Projectbesluit KRW Maas, maatregelen Noordelijke Grensmaas, De Weerd-Reuver en Hansummerweerd-Oude Maasarm

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Besluit:

Artikel I

Op grond van artikel 5.44, eerste lid, van de Omgevingswet wordt het Projectbesluit KRW Maas, maatregelen Noordelijke Grensmaas, De Weerd-Reuver en Hansummerweerd-Oude Maasarm vastgesteld, zoals deze in Bijlage A is opgenomen inclusief de daarbij behorende bijlagen I tot en met VIII.

Artikel II

Het projectbesluit treedt vier weken na bekendmaking in werking.

Aldus besloten op

19 mei 2025

Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Namens deze de hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat Zuid-Nederland, de heer W. Fabries

Bijlage A artikel I

Projectbesluit KRW Maas, maatregelen Noordelijke Grensmaas, De Weerd-Reuver en Hansummerweerd-Oude Maasarm

1 Projectbesluit en projectgebied

Dit projectbesluit ziet toe op de uitvoering van zeven KRW-maatregelen: twee maatregelen langs de Zandmaas én vijf maatregelen langs de Grensmaas. Bijlage I bevat de geometrische informatie van het projectgebied waarop dit projectbesluit betrekking heeft. Bijlage II bevat een begrippenlijst.

1.1 Beschrijving KRW-maatregelen

1.1.1 Geul De Weerd-Reuver

KRW-maatregel Geul De Weerd-Reuver ligt langs de rechteroever van de Maas ten westen van de dorpskern van Reuver. De maatregel bestaat uit het optimaliseren van een oude restgeul die nog duidelijk zichtbaar in het landschap ligt. Hiervoor worden de oude geullaagtes deels verder uitgegraven. Het betreft een geïsoleerde kwelgeul en kwelmoeras. Daarnaast vinden er werkzaamheden plaats aan een riooloverstortleiding van de Gemeente Beesel ten behoeve van het aanleggen van de geul. Deze maatregel omvat de uitvoering van de volgende werkzaamheden:

Kwelgeul en -moeras:

  • het verder uitgraven van de oude geullaagtes van de restgeul;

  • het uitgraven van flauwe taluds en steile taluds langs de beoogde geul (langs de flauwe taluds worden zo moeraszones gecreëerd tot het huidige maaiveld);

  • het versmallen (toevoegen grond) van de uitstroom van de bestaande geul;

  • plaatsen overstroomdrempel;

  • verwijderen van struweel en struiken;

  • het verwijderen van de voedselrijke toplaag (20-50 cm onder maaiveld).

Overige werkzaamheden:

  • het verwijderen van de bestaande riooloverstortleiding;

  • het breder uitgraven van de bestaande afwateringssloot (ter hoogte van de riooloverstort);

  • aanleggen van een nieuwe overstortbuis (de riooloverstortleiding zal via deze nieuwe buis langs het fietspad direct op de Maas afwateren);

  • verwijderen van stortsteen bij uitstroom;

  • verwijderen van rasters;

  • plaatsen van permanente rasters en toegangshekken.

Ook worden er struiken en wilgenstruweel verwijderd. De landbouwafwateringsgreppel in het midden van het maatregelgebied blijft gescheiden van het water van de geul.

De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in bijlage III weergegeven ontwerptekening.

1.1.2 Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm

Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm bevindt zich aan de rechteroever van de Maas ten westen van de dorpskern Rijkel. De KRW-maatregel Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm bestaat uit het realiseren van een drietal kwelgeulen met flauwe taluds in de bestaande laagtes van het maatregelgebied en maatregelen voor ecologische optimalisatie van de Oude Maasarm. Daarnaast voorziet de maatregel in het aanleggen van een nieuwe loop van de Swalmmonding. In de beoogde situatie loopt de Swalm in westelijke richting door en watert deze af in de Maas, in plaats van in de Oude Maasarm. Binnen de gekozen variant voor deze nieuwe beekloop liggen verschillende dwangpunten (zoals de Oude Maasarm, een zandwinplas, perenboomkweker en een dassenburcht). De nieuwe beekloop wordt daar tussendoor gelegd, zodat er geen ruimte is voor forse meanders. Deze maatregel omvat de uitvoering van de volgende werkzaamheden:

Kwelgeulen en -moeras:

  • uitgraven van drie geulen inclusief flauwe taluds (1:10);

  • rondom de kwelgeulen wordt de toplaag van de bodem reliëfvolgend afgegraven;

  • uitgraven van een nieuwe greppel ten zuiden van de geulen. Deze greppel fungeert als afwateringskanaal voor de aanliggende landbouwpercelen.

Op de flauwe taluds en tussen de geulen kan zich door de laagtes moerasvegetatie ontwikkelen.

Optimalisatie Oude Maasarm:

  • aanbrengen van vijf clusters rivierhout die in de Oude Maasarm worden toegevoegd;

  • ballenlijn plaatsen achter de jachthaven om recreatievaart verder in de geul te voorkomen;

  • verwijderen van onnatuurlijke oeverbestorting van een gedeelte van de oever (noordwest);

  • deels verlagen van de oever voor ontwikkeling moeraszone (zuid).

Swalmmonding:

  • uitgraven nieuwe loop van de Swalm (licht slingerend patroon met steile buitenbochten en iets flauwe taluds voor de binnenbochten);

  • aanplanten van bomen langs de oever (verankeren wilgenkluit);

  • aanbrengen van takkenpakketten en bomen (dood hout) in de beekmonding;

  • gedeeltelijk dempen van de beekmonding;

  • aanbrengen van een overstroomdrempel bij de huidige monding van de Swalm (bij het te dempen gedeelte);

  • plaatselijk aanbrengen van oeverbescherming voor zandige delen;

  • plaatsen van breuksteen in de nieuwe uitstroom van de Swalm in de Maas.

Overige werkzaamheden bestaan uit het verwijderen van rasterwerk en het aanbrengen van nieuw rasterwerk op verschillende plekken in het maatregelgebied.

De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in bijlage IV weergegeven ontwerptekening.

1.1.3 Geul Brandt

KRW-maatregel Geul Brandt bevindt zich aan de rechteroever van de Grensmaas. De maatregel bestaat uit het realiseren van stromende geulen, het aantakken van visvijver Brandt op de Maas en het ecologisch optimaliseren van deze visvijver. De instroom van de stromende geul start via een zijwater van de Maas. Hier bevindt zich ook de invaart naar een jachthaven. Deze maatregel omvat de uitvoering van de volgende werkzaamheden:

  • uitgraven van geulen richting het noorden en zuiden van de visvijver met diepe en ondiepe delen;

  • plaatsen van dammen met duikers;

  • verwijderen van stenen bekleding bij de uitstroom nieuwe de geul (zuid);

  • toepassen van grind in de nieuwe geulen;

  • toepassen van rivierhout (bomen);

  • verondiepen van delen van de visvijver met zandig materiaal en aanvullen van de oevers voor flauwe taluds;

  • verwijderen van rasters;

  • plaatsen van rasters en een toegangshek;

  • verwijderen van bomen en struweel ten behoeve van de geul;

  • plaatsen van stenen tegen uitspoeling in- en uitstroom;

  • verwijderen lichtmast.

In het maatregelgebied wordt de aanwezigheid van mijnsteen verwacht. Om te voorkomen dat de verontreinigde stoffen in de mijnsteen uitspoelen en dat de mijnsteen zelf erodeert, wordt de mijnsteen met een deklaag van minimaal 0,5 meter afgesloten.

De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in bijlage V weergegeven ontwerptekening.

1.1.4 Oever Brandt-Visvijver

Oever Brandt-Visvijver is gelegen aan de rechteroever van de Grensmaas. De maatregel bestaat uit het realiseren van een natuurvriendelijke oever tussen rivierkilometer 63,53 en 65. Op een aantal locaties langs dit traject is mijnsteen in de bodem aangetroffen. Om te voorkomen dat de mijnsteen aan de oppervlakte komt (dagzomen), wordt langs deze locaties geen of minder oeverbestorting verwijderd. Deze maatregel omvat de uitvoering van de volgende werkzaamheden:

  • verwijderen oeverbestorting;

  • preventief afgraven van de oever;

  • plaatsen falling aprons (ondergrondse dammen) aan beide zijden van de oeverontstening;

  • verwijderen en herplaatsen radarbaak en vaarwegmarkering.

De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in bijlage VI weergegeven ontwerptekening.

1.1.5 Geul Molensteen

De KRW-maatregel Geul Molensteen is voorzien op de rechteroever van de Grensmaas. De maatregel bestaat uit het aantakken van de plas Molensteen op de Maas, inclusief het verbeteren van ecologische kwaliteit van de plas Molensteen. De instroom van de Geul Molensteen wordt haaks aangetakt aan een stilstaande zijtak van de Maas. De bodem van het bovenstroomse geuldeel ten opzichte van de plas, heeft een bodembreedte van 10 meter op een hoogte van 20.15 +NAP en talud met een verloop van 1:3 tot op maaiveld. De instroom wordt vastgelegd met zetsteen in verband met de erosiegevoeligheid. Deze maatregel omvat de uitvoering van de volgende werkzaamheden:

Bestaande geul/plas Molensteen:

  • uitgraven instroom met taluds;

  • verwijderen van bomen/struweel;

  • toepassen van rivierhout/dood hout;

  • toepassen van oeverbescherming (in de vorm van zetsteen);

  • gedeeltelijk ophogen van het noordelijke deel van de plas Molensteen met zand.

Nieuwe geul:

  • uitgraven van de geul met taluds;

  • toepassen van rivierhout/dood hout in de geul en bij de uitstroom van de geul;

  • aanbrengen van een dam met 3 duikers bij de zuidelijke uitstroom van de nieuwe geul;

  • aanbrengen van een drempel (met grind);

  • aanbrengen van oeverbescherming-/stortsteen tussen de geul en de Maas.

De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in bijlage VII weergegeven ontwerptekening.

1.1.6 Oever Laak

De maatregel Oever Laak voorziet in het realiseren van een natuurvriendelijke oever langs de oever Laak. Tussen rivierkilometer 58,05 en rivierkilometer 59,9 wordt ongeveer 1,43 km aan oeverbestorting verwijderd tot maximaal 1 meter onder ontwerppeil. Op een aantal locaties langs dit traject is mijnsteen in de bodem aangetroffen. Om te voorkomen dat de mijnsteen aan de oppervlakte komt (dagzomen), wordt langs deze locaties geen of minder oeverbestorting verwijderd. Daarnaast gelden er nog andere argumenten om de oeverbestorting langs delen van de oever te behouden, namelijk: tussen rivierkilometer 59,12 en rivierkilometer 59,53, zodat er ruimte behouden blijft voor de uitstroom van de aangrenzende maatregel Geul Laakerweerd, het elektricitieitsnet wordt ontweken en de veerpont in stand kan blijven. Daarnaast wordt er tussen rivierkilometer 59,53 en rivierkilometer 59,86 minder ontsteend om te voorkomen dat het Landgoed van Kasteel Walburg erodeert. Deze maatregel omvat de uitvoering van de volgende werkzaamheden:

  • (gedeeltelijk) verwijderen van oeverbestorting;

  • preventief afgraven van de oever;

  • plaatsen van rivierhout in de Maas;

  • verwijderen van bomen en struweel;

  • plaatsen van falling aprons aan beide zijden van de oever;

  • verplaatsen van radarbaken en vaarwegmarkering langs de oever;

  • verwijderen en aanbrengen rasterwerk.

De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in bijlage VIII weergegeven ontwerptekening.

1.1.7 Geul Laakerweerd

Het gebied Laakerweerd ligt ter hoogte van het dorp Ohé en Laak, tussen rivierkilometer 57,5 en 59,2. Binnen dit gebied bevinden zich de Dilkensplas en de Teggerse Plas. De oever van de uiterwaard bestaat uit een verhoogde dam. De maatregel voorziet in de aanleg van een 900 meter lange stromende nevengeul, en uit het aantakken van de Dilkensplas en de Teggerse Plas aan de Maas – en via de stromende nevengeul ook aan elkaar. Deze maatregel omvat de uitvoering van de volgende werkzaamheden:

Teggerse Plas (noordelijke plas):

  • uitgraven uitstroom richting de Maas (noorden) en toepassen van bodembeschermingsmateriaal;

  • ophogen van de waterbodem met zandig materiaal;

  • verwijderen van een duiker;

  • verwijderen van bomen en struweel;

  • verwijderen/baggeren van slib in de bestaande geulen langs de zuidzijden van de plas;

  • uitgraven van een moeraszone langs een van de bestaande geulen langs de zuidzijden van de plas;

  • aanbrengen van dood rivierhout in de plas.

Verbindingsgeul:

  • uitgraven van de geul tussen de Teggerse Plas en de Dilkensplas;

  • noorden: dam aanbrengen met 5 duikers inclusief bodem- en oeverbeschermingsmateriaal;

  • zuiden: dam aanbrengen met 4 duikers inclusief bodem- en oeverbeschermingsmateriaal;

  • verwijderen van bomen en struweel;

  • aanbrengen van een veeraster en hekwerk.

Dilkensplas (zuidelijke plas):

  • uitgraven van de uitstroom richting de Maas (zuiden) en toepassen van bodembeschermingsmateriaal;

  • ophogen van de waterbodem met zandig materiaal;

  • verwijderen van bomen en struweel;

  • aanbrengen van dood rivierhout in de plas;

Daarnaast worden de rasters langs de plassen en de beoogde geul verwijderd en worden bomen en struweel verwijderd bij de in- en uitstroomplekken en het beheer- en onderhoudspad.

De werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de in bijlage IX weergegeven ontwerptekening.

1.2 Maatvoering

In de bijlagen III tot en met IX zijn de ontwerptekeningen met afmetingen opgenomen op basis waarvan het project wordt uitgevoerd. Het is niet uit te sluiten dat in de uitvoering kleine afwijkingen ontstaan van de maatvoering zoals opgenomen in de ontwerptekeningen. Dit is inherent aan de aard van de werkzaamheden voorkomend uit de praktisch en noodzakelijke grofmazigheid van de uitvoeringswerkzaamheden en machines. Voorwaarde is wel dat de op de ontwerptekening weergegeven grens van het projectgebied niet wordt overschreden.

2 Maatregelen ter beperking of voorkoming van nadelige gevolgen fysieke leefomgeving

Om de effecten van de KRW-maatregelen op de fysieke leefomgeving te voorkomen of beperken worden (tijdelijke) maatregelen getroffen om deze effecten te voorkomen of beperken. Het gaat om de volgende maatregelen:

2.1 Natuur – Soortenbescherming

  • Voor broedvogels: de werkzaamheden starten buiten het broedseizoen of er wordt volledig buiten het broedseizoen gewerkt.

  • Voor amfibieën en grondgebonden zoogdieren: bij de start van de werkzaamheden wordt in één richting gewerkt, en indien nodig wordt er weggewerkt van open wateren.

  • Voor vleermuizen: werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd tussen zonsopkomst en zonsondergang en in de richting van lijnvormige elementen (zoals bosranden en bomenrijen) ook wordt zonder verlichting gewerkt. In aanvulling hierop, geldt voor de werkzaamheden voor de maatregel Geul Molensteen en Geul Laakerweerd dat gekapte bomen met geschikte openingen in de directe omgeving worden verankerd in de bodem (buiten de invloedssferen van de werkzaamheden). Hierdoor blijven de paarverblijfplaatsen voor de gewone dwergvleermuis in de eerste jaren toegankelijk voor de soort.

  • Voor vissen: oeverontsteningswerkzaamheden worden rustig en in één richting uitgevoerd.

  • Voor dassen: werkzaamheden in de directe omgeving van een dassenburcht worden zo kort mogelijk uitgevoerd met zo min mogelijk licht, geluid en trillingen. Binnen 20 meter van dassenburchten worden geen werkzaamheden uitgevoerd. De werkzaamheden vinden plaats tussen zonsopkomst en 19.00 uur.

  • Voor de bever: de werkzaamheden voor de maatregelen Geul De Weerd-Reuver, Oever Laak en Geul Laakerweerd worden zoveel mogelijk buiten de kwetsbare periode voor de bever uitgevoerd van september tot en met april. De werkzaamheden worden tussen zonsopgang en -ondergang uitgevoerd over een zo kort mogelijk tijdsbestek. Er wordt zoveel mogelijk afstand gehouden van actieve verblijfplaatsen. De vegetatie wordt kort gehouden.

2.2 Archeologie

  • De werkzaamheden voor de maatregelen Geul De Weerd-Reuver en Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm worden uitgevoerd in lijn met een vastgesteld Programma van Eisen. Hieruit volgt dat deze maatregelen onder archeologische begeleiding worden uitgevoerd. Deze archeologische begeleiding omvat:

    • de continue aanwezigheid van een archeoloog tijdens de werkzaamheden;

    • het uitvoeren en registreren van waarnemingen tijdens niet-archeologische bodemverstorende activiteiten.

2.3 Bodem

  • Om te voorkomen dat mijnsteen en de stoffen in mijnsteen vrijkomen en/of uitspoelen, wordt een deklaag aangebracht. Dit geldt voor de maatregelen Geul Brandt en Geul Molensteen.

2.4 Water

  • Om effecten op de waterveiligheid te voorkomen zal er tijdens het hoogwaterseizoen geen materieel rijden binnen de (beschermings)zone van de aanwezige waterkering in beheer van het waterschap Limburg.

2.5 Niet gesprongen conventionele explosieven (NGCE)

3 Geïntegreerde omgevingsvergunning

Voor zover de uitvoering van de hiervoor beschreven maatregelen op grond van artikel 6.17 Besluit activiteiten leefomgeving zijn aan te merken als vergunningplichtige activiteiten, geldt dit besluit als een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedsactiviteit met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk.

4 Termijn niet vaststellen omgevingsplan of provinciaal projectbesluit

Vanaf het moment waarop het projectbesluit is vastgesteld, tot 3 jaar na vaststelling van het projectbesluit, dan wel eerder als het project (waarvoor het projectbesluit is vastgesteld) is gerealiseerd, worden in het omgevingsplan van de gemeenten Beesel, Peel en Maas, Maasgouw en Roermond en in een projectbesluit van de provincie Limburg geen regels gesteld die het uitvoeren van het project belemmeren.

Als het project eerder dan 3 jaar na vaststelling van het projectbesluit is gerealiseerd, wordt dit namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat door Rijkswaterstaat tegelijkertijd schriftelijk meegedeeld aan de hiervoor genoemde gemeenten en provincie.

Bijlagen

In onderstaande tabel staan de bijlagen opgenomen

Bijlagenummer

Titel

Datum

Bijlage I

Geometrische informatie van het projectgebied

27 januari 2025

Bijlage II

Begrippen

 

Bijlage III

Ontwerptekeningen Geul De Weerd-Reuver

5 april 2024

Bijlage IV

Ontwerptekeningen Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm

12 mei 2025

Bijlage V

Ontwerptekeningen Geul Brandt

5 april 2024

Bijlage VI

Ontwerptekeningen Oever Brandt-Visvijver

5 april 2024

Bijlage VII

Ontwerptekeningen Geul Molensteen

5 april 2024

Bijlage VIII

Ontwerptekeningen Oever Laak

5 april 2024

Bijlage IX

Ontwerptekeningen Geul Laakerweerd

Mei 2025

Bijlage II Begrippen

Agrarisch

Ander woord voor landbouw.

Archeologie

Wetenschap van oude historie op grond van bodemvondsten en opgravingen.

Aspect

Aspecten zijn de onderwerpen die binnen een milieuthema worden onderzocht. Elk aspect is vertaald naar één of meerdere criteria op basis waarvan de effectbeoordeling plaatsvindt.

Baggeren

Werkzaamheden waarbij baggerspecie wordt verwijderd

Baggerspecie

Materiaal dat is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of ruimte die voor oppervlaktewater is bestemd.

Beekmonding

Het deel van een beek vanaf het punt waar deze het winterbed van de Maas inkomt tot het punt waar deze uitstroomt in de Maas.

Bereikbaarheid

De mate waarin een locatie binnen acceptabele tijd te bereiken is.

Bestemmingsplan

Gemeentelijk plan waarin het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden en de aanleg van allerlei andere werken en werkzaamheden wordt geregeld. Onder de Omgevingswet zijn bestemmingsplannen automatisch (van rechtswege) omgezet in het omgevingsplan van elke gemeente

Binnendijks

Gebied landwaarts van de waterkering waarvoor een wettelijke veiligheidsnorm is gedefinieerd. De landwaartse grens van de waterkering is de grens met het achterliggende maaiveld.

Bodemverontreiniging

Aanwezigheid van stoffen, micro-organismen of straling op of in de bodem door, of als gevolg van menselijke activiteit, op zodanige wijze dat deze zich met de bodem kunnen vermengen, met de bodem kunnen reageren, zich in de bodem kunnen verplaatsen en/of ongecontroleerd kunnen verplaatsen, waarbij afbreuk wordt gedaan aan één of meer van de functionele eigenschappen van de bodem.

Cultuurhistorie

Geschiedenis van de ontwikkeling van onze beschaving

Duiker

Kokervormige constructie bedoeld om watergangen te verbinden.

Eenzijdig aangetakte geul

Een geul die aan één kant in directe verbinding staat met de rivier.

EKR

Ecologische kwaliteitsratio. Een methode om de KRW-waterkwaliteit te bepalen.

Erosie

Erosie is het proces van slijtage van een vast oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of geheel verdwijnt, vooral door de werking van wind, stromend water en/of ijs.

Fauna

De dierenwereld.

Geomorfologie

Een tak van de geografie die de vormen van het landschap en de processen die bij het ontstaan daarvan een rol spelen of hebben gespeeld, bestudeert.

Geïsoleerde geul

Een geul in de uiterwaard die niet in directe verbinding staat met de rivier.

Getijdengeul

Een geul in directe verbinding met een rivier waar sprake is van getijdewerking.

GNN

Gelders Natuur Netwerk. Het Gelders deel van het NatuurNetwerk Nederland.

GO

Groene ontwikkelzone

Gronddam

Een grondlichaam dat twee wateren van elkaar scheidt.

Habitatrichtlijn

Europese richtlijn die de bescherming regelt van bedreigde natuurtypen (habitats) en in het wild levende soorten planten en dieren, die op Europees niveau van belang zijn.

Indicatorsoort

Dier- of plantensoorten die een algemeen beeld geven van de gezondheid van het gehele ecosysteem.

Infrastructuur

Het geheel aan wegen, vaarwegen, spoorlijnen, leidingen, etc. waarlangs iets of iemand wordt verplaatst.

Kaderrichtlijn Water

Een Europese richtlijn die voorschrijft dat de kwaliteit van Europees grond- en oppervlaktewater aan bepaalde eisen moet voldoen.

Programma KRW-ZN

Het programma met alle KRW-maatregelen die worden getroffen langs de Maas.

KRW-gebied

Het gebied binnen het projectgebied waarbinnen geen fysieke werkzaamheden plaatsvinden.

KRW-maatregel

Een voorgeschreven ingreep in het winterbed van de rivier met als doel de KRW-waarden te verbeteren.

KRW-waterlichaam

Waterlichaam waarvoor vanuit de KRW-doelen zijn gesteld voor de waterkwaliteit.

Landschap

De waarneembare ruimtelijke verschijningsvorm van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en wederzijdse beïnvloeding van de factoren reliëf, bodem, water, klimaat, flora en fauna alsmede door de wisselwerking met de mens.

Macrofyten

Waterplanten die met het blote oog zichtbaar zijn, zoals riet, eendenkroos en waterzuring.

Marcofauna

Ongewervelde waterdieren die met het blote oog zichtbaar zijn, zoals watertorren, vlokreeftjes en poelslakken.

Mer-beoordeling

Hierin wordt beoordeeld of aanzienlijke nadelige gevolgen zijn uit te sluiten. Als dit niet het geval is dient een volwaardige mer-procedure te worden doorlopen.

Maaiveld

Hoogte van het terreinoppervlak

Milieueffectrapportage

De wettelijk geregelde procedure van milieueffectrapportage. (afgekort: mer)

Milieueffectrapport

Milieueffectrapport (Afgekort: MER). Openbaar document waarin de voorgenomen activiteit en de redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven en de te verwachten gevolgen op het milieu in hun onderlinge samenhang worden beschreven en beoordeeld. Het MER wordt opgesteld ten behoeve van een of meer besluiten die over de betreffende activiteit genomen moeten worden.

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

Mitigerende maatregelen

Maatregelen die worden genomen om de nadelige effecten van activiteiten of fysieke ingrepen te verminderen dan wel te voorkomen.

Moeraszone

Een nat gebied waarin kruidachtige plantensoorten domineren.

Natura 2000

Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie, gebaseerd op de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn.

Natuurgraslanden

Grasland dat bijdraagt aan de natuurwaarden. Het grasland is niet agrarisch in gebruik.

NatuurNetwerk Nederland

Het NatuurNetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Dit netwerk vormt de ecologische hoofdstructuur (EHS) van Nederland. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.

Natuurvriendelijke oever

Een oever met een geleidelijke overgang van water naar land zodat er meer uitwisseling plaats vindt tussen bovenwater en onderwater ecosystemen.

Niet gesprongen conventionele explosieven

In en op de bodem liggende niet gesprongen explosieven, overgebleven van de oorlogshandelingen in beide wereldoorlogen en van militaire activiteiten. Voor aanleg van de KRW-maatregelen kunnen niet gesprongen explosieven een gevaar opleveren voor de betrokkenen.

Oeverzone

De overgangszone tussen land en water.

Overstromingsrisico

De kans dat een gebied overstroomt, doordat de waterkering rondom dat gebied op één of meer plaatsen faalt.

PFAS

Per- en polyfluoralkylstoffen zijn, door de mens gemaakte, chemische stoffen. Deze stoffen komen van nature niet in het milieu voor. PFAS kunnen een negatief effect hebben op milieu en gezondheid.

Ruimtebeslag

De fysieke ruimte die nodig is voor de aanleg en inpassing van een alternatief of variant.

RWS

Rijkswaterstaat.

Sediment

Sediment of afzetting is de benaming voor door wind, water en/of ijs getransporteerd materiaal. Voorbeelden van sedimenten zijn grind, zand, silt en lutum. Wanneer sediment wordt afgezet ontstaat een sedimentair gesteente.

Stroomgebiedbeheerplan

Plan waarin per stroomgebied de inspanningen staan van lidstaten om te voldoen aan de KRW. (Afgekort SGBP)

Stroomgebied (van een rivier)

Een gebied dat het water via een rivier afvoert naar zee of naar een meer.

Struweel

Ook wel stuikgewas genoemd. Een begroeiing waarin struiken domineren.

Talud

De schuin aflopende zijden aan de binnen- en buitenkant van een dijk.

Terugslagklep

Een klep in een duiker die water maar in één richting doorlaat.

