Regeling van de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 20 juni 2025, nr. WJZ/ 99412578, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met de invoeging van de subsidiemodule ‘Innoveren in visserijtechnieken’ [Keten ID WGK27276]

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

A

Artikel 2.1.3 komt te luiden:

Artikel 2.1.3 Afwijzingsgronden groepsvrijstellingsverordening visserij

Onverminderd de artikelen 22 en 23 van het besluit beslist de minister afwijzend op een aanvraag om subsidie die staatssteun bevat die door de groepsvrijstellingsverordening visserij wordt gerechtvaardigd indien:

  • a. sprake is van verrichtingen of activiteiten als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel e, van de groepsvrijstellingsverordening visserij; of

  • b. de aanvrager activiteiten heeft verricht als bedoeld in artikel 1, derde lid, onderdeel f, van de groepsvrijstellingsverordening visserij.

B

Na artikel 2.1.3 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.1.4 Subsidieverplichtingen groepsvrijstellingsverordening visserij

  • 1. Indien een subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door de groepsvrijstellingsverordening visserij wordt gerechtvaardigd, leeft de subsidieontvanger de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid na.

  • 2. Indien een subsidie voor een vissersvaartuig die op grond van deze regeling wordt verleend, staatssteun bevat die door de groepsvrijstellingsverordening visserij wordt gerechtvaardigd, wordt het vissersvaartuig niet binnen vijf jaar na de datum van de laatste betaling naar buiten de Europese Unie overgedragen of omgevlagd.

Artikel 2.1.5 Niet-naleving subsidieverplichting groepsvrijstellingsverordening visserij

  • 1. Indien de subsidieontvanger de in artikel 2.1.4, eerste lid, bedoelde regels niet naleeft, wordt de subsidieverlening of de subsidievaststelling ingetrokken of ten nadele van de ontvanger gewijzigd, in verhouding tot de ernst van de inbreuk.

  • 2. Indien de subsidieontvanger de in artikel 2.1.4, tweede lid, bedoelde verplichting niet naleeft, wordt de subsidieverlening of de subsidievaststelling ingetrokken of ten nadele van de ontvanger gewijzigd, naar rato van de periode waarin niet aan die verplichting is voldaan.

C

Na titel 2.15 wordt een titel ingevoegd, luidende:

Titel 2.16 Innoveren in visserijtechnieken.

Artikel 2.16.1 Begripsomschrijvingen

In deze titel wordt verstaan onder:

algemeen nut beogende instelling:

instelling als bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

innovatieproject:

een project ter ondersteuning van de ontwikkeling of invoering van nieuwe of substantieel verbeterde producten en uitrusting, nieuwe of verbeterde processen en technieken en nieuwe of verbeterde beheer- en organisatiesystemen als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij dat bijdraagt aan de verduurzaming van de visserijsector;

marktdeelnemer:

marktdeelnemer als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 30, van verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354);

vispluis:

een vorm van netbescherming in de demersale visserij, gemaakt van synthetisch touw dat bestaat uit ineengedraaide polyethyleendraadjes;

visserijactiviteit:

het zoeken naar vis, het te water laten, uitzetten, slepen en ophalen van vistuig, het aan boord halen van de vangst, het overladen, het aan boord houden, het verwerken aan boord, het overbrengen, het kooien, vetmesten en aanlanden van vis en visserijproducten;

visserijonderneming:

onderneming die zich bezighoudt met visserijactiviteiten;

visserijorganisatie:

organisatie waarvan uit de statuten blijkt dat zij het collectief belang van vissers of visserijondernemingen behartigt.

Artikel 2.16.2 Subsidieverstrekking
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een samenwerkingsverband voor de uitvoering van een innovatieproject en de verspreiding van de resultaten daarvan.

  • 2. Het innovatieproject richt zich op:

    • a. vangsttechnieken of vistuigen die:

      • 1°. de selectiviteit vergroten;

      • 2°. minder bodemberoering tot gevolg hebben; of

      • 3°. de kwaliteit van de vangst of het dierenwelzijn verbeteren; of

    • b. scheepstechnieken die bijdragen aan:

      • 1°. de flexibilisering van vismethoden;

      • 2°. de vermindering van brandstofverbruik; of

      • 3°. de vermindering van emissies van verontreinigende stoffen of broeikasgassen; of

    • c. het ontwikkelen van een alternatief voor vispluis.

