands International, Wageningen)

  • (d)

    Aantal in het onderhavige gebied uitgedrukt als percentage van de biogeografische populatie

Toelichting bij ontwerp-wijzigingsbesluit Arkemheen

Met dit ontwerp-wijzigingsbesluit wordt het Natura 2000-gebied Arkemheen aangewezen voor de grutto als broedvogel en als niet-broedvogel. Het toevoegen dan wel wijzigen van instandhoudingsdoelstellingen voor de grutto wordt toegepast bij 25 gebieden die reeds eerder zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Aanleiding voor de wijzigingen is de noodzaak om nu ook de grutto als broedvogel te beschermen in deze gebieden, nadat de grutto eerder in de meeste van deze gebieden als doortrekker (niet-broedvogel) al was beschermd. Het toevoegen van instandhoudingsdoelstellingen voor broedende grutto’s is één van de noodzakelijke maatregelen die Nederland treft naar aanleiding van de inbreukprocedure die de Europese Commissie in juli 2024 is gestart. De maatregel is onderdeel van een ambitieus maatregelenpakket, dat van toepassing is binnen en vooral buiten Vogelrichtlijngebieden, om tot het noodzakelijke herstel van de populatie te komen (Kamerstuk 33576 nr. 441).

Met dit wijzigingsbesluit wordt ook de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel aangepast. In dit besluit zijn de doelen voor zowel de slaap- als de foerageerfunctie kwantitatief opgenomen.

Criteria voor gebiedsselectie en instandhoudingsdoelstellingen

De 25 gebieden voldoen aan het criterium dat in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000)1 wordt genoemd voor het aanwijzen van vogelsoorten in Vogelrichtlijngebieden, namelijk dat ten minste 0,1% van de internationale (biogeografische) populatie van de grutto als broedvogel in het gebied voorkomt. Het betreft in het geval van de grutto de populatie van de ondersoort limosa (de ondersoort islandica komt in Nederland alleen als doortrekker voor en kan dan wel onderdeel vormen van de instandhoudingsdoelstelling voor de grutto als niet-broedvogel). Of een gebied voldoet aan het genoemde criterium, is bepaald op basis van de door Sovon verzamelde gegevens over de jaren 2016-2021. Concreet betekent dit dat de grutto als broedvogel beschermd wordt indien er in die jaren gemiddeld ten minste 26 broedparen voorkwamen. Het gaat om de volgende 25 Natura 2000-gebieden: 

N2k-nr 

Natura 2000-gebied 

1 

Waddenzee 

5 

Duinen Ameland 

8 

Lauwersmeer      

9 

Groote Wielen 

10 

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving 

12 

Sneekermeergebied      

13 

Alde Feanen     

15 

Van Oordt’s Mersken 

20 

Zuidlaardermeergebied 

35 

De Wieden 

38 

Rijntakken 

56 

Arkemheen 

72 

IJsselmeer      

89 

Eilandspolder 

90 

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder 

92 

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske 

93 

Polder Zeevang 

102 

De Wilck 

103 

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck 

104 

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein  

107 

Donkse Laagten 

109 

Haringvliet      

110 

Oudeland van Strijen 

118 

Oosterschelde 

121 

Yerseke en Kapelse Moer 

De instandhoudingsdoelstellingen per gebied voor de broedende grutto zijn gebaseerd op het wetenschappelijk advies van Sovon, zoals opgenomen in de gebiedsnotities over de betekenis en potenties van de gebieden als broedgebied van de grutto. Voor dit advies is niet alleen algemene kennis over de grutto en zijn leefgebied gebruikt, maar ook gebiedsspecifieke informatie over de populatietrend en de potenties voor verbetering en uitbreiding van het leefgebied (rekening houdend met wat nodig en mogelijk is ten aanzien van inrichting en beheer).

Onderbouwing voor wijzigingen voor alleen de grutto

De wijzigingsbesluiten beperken zich tot wijzigingen ten aanzien van alleen de grutto. Het betreft wijzigingen die het karakter hebben van een actualisering. Reden om alleen te actualiseren voor de grutto is dat niet gewacht kan worden tot een algehele actualisering van alle vogeldoelen plaatsvindt, omdat dat een tijdrovend proces is. De voortdurende afname van de gruttopopulatie noopt tot het met voorrang beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden. Dat is te meer van belang omdat de grutto vooral in Nederland broedt. Dit kan relatief snel gebeuren, omdat alleen bepaald hoeft te worden of de grutto voldoet aan de criteria voor aanwijzing in die gebieden (zie boven), zonder dat de hele procedure voor selectie van gebieden hoeft te worden doorlopen. Bij zo’n volledige actualiserings- en selectieprocedure zou dan ook voor andere aanwezige vogelsoorten bepaald moeten worden of ze zouden moeten worden aangewezen. Deze snelheid is tevens nodig vanwege de inbreukprocedure die de Europese Commissie is gestart vanwege onvoldoende bescherming van de grutto. Het beschermen van de grutto in bestaande Vogelrichtlijngebieden is essentieel voor het beschermen van deze soort.

