Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 23 juni 2025, nummer WBN 2025/2, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap, de Circulaire optie/naturalisatieverzoeken in het buitenland;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf 2.2.3/Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

Paragraaf 2.3.3. Ontheffing op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen

Naast de ontheffing op grond van medische redenen kan er ook een ontheffing worden gegeven op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen. Artikel 6 van de Regeling naturalisatietoets Nederland geeft hieraan uitwerking.

Ontheffingsbeschikking college van B&W

De verzoeker die een beschikking van het college van burgemeester en wethouders overlegt waaruit blijkt dat hij aantoonbaar geleverde inspanningen heeft geleverd komt op grond van de Wet inburgering 2007 en artikel 6, derde lid van de Regeling Naturalisatietoets in aanmerking voor ontheffing van de naturalisatietoets.

Deze ontheffing kan worden verleend in de volgende vier gevallen:

  • 1. De verzoeker overlegt op grond van artikel 4, aanhef en onder b, van het Besluit Naturalisatietoets een beschikking van DUO namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waaruit blijkt dat hij op grond van artikel 6, tweede lid, van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2021, geen verplichting heeft tot het afleggen van de onderdelen van het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdelen b en c, van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2021. Deze beschikking is voldoende voor de vier taalvaardigheden en kennis van de Nederlandse samenleving. Omdat deze verzoeker volgens de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2021, de verplichting van het participatieverklaringstraject heeft (gehad) zal hij moeten aantonen dat hij dat traject heeft gedaan. De verzoeker kan dit aantonen door een brief van DUO te overleggen, waarin staat dat de vreemdeling heeft voldaan aan zijn inburgeringsplicht, omdat DUO aan de vreemdeling ontheffing heeft verleend op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen en hij om deze reden de inburgeringsexamens niet hoeft te behalen, en omdat de vreemdeling het participatieverklaringstraject heeft afgerond. Als de verzoeker niet kan aantonen dat hij het participatieverklaringstraject heeft afgerond, kan hij niet naturaliseren.

  • 2. De verzoeker overlegt een beschikking van DUO namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waaruit blijkt dat hij op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 30 september 2017, is ontheven van de inburgeringsplicht wegens aantoonbaar geleverde inspanningen. De verzoeker kan met deze beschikking naturaliseren.

  • 3. De verzoeker die een beschikking van het college van burgemeester en wethouders overlegt waaruit blijkt dat hij aantoonbaar geleverde inspanningen heeft geleverd komt op grond van de Wet inburgering 2007 en artikel 6, derde lid van de Regeling Naturalisatietoets in aanmerking voor ontheffing van de naturalisatietoets.

  • 4. De verzoeker overlegt een advies van DUO, waaruit blijkt dat het voor hem ondanks aantoonbaar geleverde inspanningen redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij het inburgeringsexamen met succes aflegt. De verzoeker hoeft de naturalisatietoets niet te behalen. Meer informatie, zie paragraaf 2.3.4 en paragraaf 2.3.5.

Tot 1 juli 2013 gold dat voor ontheffing op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen het haalbaarheidsonderzoek bij het ROC Amsterdam moest worden afgelegd en de Toets Gesproken Nederlands (TGN) moest worden gehaald. De door het ROC Amsterdam in dit kader opgestelde adviezen konden tot vijf jaar na hun afgiftedatum nog worden ingediend in een naturalisatieverzoek. Voor meer informatie hierover zie de Handleiding RWN zoals deze gold tot 1 juli 2013.

Het advies van DUO als bedoeld onder 4. kan ook worden verkregen door de vreemdeling die inburgeringsplichtig is onder de Wet inburgering 2021, als de aantoonbaar geleverde inspanningen overeenkomen met het gestelde in artikel 6, vierde lid, RNT Nederland en paragraaf 2.3.4 bij de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d) van de Handleiding RWN. Omdat de vreemdeling weliswaar inburgeringsplichtig is, maar artikel 4, negende lid, van de Regeling naturalisatietoets Nederland niet ziet op de Wi2021 hoeft hij niet het participatieverklaringstraject te hebben voltooid (zie ook paragraaf 2.2.3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN).

Bij twijfel over de echtheid van de beschikking of het advies van DUO, of bij twijfel of het participatieverklaringstraject is afgerond, kan DUO of het Informatiesysteem Inburgering (ISI) geraadpleegd worden.

B

Paragraaf 3.7/Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

paragraaf 3.7. Voor de verzoeker van wie niet kan worden verlangd dat hij zich wendt tot de autoriteiten van het land waarvan hij de nationaliteit bezit, geldt de verplichting om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit niet

Het betreft hier verzoekers die bij het indienen van het verzoek om naturalisatie aantonen dat zij in het bezit zijn van verblijfsdocument III (verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd) of verblijfsdocument IV (verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd). Ingevolge artikel 9, derde lid, aanhef en onder d, RWN zijn bovenstaande verzoekers vrijgesteld van de afstandsplicht en zijn zij derhalve niet verplicht om de bereidheidsverklaring tot afstand van de oorspronkelijk nationaliteit(en) (model 2.4) te ondertekenen.

De reden voor bovenstaande uitzondering op de afstandsverplichting is dat het in deze gevallen onverantwoord is de verzoeker te verplichten contact op te nemen met de autoriteiten van het land van herkomst. Om dezelfde reden zijn deze categorieën vreemdelingen vrijgesteld van het legalisatievereiste, indien betrokkene bezwaar maakt tegen dat vereiste.