  • 3. Een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid bestaat uit een onderzoeksorganisatie en ten minste een van onderstaande partijen:

    • a. een visserijonderneming;

    • b. een visserijorganisatie;

    • c. een algemeen nut beogende instelling; of

    • d. een marktdeelnemer.

Artikel 2.16.3 Hoogte subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt:

    • a. voor de activiteiten van de onderzoeksorganisatie 100% van de subsidiabele kosten;

    • b. voor de activiteiten van andere deelnemers in het samenwerkingsverband 75% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie bedraagt ten hoogste:

    • a. € 124.999,99 per deelnemer per innovatieproject; en

    • b. € 150.000,– per innovatieproject.

Artikel 2.16.4 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten, bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij.

Artikel 2.16.5 Verdeling subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 2.16.6 Start- en realisatietermijn
  • 1. Met de uitvoering van het innovatieproject wordt uiterlijk gestart binnen twaalf maanden na de subsidieverlening.

  • 2. De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, is minstens dertien maanden en hoogstens twee jaar en zes maanden na subsidieverlening. De subsidieontvanger voert de werkzaamheden binnen deze termijn uit.

Artikel 2.16.7 Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de subsidiabele kosten per deelnemer per innovatieproject minder dan € 5.000,– bedragen;

  • b. de subsidiabele kosten per innovatieproject minder dan € 25.000,– bedragen;

  • c. de kwaliteit van het projectplan onvoldoende is, gelet op de uitwerking van:

    • 1°. de planning;

    • 2°. de begroting;

    • 3°. de activiteiten;

    • 4°. het doel; of

    • 5°. de gehanteerde methodiek; of

  • d. uit het projectplan niet blijkt hoe het innovatieproject leidt tot een substantiële vermindering van milieubelastende effecten of verduurzaming, in vergelijking met wat kan worden bereikt door onderhoud of andere activiteiten in het kader van de gangbare bedrijfsvoering.

Artikel 2.16.8 Verplichtingen subsidieontvanger
  • 1. De subsidieontvanger verspreidt de resultaten van het innovatieproject via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software.

  • 2. De resultaten blijven op het internet beschikbaar gedurende ten minste vijf jaar nadat de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd.

Artikel 2.16.9 Informatieverplichtingen
  • 1. Een aanvraag voor subsidie op grond van artikel 2.16.2 bevat ten minste de gegevens, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij.

  • 2. Onverminderd het eerste lid bevat een aanvraag voor subsidie op grond van artikel 2.16.2 ten minste:

    • a. gegevens over de deelnemers aan het samenwerkingsverband, inclusief, voor zover van toepassing, per deelnemer het nummer waarmee de deelnemer is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, evenals de gegevens over de contactpersoon bij de penvoerder, waaronder de naam, het telefoonnummer, het e-mailadres en het postadres;

    • b. een projectplan, inclusief planning en begroting, de activiteiten, het doel, de gehanteerde methodiek, de start- en einddatum, de bijdrage van het innovatieproject aan de vermindering van milieubelastende effecten of verduurzaming, de totale kosten en de omvang van de gevraagde subsidie;

    • c. een ondertekende samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers; en

    • d. een samenvatting van de projectomschrijving.

Artikel 2.16.10 Staatssteun

De subsidie, bedoeld in artikel 2.16.2, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 15 van de groepsvrijstellingsverordening visserij.

Artikel 2.16.11 Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 juli 2030, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

D

In artikel 2.21.7 vervallen de onderdelen b en c, onder verlettering van de onderdelen d en e tot b en c.

E

Artikel 2.21.8 vervalt.

F

In artikel 2.21.11 wordt artikel “2.21.1” vervangen door “artikel 2.21.2”.

ARTIKEL II

In de tabel in artikel 1, tweede lid, van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2025 wordt na de rij met titel 2.15 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 2.16: Innoveren in visserijtechnieken

2.16.2

Innovatie

1-9-2025 t/m 24-10-2025

€ 1.500.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2025. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 juni 2025, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage, 20 juni 2025

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie

TOELICHTING

I ALGEMEEN

1. Inleiding

Met deze regeling is een subsidiemodule ingevoegd in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (RNES) voor het subsidiëren van een project ter ondersteuning van de ontwikkeling of invoering van nieuwe of substantieel verbeterde producten en uitrusting, nieuwe of verbeterde processen en technieken in de visserij.

