Regeling van de Minister van Financiën van 15 juni 2025 (2025-142056) houdende wijziging van het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 en het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 in verband met een wijziging in de taken van de Directie Juridische Zaken, de ondertekening van uitgaande stukken en het herbeleggen van het personeelsmandaat

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst en artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • i. de Auditdienst Rijk;

  • j. de dienst Domeinen Roerende Zaken.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. De pSG draagt zorg voor de voorbereiding van de overleggen tussen de bestuurder en de ondernemingsraad van het beleidsdepartement en de departementale ondernemingsraad. De pSG draagt ook zorg voor de voorbereiding van de overleggen tussen de bestuurder en de vakbonden.

B

Aan artikel 16, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van dat lid door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. aangelegenheden betreffende de Wet normering topinkomens.

C

In artikel 36, onder d, wordt ‘directie Financieringen’ vervangen door ‘directie Deelnemingen’.

D

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift en in het eerste lid wordt ‘Directie Financieringen’ telkens vervangen door ‘Directie Deelnemingen’.

2. In het tweede lid wordt ‘directie Financieringen’ vervangen door ‘Directie Deelnemingen’.

ARTIKEL II

Het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsbepaling ‘CAO Rijk’ wordt vervangen door ‘cao Rijk’.

2. Aan de begripsomschrijving van algemene leiding wordt toegevoegd ‘, en de thesaurier- generaal (TG)’.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma worden zes begripsbepalingen toegevoegd, luidende:

s. topstructuur van het Ministerie van Financiën:

de algemene leiding en de directeuren van het kernministerie, de IG en de topstructuren van DGBD, DGD en DGTSL;

t. topstructuur DGBD:

de algemene leiding DGBD en de directeuren als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder g en j, van het Organisatiebesluit Directoraten-Generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane 2021;

u. topstructuur DGD:

de algemene leiding DGD als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder i, en de directeuren als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met e, van het Organisatiebesluit Directoraten-Generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane 2021;

v. topstructuur DGTSL:

de algemene leiding DGTSL als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder h, de algemeen directeur als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, de directeuren als bedoeld in het eerste lid van de artikelen 7b tot en met 7g en het afdelingshoofd als bedoeld in artikel 7h, eerste lid, van het Organisatiebesluit Directoraten-Generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane 2021;

w. pDGBD:

de plaatsvervangend directeuren-generaal Belastingdienst;

x. taakverdelingsbesluit:

het laatstelijk vastgestelde besluit van de Minister houdende bekendmaking van de taken waarmee de Staatssecretaris van Financiën of Staatssecretarissen van Financiën in het bijzonder is respectievelijk zijn belast.

B

Artikel 4, derde lid, komt te luiden:

3. De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt:

De Minister van Financiën, respectievelijk De Staatssecretaris van Financiën –

[aanduiding in overeenstemming met het taakverdelingsbesluit],

namens deze,

gevolgd door de naam en functie van de (onder)gemandateerde.

C

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a. Bevoegdheden bij het ontbreken van beslissingsbevoegde functionarissen bij DGBD, DGTSL en DGD

Indien beslissingsbevoegde functionarissen zoals bedoeld in dit besluit in een organisatieonderdeel niet voorkomen, behoren de bevoegdheden toe aan de naasthogere leidinggevende functionaris.

D

In het opschrift van artikel 10 wordt ‘, uitgezonderd DGBD, DGTSL en DGD’ vervangen door ‘van het kernministerie’.

E

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d wordt ‘ambtenaren’ vervangen door ‘medewerkers’ en ‘ambtenaar’ door ‘medewerker’.

2. In onderdeel f wordt ‘topstructuur van het DGBD, als opgenomen in het Organisatiebesluit Directoraten-Generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane 2021’ vervangen door ‘topstructuren van het DGBD, DGD en DGTSL,’.

3. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. het aangaan (waaronder mede wordt verstaan het maken van afspraken over beloning), wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst met medewerkers in functies behorende tot de topstructuur van het Ministerie van Financiën, waarbij het aangaan van een arbeidsovereenkomst plaatsvindt na overleg met de bestuursraad;

4. Onderdeel i komt te luiden:

  • i. het aanwijzen van vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen.

F

De artikelen 13, 14 en 15 komen te luiden:

Artikel 13. Voorbehouden aan de pSG

Met inachtneming van artikel 12 is aan de pSG voorbehouden:

  • a. het, na overleg met de bestuursraad, doen van voorstellen omtrent de vaststelling van de organisatie van het kernministerie vanaf het niveau van afdelingen (of daarmee vergelijkbare organisatieonderdelen) en lager, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties;

  • b. het vaststellen van de formatie van het DGBD, het DGTSL en het DGD, voor zover het een uitbreiding van de totale formatie betreft;

  • c. het aangaan (waaronder mede wordt verstaan het maken van afspraken over beloning) en wijzigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers werkzaam in functies bij het kernministerie met een bezoldiging van salarisschaal 15 of hoger. Het aangaan van de arbeidsovereenkomst vindt plaats na overleg met de bestuursraad;

  • d. het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid aan functionarissen als bedoeld in het vorige onderdeel;

  • e. het toekennen van een bijzondere beloning aan functionarissen van het kernministerie;