 

Landelijk doel

Met de publicatie van de bovengenoemde besluiten wordt ook het landelijk doel voor de grutto als broedvogel voor het eerst gepubliceerd. Het landelijke doel in dit ontwerpbesluit is opgesteld via dezelfde werkwijze als voor de vernieuwde landelijke doelen, die op het moment van publiceren van dit ontwerpbesluit ter inzage liggen. Het voorgestelde landelijk doel is gebaseerd op de ecologische gunstige referentie en de groeipotentie van de soort tot aan 2050. Inspraak op dit landelijk doel is met het publiceren van dit ontwerpbesluit mogelijk. Het landelijk doel voor de grutto als broedvogel is nog niet formeel vastgesteld. Vaststelling van het landelijk doel vindt tegelijkertijd plaats met de vaststelling van de eerste wijzigingsbesluiten en staat dus ook open voor zienswijzen binnen deze procedure.

Het landelijke doel voor de grutto als broedvogel is mede bepalend voor het ambitieniveau van de instandhoudingsdoelstellingen in de wijzigingsbesluiten. De gebiedsdoelen moeten namelijk, zoveel als mogelijk is, bijdragen aan het behalen van dat landelijke doel. Dat geldt echter in nog sterkere mate voor het deel van de landelijke populatie dat buiten deze gebieden voorkomt: momenteel komt namelijk circa 90% van de landelijke broedpopulatie buiten de Vogelrichtlijngebieden voor. Om het landelijke doel te bereiken, is het dus noodzakelijk dat verreweg de grootste bijdrage aan de toename plaats zal vinden in de rest van Nederland. Daartoe is het noodzakelijk dat het hierboven genoemde ambitieuze maatregelenpakket wordt uitgevoerd.

Ook het landelijk doel voor de grutto als niet-broedvogel wordt aangepast. Het aangepaste landelijk doel wordt vermeld in de wijzigingsbesluiten, maar heeft (nog) geen rol gespeeld bij het bepalen van de gebiedsdoelen. Hoewel de landelijke populatie moet toenemen als gevolg van het nemen van maatregelen voor de broedpopulatie, is nog niet duidelijk hoe zich dat gaat vertalen in de verspreiding van de doortrekkende grutto’s over de gebieden. Er is namelijk op gebiedsniveau geen vaste relatie tussen de aantallen broedende en niet-broedende grutto’s. Het is dus nog niet goed mogelijk om de gebiedsdoelen voor de grutto als niet-broedvogel te baseren op een noodzakelijke bijdrage aan het landelijke doel in de toekomst, temeer daar de omvang en de kwaliteit van het leefgebied voor doortrekkende grutto’s niet de beperkende factor is voor de groei van de populatie. Voor de gebiedsdoelen zijn daarom – vooralsnog - de huidige aantallen leidend (behoudsdoelstelling), tenzij er sprake is van een afname ten opzichte van de situatie die is bedoeld in het oorspronkelijke aanwijzingsbesluit. In dat laatste geval is de oorspronkelijke doelstelling gehandhaafd, waarbij het noodzakelijk is dat die situatie zo snel mogelijk wordt hersteld, gezien het verslechteringsverbod.

Redactionele wijzigingen

Naast wijzigingen in dit besluit ten behoeve van de aanwijzing van de grutto, hebben er ook redactionele wijzigingen plaatsgevonden in het besluit (die hebben geen rechtsgevolgen).

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Jean Rummenie

Plaats: ’s-Gravenhage

Datum: 18 juni 2025

  • 1

    Dit betreft een geconsolideerde versie van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979, inclusief wijzigingen die sindsdien op de richtlijn van toepassing zijn. Met uitzondering van de bijlagen en verwijzingen is de tekst van de richtlijn inhoudelijk niet gewijzigd. Terug naar link van noot.

  • 1

    De afkorting sbz (“speciale beschermingszone”) en de aanduiding “beschermingszone” zijn hierin vervangen door de term “Vogelrichtlijngebied”. Terug naar link van noot.