2. Aanleiding en doel

De Nederlandse visserijsector zit in een transitiefase richting een meer duurzame en toekomstbestendige sector. Om dit te bewerkstelligen is innovatie benodigd. Om ervoor te zorgen dat innovatie niet stil staat en de visserijsector in de gelegenheid te stellen om te innoveren, is de subsidiemodule ‘Innoveren in visserijtechnieken’ opgesteld. Het doel van de subsidiemodule is om de visserijsector te ondersteunen bij het uitvoeren van innovatieprojecten die zien op scheepstechnieken, vistechnieken, vistuigen en het verminderen van vispluis en die bijdragen aan de verduurzaming van de visserijsector. De instapvoorwaarden zijn bewust laagdrempelig, zodat de subsidiemodule een breed toepassingsgebied heeft en niet te veel beperkingen stelt aan wat er wel of niet in een project kan worden gedaan.

Nederlandse en Europese subsidieregelingen richten zich vaak op specifieke fases van innovatie en productontwikkeling. Om deze specifieke fases aan te duiden worden de Technology Readiness Levels (TRL) gebruikt. Onderhavige subsidiemodule is hierin geen uitzondering. TRL geeft de mate van ontwikkeling van een technologie aan, waarbij TRL 1 staat voor technologie aan het begin van de ontwikkeling en TRL 9 voor technologie die technisch en commercieel gereed is. De subsidiemodule kan toegepast worden op alle TRL-niveaus, maar dient ook als opstap voor de subsidiemodule ‘Innovatieve projecten in de visserij’ onder het Europees Fonds voor Maritieme Zaken, Visserij en Aquacultuur (EMFAF), die is opgenomen in paragraaf 3.5. van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021. Middels onderhavige subsidiemodule kunnen innovatieve ideeën op kleine schaal worden uitgevoerd. Als de resultaten van het project veelbelovend zijn, kan de subsidiemodule onder het EMFAF gebruikt worden om het project naar een hoger TRL-niveau te tillen of het idee op grotere schaal te testen. Op deze manier draagt onderhavige subsidiemodule bij aan een robuust innovatie-instrumentarium voor de visserij.

3. Hoofdlijnen subsidiemodule

Subsidiabele activiteiten

De onderhavige subsidiemodule is opgesteld op basis van artikel 15, eerste lid, van Verordening (EU) 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (hierna: de groepsvrijstellingsverordening visserij).

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: minister) verleent op grond van deze subsidiemodule subsidie voor de uitvoering van een innovatieproject. Er is sprake van een innovatieproject wanneer het project zich richt op de ontwikkeling of invoering van nieuwe of substantieel verbeterde producten en uitrusting, nieuwe of verbeterde processen en technieken of nieuwe of verbeterde beheer- en organisatiesystemen en bijdraagt aan de verduurzaming van de visserijsector. Onder verduurzaming wordt niet alleen verstaan dat een product langer meegaat, maar ook dat bij de verbetering van een product of proces rekening wordt gehouden met economische, sociale en ecologische duurzaamheid.

Om deze innovatiemodule af te stemmen op de behoeften die er in de sector leven voor innovatie is middels een enquête bij het Visserij Innovatie Netwerk (VIN) aan deelnemers gevraagd welke thema’s rondom visserij-innovatie zij het belangrijkst vinden en waar een innovatieregeling zich op dient te focussen. Uit deze enquête kwam naar voren dat scheepstechnieken en vistechnieken & vistuigen als de belangrijkste thema’s worden beschouwd. Hierom is besloten om deze twee thema’s centraal te stellen in onderhavige subsidiemodule. Een project dient zich te richten op één of meer van de onderstaande activiteiten:

  • Vangsttechnieken of vistuigen om selectiever te vissen;

  • Vangsttechnieken of vistuigen die minder bodemberoering tot gevolg hebben dan de huidige in de visserij gebruikte technieken of tuigen;

  • Vangsttechnieken of vistuigen die de kwaliteit van de vangst of het dierenwelzijn verbeteren;

  • Scheepstechnieken die bijdragen aan de flexibilisering van vismethoden;

  • Scheepstechnieken die bijdragen aan de vermindering van brandstofverbruik of uitstoot van verontreinigende stoffen of broeikasgassen;

  • Het ontwikkelen van een alternatief voor vispluis.