Uiterwaard

Deel van de rivierbedding tussen zomerdijk en winterdijk.

Vegetatie

De ruimtelijke verschijningsvorm van planten in samenhang met de plaatsen waar zij groeien en de rangschikking die zij uit zichzelf hebben ingenomen.

Verdroging

Verdroging treedt op wanneer de grondwaterstand te laag is voor de functie natuur en/of landbouw.

Verondieping

Het minder diep maken van een oppervlaktewater.

Vertroebeling

Het minder helder worden van water doordat sediment loskomt van de bodem en (tijdelijk) in het water blijft zweven.

Vogelrichtlijn

Europese Richtlijn die de bescherming van in het wild levende vogels in Europa en hun leefgebieden regelt.

Voorgenomen activiteit

Datgene, wat de initiatiefnemer voornemens is uit te voeren. Dit is een beschrijving van de activiteit, inclusief de wijze waarop de activiteit zal worden uitgevoerd en de alternatieven die redelijkerwijs daarvoor in beschouwing worden genomen.

Voorland

Ondiepe bodem die voor een dijk ligt.

Waterkering

Een verhoging in het landschap om het achterliggende gebied te beschermen tegen overstroming.

Waterkwaliteit

De chemische en biologische kwaliteit van water.

Wateroverlast

Verzamelterm voor schade, ongemak en ontreddering door hoge waterstanden ten gevolge van overvloedige neerslag en/of onvoldoende ontwatering.

Waterveiligheid

Beschermingsniveau tegen (grootschalige) overstromingen vanuit zee, rivieren en meren.

Waterwet

De Waterwet regelde het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbeterde de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De waterwet deed dit totdat de Omgevingswet in januari 2024 in werking is getreden.

Zomerbed

Het gebied tussen de zomerdijken, waarbij de uiterwaarden droog staan. Deze worden doorgaans door de rivier gebruikt in de zomer.

Bijlage III tot en met IX Ontwerptekeningen

Zie www.platformparticipatie.nl/noordelijkegrensmaas-zuidelijkezandmaas voor de ontwerptekeningen van de KRW-maatregelen.

Besluit Motivering

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel KRW

Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement, hierna: KRW) van kracht geworden. Het doel van de KRW is het realiseren en behouden van een goede ecologische en chemische toestand van de Europese wateren. Tegen deze achtergrond is Nederland gehouden de kwaliteit van het Nederlandse oppervlakte- en grondwater te beschermen, verbeteren en (zo nodig) herstellen. Volgens de KRW moet Nederland in 2027 voldoen aan de doelen van de KRW of moeten op zijn minst de maatregelen zijn genomen om het behalen van de KRW-doelen mogelijk te maken. De waterbeheerders in Nederland zijn verantwoordelijk voor het behalen van deze doelen. Het niet halen van de KRW-doelen kan worden beboet door het Europese Hof van Justitie.

De KRW schrijft voor dat er stroomgebiedbeheerplannen (hierna: sgbp’s) worden opgesteld met een beschrijving van de watersystemen, de doelen voor de waterkwaliteit en de maatregelen om een goede toestand in oppervlakte- en grondwaterlichamen te bereiken. Voor de Rijn, Maas, Schelde en Eem zijn de eerste sgbp’s opgesteld in 2009 en vervolgens in 2022 geactualiseerd. De sgbp’s zijn een wettelijke bijlage bij het Nationaal Waterprogramma 2022-2027. In de sgbp’s is op hoofdlijnen beschreven welke maatregelen de komende zes jaar worden uitgevoerd.

Rijkswaterstaat (hierna: RWS), als waterbeheerder, is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de KRW voor de rijkswateren, waaronder het Nederlandse stroomgebied van de Maas. Om de KRW-doelen te behalen, neemt RWS verschillende maatregelen langs de Maas. Deze maatregelen maken onderdeel uit van het programma KRW Zuid-Nederland (hierna: KRW-ZN). De maatregelen voor KRW-ZN zijn verdeeld over drie tranches (of planperioden). De eerste tranche (2009-2015) is afgerond, en de maatregelen binnen de tweede tranche (2016- 2021) zijn deels uitgevoerd. De resterende maatregelen van de tweede tranche voert RWS uit in samenhang met de maatregelen uit de derde tranche. De derde tranche is gestart in 2022 en loopt tot eind 2027. Hiertoe behoren ongeveer 50 maatregelen. Deze maatregelen zijn onderverdeeld in verschillende deelprojecten. Het project Noordelijke Grensmaas, De Weerd-Reuver en Hansummerweerd-Oude Maasarm is daarvan één. In de mer-beoordelingsnotitie (bijlage 2) wordt het project aangeduid met Deelgebied-7 of DP-7. Dit project is gericht op het verbeteren van de ecologische kwaliteit van de Maas. Voorbeelden van maatregelen zijn:

  • herstel van verbindingen om vissen ruim baan te geven;

  • verbeteren van geleidelijke overgangen tussen water en land en tussen zoet en zout water;

  • een betere uitwisseling tussen de hoofdstroom van de rivier en geulen in de uiterwaarden;

  • voorkomen of beperken van de afwenteling van stofstromen vanuit bovenstrooms gelegen watersystemen.

Door oevers, uiterwaarden en beekmondingen opnieuw in te richten, kunnen verdwenen leefgebieden van waterplanten en -dieren weer zoveel mogelijk worden teruggebracht.

1.2 Programma KRW-ZN

Het programma KRW-ZN heeft betrekking op het Nederlandse stroomgebied van de Maas. Dit stroomgebied loopt van Eijsden (waar de Maas Nederland binnenstroomt) tot en met de Bergsche Maas en de Afgedamde Maas (onderdeel van de Benedenmaas), en beslaat het gebied vanaf rivierkilometer 5 tot en met rivierkilometer 240.

Het programma KRW-ZN bestaat uit verschillende typen maatregelen in een aantal waterlichamen. Langs de Maas worden zeven waterlichamen gedefinieerd (zie Figuur 1). Voor ieder waterlichaam zijn in de KRW ecologische waterkwaliteitsdoelen vastgesteld.

Voor de uitvoering van KRW-maatregelen zijn op grond van de inmiddels ingetrokken Waterwet (ontwerp-)projectplannen opgesteld en worden, vanwege de per 1 januari 2024 in werking getreden Omgevingswet (hierna: Ow), (ontwerp-)projectbesluiten opgesteld. Elk besluit omvat één of meer KRW-maatregelen. Maatregelen in hetzelfde waterlichaam zijn zoveel mogelijk in hetzelfde besluit opgenomen.

De indeling van de te nemen besluiten is gebaseerd op de ligging van de maatregelen in de verschillende waterlichamen en de termijn waarop de maatregel kan worden uitgevoerd. Voor het programma KRW-ZN worden naar verwachting nog meer projectbesluiten vastgesteld.

Figuur 1. Waterlichamen van de Maas in programma KRW-ZN.
1.Een kaart met een overzicht van de ligging en loop van de Maas, waarop de verschillende secties van de Maas (Van zuid naar noord: Bovenmaas, Grensmaas, Zandmaas, Bedijkte Maas, Benedenmaas, Afgedamde Mas, Bergsche Maas).

1.3 Projectbesluit KRW Maas, maatregelen Noordelijke Grensmaas, De Weerd-Reuver en Hansummerweerd-Oude Maasarm

Dit document bevat de motivering voor het projectbesluit KRW Maas, maatregelen Noordelijke Grensmaas, De Weerd-Reuver en Hansummerweerd-Oude Maasarm (hierna: het projectbesluit). Het projectbesluit voorziet in zeven maatregelen, waarvan twee maatregelen langs de Zandmaas en vijf maatregelen langs de Grensmaas. De ecologische kwaliteit van beide waterlichamen en de manier waarop wordt beoogd deze kwaliteit te verbeteren, worden hieronder beschreven.

1.3.1 Zandmaas

De Zandmaas valt onder de categorie ‘Watertype R7: Langzaam stromende rivier/nevengeul op zand/klei’. Met de invoering van de KRW is een typologie beschikbaar gekomen die toegepast kan worden op alle oppervlaktewateren in Nederland. Aan de hand van deze typologie zijn de KRW-waterlichamen onderverdeeld in KRW-watertypen of categorieën.

Uit de KRW-factsheet Zandmaas (van september 2023) blijkt dat de KRW-doelen voor de Zandmaas nog niet zijn bereikt1. In de KRW-factsheet is de Ecologische Kwaliteitsratio (hierna: EKR) voor de Zandmaas opgenomen. Voor de EKR worden verschillende meetwaarden gecombineerd tot één getal, en met een norm vergeleken. Hiermee is het een duidelijke maatlat voor de ecologische toestand van een waterlichaam. Voor de biologie worden vijf klassen onderscheiden, te weten: zeer goed, goed, matig, ontoereikend en slecht.

Hieronder is de EKR in de categorie biologie opgenomen met een weergave van de huidige toestand en het goed ecologisch potentieel (hierna: GEP) van de Zandmaas, zie Tabel 1. Deze tabel is overgenomen uit de KRW-factsheet Zandmaas. Uit de tabel volgt dat het leefgebied van macrofauna (of ongewervelde waterdieren, bijvoorbeeld watertorren, vlokreeftjes en poelslakken) en vissen matig scoort. Het GEP betreft het minimaal te behalen doel voor dat element.

Tabel 1. Ecologische kwaliteitsratio-scores per jaar voor de Zandmaas. Legenda: Rood - Slecht; Oranje - Ontoereikend; Geel - Matig; Groen – Goed.
Een overzicht van de ecologische kwaliteitsscores voor macrofauna, overige waterflora, vis en fytoplankton in de Afgedamde Maas voor de jaren 2009, 2015, 2021 en 2023. De tabel laat zien dat voor macrofauna alle jaren matig, en dus ontoereikend beoordeeld worden. Waterplanten worden in alle jaren als goed beoordeeld. Vissen worden in 2009 en 2015 ontoereikend beoordeeld en vanaf 2021 matig.

Om invulling te geven aan de doelstelling binnen de Zandmaas zijn in het projectbesluit de volgende twee KRW-maatregelen opgenomen:

  • Geul De Weerd-Reuver: het realiseren van een geïsoleerde kwelgeul en kwelmoeras;

  • Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm: het realiseren van drie kwelgeulen en het ecologisch optimaliseren van de Oude Maasarm.

Een kaart met een overzicht van de ligging van de twee maatregelen in de zandmaas binnen dit projectbesluit. Met in het noorden Geul-de Weerd Reuver ter hoogte van Reuver en in het zuiden Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm ten zuiden van Beesel.
Figuur 2. Overzicht projectgebieden KRW-maatregelen in de Zandmaas.
1.3.2 Grensmaas

De Grensmaas valt onder de categorie ‘Watertype R16: snelstromende rivier/nevengeul op zandbodem/grind’.

Uit de KRW-factsheet Grensmaas (van september 2023) blijkt dat de KRW-doelen voor de Grensmaas eveneens nog niet zijn bereikt2. Hieronder is de EKR in de categorie biologie opgenomen met een weergave van de huidige toestand en het GEP van de Grensmaas, zie Tabel 2. Deze tabel is overgenomen uit de KRW-factsheet Grensmaas. Uit de tabel volgt dat het leefgebied van macrofauna (of ongewervelde waterdieren) matig scoort en het leefgebied van de vissen ontoereikend.

Tabel 2. Ecologische kwaliteitsratio-scores per jaar voor de Grensmaas. Legenda: Rood - Slecht; Oranje - Ontoereikend; Geel - Matig; Groen – Goed.
Een overzicht van de ecologische kwaliteitsscores voor macrofauna, overige waterflora, vis en fytoplankton in de Afgedamde Maas voor de jaren 2009, 2015, 2021 en 2023. De tabel laat zien dat voor macrofauna alle jaren matig, en dus ontoereikend beoordeeld worden. Waterplanten worden in alle jaren als goed beoordeeld. Vissen worden in 2009 en 2015 ontoereikend beoordeeld en vanaf 2021 matig.

Om invulling te geven aan de doelstelling binnen de Grensmaas zijn in het projectbesluit de volgende vijf KRW-maatregelen opgenomen:

  • Geul Brandt: het realiseren van stromende geulen, het aantakken van de visvijver Brandt op de Maas en het ecologisch optimaliseren van de visvijver;

  • Oever Brandt-Visvijver: het realiseren van een natuurvriendelijke oever;

  • Geul Molensteen: het aantakken van de plas Molensteen op de Maas en het ecologisch optimaliseren van deze plas;

  • Oever Laak: het realiseren van een natuurvriendelijke oever;

  • Geul Laakerweerd: het aantakken van de Dilkensplas en de Teggerse Plas aan de Maas, en het realiseren van een stromende nevengeul die deze plassen aan elkaar aantakt.

Figuur 3. Overzicht projectgebieden KRW-maatregelen in de Grensmaas.

1.4 Leeswijzer

Dit document bevat de motivering voor het projectbesluit en een overzichtstabel met de bijbehorende bijlagen en een verklarende woordenlijst (zie bijlage 1). Het document biedt een compleet overzicht van het besluitvormingsproces en het project. Hoofdstuk 2 bevat het wettelijk kader. In hoofdstuk 3 wordt het verkennings- en participatieproces beschreven. In hoofdstuk 4 volgt een beschrijving van het project, het projectgebied en de te treffen KRW-maatregelen. Vervolgens volgt in hoofdstuk 5 een beschrijving van de impact van het project op de fysieke leefomgeving. In hoofdstuk 6 staan de verschillende belangen in het gebied beschreven en wordt aandacht besteed aan de afweging van deze belangen. In hoofdstuk 7 wordt de uitvoerbaarheid van het projectbesluit beoordeeld. Hoofdstuk 8 richt zich op de projectrealisatie. Tot slot richt hoofdstuk 9 zich op de procedure van het Projectbesluit.