  • f. het voeren van overleg met bonden over onderwerpen van algemeen belang voor de rechtstoestand van werknemers bij afwezigheid van de SG;

  • g. het vaststellen van regelingen of maken van afspraken met betrekking tot sociaal flankerend beleid;

  • h. het vaststellen van regels en beleid(skaders) inzake de bedrijfsvoering, waaronder regels die leiden tot wijzigingen in de rechten of verplichtingen van medewerkers, voor zover van toepassing op medewerkers van het gehele ministerie of het kernministerie;

  • i. het opleggen van ordemaatregelen en straffen aan functionarissen behorende tot de topstructuur van het Ministerie van Financiën;

  • j. het (beslissen tot het) beëindigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers werkzaam bij het kernministerie, tenzij de bevoegdheid is voorbehouden aan de algemene leiding van een DG zoals bedoeld in artikel 14;

  • k. het (beslissen tot het) beëindigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers werkzaam bij het DGBD, het DGTSL, het DGD of de IBTD om de redenen als bedoeld in Bijlage 1;

  • l. het sluiten van een vaststellingsovereenkomst in verband met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst of tewerkstelling bij het ministerie of een wijziging van een reeds afgesloten vaststellingsovereenkomst, voor zover deze bevoegdheid niet is toegekend aan een directeur-generaal of directeur;

  • m. alle met cassatie verband houdende beslissingen zowel als eisende partij als verwerende partij met betrekking tot personeelsaangelegenheden;

  • n. het ten aanzien van onder hem ressorterende medewerkers geven van toestemming op verzoeken om systemen te mogen raadplegen naar aanleiding van vermoedens van niet integer gedrag door medewerkers.

Artikel 14. Voorbehouden aan de algemene leiding DG van het kernministerie

Met inachtneming van voorgaande artikelen van dit besluit is aan de algemene leiding van een DG van het kernministerie ten aanzien van onder hen ressorterende medewerkers voorbehouden het nemen van beslissingen:

  • a. tot het sluiten van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in bijzondere situaties;

  • b. tot beloning van directeuren (niet zijnde algemeen directeuren), sectormanagers en de manager van de stafafdeling bestuursondersteuning en vaktechniek bij de ADR;

  • c. tot het opleggen van ordemaatregelen en straffen, met uitzondering van de wettelijke mogelijkheden het dienstverband te beëindigen;

  • d. over aansprakelijkheid, tot schadeloosstelling of schadevergoeding vanaf € 25.000, waarbij de pSG door de algemene leiding wordt geïnformeerd voor zover het gaat om dienstongevallen, beroepsziektes en beroepsincidenten als bedoeld in de cao Rijk;

  • e. het (beslissen tot het) beëindigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers, inclusief het sluiten van een vaststellingsovereenkomst om de redenen als bedoeld in Bijlage 1;

  • f. tot het geven van toestemming op verzoeken om systemen te mogen raadplegen naar aanleiding van vermoedens van niet integer gedrag door medewerkers.

Artikel 15. Voorbehouden aan de algemene leiding DGBD, DGTSL en DGD

Met inachtneming van voorgaande artikelen van dit besluit is aan de algemene leiding van het DGBD, het DGTSL en het DGD, ten aanzien van onder hen ressorterende medewerkers voorbehouden, het nemen van beslissingen:

  • a. tot het vaststellen van de organisatie tot en met directieniveau en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties;

  • b. tot het vaststellen van de formatie, waarbij tot wijzigingen in formatie van functies met salarisschaal 16 en hoger na overleg met de bestuursraad besloten wordt;

  • c. tot het aangaan (waaronder mede wordt verstaan het maken van afspraken over beloning) en wijzigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers in functies met een bezoldiging van salarisschaal 16 of hoger. Benoemingen worden afgestemd met de bestuursraad en over de arbeidsvoorwaarden dient vooraf afstemming met de pSG plaats te vinden;

  • d. tot het sluiten van een tijdelijke arbeidsovereenkomst waarbij wordt afgeweken van de cao Rijk;

  • e. tot het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid aan functionarissen als bedoeld in de onderdelen c en d;

  • f. het binnen de rijksbrede of ministeriebrede kaders vaststellen van regels en beleid(skaders) inzake de bedrijfsvoering voor zover specifiek van toepassing bij het DGBD, DGD en DGTSL;

  • g. tot het opleggen van ordemaatregelen en straffen, met uitzondering van de wettelijke mogelijkheden het dienstverband te beëindigen, aan leidinggevende functionarissen en (strategische) functionarissen met een bezoldiging van salarisschaal 15 of hoger;

  • h. over aansprakelijkheid, schadeloosstelling of schadevergoeding vanaf € 25.000, waarbij de pSG door de algemene leiding wordt geïnformeerd voor zover het gaat om dienstongevallen, beroepsziektes en beroepsincidenten als bedoeld in de cao Rijk;

  • i. het (beslissen tot het) beëindigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers om de redenen als bedoeld in Bijlage 1;

  • j. tot het wijzigen van een arbeidsovereenkomst met medewerkers met salarisschaal 15 of hoger in functies met een lagere schaal dan de voor de medewerker tot dan toe geldende schaal;