  • 2

    Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 2

    Ministerie van LNV (2006): Natura 2000 doelendocument. Duidelijkheid bieden, richting geven en ruimte laten. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 3

    Ministerie van LNV (2008): Natura 2000 profielendocument. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 4

    De wijze van begrenzing van Vogelrichtlijngebieden is toegelicht in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.

  • 4

    De wijze van begrenzing van Vogelrichtlijngebieden is toegelicht in de Nota van Antwoord Vogelrichtlijn (2000), bijlage 1, Selectiecriteria en methode van begrenzing. Terug naar link van noot.

  • 5

    Wijzigingen aangeduid met een nulletje (º) betreffen aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbesluit; (ºº) betreft wijzigingen in het ontwerpbesluit die abusievelijk daarin niet zijn toegelicht. Terug naar link van noot.

  • 5

    Conform artikel 15 van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Stb. 2004, 31) zal dit besluit voor wat betreft de kadastrale percelen die geheel of gedeeltelijk binnen het aangewezen gebied zijn gelegen, in de kadastrale registratie als beperking worden ingeschreven. Terug naar link van noot.

  • 7

    Wijzigingen aangeduid met een nulletje (º) betreffen aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbesluit; (ºº) betreft wijzigingen in het ontwerpbesluit die abusievelijk daarin niet zijn toegelicht. Terug naar link van noot.

  • 6

    Bij niet-broedvogels wordt daarbij (voor zover bekend) onderscheid gemaakt tussen het leefgebied voor een foeragerende populatie en voor een slapende populatie, omdat de aantallen van die populaties verschillend zijn en omdat het leefgebied voor foerageren en slapen verschillend kan zijn. Terug naar link van noot.

  • 7

    Voor het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen en actuele aantallen voor vogels is de volgende afrondingssystematiek gebruikt: 1-20 = niet afronden, 21-100 = afronden op vijftallen, 100-1.000 = afronden op tientallen, >1.000 = afronden op honderdtallen. Terug naar link van noot.

  • 8

    Uit jurisprudentie blijkt dat hierover misverstanden zijn gerezen. Aanleiding hiervoor was kennelijk de toelichting op pagina 63 van het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV, 2006), over de betekenis van de aantallen die voor vogels worden genoemd. Die toelichting wekte kennelijk (ten onrechte) de indruk dat de populatieomvang niet tot de instandhoudingsdoelstelling behoort. Terug naar link van noot.

  • 9

    Het Natura 2000-landschap van het gebied waarop dit besluit betrekking heeft staat vermeld in paragraaf 3.2 van deze Notanota van toelichting. Terug naar link van noot.

  • 9

    Wijzigingen aangeduid met een nulletje (º) betreffen aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbesluit; (ºº) betreft wijzigingen in het ontwerpbesluit die abusievelijk daarin niet zijn toegelicht. Terug naar link van noot.

  • 10

    In het Natura 2000-aanwijzingsbesluit (2009) is de grutto ten onrechte niet aangewezen als niet-broedvogel: de aantallen foeragerende grutto’s voldeden ook toen al aan de 0,1%-drempel van de biogeografische populatie. Met het wijzigingsbesluit van 2025 is dit hersteld. Inmiddels blijkt dat ook de aantallen slapende grutto’s voldoen aan deze drempel. Terug naar link van noot.

  • 10

    Zie ook Natura 2000 doelendocument (2006), pagina 35-36. Terug naar link van noot.

  • 11

    SOVON (2000): Belangrijke vogelgebieden in Nederland 1993-97. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 12

    Ministerie van LNV (2000): Nota van Antwoord Vogelrichtlijn, bijlage 1, selectiecriteria en methode van begrenzing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag. Terug naar link van noot.

  • 13

    SOVON & CBS (2005). Trends van vogelaantallen in het Nederlandse Natura 2000 netwerk. SOVON-informatierapport 2005/09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Terug naar link van noot.

  • 14

    Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf). Relatieve bijdrage is alleen berekend als het landelijke doel en het gebiedsdoel beide zijn gebaseerd op dezelfde waarde (óf seizoensmaximum óf seizoensgemiddelde). Terug naar link van noot.

  • 15

    Onderstreepte soort is opgenomen in Bijlage I van de Richtlijn (artikel 4.1). Terug naar link van noot.

  • 1

    https://www.natura2000.nl/sites/default/files/Bibliotheek/Aanwijzing%20Vogelrichtlijngebieden/Nota%20van%20Antwoord%20Vogelrichtlijn%20%282000%29%20Bijlage%201%20Selectie%20en%20begrenzing.pdf Terug naar link van noot.

Naar boven