2 Wettelijk kader

2.1 Vastelling projectbesluit

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de Minister) stelt op grond van artikel 5.44,

lid 1, Ow het projectbesluit vast. Het projectbesluit is een instrument voor de Minister voor het toestaan van complexe projecten in de fysieke leefomgeving met een publiek belang. Daarnaast biedt dit instrument de mogelijkheid om meerdere maatregelen, verspreid over verschillende locaties, op een doelmatige en doeltreffende wijze te realiseren door middel van één besluit. Daarnaast biedt het projectbesluit – zo nodig – de juridische grondslag voor onteigening. Om voorgaande redenen heeft de Minister ervoor gekozen om een projectbesluit vast te stellen voor de KRW-maatregelen langs de Noordelijke Grensmaas, De Weerd-Reuver en Hansummerweerd-Oude Maasarm.

Volgens artikel 5.44, lid 1, Ow stelt de Minister een projectbesluit in beginsel vast in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Deze overeenstemming is voor dit project echter niet vereist, omdat het gaat om een project gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit (zoals volgt uit artikel 5.44, lid 2, Ow in samenhang met 10.3, aanhef, onder b, van de Omgevingsregeling).

Relatie met het omgevingsplan

Volgens artikel 5.52 Ow wijzigt het projectbesluit het omgevingsplan met regels die nodig zijn voor het uitvoeren en in werking hebben of in stand houden van het project. Bij de inwerkingtreding van de Ow hebben (veel) gemeenten echter nog geen omgevingsplan vastgesteld volgens de regels van de Ow. In het overgangsrecht van de Ow is daarom opgenomen dat een tijdelijk deel van het omgevingsplan ontstaat. Dit tijdelijke deel bestaat onder meer uit de bestemmingsplannen die golden direct voor de inwerkingtreding van de Ow. Gemeenten hebben (naar verwachting) tot eind 2031 de tijd om het tijdelijk deel van het omgevingsplan, in lijn met de Ow, om te zetten naar een nieuw deel. In deze overgangsfase wijzigt het projectbesluit het omgevingsplan niet, zoals volgt uit artikel 22.16, lid 1, eerste zin, Ow. Voor zover het projectbesluit in strijd is met een omgevingsplan, geldt het projectbesluit op grond van artikel 22.16, lid 1, Ow van rechtswege (automatisch) als een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

In hoofdstuk 4 wordt beschreven dat (de uitvoering van) de zeven KRW-maatregelen in het projectbesluit (deels) strijdig zijn met de omgevingsplannen van de betreffende gemeenten. De KRW-maatregelen zijn feitelijk getoetst aan de bestemmingsplannen van de betreffende gemeente(n). Deze bestemmingsplannen maken (sinds 1 januari 2024) onderdeel uit van het tijdelijke deel van het betreffende omgevingsplan (zoals volgt uit artikel 22.1 Ow). Zoals hiervoor uitgelegd, geldt het projectbesluit – voor zover in strijd met een omgevingsplan – als een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

Instructieregels

Het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl) bevat verschillende instructieregels voor de uitoefening van taken voor de fysieke leefomgeving en de inhoud en motivering van besluiten. Een aantal instructieregels zijn van toepassing op een projectbesluit dat wordt vastgesteld door de Minister. Uit artikel 9.1, lid 2, Bkl volgt welke instructieregels dit zijn. Op grond van deze regels moet de Minister diverse aspecten van de fysieke leefomgeving in aanmerking nemen bij het vaststellen van het projectbesluit, zoals natuur, water en bodem. Hieraan is in hoofdstuk 5 uitdrukking gegeven.

2.2 Mer-beoordeling

Afdeling 16.4 van de Ow vereist dat voor bepaalde projecten een mer-(beoordelings)procedure wordt doorlopen. In de gevallen dat een project, of een voor het project benodigd besluit, is opgenomen in bijlage V van het Omgevingsbesluit (hierna: het Ob) moet worden bepaald welke procedure (een project-mer-procedure of project-mer-beoordelingsprocedure) moet worden doorlopen om de mogelijke milieueffecten te beoordelen, , zoals volgt uit artikel 16.43, lid 1, Ow samen met artikel 11.6 Ob. In kolom 1 van bijlage V staan de mer (beoordelings)plichtige projecten vermeld, onderverdeeld in verschillende categorieën. Uit artikel 11.6, lid 3, onder a, van het Ob volgt dat een projectbesluit kwalificeert als een besluit waarvoor bij de voorbereiding daarvan een mer(-beoordeling) plaatsvindt.

In het kader van de maatregelen Geul Brandt, Geul Molensteen en Geul Laakerweerd worden bestaande plassen verondiept. Het gaat om de Visvijver-Brandt, de Molensteen, de Teggerse Plas en Dilkensplas. Deze maatregelen vallen onder de categorie “opvullen van een diepe plas” (kolom 1, K10) van het Ob. Voor een uitgebreide uitleg van de kwalificatie van het project “opvullen van een diepe plas” (kolom 1, K10) uit het Ob wordt verwezen naar de memo onderbouwing functionele toepassing diepe plassen (bijlage 8). Voor deze categorie geldt een mer-beoordelingsplicht. De toestemming voor het project wordt verleend door het vaststellen van een projectbesluit. De conclusie is daarom dat voor de maatregelen Geul Brandt, Geul Molensteen en Geul Laakerweerd een mer-beoordeling moet plaatsvinden.

De overige maatregelen (Geul De Weerd-Reuver, Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm, Oever Brandt-Visvijver en Oever Laak) vallen niet onder (één van) de categorieën van het Ob. Ten aanzien van deze maatregelen geldt geen mer-beoordelingsplicht. Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid, is er wel een onderzoek naar de milieueffecten voor deze maatregelen uitgevoerd. Hiermee zijn deze ook omschreven in de mer-beoordeling.

De mer-beoordeling geeft informatie op basis waarvan het bevoegd gezag kan bepalen of sprake is van aanzienlijke milieueffecten door het project. Als het bevoegd gezag besluit – op basis van de mer-beoordelingsnotitie – dat er aanzienlijke milieueffecten (kunnen) optreden, dan moet voor het vaststellen van het projectbesluit een milieueffectrapport worden opgesteld.

De uitgevoerde mer-beoordeling bevat de conclusie dat geen sprake is van aanzienlijke milieueffecten door (de uitvoering van) de maatregelen, zoals beschreven in het projectbesluit. Daarom is het niet nodig een milieueffectrapport op te stellen. Voor deze conclusie is (mede) relevant dat negatieve effecten worden voorkomen of beperkt door het treffen van mitigerende maatregelen (hierover meer in hoofdstuk 5). 

3 Verkenning en participatie

3.1 Verkenning

De maatregelen Geul De Weerd-Reuver en Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm bevinden zich in de Zandmaas. De overige maatregelen, Geul Brandt, Oever Brandt-Visvijver, Geul Molensteen, Oever Laak en Geul Laakerweerd, bevinden zich in de Grensmaas. Om de ecologische kwaliteit van de Zandmaas en de Grensmaas te verbeteren en een bijdrage te leveren aan de KRW-opgave zijn in de verkenningsfase van het project verschillende uiterwaarden en maatregelen onderzocht (zoals oevers, geulen, beekmondingen en uiterwaarde-vergravingen). Deze onderzochte gebieden zijn de zogenaamde zoekgebieden.

Voor elke maatregel afzonderlijk is een zogeheten grondslagendossiers opgesteld. Hierin staat uitgebreid beschreven hoe de verkenning voor iedere maatregel heeft plaatsgevonden en waarom de betreffende maatregel is geselecteerd. Voor meer informatie over het selectieproces wordt in de eerste plaats verwezen naar de (voor alle maatregelen opgestelde) grondslagendossiers (opgenomen als bijlagen 3.1 tot en met 3.7). Hieronder wordt het selectieproces op hoofdlijnen beschreven.

Binnen de Zandmaas en de Grensmaas zijn, naast de maatregelen in dit projectbesluit, nog andere maatregelen onderzocht, namelijk:

  • locaties waar nog onnatuurlijke oeverbestorting aanwezig is die niet noodzakelijk is ter bescherming van bruggen of andere belangrijke infrastructuur;

  • de ligging van oude geulstructuren. Deze zijn bepaald op basis van geomorfologische kaarten en de hoogteligging. Op deze plekken kan een KRW-maatregel aansluiten op de vroegere functie van de rivier en wordt extra afgraven voorkomen;

  • een bestaande watergang of plas, waar met aanpassingen meer ecologische diversiteit kan worden bereikt;

  • de aanwezigheid van beekmondingen die in het verleden zijn rechtgetrokken/ingedamd.

Dit heeft geleid tot de volgende zoekgebieden in de Zandmaas en de Grensmaas met de bijbehorende potentiële maatregelen:

  • Geul De Weerd-Reuver: geïsoleerde kwelgeul;

  • Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm: realiseren van kwelgeulen, beekmonding herstel en herinrichten Maasarm;

  • Geul Brandt: tweezijdig aangetakte geul/meestromende (neven)geul;

  • Oever Brandt-Visvijver: natuurvriendelijke oever;

  • Geul Molensteen: tweezijdig aangetakte geul/meestromende (neven)geul;

  • Oever Laak: natuurvriendelijke oever;

  • Geul Laakerweerd: tweezijdig aangetakte geul/meestromende (neven)geul;

  • Oever Weerdbeemden-2: natuurvriendelijke oever;

  • Oever Schelkensberg: natuurvriendelijke oever;

  • Oever Reuver-Belfeld: natuurvriendelijke oever;

  • Oever Kessel-3: natuurvriendelijke oever;

  • Oever Arcen-2: natuurvriendelijke oever;

  • Oever Blitterswijck: natuurvriendelijke oever;

  • Oever Kessel Baarlo: natuurvriendelijke oever;

  • Geul de Weerd Beemden: tweezijdig aangetake geul.

Een overzicht van de zoekgebieden is opgenomen op Figuur 4, Figuur 5 en Figuur 6.

4.Een kaart met een overzicht van de zoekgebieden van de maatregelen binnen dit deelproject. Op deze kaart staan de afgevallen oever Blitterswijck en Oever Arcen-2.
Figuur 4. Overzicht zoekgebieden in de Zandmaas (Noord).
5.Een kaart met een overzicht van de zoekgebieden van de maatregelen binnen dit deelproject. Op deze kaart staan de afgevallen Oever Kessel-2, Oever Reuver-Belfeld, Geul de Weerd-Reuver, Oever Schelkenberg, Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm en Oever Kessel Baarlo.
Figuur 5. Overzicht zoekgebieden Zandmaas (Midden).
6.Een kaart met een overzicht van de zoekgebieden van de maatregelen binnen dit deelproject. Op deze kaart staan  de maatregelen Oever Brandt Visvijfer, Geul Brandt, Geul Molensteen, Oever Laak en Geul Laakerweerd.
Figuur 6. Overzicht zoekgebieden Grensmaas (Zuid).

Tijdens het ontwerpproces zijn verschillende maatregelen afgevallen.

Geul Weerdbeemden is afgevallen omdat het aanbrengen van een natuurlijkvriendelijke oever slechts een beperkte toegevoegde waarde zou opleveren – de ecologische kwaliteit is hier goed.

Bij Oever Weerdbeemden-2, Oever Arcen-2 en Oever Blitterswijck is een risico op PFAS-verontreiniging geconstateerd. Oever Kessel-Baarlo en Oever Reuver-Belfeld zijn afgevallen vanwege de ligging van de oevers nabij de stuw. Werkzaamheden binnen 500 m van de stuw zijn niet wenselijk. Met de resterende ruimte kan geen doelmatige maatregel worden gerealiseerd die bijdraagt aan de KRW-doelstellingen.

De maatregelen Oever Weerdbeemden-2, Oever Schelkensberg, Oever Reuver-Belfeld, Oever Kessel-3, Oever Arcen-2 en Oever Blitterswijck zijn (ook) afgevallen naar aanleiding van de uitkomst van het voorbereidende werk. In het voorbereidende werk is meer duidelijkheid verkregen over de plekken langs de Maas waar de opgave voor natuurvriendelijke oevers werd gehaald. Langs de Zandmaas was dit het geval. Lettende op efficiëntie en maatschappelijke kosten is daarom gekozen om voornoemde maatregelen te laten afvallen.

Naast het afvallen en verplaatsen van maatregelen, is ook gekeken naar de zoekgebieden en mogelijke belemmeringen hierbinnen. Dit heeft geleid tot de volgende ontwerpaanpassingen:

  • Bij Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm is het zuidelijke gedeelte van het zoekgebied afgevallen. Tijdens de verkenning naar de geschiktheid van het gebied voor kwelgeulen, is gebleken dat deze beperkt kunnen blijven tot enkele percelen langs de Swalm. Hiermee wordt de KRW-opgave voor deze maatregel behaald.

  • Bij Geul Brandt is de verbindingsgeul aan de zuidzijde verlegd naar de rand van het zoekgebied in afstemming met de particuliere grondeigenaar, om splitsing van het perceel zoveel mogelijk te voorkomen.

  • Bij Oever Brandt-Visvijver is de natuurvriendelijke oever ingekort. Tijdens het milieu-hygiënisch bodomonderzoek is hier mijnsteen aangetroffen. Om ervoor te zorgen dat de mijnsteen niet uitspoelt naar de Maas is de natuurvriendelijke oever ingekort.