  • k. het voordragen van functies die ten behoeve van het instellen van een veiligheidsonderzoek voor aanwijzing als vertrouwensfuncties in aanmerking komen;

  • l. het beslissen tot directieoverstijgende groepsgewijze werving en selectie voor (groeps)functies;

  • m. het aanwijzen van vertrouwenspersonen integriteit en ongewenste omgangsvormen;

  • n. het beslissen over de afwijkingen bij de toepassing van het sociaal flankerend beleid;

  • o. het geven van toestemming op verzoeken om systemen te mogen raadplegen naar aanleiding van vermoedens van niet integer gedrag door medewerkers;

  • p. het aanwijzen van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangend leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen;

  • q. handelingen en beslissingen verband houdende met de klachtenregeling ongewenste omgangsvormen;

  • r. handelingen en beslissingen verband houdende met een adviesaanvraag bij het College voor de Rechten van de Mens;

  • s. met inachtneming van de artikelen 11 tot en met 13 worden de bevoegdheden opgenomen in de artikelen 7, 10 en 11 van het Mandaatbesluit Directoraten-Generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane 2021 uitgeoefend door de algemene leiding voor zover het rechtspositionele handelingen en beslissingen betreft aangaande directeuren van de topstructuren DGBD, DGTSL en DGD.

G

Na artikel 15 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 15a. Voorbehouden aan de pDGBD

Met inachtneming van hetgeen is bepaald in voorgaande artikelen is de pDGBD bevoegd om ten aanzien van de directies als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Mandaatbesluit Directoraten-Generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane 2021 de navolgende handelingen te verrichten en beslissingen te nemen:

  • a. het beslissen tot groepsgewijze werving en selectie voor (groeps)functies voor zover niet directieoverstijgend;

  • b. het vaststellen van de organisatie op afdelings- en teamniveau en hiermee samenhangend het beslissen tot reorganisaties van deze onderdelen. Het vaststellen van de organisatie en hiermee samenhangende beslissingen tot reorganisatie op het niveau van afdelingen vindt plaats na instemming van de DG.

Artikel 15b. Voorbehouden aan de algemeen directeuren van de topstructuur DGBD, DGTSL en DGD

Met inachtneming van hetgeen is bepaald in voorgaande artikelen zijn de algemeen directeuren bevoegd de navolgende handelingen te verrichten en beslissingen te nemen:

  • a. het vaststellen van de organisatie op afdelings- en teamniveau en hiermee samenhangend het beslissen tot reorganisaties van deze onderdelen binnen de eigen directie. Het vaststellen van de organisatie en hiermee samenhangende beslissingen tot reorganisatie op het niveau van afdelingen vindt plaats na instemming van de DGBD, respectievelijk de DGTSL, respectievelijk de DGD;

  • b. het beslissen tot groepsgewijze werving en selectie voor (groeps)functies;

  • c. tot het aangaan (waaronder mede wordt verstaan het maken van afspraken over beloning), wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers in de functie van overige directeur of daarmee gelijk te stellen leidinggevende functies, na afstemming met de DGBD, respectievelijk de DGTSL, respectievelijk de DGD.

Artikel 15c. Voorbehouden aan de directeuren van de topstructuur DGBD, DGTSL en DGD

Met inachtneming van hetgeen is bepaald in voorgaande artikelen zijn de directeuren van de topstructuur DGBD, DGTSL en DGD bevoegd om ten aanzien van het tot het eigen organisatieonderdeel behorende personeel de navolgende handelingen te verrichten en beslissingen te nemen:

  • a. het geven van een opdracht tot het verrichten van onderzoek naar de integriteit van medewerkers en het beslissen tot opleggen van straffen (conform cao Rijk), met uitzondering van de wettelijke mogelijkheden het dienstverband te beëindigen, aan functionarissen tot en met schaal 14 voor zover het geen leidinggevende functionarissen betreft;

  • b. tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst met medewerkers met een bezoldiging van schaal 15;

  • c. het niet instellen van een vordering of het niet opleggen van een terugbetalingsverplichting, dan wel het (gedeeltelijk) kwijtschelden van een vordering op medewerkers;

  • d. (het beslissen tot) het beëindigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers, inclusief het sluiten van een vaststellingsovereenkomst om de redenen als bedoeld in Bijlage 1;

  • e. bij het ontbreken van een algemeen directeur en in afwijking van artikel 5a het aangaan (waaronder mede wordt verstaan het maken van afspraken over beloning), wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers in de functie van overige directeur of daarmee gelijk te stellen leidinggevende functies, na afstemming met de DGBD, respectievelijk de DGTSL, respectievelijk de DGD.

H

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het opschrift wordt toegevoegd ‘van het kernministerie’.