Daarnaast zijn verzoekers, die op het moment van indiening van het verzoek om naturalisatie in het bezit zijn van een reguliere verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk verblijfsdoel én in het kader van het verzoek om naturalisatie zijn vrijgesteld van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) met ingang van 1 mei 2009 eveneens vrijgesteld van het doen van afstand. Deze groep vrijgestelden moet overigens bij de indiening van het verzoek om naturalisatie wel de bereidheidsverklaring tot afstand van de oorspronkelijk nationaliteit(en) (model 2.4) ondertekenen. Immers, de IND beslist pas ná de indiening van het naturalisatieverzoek of een verzoeker al dan niet voldoende bewijsstukken heeft aangeleverd om tot vrijstelling van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) over te gaan en derhalve ook in aanmerking komt voor deze uitzonderingscategorie van het doen van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit.

C

Paragraaf 4/Toelichting ad artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden:

paragraaf 4. Bewijsstukken

In de toelichting op bovenstaande uitzonderingscategorieën wordt op verschillende plaatsen aangegeven dat er verklaringen en/of documenten dienen te worden overgelegd indien verzoeker meent onder één van de uitzonderingscategorieën te vallen. Alleen authentieke akten worden in dit verband geaccepteerd als bewijsstukken. Wat authentieke akten zijn (en wat niet) is terug te vinden in artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Voor het verkrijgen van documenten, alsmede voor de vertaling en, indien nodig, legalisatie van deze stukken, dient de verzoeker zelf te zorgen. Zie de toelichting bij artikel 7 RWN, paragraaf 3.5.4.

N.B. In Bijlage 1 bij dit artikellid is een lijst van landen opgenomen met vermelding of bij naturalisatie tot Nederlander al dan niet automatisch verlies intreedt, of het doen van afstand al dan niet mogelijk is, of het land partij is (geweest) bij het Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 en of het land partij is (geweest) bij het Tweede Protocol. Voorts is achter sommige landen aangegeven dat niet bekend is of men de oorspronkelijke nationaliteit behoudt of verliest. In dat geval kan betrokkene niet worden gevraagd een afstandsverklaring te ondertekenen en dient er vooralsnog van te worden uitgegaan dat hij de oorspronkelijke nationaliteit behoudt.

D

Model 1.33 HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

E

Model 1.33a HRWN-NL is gewijzigd en komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2025.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 juni 2025

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, R. Maas directeur-generaal Immigratie- en Naturalisatiedienst

BIJLAGE 1

Model 1.33 HRWN: Bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap door optie (artikel 6, derde lid, RWN)

BIJLAGE 2

Model 1.33a HRWN: Bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap door optie (artikel 6, derde lid, RWN)

TOELICHTING

ALGEMEEN

Met dit wijzigingsbesluit zijn correcties en verduidelijkingen aangebracht in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

ARTIKELSGEWIJS

A

In paragraaf 2.3.3 van de toelichting op artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, HRWN is opgenomen dat de verzoeker die een ontheffingsbeschikking van het college van B&W overlegt op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen in aanmerking komt voor ontheffing van de naturalisatietoets. Dit ziet op de ontheffing van de naturalisatietoets en in het bijzonder de beschikking van het college van burgemeester en wethouders (hierna: B&W), waarbij een inburgeringsplichtige vreemdeling op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen van de inburgeringsplicht ontheven kan worden op grond van de Wet inburgering 2007. Deze ontheffing voor de inburgeringsplicht bleek aanvankelijk niet van toepassing voor het behalen van de naturalisatietoets door de vreemdeling die wenst te naturaliseren omdat dit een afzonderlijke beoordeling is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft hierop gewezen in de uitspraak van 7 december 2022, waarbij de Afdeling heeft geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ten onrechte het besluit van het college van B&W om de vreemdeling, die onder het inburgeringsstelsel van voor 1 januari 2013 viel, te ontheffen van de inburgeringsplicht wegens aantoonbaar geleverde inspanningen, niet heeft betrokken bij de beoordeling van het naturalisatieverzoek. In de uitvoeringspraktijk is vervolgens gebleken dat er slechts in beperkte mate recht kon worden gedaan aan voornoemde uitspraak van de Afdeling omdat de inspanningen van de vreemdeling niet of onvoldoende uit de beschikkingen van het college van B&W blijken. Daarom is besloten dat het overleggen van een ontheffingsbeschikking van het college van B&W door de vreemdeling op grond van aantoonbaar geleverde inspanningen automatisch recht geeft op ontheffing van de naturalisatietoets. Dit wordt geregeld in het nieuwe derde lid van artikel 6 van de Regeling naturalisatietoets.

B

In de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 is in paragraaf 3.7 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b een kleine redactionele aanpassing verricht. Per abuis is in paragraaf 3.7 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b een verwijzing naar onderdeel e van artikel 9 opgenomen. Dit is een onjuiste verwijzing, aangezien artikel 9, derde lid onder e reeds in 2010 is komen te vervallen omdat er een andere vrijstellingsgrond (verblijf vanaf 4e jaar in Nederland) is komen te vervallen. Daarom is dit met deze wijziging hersteld.

C

In paragraaf 3.4 van de toelichting op artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, HRWN is een foutieve verwijzing naar artikel 183 uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aangepast naar artikel 156. Bovendien is met de verwijzing naar artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet langer het citaat van dit artikel opgenomen.

D, E

In model 1.33 HRWN-NL is verduidelijkt dat de gemeente alle informatie omtrent de uitreiking van de optiebevestiging op de ceremonie in het deel ‘in te vullen door gemeente na uitreiking van de optiebevestiging (verplichte terugmelding)’ moet vermelden.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, R. Maas directeur-generaal Immigratie- en Naturalisatiedienst

Naar boven