  • Bij Geul Molensteen is de aanvankelijk ontworpen overstromingsvlakte afgevallen om te voorkomen dat mijnsteen in de bodem uitspoelt naar de Maas.

  • Bij Oever Laak is de natuurvriendelijke oever ingekort. Tijdens het milieu-hygiënisch bodomonderzoek is hier eveneens mijnsteen aangetroffen. Om ervoor te zorgen dat de mijnsteen niet uitspoelt naar de Maas is de natuurvriendelijke oever ingekort. Het noordelijke deel tussen het voormalige kasteel Walburg en Stevensweert is hierdoor komen te vervallen.

3.2 Kennisgeving voornemen en participatie

Volgens de Ow start de projectprocedure (om te komen tot het vaststellen van een projectbesluit) met het bekendmaken van een kennisgeving voornemen en een kennisgeving participatie. Met de kennisgeving voornemen geeft het bevoegd gezag kennis van zijn voornemen om een verkenning uit te voeren naar een (toekomstige) opgave in de fysieke leefomgeving (zoals volgt uit artikel 5.47, lid 1, Ow). Met de kennisgeving participatie geeft het bevoegd gezag kennis van de wijze waarop burgers, bedrijven, maatschappelijke organisatie en bestuursorganen zullen worden betrokken (zoals volgt uit artikel 5.47, lid 4, Ow). Voor het project is geen voorkeursbeslissing genomen (als bedoeld in artikel 5.49 Ow) omdat het project voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Ow is gestart, zoals in de gecombineerde kennisgeving voornemen en participatie is benoemd.

De gecombineerde kennisgeving voornemen en participatie voor de zeven maatregelen is gepubliceerd op 28 augustus 2023 in de Staatscourant12. In totaal zijn hierop 20 reacties binnengekomen vanuit verschillende particulieren. Deze reacties bestonden uit vragen en aandachtspunten. Op deze vragen is antwoord gegeven per e-mail. In één reactie werd een alternatieve inrichting van de maatregel Hansummerweerd-Oude Maasarm aangedragen. Deze inrichting is niet haalbaar en dit is aan de indiener van de reactie mondeling toegelicht door RWS en het waterschap Limburg. De reacties hebben niet geleid tot ontwerpaanpassingen of wijzigingen in het proces.

3.3 Participatieproces

In het proces om te komen tot het projectbesluit zijn belanghebbenden (waaronder gemeenten, provincies, grondeigenaren, waterschappen en lokale belangenverenigingen) intensief betrokken. Via verschillende kanalen is mondeling en schriftelijk aandacht besteed aan het tijdig en doelmatig verstrekken en verkrijgen van informatie van belanghebbenden.

Er is een stakeholderanalyse opgesteld bij de start van de planuitwerking van de KRW-maatregelen. Hierin is vastgelegd welke belangen spelen en hoe de verschillende belanghebbenden worden betrokken. Daarnaast is er een participatieplan opgesteld. Aan de start van en gedurende de planuitwerking zijn persoonlijke gesprekken gevoerd met de grondeigenaren, natuur beherende organisaties en gemeenten. Tijdens deze gesprekken zijn het programma KRW-ZN en de KRW-maatregelen toegelicht. Vragen en belangen zijn daarnaast actief opgehaald door stakeholders te vragen om hun mening over de beoogde uitvoering van de KRW-maatregelen en ideeën daarover in te brengen. Voor de ontwerpsessies, in elke fase van het ontwerpproces, zijn belanghebbenden uitgenodigd om mee te denken over het ontwerp. In hoofdstuk 6 worden de belangen die tijdens het participatieproces naar voren zijn gekomen, beschreven.

Informatiekanalen

De omgeving is en wordt verder geïnformeerd via diverse media, zoals:

  • projectinformatie op www.rijkswaterstaat.nl/maasoevers en www.samenwerkenaanriviernatuur.nl;

  • de nieuwsbrief KRW-ZN die twee keer per jaar wordt verstuurd en waar iedereen zich op kan abonneren;

  • advertenties in lokale dagbladen en/of huis-aan-huisbladen;

  • communicatie via sociale media als Facebook en X (voorheen Twitter);

  • de centrale publieksinformatielijn van Rijkswaterstaat 0800-8002 voor vragen, klachten en meldingen;

  • en persberichten.

4 Inhoud projectbesluit

4.1 Het projectgebied

In het projectbesluit wordt gesproken over verschillende gebieden, die hieronder worden toegelicht:

  • Het projectgebied is het gebied waar het projectbesluit betrekking op heeft. Het projectgebied bestaat uit het gebied waarbinnen de aanleg en het toekomstig beheer en onderhoud van de KRW-maatregelen zal plaatsvinden.

  • De erosielimietlijn is de begrenzing waarbinnen de berekende voortschrijdende erosie zal plaatsvinden. De zone is vastgesteld op een breedte van 0 meter bij geïsoleerde geulen, 3 meter bij aangetakte geulen, 6 meter bij meestromende geulen en tot 37 meter bij ontsteende oevers (de daadwerkelijke breedte van de erosielimietlijn per maatregel is weergegeven op de ontwerptekeningen).

  • Als er voor het toekomstige beheer en onderhoud een strook benodigd is, zal deze beheer- en onderhoudsstrook aansluiten op het gebied waar de aanleg van de maatregelen plaatsvindt. Deze strook heeft een breedte van 4,1 meter en is onderdeel van het projectgebied. Uitzondering op deze breedte zijn beheer- en onderhoudsstroken die eigendom zijn van waterschappen of terrein beherende organisaties, hier worden de breedtes van de door die gehanteerde organisaties aangehouden. Meer detail over het beheer en onderhoud is opgenomen in paragraaf 8.5.

De grenzen van het projectgebied zijn vastgelegd in het Digitale Stelsel Omgevingswet.

4.2 Beschrijving project

4.2.1 Inleiding

In het projectbesluit zijn de maatregelen langs de Zandmaas omschreven als: Geul De Weerd-Reuver en Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm, en de maatregelen langs de Grensmaas als: Geul Brandt, Oever Brandt-Visvijver, Geul Molensteen, Oever Laak en Geul Laakerweerd. De maatregelen voorzien in de aanleg van (kwel)geulen en/of natuurvriendelijke oevers.

De maatregelen langs de Zandmaas en Grensmaas zijn gericht op het verbeteren van de ecologische omstandigheden door het realiseren van meer en beter leefgebied voor vissen en ongewervelde dieren. Hiermee wordt de ecologische waterkwaliteit van de Zandmaas en Grensmaas vergroot en hebben de maatregelen – in samenhang bezien – een positieve invloed op de EKR. De EKR zal – ten opzichte van de huidige situatie – verbeteren.

Hieronder worden de zeven maatregelen afzonderlijk verder uitgelegd.

4.2.2 Geul De Weerd-Reuver

4.2.2.1 Huidige situatie

KRW-maatregel Geul De Weerd-Reuver ligt langs de rechteroever van de Maas ten westen van de dorpskern van Reuver, in de gemeente Beesel en de gemeente Peel en Maas. Het maatregelgebied is gelegen tussen rivierkilometer 95 en 96, hier bevindt zich een restant van een Oude Maasloop. De Oude Maasloop bevat voor een deel nog water en is begroeid met wilgen en moerasvegetatie.

4.2.2.2 Oplossing

De maatregel Geul De Weerd-Reuver bestaat uit het optimaliseren van een oude restgeul die nog duidelijk zichtbaar in het landschap ligt. Hiervoor worden de oude geullaagtes deels verder uitgegraven. Het betreft een geïsoleerde kwelgeul en kwelmoeras. Daarnaast vinden er werkzaamheden plaats aan een riooloverstortleiding van de Gemeente Beesel ten behoeve van het aanleggen van de geul. Hieronder volgt een beschrijving van de werkzaamheden.

Kwelgeul en -moeras:

  • het verder uitgraven van de oude geullaagtes van de restgeul;

  • het uitgraven van flauwe taluds en steile taluds langs de beoogde geul (langs de flauwe taluds worden zo moeraszones gecreëerd tot het huidige maaiveld);

  • het versmallen (toevoegen grond) van de uitstroom van de bestaande geul;

  • plaatsen overstroomdrempel;

  • verwijderen van struweel en struiken;

  • het verwijderen van de voedselrijke toplaag (20-50 cm onder maaiveld).

Overige werkzaamheden:

  • het verwijderen van de bestaande riooloverstortleiding;

  • het breder uitgraven van de bestaande afwateringssloot (ter hoogte van de riooloverstort);

  • het aanleggen van een nieuwe overstortbuis (de riooloverstortleiding zal via deze nieuwe buis langs het fietspad direct op de Maas afwateren);

  • het verwijderen van stortsteen bij de uitstroom;

  • het verwijderen van rasters;

  • het plaatsen van permanente rasters en toegangshekken.

De populieren in het maatregelgebied blijven staan – alleen wilgenstruweel en struiken worden verwijderd. Daarnaast blijft de duiker in het noordoosten van het maatregelgebied ongeroerd, eveneens de landbouwafwateringsgreppel in het midden van het maatregelgebied. Deze greppel blijft gescheiden van het water van de geul.

7.Een gedetailleerde kaart met satellietfoto en het projectgebied van de maatregel Geul de Weerd-Reuver, waarop ook alle uit te voeren werkzaamheden zijn omschreven.
Figuur 7. Inrichtingsschets KRW-maatregel Geul De Weerd-Reuver.

4.2.2.3 Doelbereik

Voor de maatregel Geul De Weerd-Reuver wordt een geïsoleerde kwelgeul gerealiseerd van 1,30 km met een aangrenzende kwelmoeraszone. De ontwikkeling van kwelgeulen herstelt de habitatdiversiteit in het waterlichaam. Dit watertype is nagenoeg verdwenen langs de Maas. Door het aansnijden van de kwelzones en het isoleren van deze kwel, komt dit specifieke watertype weer tot ontwikkeling. Zie voor de volledige toets van de bijdrage van de KRW-maatregel aan de toestand van het waterlichaam het KRW-MIRT formulier voor Geul De Weerd-Reuver (bijlage 5.1).

Geul De Weerd-Reuver bestaat uit een oud geulrelict van de Maas die wordt gevoed met kwelwater. De bestaande geullaagte is vrijwel geheel begroeid met wilgenstruweel en moerasruigte. Om de ontwikkeling te bevorderen van de KRW-doelsoorten van laagdynamische rivierecotopen in de huidige geullaagte, wordt in het zuidwesten de bestaande geul verder verlengd. Daarnaast worden aan de Maaszijde de graslandpercelen ondiep afgegraven en verder ontwikkeld tot ondiep water en moeraszones met flauwe tot zeer flauwe oevers. De huidige geullaagtes worden verlengd, verbreed en verder uitgegraven zodat de geul permanent watervoerend is.

De huidige riooloverstort, die uitkomt in een bestaande afvoersloot, wordt omgeleid naar de Maas. Hierdoor zal de waterkwaliteit in de geul verbeteren. Gezien er in de omgeving veel landbouw wordt uitgevoerd, wordt de bodem plaatselijk afgeplagd. Hierdoor wordt de nutriëntrijke toplaag verwijderd en kunnen schralere vegetatietypen ontwikkelen.

Daarnaast zijn er ook kansen voor de ontwikkeling van meer gevarieerde moeras- en oevervegetaties met de bijbehorende macrofauna-gemeenschap. Deze kansen dragen wederom bij aan een verbetering van de aquatische natuurwaarden. In de breedte zijn meer kansen voor een variatie in waterdiepte en daardoor ook een variatie in water- en oevervegetatie. Deze gevarieerde vegetaties zijn weer leefgebied voor veel soorten insecten, waaronder veel soorten libellen.

De realisatie van de maatregel Geul De Weerd-Reuver draagt hiermee bij aan:

  • meer oppervlakte leefgebied voor macrofauna;

  • leefgebied voor limnofiele vissoorten@**@0;

  • leefgebied en gunstige omstandigheden voor macrofyten.

4.2.3 Geul Hansummerweerd -Oude Maasarm

4.2.3.1 Huidige situatie

Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm bevindt zich aan de rechteroever van de Maas ten westen van de dorpskern Rijkel, in de gemeenten Beesel en Roermond. De geul is gelegen tussen rivierkilometer 87 en 89 en is eenzijdig aangetakt aan de Maas in het noorden. In het noorden van het projectgebied ligt een jachthaven. In het zuidwesten, langs de Oude Maasarm, ligt een poel. In het zuidoosten van de Oude Maasarm mondt de beek de Swalm uit in de geul Hansummerweerd. Nog verder ten zuiden hiervan bevinden zich graspercelen met bestaande laagtes (geulrelicten).

4.2.3.2 Oplossing

De KRW-maatregel Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm bestaat uit het realiseren van een drietal kwelgeulen met flauwe taluds in de bestaande laagtes van het maatregelgebied en maatregelen voor ecologische optimalisatie van de Oude Maasarm. Daarnaast voorziet de maatregel in het aanleggen van een nieuwe loop van de Swalmmonding. In de beoogde situatie loopt de Swalm in westelijke richting door en watert deze af in de Maas, in plaats van in de Oude Maasarm. Binnen de gekozen variant voor deze nieuwe beekloop liggen verschillende dwangpunten (zoals de Oude Maasarm, een zandwinplas, perenboomkweker en een dassenburcht). De nieuwe beekloop wordt daar tussendoor gelegd, zodat er geen ruimte is voor forse meanders. Hieronder volgt een beschrijving van de werkzaamheden.