2. In het eerste lid vervalt ‘, uitgezonderd het DGBD, het DGSTL en het DGD,’.

3. In het derde lid wordt ‘afdoen van besluiten’ vervangen door ‘nemen van beslissingen’.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Met inachtneming van voorgaande artikelen van dit besluit is aan de directeuren en hun plaatsvervangers ten aanzien van onder hen ressorterende medewerkers voorbehouden het nemen van beslissingen:

    • a. tot het aangaan (waaronder mede wordt verstaan het maken van afspraken over beloning), wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst in de functie van afdelingshoofd of daarmee gelijk te stellen leidinggevende functies, na afstemming met de thesaurier-generaal dan wel de directeur-generaal van het betreffende directoraat-generaal dan wel de (plaatsvervangend) secretaris-generaal;

    • b. het toekennen dan wel stopzetten van een bovenschaalse periodiek;

    • c. het beslissen over aansprakelijkheid, tot schadeloosstelling dan wel schadevergoeding tot € 25.000, waarbij de pSG door de algemene leiding wordt geïnformeerd voor zover het gaat om dienstongevallen, beroepsziektes en beroepsincidenten als bedoeld in de cao Rijk;

    • d. het opschorten dan wel stopzetten van het salaris in verband met het niet nakomen van re-integratieverplichtingen;

    • e. het toekennen van een stimuleringspremie;

    • f. op verzoeken tot het niet laten vervallen dan wel verjaren van wettelijke vakantie-uren;

    • g. handelingen en beslissingen met betrekking tot het treffen van ordemaatregelen als opgenomen in de cao Rijk;

    • h. het opdracht geven tot het verrichten van feitenonderzoek naar aanleiding van het vermoeden van een integriteitsschending;

    • i. het niet instellen van een vordering of het niet opleggen van een terugbetalingsverplichting, dan wel het (gedeeltelijk) kwijtschelden van een vordering op medewerkers;

    • j. het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid.

5. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. De afdelingshoofden en hun plaatsvervangers kunnen het op grond van het tweede lid aan hen door de directeur of zijn plaatsvervanger verleende ondermandaat, doormandateren aan onder hen ressorterende teamleiders of daarmee gelijk te stellen leidinggevende functies, die daartoe eveneens worden gemandateerd in het mandaatregister.

  • 6. Met inachtneming van voorgaande artikelen van dit besluit is aan de in het vorige onderdeel bedoelde ondergemandateerde functionarissen voorbehouden het nemen van beslissingen tot het aangaan (waaronder mede wordt verstaan het maken van afspraken over beloning), wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst van medewerkers in de functie van teamleider of daarmee gelijk te stellen leidinggevende functies, na afstemming met de directeur.

I

In artikel 18 wordt ‘in de bijlage’ vervangen door ‘in Bijlage 2’.

J

In artikel 19 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

K

In artikel 19aa, eerste lid, aanhef en onder m, wordt ‘CAO Rijk’ vervangen door ‘cao Rijk’.

L

De artikelen 19a en 19b komen te luiden:

Artikel 19a. Woo-verzoeken kernministerie en DGBD, DGTSL en DGD

  • 1. Aan de directeur Informatievoorziening en Openbaarmaking en het (plaatsvervangend) afdelingshoofd Openbaarmaking en Transparantie van de concerndirectie Informatievoorziening en Openbaarmaking wordt mandaat verleend om te besluiten op Woo-verzoeken die betrekking hebben op informatie die berust bij het kernministerie. Op deze verzoeken wordt met inachtneming van het taakverdelingsbesluit beslist namens de Minister of de Staatssecretaris.

  • 2. Ten aanzien van informatie die berust binnen het DGBD, het DGD en het DGTSL wordt aan de directeur Informatievoorziening en Openbaarmaking en het (plaatsvervangend) afdelingshoofd Openbaarmaking en Transparantie van de concerndirectie Informatievoorziening en Openbaarmaking mandaat verleend om te besluiten op Woo- verzoeken die afkomstig zijn van een journalist of een belangengroepering of die betrekking hebben op de (nasleep van de) toeslagenaffaire en op Woo-verzoeken die betrekking hebben op informatie die berust bij meerdere directoraten-generaal. Op deze Woo-verzoeken wordt beslist namens de Staatssecretaris.

  • 3. Op Woo-verzoeken als bedoeld in het tweede lid die zijn ingediend bij de inspecteur of de ontvanger wordt overeenkomstig het tweede lid beslist namens de Staatssecretaris.

  • 4. Aan het (plaatsvervangend) afdelingshoofd Openbaarmaking en Transparantie wordt mandaat verleend voor het ondertekenen van correspondentie van procedurele aard. Hij kan aan onder hem ressorterende medewerkers ter zake ondermandaat verlenen.

Artikel 19b. Bezwaar en (hoger) beroep

  • 1. Aan de directeur Informatievoorziening en Openbaarmaking en het (plaatsvervangend) afdelingshoofd Openbaarmaking en Transparantie van de concerndirectie Informatievoorziening en Openbaarmaking wordt mandaat verleend tot de behandeling van procedures bij de rechtbanken inzake het niet tijdig beslissen op Woo-verzoeken bedoeld in artikel 19a. Zij kunnen aan onder hen ressorterende medewerkers ter zake ondermandaat verlenen.

  • 2. Aan de secretaris-generaal, de (plaatsvervangend) directeur en het afdelingshoofd Publiekrecht van de directie Juridische Zaken wordt mandaat verleend om de tegen de in artikel 19a bedoelde besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. Zij kunnen aan onder hen ressorterende medewerkers ter zake het behandelen ondermandaat verlenen.