Ondanks dat een alternatief voor vispluis geen thema was in de VIN-enquête, is besloten om dit ook onderdeel te maken van de subsidiemodule. Pluis, ook wel vispluis, is een vorm van netbescherming die wordt gebruikt in de demersale visserij en is gemaakt van synthetisch touw dat bestaat uit ineengedraaide polyethyleendraadjes. Besloten is om dit onderdeel te maken van onderhavige module omdat andere subsidiemodules nog niet voorzien in eventuele behoeften rondom een alternatief voor vispluis. Een ecologisch verantwoord alternatief, zoals vispluis dat niet gemaakt is van polyethyleen, kan een groot positief effect hebben op de vermindering van afvalstoffen in het (mariene) milieu.

Daarnaast is de verspreiding van de resultaten van het project onderdeel van de prestatie waarvoor subsidie wordt verleend. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor de verspreiding en verspreidt de resultaten van het innovatieproject via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software. Deze resultaten moeten minimaal vijf jaar na het afronden van de subsidiabele activiteiten beschikbaar blijven.

Doelgroep

De specifieke doelgroep voor deze subsidiemodule bestaat uit visserijondernemingen, visserijorganisaties, onderzoeksorganisaties, algemeen nut beogende instellingen en marktdeelnemers. Voor deze doelgroep is gekozen omdat deze partijen de meeste raakvlakken hebben met de onderwerpen waar het project zich op dient te richten. Mede omdat het subsidieplafond van onderhavige subsidiemodule beperkt is en het subsidieplafond verdeeld wordt op basis van binnenkomst, is er gekozen voor een doelgroep die zo dicht mogelijk bij de aanvoer van visserijproducten staat.

Voor deze regeling geldt dat het project moet worden uitgevoerd in een samenwerkingsverband met een onderzoeksorganisatie. Deze verplichting is ingesteld zodat de resultaten van een innovatieproject te allen tijde wetenschappelijk gevalideerd (kunnen) worden en ervan mag worden uitgegaan dat de resultaten betrouwbaar zijn.

Hoogte subsidie en subsidiabele kosten

De subsidie bedraagt in beginsel 75% van de subsidiabele kosten. Van de kosten die onderzoeksorganisaties maken is 100% subsidiabel. Dit is in overeenstemming met de steunintensiteit die is toegestaan op grond van de groepsvrijstellingsverordening visserij (artikel 15, vijfde lid, in samenhang met bijlage IV, rijen 6 en 9).

De maximale subsidie is € 124.999,99 per deelnemer per innovatieproject en € 150.000, – per innovatieproject. De reden dat de maximale subsidiabele kosten per deelnemer net onder € 125.000,– zijn vastgesteld, is dat er extra administratieve lasten gelden voor deelnemers die € 125.000,– of meer aan subsidie ontvangen. Het is een bewuste keuze om de subsidiemodule zo laagdrempelig als mogelijk te houden en daarom ook de aanvragers niet met hoge administratieve lasten te confronteren.

Binnen deze subsidiemodule zijn de kosten die genoemd staan in artikel 15, vierde lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij subsidiabel. De voor subsidie in aanmerking komende kosten zijn de volgende:

  • Personeelskosten van onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel, voor zover zij zich bezighouden met het project;

  • Kosten van apparatuur en uitrusting voor zover deze wordt gebruikt voor het project;

  • Kosten voor gebouwen;

  • Contractonderzoek, kennis en octrooien, consultancy en andere diensten;

  • Bijkomende overhead en operationele kosten die rechtstreeks volgen uit het project.

  • Operationele kosten die niet rechtstreeks volgen uit het project, ofwel kosten die worden gemaakt bij reguliere bedrijfsvoering, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Verdeling van het subsidieplafond

De verdeling vindt plaats op basis van volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Dit betekent dat de aanvraag die het eerst is binnengekomen, het eerst voor subsidie in aanmerking komt, uiteraard met inachtneming van de instapvoorwaarden van de subsidiemodule alsook het maximale subsidiebedrag. Wanneer de ingediende aanvraag onvolledig is, krijgt de aanvrager de mogelijkheid de ontbrekende stukken alsnog aan te leveren. De datum waarop de aanvraag volledig is, is de datum van binnenkomst. Er vindt loting plaats om de volgorde te bepalen als er meerdere aanvragen worden ingediend op de dag dat het subsidieplafond wordt overschreden en er onduidelijkheid is over het tijdstip van ontvangst van die aanvragen.