Kwelgeulen en -moeras:

  • het uitgraven van drie geulen inclusief flauwe taluds (1:10);

  • rondom de kwelgeulen wordt de toplaag van de bodem reliëfvolgend afgegraven;

  • het uitgraven van een nieuwe greppel ten zuiden van de geulen. Deze greppel fungeert als afwateringskanaal voor de aanliggende landbouwpercelen.

Op de flauwe taluds en tussen de geulen kan zich door de laagtes moerasvegetatie ontwikkelen.

Optimalisatie Oude Maasarm:

  • het aanbrengen van vijf clusters rivierhout die in de Oude Maasarm worden toegevoegd;

  • een ballenlijn plaatsen achter de jachthaven om recreatievaart verder in de geul te voorkomen;

  • het verwijderen van onnatuurlijke oeverbestorting van een gedeelte van de oever (noordwest);

  • het deels verlagen van de oever voor ontwikkeling moeraszone (zuid).

Swalmmonding:

  • het uitgraven van een nieuwe loop van de Swalm (licht slingerend patroon met steile buitenbochten en iets flauwe taluds voor de binnenbochten);

  • het aanplanten van bomen langs de oever (verankeren wilgenkluit);

  • het aanbrengen van takkenpakketten en bomen (dood hout) in de beekmonding;

  • het gedeeltelijk dempen van de beekmonding;

  • het aanbrengen van een overstroomdrempel bij de huidige monding van de Swalm (bij het te dempen gedeelte);

  • het plaatselijk aanbrengen van oeverbescherming voor zandige delen;

  • het plaatsen van breuksteen in de nieuwe uitstroom van de Swalm in de Maas.

Overige werkzaamheden bestaan uit het verwijderen van rasterwerk en het aanbrengen van nieuw rasterwerk op verschillende plekken in het maatregelgebied. Er worden geen bomen gekapt voor deze maatregel.

Een gedetailleerde kaart met satellietfoto en het projectgebied van de maatregel Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm, waarop ook alle uit te voeren werkzaamheden zijn omschreven.
Figuur 8. Inrichtingsschets KRW-maatregel Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm

4.2.3.3 Doelbereik

Voor de maatregel Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm worden drie kwelgeulen gerealiseerd. Daarnaast worden er maatregelen genomen voor de ecologische optimalisatie van de Oude Maasarm en wordt de loop van de Swalm verlegd, en de monding geoptimaliseerd.

Een optimalisatie van de optrekbaarheid voor vis van de Swalmmonding zorgt voor een meer natuurlijke aantakking van de beek waardoor ook de hydromorfologische diversiteit vergroot wordt. De beek zal door de rechtstreekse aantakking op de hoofdstroom van de Maas beter te vinden zijn voor riviersoorten die ook van stromende beken gebruik maken, bijvoorbeeld als paaigebied.

De ontwikkeling van kwelgeulen herstelt de habitatdiversiteit in het waterlichaam. Dit watertype is nagenoeg verdwenen langs de Maas. Door het ontwikkelen van kwelzones en het isoleren van deze kwel, komt dit specifieke watertype weer tot ontwikkeling. Locaties met voldoende kweldruk zijn zeldzaam en dienen zoveel mogelijk benut te worden om dit habitat te realiseren. De Oude Maasarm krijgt voor een deel weer meer natuurlijke oevers en vormt een connectie met moerassige habitats. Ook wordt de afwezigheid van dood hout als substraat ongedaan gemaakt. Zie voor de volledige toets van de bijdrage van de KRW-maatregel aan de toestand van het waterlichaam het KRW-MIRT formulier voor Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm (bijlage 5.2).

De optimalisatie van de monding van de Swalm biedt potentie voor stromingminnende vissoorten. Deze vissen zullen naar verwachting vaker de Swalm optrekken. De maatregel creëert hiermee waarschijnlijk ook een paaigebied voor vissen. De kwelgeulen zijn minder geschikt voor stromingminnende vissen, maar kunnen wel kansen bieden voor limnofiele soorten. Ook de maatregelen ter optimalisatie van de Oude Maasarm leveren zowel geschikt leefgebied voor limnofiele vissoorten als voor reofiele soorten (dit zijn zoetwatervissen die (in bepaalde levensstadia) gebonden zijn aan stromend water). Deze soorten profiteren van de natuurlijkere oeverzones, het rivierhout dat wordt toegepast en het uitbannen van recreatievaart.

De maatregel richt zich ook op het verbeteren van het leefgebied voor macrofauna van zowel dynamische/stromende wateren als voor soorten van minder dynamische gebieden. De stroomminnende kenmerkende soorten (bijvoorbeeld de rivierrombout, kokerjuffers en haften) zullen voornamelijk profiteren van de optimalisatie van de Swalmmonding. In de kwelgeulen en de aangrenzende kwelmoeraszones liggen de kansen voor kenmerkende macrofauna van laagdynamische wateren. In de Oude Maasarm zullen verschillende soorten macrofauna profiteren van de maatregelen. Er zullen meer water- en oeverplanten tot ontwikkeling komen langs de natuurlijke oevers wat geschikt substraat biedt voor diverse soorten. Ook profiteren sommige soorten van het rivierhout dat wordt toegepast.

De maatregelen in de Swalmmonding dragen bij aan het verder vergroten van diversiteit aan groeiplaatsen voor macrofyten, specifiek voor soorten van stromende wateren. Ook kunnen zich verscheidene soorten waterplanten ontwikkelen in de kwelgeulen (zoals moeraszegge, holpijp, bosbies, dotterbloem, waterviolier en veldrus). Door het ontwikkelen van een moeraszone langs de Oude Maasarm en tussen de kwelgeulen, ontstaan ook nieuwe groeiplaatsen voor oeverplanten. Ook langs de ontsteende oevers van de Oude Maasarm zullen meer water- en oeverplanten tot ontwikkeling kunnen komen.

De realisatie van de maatregel Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm draagt hiermee bij aan:

  • een goede connectiviteit voor vis tussen de Swalm en de Maas;

  • leefgebied voor reofiele en limnofiele vissoorten;

  • meer oppervlakte habitat voor macrofauna;

  • ruimte en gunstige omstandigheden voor water- en moerasplanten, specifiek ook kwelminnende soorten.

4.2.4 Geul Brandt

4.2.4.1 Huidige situatie

KRW-maatregel Geul Brandt bevindt zich aan de rechteroever van de Grensmaas, tussen rivierkilometer 63.5 en 65.1, in de gemeente Maasgouw. Dit gebied ligt op de overgang van de Grensmaas naar de Plassenmaas. In het centrale deel van het maatregelgebied ligt de visvijver Brandt. Rondom de visvijver staat ooibos, geflankeerd door rivierruigten en -graslanden. Hieromheen ligt agrarisch grasland.

4.2.4.2 Oplossing

De maatregel Geul Brandt bestaat uit het realiseren van stromende geulen, het aantakken van de visvijver Brandt op de Maas en het ecologisch optimaliseren van deze visvijver. De instroom van de stromende geul start via een zijwater van de Maas. Hier bevindt zich ook de invaart naar een jachthaven. De volgende werkzaamheden zijn voorzien:

  • het uitgraven van geulen richting het noorden en zuiden van de visvijver met diepe en ondiepe delen;

  • het plaatsen van dammen met duikers;

  • het verwijderen van stenen bekleding bij de uitstroom nieuwe de geul (zuid);

  • het toepassen van grind in de nieuwe geulen;

  • het toepassen van rivierhout (bomen);

  • het verondiepen van delen van de visvijver met zandig materiaal en aanvullen van de oevers voor flauwe taluds;

  • het verwijderen van rasters;

  • het plaatsen van rasters en een toegangshek;

  • het verwijderen van bomen en struweel ten behoeve van de geul;

  • het plaatsen van stenen tegen uitspoeling in- en uitstroom;

  • het verwijderen van een lichtmast.

In het maatregelgebied wordt de aanwezigheid van mijnsteen verwacht. Om te voorkomen dat de verontreinigde stoffen in de mijnsteen uitspoelen en dat de mijnsteen zelf erodeert, wordt de mijnsteen met een deklaag van minimaal 0,5 meter afgesloten.

9.Een gedetailleerde kaart met satellietfoto en het projectgebied van de maatregel Geul Brandt, waarop ook alle uit te voeren werkzaamheden zijn omschreven.
Figuur 9. Inrichtingsschets KRW-maatregel Geul Brandt.

4.2.4.3 Doelbereik

Voor de maatregel Geul Brandt wordt een meestromende nevengeul gerealiseerd van 1,42 km. Door het graven van een geul en deze aan te takken op de visplas Brandt, en de visplas aan te takken op de Maas, wordt een stromende geul en aangetakte plas verkregen. De waterkwaliteit in de visplas zal verbeteren door de doorstroming die hierdoor wordt gecreëerd. Dit vermindert ook de kans op blauwalg in de plas, wat gunstig is voor de ontwikkeling van macrofyten, macrofauna en vis.

De ontwikkeling van geulen en het aantakken van de visplas, herstelt op lokaal niveau de habitatdiversiteit in het waterlichaam, omdat het areaal van stromend habitat (vrij afstromende geulen) wordt vergroot evenals het areaal ondiep, stagnant water. Zie voor de volledige toets van de bijdrage van de KRW-maatregel aan de toestand van het waterlichaam het KRW-MIRT formulier voor Geul Brandt (bijlage 5.3)..

De meestromende nevengeul levert habitat op voor met name de stromingsminnende vissoorten. Daarnaast levert de maatregel habitat op voor de zeldzamere rivierprik en rivierdonderpad. Ook vissen uit de Grensmaas kunnen door de aantakking de plas bereiken en deze gebruiken als bijvoorbeeld kouder toevluchtsgebied in warmere zomers, en als rust- en opgroeigebied.

De maatregel draagt bij aan het verder vergroten van de diversiteit aan groeiplaatsen voor macrofyten. De meestromende nevengeul biedt specifiek kansen voor soorten van stromend water. In de ondiepere delen van de plas kunnen diverse waterplanten (waaronder pijlkruid en watergentiaan) tot groei komen.

De realisatie van de maatregel Geul Brandt draagt hiermee bij aan:

  • meer oppervlakte habitat voor macrofauna;

  • leefgebied voor reofiele, eurytope@**@0 en limnofiele vissoorten;

  • ruimte en gunstige omstandigheden voor macrofyten.

4.2.5 Oever Brandt-Visvijver

4.2.5.1 Huidige situatie

KRW-maatregel Oever Brandt-Visvijver is gelegen aan de rechteroever van de Grensmaas, tussen rivierkilometer 63.5 en 65.1 in de gemeente Maasgouw. Het zuidelijk deel van het maatregelgebied wordt begrensd door de uitstroom van de Huyskensplas en het noordelijk deel wordt begrensd door een uitstroom van de Oude Maas.

4.2.5.2 Oplossing

De maatregel Oever Brandt-Visvijver bestaat uit het realiseren van een natuurvriendelijke oever tussen rivierkilometer 63,53 en 65. Op een aantal locaties langs dit traject is mijnsteen in de bodem aangetroffen. Om te voorkomen dat de mijnsteen aan de oppervlakte komt (dagzomen), wordt langs deze locaties geen of minder oeverbestorting verwijderd. De volgende werkzaamheden zijn voorzien:

  • het verwijderen van oeverbestorting;

  • het preventief afgraven van de oever;

  • het plaatsen van falling aprons (ondergrondse dammen) aan beide zijden van de oeverontstening;

  • het verwijderen en herplaatsen van een radarbaak en vaarwegmarkering.

10.Een gedetailleerde kaart met satellietfoto en het projectgebied van de maatregel Oever Brandt-Visvijver, waarop ook alle uit te voeren werkzaamheden zijn omschreven.
Figuur 10. Inrichtingsschets KRW-maatregel Oever Brandt-Visvijver.

4.2.5.3 Doelbereik

Voor de maatregel Oever Brandt-Visvijver wordt een natuurvriendelijke oever gerealiseerd. Hiervoor wordt (een deel van) de aangebrachte stortsteen verwijderd. Dit biedt ruimte voor natuurlijke processen waaronder erosie om de overgang van water naar land en andersom te verbeteren. Door de aanleg van de natuurvriendelijke oever herstelt op lokaal niveau de habitatdiversiteit voor vissen, waterplanten en macrofauna in het waterlichaam, door de terugkeer van de natuurlijke dynamiek. Zie voor de volledige toets van de bijdrage van de KRW-maatregel aan de toestand van het waterlichaam het KRW-MIRT formulier voor Oever Brandt-Visvijver (bijlage 5.4).

De natuurvriendelijke oever zorgt voor geschikt substraat (het deel van de habitat van organismen (zoals platen, schimmels, bacteriën en soms dieren) bestaande uit de ondergrond waarop deze organismen leven) voor kenmerkende riviersoorten. Omdat de Grensmaas vrij afstromend is zullen er onder meer stroomminnende soorten van profiteren. Ook zullen de natuurvriendelijke oevers resulteren in een maximalisatie van de land-water interactiezone met een variatie aan waterdieptes. Idealiter ontstaan hierbij verschillende stroomsnelheden, waar zowel stroomminnende als limnofiele soorten van kunnen profiteren.

De maatregel richt zich op het verbeteren van het leefgebied voor kenmerkende macrofauna, voornamelijk voor stroomminnende soorten. De maatregel biedt ook potentie voor stromingsminnende vissoorten, gezien dit een belangrijk voortplantings- en doortrekgebied is voor veel van deze soorten. Ook voor de zeldzamere soorten aanwezig in de Grensmaas kunnen de natuurvriendelijke oevers kansen bieden, zoals habitat voor de rivierprik en de rivierdonderpad.