  • 3. Aan de directeur van de directie Juridische Zaken wordt mandaat verleend tot de behandeling van procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en tot het instellen van hoger beroep ter zake van de besluiten bedoeld in het tweede lid alsmede voor het ondertekenen van correspondentie van procedurele aard. Hij kan aan onder hem ressorterende medewerkers ter zake ondermandaat verlenen.

M

Artikel 19c. Overige Woo-verzoeken DGBD, DGTSL en DGD

  • 1. Aan de directeur-generaal van het DGBD en aan de (algemeen) directeuren van de organisatieonderdelen van het DGTSL en het DGD wordt mandaat verleend om te beslissen op andere Woo-verzoeken betreffende informatie die berust bij het betreffende organisatieonderdeel dan bedoeld in artikel 19a. De directeur-generaal van het DGBD en de (algemeen) directeuren van de organisatieonderdelen van het DGTSL en het DGD kunnen aan onder hen ressorterende medewerkers ter zake ondermandaat verlenen.

  • 2. Aan de directeuren-generaal van respectievelijk DGBD, DGTSL en DGD wordt mandaat verleend om de tegen de in het eerste lid bedoelde besluiten gerichte bezwaren te behandelen en daarop te beslissen. De directeuren-generaal kunnen aan onder hen ressorterende medewerkers ter zake ondermandaat verlenen.

  • 3. Aan de directeuren-generaal van respectievelijk DGBD, DGTSL en DGD wordt mandaat verleend tot de behandeling van procedures bij de rechtbanken en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en tot het instellen van hoger beroep ter zake van de Woo-verzoeken bedoeld in het eerste lid. Zij kunnen aan onder hen ressorterende medewerkers ter zake ondermandaat verlenen.

  • 4. Rechterlijke uitspraken in procedures van de organisatieonderdelen van het DGBD, het DGTSL en het DGD worden zo spoedig mogelijk na ontvangst door het betreffende directoraat-generaal in afschrift toegezonden aan de directie Juridische Zaken.

N

Artikel 19d komt te vervallen.

O

Voor ‘Bijlage als bedoeld in artikel 18’ wordt een nieuwe bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE 1

De aan de pSG voorbehouden redenen als bedoeld in artikel 13, aanhef en onder k, zijn:

  • i. bedrijfseconomische redenen;

  • ii. langdurige arbeidsongeschiktheid vanwege ziekte voor zover bij de beëindiging aan de medewerker meer wordt toegekend dan de wettelijke transitievergoeding, de geldende opzegtermijn én een reguliere eindafrekening;

  • iii. gewetensbezwaren/werkweigering;

  • iv. verstoorde arbeidsverhouding voor zover bij de beëindiging aan de medewerker meer wordt toegekend dan de wettelijke transitievergoeding, de geldende opzegtermijn én een reguliere eindafrekening;

  • v. verwijtbaar handelen, een dringende reden of wegens wanprestatie;

  • vi. andere omstandigheden die zodanig zijn dat in redelijkheid niet kan worden verwacht dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet;

  • vii. een combinatie van ontbindingsgronden, voor zover één van de ontbindingsgronden is voorbehouden aan de pSG.

De aan de algemene leiding DG van het kernministerie voorbehouden redenen als bedoeld in artikel 14, aanhef en onder e, zijn:

  • i. langdurige arbeidsongeschiktheid vanwege ziekte voor zover bij de beëindiging aan de medewerker niet meer wordt toegekend dan de wettelijke transitievergoeding, de geldende opzegtermijn én een reguliere eindafrekening;

  • ii. verstoorde arbeidsverhouding voor zover bij de beëindiging aan de medewerker niet meer wordt toegekend dan de wettelijke transitievergoeding, de geldende opzegtermijn én een reguliere eindafrekening en eerst na afstemming met de pSG;

  • iii. een combinatie van ontbindingsgronden, tenzij één van de ontbindingsgronden is voorbehouden aan de pSG.

  • iv. het gebruik maken van de regeling vervroegd uittreden zoals bedoeld in de cao Rijk.

De aan de algemene leiding DGBD, DGTSL en DGD voorbehouden redenen als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder i, zijn:

  • i. langdurige arbeidsongeschiktheid vanwege ziekte voor zover bij de beëindiging aan de medewerker niet meer wordt toegekend dan de wettelijke transitievergoeding, de geldende opzegtermijn én een reguliere eindafrekening, inclusief het sluiten van een vaststellingsovereenkomst;

  • ii. verstoorde arbeidsverhouding voor zover bij de beëindiging aan de medewerker niet meer wordt toegekend dan de wettelijke transitievergoeding, de geldende opzegtermijn én een reguliere eindafrekening en eerst na afstemming met de pSG, inclusief het sluiten van een vaststellingsovereenkomst;

  • iii. het bij regelmaat niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid als gevolg van ziekte of gebreken van de medewerker met voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen;

  • iv. de ongeschiktheid van de medewerker tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de medewerker;

  • v. een combinatie van ontbindingsgronden, tenzij één van de ontbindingsgronden is voorbehouden aan de pSG.