Start- en realisatietermijn

Met de uitvoering van het project wordt begonnen na het indienen van de aanvraag om subsidie en uiterlijk binnen twaalf maanden na de verleningsbeschikking. Dit is om te waarborgen dat subsidieontvangers binnen twaalf maanden nadat hun subsidieaanvraag is goedgekeurd beginnen met het project. Het is wenselijk dat een subsidieontvanger tijdig begint met het project, omdat het project dan ook in de regel eerder is afgerond en de resultaten eerder beschikbaar worden voor anderen in de sector.

De uitvoering van het project duurt vervolgens tussen de dertien en dertig maanden. Op basis van eerdere subsidiemodules gericht op de visserij is gebleken dat projecten in de regel vaak meer tijd in beslag nemen dan van tevoren wordt ingeschat, waarna de projecten worden verlengd en uiteindelijk meer dan twaalf maanden in beslag nemen. Gezien deze ervaring en de verwachting dat dit voor de projecten onder deze regeling eveneens het geval zal zijn, is besloten om een minimum van dertien maanden te hanteren voor de uitvoering van het project. Er geldt dan een rapportageplicht op grond van artikel 39, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Daarmee kan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) beter zicht houden op de subsidiëring en de besteding van de subsidie door de ontvanger dan bij eerdere visserijregelingen het geval was. Dit biedt de mogelijkheid om tijdig bij te sturen wanneer een project niet de vereiste voortgang boekt.

Afwijzingsgronden

Een aanvraag voor subsidie wordt afgewezen indien de subsidiabele kosten per deelnemer per innovatieproject minder dan € 5.000,– bedragen. Per project geldt een minimum van € 25.000, – aan subsidiabele kosten. Er is gekozen voor deze ondergrenzen om de uitvoeringslasten van deze subsidiemodule te beperken en tegelijkertijd ruimte te bieden voor kleinschalige projecten. Als de kwaliteit van het projectplan onvoldoende is, dan zal de aanvraag ook worden afgewezen. In het projectplan moet aandacht besteed worden aan de planning, de begroting, de subsidiabele activiteiten, het doel van het project en de gehanteerde methodiek. Indien de kwaliteit van het projectplan op deze onderdelen onvoldoende is, bijvoorbeeld omdat deze onderdelen onvolledig zijn ingevuld, wordt de aanvraag om subsidie afgewezen. Als niet blijkt uit het projectplan hoe het innovatieproject leidt tot een substantiële vermindering van milieubelastende effecten of verduurzaming, in vergelijking met wat kan worden bereikt door onderhoud of andere activiteiten in het kader van de gangbare bedrijfsvoering, dan wordt de aanvraag eveneens afgewezen. Met het woord ‘substantieel’ wordt tot uitdrukking gebracht dat het moet gaan om een meer dan marginale vermindering van milieubelastende effecten of verduurzaming. Gangbare bedrijfsvoering wordt gezien als alle standaardpraktijken, -processen en -procedures die binnen een organisatie, sector of bedrijf worden beschouwd als normaal of gebruikelijk om efficiënt en effectief te kunnen functioneren.

Verplichtingen subsidieontvanger

Gedurende en na afloop van het innovatieproject gelden verplichtingen voor de subsidieontvanger. Gedurende de realisatietermijn van het project dient een van de deelnemers aan het innovatieproject de resultaten van het project te verspreiden. Het verspreiden van de resultaten kan onder andere worden georganiseerd door een presentatie bij het VIN. De resultaten van het project dienen ten minste vijf jaar nadat de subsidiabele activiteiten zijn afgerond beschikbaar te blijven op het internet.

Informatieverplichtingen

Bij het doen van een aanvraag dienen aanvragers aan een aantal verplichtingen te voldoen. Uit artikel 6, tweede lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij volgt welke gegevens met de aanvraag tot subsidieverlening in ieder geval meegezonden dienen te worden. Daarnaast bevat de aanvraag ten minste bepaalde gegevens over de deelnemers aan het aanvragende samenwerkingsverband en een projectplan. Verder zijn aanvragers verplicht om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten. De overeenkomst tussen de deelnemers moet duidelijkheid geven over de wijze waarop de deelnemers in het samenwerkingsverband omgaan met de verspreiding van de resultaten van het innovatieproject en de toegang tot en de toewijzing van intellectuele eigendomsrechten. In het bijzonder dient hier te worden aangegeven welke rol deelnemers hebben bij het verspreiden van de resultaten via presentaties en publicatie in open access-repositories. Daarnaast dienen aanvragers een samenvatting van de projectomschrijving aan te leveren, zodat deze kan worden gebruikt voor vrij toegankelijke publicaties.