De realisatie van de maatregel Oever Brandt-Visvijver draagt hiermee bij aan:

  • paai- en opgroeigebied voor (stroomminnende) vissoorten;

  • leefgebied voor kenmerkende macrofauna;

  • ruimte voor stroomminnende macrofyten.

4.2.6 Geul Molensteen

4.2.6.1 Huidige situatie

De KRW-maatregel Geul Molensteen is voorzien op de rechteroever van de Grensmaas tussen rivierkilometer 62.4 en 63.5. Dit gebied ligt op de overgang van de Grensmaas en de Plassenmaas. Ten noorden van de plas ligt een uiterwaard met rivierruigten en -graslanden. Langs de oostzijde van het maatregelgebied liggen agrarische percelen.

4.2.6.2 Oplossing

De maatregel Geul Molensteen bestaat uit het aantakken van de plas Molensteen op de Maas, inclusief het ecologisch verbeteren van de plas Molensteen. De instroom van de Geul Molensteen wordt haaks aangetakt aan een stilstaande zijtak van de Maas. De bodem van het bovenstroomse geuldeel ten opzichte van de plas, heeft een bodembreedte van 10 meter op een hoogte van 20.15 +NAP en talud met een verloop van 1:3 tot op maaiveld. De instroom wordt vastgelegd met zetsteen in verband met de erosiegevoeligheid. De volgende werkzaamheden zijn voorzien.

Bestaande geul/plas Molensteen:

  • het uitgraven van de instroom met taluds;

  • het verwijderen van bomen en struweel;

  • het toepassen van rivierhout/dood hout;

  • het toepassen van oeverbescherming (in de vorm van zetsteen);

  • het gedeeltelijk ophogen van het noordelijke deel van de plas Molensteen met zand.

Nieuwe geul:

  • het uitgraven van de geul met taluds;

  • het toepassen van rivierhout/dood hout in de geul en bij de uitstroom van de geul;

  • het aanbrengen van een dam met 3 duikers bij de zuidelijke uitstroom van de nieuwe geul;

  • het aanbrengen van een drempel (met grind) tussen de geul en de Maas;

  • het aanbrengen van oeverbescherming-/stortsteen.

11.Een gedetailleerde kaart met satellietfoto en het projectgebied van de maatregel Geul Molensteen, waarop ook alle uit te voeren werkzaamheden zijn omschreven.
Figuur 11. Inrichtingsschets KRW-maatregel Geul Molensteen.

4.2.6.3 Doelbereik

Voor de maatregel Geul Molensteen wordt een stromende geul van 0,99 km aangelegd die de plas Molensteen op de Maas aantakt. Ook worden er maatregelen genomen om de ecologische kwaliteit van de plas Molensteen te verbeteren. De meestromende nevengeul levert een uitbreiding van het areaal ondiep stromend water en mitigeert hiermee lokaal de normalisatie. Ook worden hiermee de natuurlijke inundatiezones deels hersteld. Zie voor de volledige toets van de bijdrage van de KRW-maatregel aan de toestand van het waterlichaam het KRW-MIRT formulier voor Geul Molensteen (bijlage 5.5).

De maatregel richt zich op het verbeteren van het leefgebied voor kenmerkende macrofauna van zowel dynamische/stromende wateren als voor soorten die gedijen in minder dynamische omstandigheden. Het aanbrengen van dood hout is hiervoor ook gunstig. Ook bieden de maatregelen potentie voor vissoorten, met name stromingminnende soorten, omdat dit een belangrijk voortplanting- en doortrekgebied is voor veel van deze soorten. Daarnaast wordt er meer habitat, doortrekgebied of paaihabitat geleverd voor de zeldzamere soorten uit de Grensmaas, zoals de rivierprik en de rivierdonderpad. In de verondiepte plas zijn zullen de kansen voor limnofiele soorten toenemen wanneer daar waterplanten tot ontwikkeling komen.

Ook deze maatregel draagt bij aan het verder vergroten van de diversiteit aan groeiplaatsen voor macrofyten, specifiek voor soorten van stromende wateren in de geul.

De te realiseren grinddrempel (grindtong) zal bestaan uit lage, kale grindbanken. Deze vormen een belangrijk habitat voor vogels, het Natura 2000 habitattype slikkige rivieroevers (dit habitattype omvat slikkige (of zandige of grindige) droogvallende oevers van rivieren of nevengeulen waar hoge rivierdynamiek zorgt voor erosie en sedimentatie) en voor specifieke soorten zoals de grindwolfspin. Dit wordt gezien als een meekoppelkans voor de maatregel.

De realisatie van de maatregel Geul Molensteen draagt hiermee bij aan:

  • meer oppervlakte habitat voor macrofauna;

  • leefgebied voor reofiele en limnofiele vissoorten;

  • ruimte en gunstige omstandigheden voor macrofyten (als leefgebied voor vis en macrofauna).

4.2.7 Oever Laak

4.2.7.1 Huidige situatie

Oever Laak ligt in de binnenbocht van de Grensmaas (ten westen van het dorp Ohé en Laak) en loopt door tot het dorp Stevensweert. Het maatregelgebied is 3,5 km lang en loopt van rivierkilometer 58 tot 61.5. De Maas heeft zich relatief diep ingesneden in het rivierdal. De stuw bij Linne zorgt voor een groot deel van het jaar voor een gestuwde situatie in het maatregelgebied. In het zuiden grenst de oever aan de Dilkensplas. Deze plas behoort tot het maatregelgebied van de maatregel Geul Laakerweerd. In het noorden overlapt ook een deel van de Teggerse Plas met het maatregelgebied van de Oever Laak.

4.2.7.2 Oplossing

De maatregel Oever Laak voorziet in het realiseren van een natuurvriendelijke oever langs de oever Laak. Tussen rivierkilometer 58,05 en rivierkilometer 59,9 wordt ongeveer 1,43 km aan oeverbestorting verwijderd tot maximaal 1 meter onder ontwerppeil. Op een aantal locaties langs dit traject is mijnsteen in de bodem aangetroffen. Om te voorkomen dat de mijnsteen aan de oppervlakte komt (dagzomen), wordt langs deze locaties geen of minder oeverbestorting verwijderd. Daarnaast gelden er nog andere argumenten om de oeverbestorting langs delen van de oever te behouden, namelijk: tussen rivierkilometer 59,12 en rivierkilometer 59,53, zodat er ruimte behouden blijft voor de uitstroom van de aangrenzende maatregel Geul Laakerweerd, het elektriciteitsnet kan worden ontweken en de veerpont in stand kan blijven. Daarnaast wordt er tussen rivierkilometer 59,53 en rivierkilometer 59,86 minder ontsteend om te voorkomen dat het Landgoed van Kasteel Walburg erodeert. De volgende werkzaamheden zijn voorzien:

  • het (gedeeltelijk) verwijderen van oeverbestorting;

  • het preventief afgraven van de oever;

  • het plaatsen van rivierhout in de Maas;

  • het verwijderen van bomen en struweel;

  • het plaatsen van falling aprons (ondergrondse dam) aan beide zijden van de oever;

  • het verplaatsen van radarbaken en vaarwegmarkering langs de oever;

  • het verwijderen en aanbrengen van rasterwerk.

12.Een gedetailleerde kaart met satellietfoto en het projectgebied van de maatregel Oever Laak, waarop ook alle uit te voeren werkzaamheden zijn omschreven.
Figuur 12. Inrichtingsschets KRW-maatregel Oever Laak.

4.2.7.3 Doelbereik

De natuurvriendelijke oevers die worden gerealiseerd in deze maatregel bieden ruimte voor natuurlijke inrichting van het waterlandschap, een ondiepe waterzone, stranden, lage oeverzone, oeversteilrand en drogere oeverzone. Deze natuurvriendelijke oever zorgt voor geschikt substraat voor kenmerkende riviersoorten.

Door de aanleg van de natuurvriendelijke oever herstelt op lokaal niveau de habitatdiversiteit voor zowel vissen, waterplanten als macrofauna in het waterlichaam, door de terugkeer van de natuurlijke dynamiek. Zie voor de volledige toets van de bijdrage van de KRW-maatregel aan de toestand van het waterlichaam het KRW-MIRT formulier voor Oever Laak (bijlage 5.6).

Deze maatregel biedt potentie voor met name stromingsminnende vissoorten. De natuurvriendelijke oevers vormen leefgebied voor vissen in meerdere levensstadia en mogelijk ook als paaihabitat. Ook kan deze maatregel habitat opleveren voor de zeldzamere soorten in de Grensmaas, zoals: de rivierprik, de rivierdonderpad en de zalm. De maatregel draagt verder ook bij aan het verder vergroten van de diversiteit aan groeiplaatsen voor macrofyten, specifiek voor soorten van stromende wateren.

De realisatie van de maatregel Oever Laak draagt hiermee bij aan:

  • paai- en opgroeigebied voor stroomminnende vis;

  • leefgebied voor kenmerkende macrofauna;

  • ruimte voor macrofyten.

4.2.8 Geul Laakerweerd

4.2.8.1 Huidige situatie

Het gebied Laakerweerd ligt ter hoogte van het dorp Ohé en Laak, tussen rivierkilometer 57,5 en 59,2. Binnen dit gebied bevinden zich de Dilkensplas en de Teggerse Plas. De oever van de uiterwaard bestaat uit een verhoogde dam. Het centrale gebied tussen de twee plassen loopt af in hoogte naar het noorden toe.

4.2.8.2 Oplossing

De maatregel Geul Laakerweerd voorziet in de aanleg van een 900 meter lange stromende nevengeul, en uit het aantakken van de Dilkensplas en de Teggerse Plas aan de Maas – en via de stromende nevengeul ook aan elkaar. De volgende werkzaamheden zijn voorzien.

Teggerse Plas (noordelijke plas):

  • het uitgraven van de uitstroom richting de Maas (noorden) en het toepassen van bodembeschermingsmateriaal;

  • het ophogen van de waterbodem met zandig materiaal;

  • het verwijderen van een duiker;

  • het verwijderen van bomen en struweel;

  • het verwijderen/baggeren van slib in de bestaande geulen langs de zuidzijden van de plas;

  • het uitgraven van een moeraszone langs een van de bestaande geulen langs de zuidzijden van de plas;

  • het aanbrengen van dood rivierhout in de plas.

Verbindingsgeul:

  • het uitgraven van de geul tussen de Teggerse Plas en de Dilkensplas;

  • in het noorden: het aanbrengen van een dam met 5 duikers inclusief bodem- en oeverbeschermingsmateriaal;

  • in het zuiden: het aanbrengen van een dam met 4 duikers inclusief bodem- en oeverbeschermingsmateriaal;

  • het verwijderen van bomen en struweel;

  • het aanbrengen van een veeraster en hekwerk.

Dilkensplas (zuidelijke plas):

  • het uitgraven van de uitstroom richting de Maas (zuiden) en toepassen van bodembeschermingsmateriaal;

  • het ophogen van de waterbodem met zandig materiaal;

  • het verwijderen van bomen en struweel;

  • het aanbrengen van dood rivierhout in de plas.

Daarnaast worden de rasters langs de plassen en de beoogde geul verwijderd en worden bomen en struweel verwijderd bij de in- en uitstroomplekken en het beheer- en onderhoudspad.

13.Een gedetailleerde kaart met satellietfoto en het projectgebied van de maatregel Geul Laakerweerd, waarop ook alle uit te voeren werkzaamheden zijn omschreven.
Figuur 13. Inrichtingsschets KRW-maatregel Geul Laakerweerd.

4.2.8.3 Doelbereik

De maatregel Geul Laakerweerd is gericht op het realiseren van meer en beter leefgebied voor vissen en oeverplanten. Door het aantakken van de plassen op de Maas worden deze weer optrekbaar voor vis. De waterkwaliteit zal door de verbeterde doorstroming ook verbeteren. Dit is gunstig voor zowel de ontwikkeling van macrofauna als macrofyten.

De ontwikkeling van geulen en het aantakken van de plassen (Dilkensplas en Teggerse plas), herstelt op lokaal niveau de habitatdiversiteit in het waterlichaam, omdat het areaal van stromend habitat (de vrij afstromende geulen) wordt vergroot. Zie voor de volledige toets van de bijdrage van de KRW-maatregel aan de toestand van het waterlichaam het KRW-MIRT formulier voor Geul Laakerweerd (bijlage 5.7).

De realisatie van de maatregel biedt kansen voor kenmerkende macrofauna van zowel soorten van dynamische/stromende wateren als voor soorten die gedijen in minder dynamische omstandigheden. Ook biedt de maatregel potentie voor stromingminnende vissoorten, omdat dit een belangrijk voortplanting- en doortrekgebied is voor veel van deze vissoorten. De zeldzame soorten uit de Grensmaas die kunnen profiteren van deze maatregel door het ontstaan van meer habitat, doortrekgebied of paaihabitat (de rivierprik en rivierdonderpad) zijn tevens Natura 2000-doelsoorten voor de Grensmaas.

4.3 Buiten toepassing laten regels andere overheden

Bij de vaststelling van het projectbesluit is het mogelijk om regels van andere overheden buiten toepassing te laten. Omdat er is gebleken dat er geen sprake is van regels van andere overheden die de uitvoering van het projectbesluit kunnen belemmeren, hoeven er in het projectbesluit geen regels van andere overheden buiten toepassing te worden verklaard.