De aan de directeuren van de topstructuur DGBD, DGTSL en DGD voorbehouden redenen als bedoeld in artikel 15c, aanhef en onder d, zijn:

  • i. langdurige arbeidsongeschiktheid vanwege ziekte voor zover bij de beëindiging aan de medewerker niet meer wordt toegekend dan de wettelijke transitievergoeding, de geldende opzegtermijn én een reguliere eindafrekening, inclusief het sluiten van een vaststellingsovereenkomst;

  • ii. wegens het gebruik maken van de regeling vervroegd uittreden zoals bedoeld in de cao Rijk;

  • iii. wegens afzien van VWNW-begeleiding en VWNW-voorzieningen onder toekenning van een stimuleringspremie zoals bedoeld in de cao Rijk.

P

Bijlage als bedoeld in artikel 18 komt te luiden:

BIJLAGE 2

De personeelsaangelegenheden als bedoeld in artikel 18 zijn:

  • verplichtingen en sancties bij ziekte en re-integratie;

  • rechten en verplichtingen bij reorganisatie;

  • toekennen VWNW-voorzieningen en stimuleringspremie;

  • beroep op de hardheidsclausule;

  • verhaal van schade, schadevergoeding en schadeloosstelling;

  • wijziging van de salarisschaal zonder wijziging van de functie op grond van paragraaf 6.1 cao Rijk;

  • integriteit, ordemaatregelen en straffen;

  • tot het sluiten van een tijdelijke arbeidsovereenkomst waarbij wordt afgeweken van de cao Rijk;

  • (voorstel tot) beëindiging van de arbeidsovereenkomst, inclusief het vragen van toestemming aan het UWV;

  • vaststellingsovereenkomst waarin het einde van de arbeidsovereenkomst wordt geregeld, tewerkstelling bij het ministerie en wijzigen van een reeds bestaande vaststellingsovereenkomst;

  • hoogte en uitbetaling transitievergoeding;

  • vermissing;

  • aangelegenheden met betrekking tot (de aansprakelijkheidsstelling al dan niet als gevolg van) dienstongevallen, beroepsziekten en beroepsincidenten;

  • de vaststelling van de formatie zoals gebaseerd op artikel 3 van het Coördinatiebesluit organisatie, bedrijfsvoering en informatiesystemen rijksdienst;

  • uit een vertrouwensfunctie om speciale redenen;

  • bijzonder belonen waarbij wordt afgeweken van reguliere beloningsregels;

  • kwijtschelden dan wel niet opleggen terugvordering;

  • loopbaanafspraken met garantie op vervolgstap;

  • verlengen termijn vervallen wettelijke vakantie-uren in verband met langdurige arbeidsongeschiktheid dan wel bijzondere gevallen;

  • tijdelijke ontheffing in verband met benoeming publiekrechtelijk college;

  • privéverlenging buitenlandse dienstreis;

  • verplaatsing, herplaatsing, tijdelijke andere werkzaamheden eenzijdig opgedragen vanuit de werkgever; en

  • werken vanuit het buitenland.

ARTIKEL III

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2025. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 juni 2025, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 juni 2025.

  • 2. Artikel II, onderdelen L en N, werken terug tot en met 1 december 2024.

  • 3. Artikel I, onderdelen C en D, werken terug tot en met 1 oktober 2024.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Financiën, E. Heinen

TOELICHTING

ARTIKEL I

Onderdeel A

De Auditdienst Rijk (ADR) en de dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) beschikken nog niet over een governance met een eigenaar en coördinerend opdrachtgever. Het inrichten van de governance is belangrijk voor het borgen van de continuïteit van de diensten. In deze governance is het gewenst en interdepartementaal gebruikelijk dat de plaatsvervangend secretaris-generaal (pSG) de rol van eigenaar vervult als tegenwicht naar de bekostigende beleidsmakers (andere departementen en de beleidsverantwoordelijke directoraten-generaal (DG’en)). Met de wijziging wordt invulling gegeven aan het voorgaande. Daarnaast worden de ADR en DRZ voortaan aangemerkt als aparte ondernemingen in de zin van de Wet op de ondernemingsraden. Dat betekent dat de pSG niet meer zorg zal dragen voor de voorbereiding van de overleggen tussen bestuurder en de ondernemingsraden van de ADR en DRZ. Dat wordt met de wijziging tot uitdrukking gebracht.

Onderdeel B

De Directie Juridische Zaken (DJZ) is binnen het Ministerie van Financiën belast met het behandelen van zaken betreffende de Wet normering topinkomens (WNT). DJZ neemt deel aan het interdepartementale overleg over de WNT, te weten de Coördinatiegroep beleid en regelgeving Wet normering topinkomens (COBRE). Verder bereidt DJZ, in samenwerking met de betrokken beleidsafdeling, uitzonderingsbesluiten op grond van artikel 2.4 en 2.5 van de WNT op het beleidsterrein van Financiën voor en adviseert hierover. Besluiten tot handhaving als bedoeld in artikel 5.5 e.v. WNT worden door DJZ afgehandeld. Het toezicht op de WNT op het terrein van Financiën is opgedragen aan de Eenheid toezicht WNT van het Ministerie van BZK (Stcrt. 2019, 47190). In het geval dat handhaving aan de orde is, kan het dossier worden overgedragen aan DJZ, dat een besluit voorbereidt en afhandelt. De samenwerking tussen BZK en Financiën in het kader van toezicht en handhaving is vastgelegd in samenwerkingsafspraken. Eventuele bezwaar- en beroepsprocedures over besluiten op grond van de WNT worden, gelet op artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, van het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020 (Organisatiebesluit) eveneens door DJZ behandeld. Met de voorgestelde wijziging wordt het Organisatiebesluit in overeenstemming gebracht met de bestaande praktijk.