4. Staatssteun

Deze subsidiemodule bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikel 15 van de groepsvrijstellingsverordening visserij.

De steun wordt bekostigd met overheidsmiddelen en gaat deels naar ondernemingen. De activiteiten van onderzoeksorganisaties onder deze regeling bestaan uit het doen van onafhankelijk onderzoek en zijn niet-economisch van aard. Zij kwalificeren daarom niet als onderneming. Marktdeelnemers, visserijondernemingen, visserijorganisaties en algemeen nut beogende instellingen zijn ondernemingen voor zover zij een economische activiteit uitoefenen. Het is aannemelijk dat zij dat in het kader van projecten onder deze regeling economische activiteiten uitoefenen. Het voordeel dat deze ondernemingen verkrijgen, zijnde subsidie voor het uitvoeren van een innovatieproject, zouden zij onder normale marktomstandigheden niet hebben verkregen. Bovendien is het voordeel selectief van aard omdat de subsidie alleen voor een beperkte doelgroep beschikbaar is. Tot slot is er mogelijk sprake van concurrentievervalsing en invloed op de handel in de interne Europese markt, omdat Nederlandse subsidieontvangers door de steun in een betere financiële positie komen dan hun concurrenten in andere lidstaten.

Daarom is het aannemelijk dat de steun die in het kader van deze regeling wordt verleend als staatssteun kwalificeert. Deze is echter te rechtvaardigen met toepassing van artikel 15 van de groepsvrijstellingsverordening visserij.

Op basis van artikel 15 van de groepsvrijstellingsverordening visserij is steun voor innovatie in de visserij verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, derde lid, onderdeel c, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Ook is de steun vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, derde lid, VWEU, indien wordt voldaan aan de voorwaarden die daaraan zijn gesteld. De steun dient gericht te zijn op de ontwikkeling of invoering van nieuwe of substantieel verbeterde producten en uitrusting, nieuwe of verbeterde processen en technieken en nieuwe of verbeterde beheer- en organisatiesystemen, ook op het vlak van verwerking en afzet.

Bovendien zorgen de gestelde eisen in de onderhavige regeling en het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies ervoor dat de subsidie wordt verleend in overeenstemming met de eisen uit de voormelde artikelen van de groepsvrijstellingsverordening visserij en dat wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot transparantie, stimulerend effect en cumulatie. Ook blijft onderhavige regeling binnen de daarvoor geldende drempels voor aanmelding van steun en de maximum steunintensiteit van 75%, dan wel 100% voor onderzoeksorganisaties.

Binnen twintig werkdagen na de inwerkingtreding van deze regeling zal een kennisgeving aan de Europese Commissie worden gedaan, conform artikel 11, tweede lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij.

5. Regeldruk

Deze regeling heeft regeldrukeffecten. De regeldrukkosten voor onderhavige subsidiemodule bedragen in totaal € 24.000 voor de subsidieperiode. Dit is 1,6 procent van het subsidiebudget van € 1.500.000. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat 20 aanvragers de regeling bekijken en 10 aanvragen worden ingediend en op de uitvoering van de volgende activiteiten: kennisname van de regeling en aanvraagprocedure, het invullen van het aanvraagformulier en het projectplan, het opvragen en aanleveren van offertes, het tussentijds informeren aan de voorkant, het meewerken aan interviews en het presenteren van het project en het indienen van de subsidievaststelling.

In de doorrekening is ervan uitgegaan dat de onderzoeksorganisatie voor het grootste deel de aanvraag zal invullen. Daarom wordt uitgegaan van een uurtarief van € 60,–.

Voor de kennisname geldt dat uitgegaan wordt van een uurtarief van € 60,– en 20 aanvragers, waar aanvragers 2,5 uur per project mee bezig zijn: € 60,– * 20 * 2,5 = € 3.000,–. Met betrekking tot de aanvraagprocedure, onder andere het invullen van het aanvraagformulier, wordt uitgegaan van een uurtarief van € 60,– en 10 aanvragers die daar 20 uur mee bezig zijn: € 60,– * 10 * 20 = € 12.000,–.

Voor het bijhouden van administratie voor het voldoen aan de verplichtingen, is geschat dat aanvragers daar 15 uur mee bezig zijn. Hieronder valt ook het doen van een aanvraag tot subsidievaststelling. De kosten worden berekend als volgt: € 60,– * 10 * 15 = € 9.000,–.

Totale administratieve lasten bedragen € 3.000,– + € 12.000,– + € 9.000,– = € 24.000,–.

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft deze regeling niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

6. Uitvoering

De uitvoering van de subsidiemodule is in handen van RVO, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. RVO heeft de regeling getoetst op de doelmatigheid en de gebruiksvriendelijkheid voor aanvragers en RVO. Deze wijzigingsregeling wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht.

7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in principe in werking met ingang van 1 juli 2025. Hiermee wordt vastgehouden aan de systematiek van vaste verandermomenten van regelgeving. Voor het geval publicatie niet voor deze datum plaatsvindt, is erin voorzien dat deze regeling in werking treedt op de dag na publicatie. Dit is niet bezwaarlijk, omdat de openstelling pas op 1 september 2025 plaatsvindt.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdelen A en B

Onderdelen A en B systematiseren de uit de groepsvrijstellingsverordening visserij volgende afwijzingsgronden, subsidieverplichtingen en de gevolgen van niet-naleving van deze verplichtingen. Door deze in de algemene titel 2.1 te plaatsen, zijn deze bepalingen van toepassing op alle subsidies in hoofdstuk 2 die worden gerechtvaardigd door de groepsvrijstellingsverordening visserij.

Artikel 2.1.3 bevat een aantal algemene afwijzingsgronden die volgen uit de groepsvrijstellingsverordening visserij. De afwijzingsgronden waren eerder opgenomen in artikel 2.21.7. Omdat zij breder van toepassing zijn dan alleen in titel 2.21, nu met deze regeling een nieuwe module is toegevoegd waarvan de subsidies worden gerechtvaardigd door de groepsvrijstellingsverordening visserij, zijn zij verplaatst naar artikel 2.1.3.

Artikel 2.1.4, eerste lid, betreft de uitvoering van artikel 4, tweede lid, van de groepsvrijstellingsverordening visserij, op basis waarvan uitdrukkelijk moet worden vermeld dat subsidieontvangers de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten naleven. Het tweede lid betreft een verplichting voor de subsidieontvanger om het vissersvaartuig waarvoor subsidie is ontvangen niet over te dragen of om te vlaggen buiten de Europese Unie gedurende vijf jaar na de datum van de laatste betaling. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 14, onderdeel a, van de groepsvrijstellingsverordening visserij.

De gevolgen van niet-naleving van artikel 2.1.4 zijn opgenomen in artikel 2.1.5. Bij niet-naleving moet terugvordering plaatsvinden, overeenkomstig de voornoemde artikelen van de groepsvrijstellingsverordening visserij. Wat betreft artikel 2.1.4, eerste lid, geldt dat het hier zowel om intrekking of wijziging ten nadele van de subsidieverlening als de subsidievaststelling kan gaan, naar rato van de ernst van de inbreuk. In geval van niet-naleving van artikel 2.1.4, tweede lid, is een wijziging van de subsidievaststelling meer voor de hand liggend, omdat dit een verplichting is die voortduurt na de beschikking tot vaststelling van de subsidie. Ook in dit geval moet terugvordering plaatsvinden, omdat de verleende steun na overdracht of omvlagging buiten de Unie niet meer voldoet aan de algemene voorwaarden voor het verlenen van steun van artikel 14 van de groepsvrijstellingsverordening visserij en daarmee onrechtmatig is. De steun wordt teruggevorderd naar rato van de periode waarin niet aan de verplichting is voldaan.

Onderdeel C

Voor de toelichting op onderdeel C, de invoeging van de module ‘Innoveren in visserijtechnieken’, wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

Onderdelen D en E

Onderdeel D regelt dat de onderdelen die met deze regeling zijn opgenomen in artikel 2.1.3 vervallen uit artikel 2.21.7. Via artikel 2.1.3 gelden zij immers ook voor titel 2.21. Hetzelfde geldt voor onderdeel E met betrekking tot artikel 2.21.8, omdat deze bepaling is verwerkt in de artikelen 2.1.4 en 2.1.5.

Onderdeel F

Het betreft een redactionele wijziging om een foutieve verwijzing naar artikel 2.21.1 te herstellen.

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie

Naar boven