Onderdelen C en D

De directienaam van directie Financieringen is aangepast in directie Deelnemingen, aangezien deze naam beter aansluit bij de feitelijke activiteiten van de directie.

ARTIKEL II

Onderdeel B

Bij het aantreden van nieuwe bewindspersonen worden de taken waarmee de Staatssecretarissen van Financiën in het bijzonder zijn belast vastgelegd in een besluit van de Minister van Financiën. Dat is laatstelijk geschied bij besluit van 15 december 2024, nr. 2024-569351 (Stcrt. 2024, 42179). Met dergelijke zogeheten taakverdelingsbesluiten kan ook de aanduiding van de Staatssecretarissen van Financiën worden gewijzigd. Artikel 4, derde lid, van het Mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2020 (Mandaatbesluit) bepaalt dat bij de ondertekening van uitgaande stukken dient te worden aangesloten bij de aanduiding van de Staatssecretarissen van Financiën. Om te voorkomen dat een wijziging in de taakverdeling en daarmee (eventueel) de aanduiding van de Staatssecretarissen van Financiën eveneens dient te leiden tot een wijziging van het Mandaatbesluit, wordt met de voorgestelde wijziging voor de ondertekening verwezen naar het op dat moment geldende, laatstelijk vastgestelde taakverdelingsbesluit. Het toevoegen van de begripsbepaling van ‘taakverdelingsbesluit’ aan artikel 1 houdt hiermee verband.

Onderdelen L en N

Om de afhandeling van verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo) te versnellen heeft de bestuursraad (BR) van het Ministerie van Financiën in de bijeenkomst van 31 januari 2025 besloten tot een aanpassing van (H4a van) het Mandaatbesluit in die zin dat het mandaat om Woo-besluiten te ondertekenen centraal wordt belegd en dat (daarmee) in zijn algemeenheid het besluitvormingsproces wordt vereenvoudigd. Dit besluit van de BR volgt op een pilot bij de Generale Thesaurie (GT), het DG Toeslagen (DGTSL) en het cluster secretaris-generaal (SG- cluster) waaruit onder andere is gebleken dat het centraal beleggen van het mandaat tot aanzienlijke versnelling in de afhandeling van Woo-verzoeken leidt. Dit besluit is daarnaast in lijn met externe adviezen van onder andere het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI). De werkwijze van de pilot wordt met deze wijziging uitgebreid naar alle overige DG’en per 1 december 2024.

Het mandaat wordt centraal belegd bij de directeur van de Concerndirectie Informatievoorziening en Openbaarmaking (CDIO) en het (plaatsvervangend) afdelingshoofd Openbaarmaking en Transparantie (O&T). Aan deze centralisering van het mandaat tot het nemen van Woo-besluiten wordt navolging gegeven aan de centralisering van de behandeling van Woo-verzoeken, dat reeds bij de afdeling O&T van CDIO was belegd.

Tevens beoogt deze wijziging om een heldere afbakening aan te brengen tussen Woo-verzoeken waarop door de afdeling O&T wordt beslist en de Woo-verzoeken waarop door DGBD, DGTSL en DGD zelf wordt beslist. Voorheen was deze afbakening in het Mandaatbesluit niet-limitatief en dat leidde in bepaalde gevallen tot onduidelijkheid over de verantwoordelijkheidsverdeling en daarmee tot tijdsverlies. Met het besluit van de BR is een duidelijke keuze gemaakt om de gevraagde informatie zo spoedig mogelijk te verstrekken en alle procedurele knelpunten die daaraan in de weg staan zo veel mogelijk op te lossen.

Bij de afbakening van Woo-verzoeken gelden de volgende uitgangspunten. O&T beslist altijd op Woo-verzoeken waarbij de informatie ziet op een onderwerp dat raakt aan het kernministerie dan wel bij het kernministerie berust. Verder beslist O&T op Woo-verzoeken ten aanzien van informatie die berust binnen het DG Belastingdienst, het DG Douane en het DGTSL en die (op grond van objectieve criteria) behoren tot één van de volgende categorieën Woo-verzoeken1:

  • Het Woo-verzoek is afkomstig van een journalist of een belangengroepering;

    • Voor de definitie van journalist wordt verwezen naar de website van de Nederlandse Vereniging van Journalisten. In de kern gaat het om journalisten die journalistiek als hoofdberoep hebben en/of die minimaal 50% van hun inkomen genereren uit journalistieke werkzaamheden. Verder werkt de journalist voor een (erkend) massamedium dat voor iedereen beschikbaar is en zich richt op een breed publiek of op een specifiek vakgebied. Bij een belangengroepering moet het gaan om een organisatie met een nationale of internationale uitstraling die raakt aan het (inter)nationale belang.

  • Het Woo-verzoek heeft betrekking op (de nasleep van) de toeslagenaffaire:

    • Onder verzoeken die betrekking hebben op (de nasleep van) de toeslagenaffaire wordt begrepen bredere beleids- en uitvoeringsvraagstukken. Verzoeken die enkel zien op informatie over individuele (ouder)dossiers, vallen onder de categorie overige Woo-verzoeken (en waarop derhalve het nieuwe artikel 19c van toepassing is), ook als deze verzoeken bij zowel DGBD als DGTSL worden ingediend.

    • Daarnaast beslist O&T op Woo-verzoeken die DG-overstijgend zijn. Een verzoek is DG-overstijgend als er minimaal twee DG’en betrokken zijn bij het Woo-verzoek.

      Dit is het geval wanneer het verzoek ziet op een onderwerp dat raakt aan meerdere DG’en en/of de gevraagde informatie bij meerdere DG’en berust. Dat een Woo-verzoek dan door O&T wordt afgehandeld steunt op de gedachte dat een verzoek waarbij het kernministerie betrokken is, altijd door O&T wordt behandeld gezien het centrale karakter en dat de centrale regierol van O&T goed ingezet kan worden wanneer er meerdere DG’en betrokken zijn.

In het nieuwe artikel 19b is de verantwoordelijkheidsverdeling neergelegd in de primaire (besluitvormings)fase en in de bezwaar- en (hoger) beroepsprocedure.

Artikel 19d is komen te vervallen nu het met het nieuwe artikel 19a de standaard is dat O&T DG- overstijgende Woo-verzoeken behandelt en daarop beslist. De vraag wie gemandateerd is op het moment dat meerdere DG’en betrokken zijn hoeft daarmee niet langer afzonderlijk te worden geregeld.

Onderdeel M

Ten aanzien van het DGBD, DGTSL en DGD is in artikel 19c neergelegd op welke Woo-verzoeken door hen wordt beslist.

Onderdelen A, C tot en met K, O en P

Bij zowel het beleidsdepartement als de uitvoeringsdirectoraten-generaal komt het algemeen personeelsmandaat bij het afdelingshoofd of mits daartoe doorgemandateerd de teamleider te liggen. Dit betekent dat vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit het afdelingshoofd bevoegd is om beslissingen te nemen en handelingen te verrichten op het terrein van organisatie en personeel (O&P), tenzij de bevoegdheid specifiek is voorbehouden aan een andere leidinggevende functionaris. Daarmee worden de O&P-bevoegdheden zoveel mogelijk neergelegd bij de direct-leidinggevende die de medewerkers aanstuurt.

Bepaalde O&P-bevoegdheden zijn uitgezonderd van het algemene personeelsmandaat. Het gaat dan om bevoegdheden waarbij het meer van belang is om die met enige afstand tot de medewerker toe te passen, welke een substantiële financiële impact hebben en/of waarbij de departementale lijn (ook) qua werkgeverschap een rol speelt. Het gaat dan bijvoorbeeld om bevoegdheden op het terrein van integriteit, met een substantiële (financiële) impact, die zien op de invulling van het goed werkgeverschap over het gehele ministerie en ontslagen wegens verwijtbaar gedrag van de werknemer. Deze O&P-bevoegdheden worden op een voldoende hoge managementlaag belegd.

Met het anders beleggen van O&P-bevoegdheden is het bewaken van een uniforme toepassing daarvan des te meer van belang. Voor alle O&P-bevoegdheden geldt dat deze moeten worden uitgeoefend binnen de rijksbrede en departementale kaders. Voor de bevoegdheden als vermeld in Bijlage 2 geldt dat verplicht advies moet worden ingewonnen bij één van de O&P-onderdelen binnen het ministerie. Het financieel mandaat blijft ongewijzigd.

Voor het aannemen en wijzigen van de arbeidsvoorwaarden van leidinggevende functionarissen – niet zijnde functionarissen die behoren tot de topstructuur van het ministerie – geldt een zogeheten dakpan. Die dakpan houdt in dat de leidinggevende bevoegd is de direct onder hem ressorterende leidinggevende aan te nemen of diens arbeidsvoorwaarden te wijzigen, na afstemming met de eigen, hogere leidinggevende.

Tot slot zijn er nog een aantal technische wijzigingen doorgevoerd. De bevoegdheden van functionarissen van de topstructuur zijn voortaan alleen nog te vinden in het Mandaatbesluit. Voorts is de topstructuur van het Ministerie van Financiën gedefinieerd.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt (met terugwerkende kracht) in werking per 1 juni 2025. De wijzigingen van de O&P-bevoegdheden treden in werking per 1 juni 2025, zodat er voldoende voorbereidingstijd was op het vlak van communicatie en voorlichting. De aanpassing in de afhandeling van Woo-verzoeken (in H4a van het Mandaatbesluit) treden hoofdzakelijk met terugwerkende kracht in werking per 1 december 2024. De wijzigingen betreffende de naamswijziging van de directie Financieringen in de directie Deelnemingen treden met terugwerkende kracht in werking per 1 oktober 2024. Die datum sluit aan bij de vaststelling van het Organisatie- en Formatierapport van de Generale Thesaurie, waarvan de directie onderdeel uitmaakt (zie artikel 36 van het Organisatiebesluit).

De Minister van Financiën, E. Heinen


X Noot
1

De aanduiding ‘zwaarwegende of politiek-bestuurlijk gevoelige Woo-verzoeken’ is daarmee komen te vervallen.

Naar boven