4.4 Termijn niet vaststellen belemmerende regels in het omgevingsplan of provinciaal projectbesluit

Vanaf het moment waarop het projectbesluit is vastgesteld tot drie jaar na vaststelling van het projectbesluit dan wel eerder, als het project waarvoor het projectbesluit is vastgesteld eerder is gerealiseerd, worden in een omgevingsplan van de gemeenten Beesel, Maasgouw, Peel en Maas, en Roermond en in een projectbesluit van de provincie Limburg geen regels gesteld die het uitvoeren van het project belemmeren. Deze termijn is vastgesteld op basis van artikel 4.19a, lid 3, en artikel 5.53a, lid 3, van de Ow. Mocht het nodig zijn, kan de termijn eenmalig worden verlengd.

5 Het project en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving

5.1 Algemeen wettelijk kader

Het project waarvoor het projectbesluit wordt vastgesteld moet voldoen aan (inter)nationale, regionale en lokale wet- en regelgeving. Ook moet worden bezien of het project past binnen het beleid over (onderdelen van) de fysieke leefomgeving van het Rijk, provincie, gemeenten of waterschappen. In dit hoofdstuk volgt de toetsing aan relevante wet- en regelgeving.

In algemene zin geldt dat het project bijdraagt aan het beschermen en verbeteren van een aantal van de volgende (algemene) doelen van de Ow, die zijn gericht op het in onderlinge samenhang:

  • bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarden van de natuur, en;

  • doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving om maatschappelijke behoeften te vervullen.

Daarnaast voldoet het project aan het Bkl. Zoals toegelicht (in paragraaf 2.1), bevat het Bkl instructieregels over de fysieke leefomgeving die bij het vaststellen van het projectbesluit van toepassing zijn en beogen bepaalde belangen te borgen en te beschermen (zoals gezondheid en het milieu). Dit wordt in dit hoofdstuk – voor zover nodig – nader toegelicht.

5.1.1 Internationaal

Voor de uitvoering van de zeven KRW-maatregelen in het projectbesluit zijn relevant de Kaderrichtlijn Water (KRW) (richtlijn 2000/60/EG) en de Vogel- en Habitatrichtlijn (richtlijn 92/43/EEG).

5.1.1.1 Kaderrichtlijn Water

Het doel van de KRW is het realiseren en behouden van een goede ecologische en chemische toestand van de Europese wateren. De KRW is gericht op het verminderen en voorkomen van verontreiniging van waterlichamen, het bevorderen van duurzaam watergebruik en het beperken van de effecten van overstromingen en droogte. In de KRW staan concrete doelen voor elk oppervlakte- en grondwaterlichaam en voor specifiek beschermde gebieden, zoals Natura 2000-gebieden. Voor oppervlaktewater stelt de KRW eisen aan de chemische en ecologische kwaliteit. Volgens de KRW moet Nederland in 2027 voldoen aan de doelen van de KRW of moeten op zijn minst de maatregelen zijn genomen om het behalen van de KRW-doelen mogelijk te maken.

Met de te realiseren KRW-maatregelen ontstaat een grotere diversiteit aan leefgebieden en neemt het areaal aan geschikt habitat toe. Voor elk van de KRW-maatregelen is het doelbereik bepaald met behulp van een zogenoemde KRW-toets. De resultaten van de toetsingen zijn beschreven onder ‘doelbereik’ in hoofdstuk 4 per maatregel. De volledige KRW-toetsen zijn opgenomen in bijlagen 5.1 tot en met 5.7.

5.1.1.2 Vogel- en Habitatrichtlijn

De Vogel- en Habitatrichtlijn richten zich op het behouden van de Europese biodiversiteit. Dit doel wordt enerzijds nagestreefd door het beschermen van soorten en anderzijds door de bescherming van gebieden die een samenhangend netwerk (Natura 2000) vormen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden, zogenoemde Natura 2000-gebieden. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (op basis van de Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke leefgebieden en habitat van soorten (op basis van de Habitatrichtlijn). De Ow regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden.

De KRW-maatregelen Geul Brandt, Oever Brandt-Visvijver, Geul Molensteen, Oever Laak en Geul Laakerweerd liggen binnen de reikwijdte van het Natura 2000-gebied Grensmaas. Daarnaast liggen de KRW-maatregelen in de buurt van andere Natura 2000-gebieden, waaronder: Swalmdal, Groote Peel, Leudal en Roerdal. De effecten van de (uitvoering van de) maatregelen op deze gebieden is onderzocht (zie bijlage 2 voor de volledige effectenbeoordeling). Hieruit volgt dat significante gevolgen op de natuurwaarden van natura 2000-gebieden zijn uitgesloten.

5.1.2 Nationaal

Voor de KRW-maatregelen zijn de Nationale Omgevingsvisie 2020 (hierna: NOVI) en het Nationaal Water Programma (hierna: NWP) 2022–2027 relevant.

5.1.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI is de Rijksvisie op een duurzame fysieke leefomgeving. In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau. De NOVI richt zich op vier prioriteiten, te weten:

  • a.

    ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;

  • b.

    de economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden;

  • c.

    onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken;

  • d.

    het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

In de NOVI zijn ook nationale belangen benoemd, die op nationaal niveau moeten worden behartigd. Het ‘waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van water’ is één van de nationale belangen. De KRW-maatregelen dragen bij aan dit nationale belang van een goede waterkwaliteit.

5.1.2.2 Nationaal Water Programma (NWP)

Landelijk en regionaal waterbeleid wordt vastgelegd in waterprogramma’s. Het Rijk doet dit voor de rijkswateren in het NWP (voorheen Nationaal Waterplan en het Beheerplan voor de Rijkswateren). Hierin staat welke maatregelen genomen moeten worden om Nederland veilig en leefbaar te houden en om de kansen die water biedt, te benutten. Dit is nodig om voor te bereiden op klimaatverandering, om meer samenhang binnen het beleid aan te brengen, om water meer ruimte te geven en om natuurlijke processen te herstellen.

Vooruitlopend op de Ow heeft het Rijk het Nationaal Waterprogramma en het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren geïntegreerd tot één waterprogramma. Als wettelijke bijlagen zijn opgenomen de sgbp’s, het overstromingsrisicobeheerplan en het Programma Noordzee 2022-2027. In het NWP ligt de focus op omgaan met de uitdagingen van klimaatverandering, milieuverontreiniging en ruimtedruk. Ook wil het Rijk water een leidend principe maken in de ruimtelijke inrichting van Nederland.

De KRW schrijft voor dat sgbp’s moeten worden opgesteld met de beschrijving van de watersystemen, doelen en KRW-maatregelen. Met het NWP voldoet Nederland aan de eisen van de KRW, de Richtlijn Overstromingsrisico’s en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Ook vormt het NWP het kader voor de regionale waterplannen. Met dit project wordt een aantal KRW-maatregelen uit het sgbp voor de Maas gerealiseerd.

5.1.3 Regionaal

Voor de KRW-maatregelen in onderhavig projectbesluit zijn de volgende regionale

(beleids-)documenten relevant:

  • Omgevingsvisie Limburg;

  • Omgevingsverordening Provincie Limburg;

  • Omgevingsvisie gemeente Beesel;

  • Omgevingsvisie gemeente Maasgouw;

  • Omgevingsvisie gemeente Peel en Maas;

  • Omgevingsvisie gemeente Roermond;

  • Omgevingsplannen gemeenten Beesel, Maasgouw, Peel en Maas, en Roermond;

  • Waterschapsverordening Waterschap Limburg.

5.1.3.1 Omgevingsvisie Limburg

Algemeen

De provincie Limburg heeft de ‘Omgevingsvisie Limburg’ vastgesteld op 1 oktober 2021. De visie richt zich op de lange termijn, specifiek de periode 2021 tot 2030-2050. De omgevingsvisie omschrijft hoe de provincie richting wil geven aan toekomstbestendige ontwikkelingen en hoe ze daarbij de balans zoeken tussen het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Limburg (hierna: NNL) vormt het Limburgse deel van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN). Binnen het NNL streeft de provincie naar behoud en beheer van de aanwezige natuur, en de ontwikkeling van nieuwe natuur. Naast het NNL zijn er ook Groenblauwe mantel gebieden aangewezen. De Groenblauwe mantel maakt geen onderdeel uit van het NNN, maar ondersteunt wel de functionaliteit en effectiviteit daarvan. Meer informatie over de kernwaarden van de Groenblauwe mantel is te vinden in bijlage 2.

5.1.3.2 Omgevingsverordening Provincie Limburg

De Omgevingsverordening Limburg (2021) is vastgesteld op 17 december 2021 en is in werking getreden op 1 januari 2024, samen met de Ow. De omgevingsverordening bevat de provinciale regels op het gebied van onder andere wegen, water, geluid, natuurgebieden, flora en fauna, landbouw, wonen en ruimte.

5.1.3.3 Omgevingsvisie gemeente Beesel

De gemeente Beesel heeft ten tijde van het opstellen van dit projectbesluit nog geen omgevingsvisie vastgesteld of gepubliceerd. De omgevingsvisie zal een bredere kijk op de omgeving bieden en de gewenste ontwikkeling van de gemeente omschrijven, en zal het kader vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen.

5.1.3.4 Omgevingsvisie gemeente Maasgouw

De omgevingsvisie van de gemeente Maasgouw is vastgesteld op 22 februari 2022. De omgevingsvisie focust op de vraag hoe de gemeente de kwaliteit van de leefomgeving kan behouden en versterken. Hierbij richt de omgevingsvisie zich voornamelijk op wonen, verkeer en recreatie; maar ook schone lucht, drinkwater, rivieren, bossen en gezondheid komen aan bod.

5.1.3.5 Omgevingsvisie gemeente Peel en Maas

De omgevingsvisie van de gemeente Peel en Maas is vastgesteld op 5 juli 2022. In de omgevingsvisie geeft de gemeente aan waar ze de prioriteiten willen leggen in de fysieke leefomgeving. De visie richt zich hiermee op de thema’s woningen, bedrijven, wegen, water, bodem, lucht, landschap, natuur en cultureel erfgoed.

5.1.3.6 Omgevingsvisie gemeente Roermond

De omgevingsvisie van de gemeente Roermond is vastgesteld op 12 oktober 2023. De omgevingsvisie bevat het beleid op hoofdlijnen voor de toekomst van de gemeente, en gaat over de fysieke leefomgeving en richt zich op de mogelijkheden om te wonen, werken, recreëren, ondernemen en op een veilig en gezond leefklimaat. Ook geeft de omgevingsvisie richting aan ruimtelijke-maatschappelijke ambities en opgaven.

5.1.3.7 Omgevingsplannen gemeenten Beesel, Maasgouw, Peel en Maas en Roermond

De regels gesteld in de (tijdelijke) omgevingsplannen van de gemeenten Beesel, Maasgouw, Peel en Maas en Roermond zijn relevant voor de maatregelen in het projectbesluit. De omgevingsplannen zijn van rechtswege ontstaan door het in werking treden van de Ow op 1 januari 2024. Daarmee zijn de voormalige bestemmingsplannen opgegaan in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Gemeenten hebben tot 1 januari 2032 om dit tijdelijke deel om te zetten naar een nieuw omgevingsplan. Hierdoor zijn momenteel de omgevingsplannen van gemeenten grotendeels vergelijkbaar met de voormalige bestemmingsplannen (zie voor meer informatie en de volledige toetsing aan de omgevingsplannen bijlagen 6.1 tot en met 6.7).

5.1.3.8 Waterschapsverordening Waterschap Limburg

De waterschapsverordening van Waterschap Limburg is in werking getreden op 1 januari 2024. De waterschapsverordening vervangt de Keur en algemene regels; en omvat de regels over de fysieke leefomgeving. Het document omvat alle regels die bepalen welke activiteiten op welke locaties of in welke gebieden mogen plaatsvinden en onder welke voorwaarden.

5.2 Gezondheid

Een belangrijk maatschappelijk doel van de Ow is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit (volgens artikel 1.3 sub a Ow). Het aspect gezondheid is meegenomen in de mer-beoordelingsnotitie (bijlage 2). De gevolgen van het projectbesluit op de gezondheid zijn onderzocht door te toetsen aan de onderdelen geluid, luchtkwaliteit, verkeer en ruimtelijke kwaliteit. In de mer-beoordeling is geconcludeerd dat er geen aanzienlijke nadelige gevolgen optreden voor het thema gezondheid.

5.3 Maatregelen ter voorkoming of beperking van nadelige gevolgen fysieke leefomgeving

In de mer-beoordelingsnotitie is de impact van de maatregelen op diverse aspecten van de fysieke leefomgeving getoetst. Op basis van de conclusies uit deze mer-beoordelingsnotitie worden maatregelen genomen om nadelige gevolgen op de fysieke leefomgeving te voorkomen of te beperken. Onderstaande tabel biedt een overzicht van de aspecten die in de mer-beoordelingsnotitie behandeld worden, en geeft een samenvatting van de conclusie per aspect (zie voor de volledige toetsing en effectenbeoordeling bijlage 2). De maatregelen die worden genomen ter voorkoming of beperking van nadelige gevolgen op de fysieke leefomgeving worden weergegeven in paragraaf 5.3.2.

In onderstaande tabel geldt voor een aantal gevallen de conclusie voor alle zeven maatregelen (bijvoorbeeld bij de aspecten verkeer en waterveiligheid). Als een conclusie niet voor alle maatregelen geldt, wordt een onderscheid gemaakt in de maatregelen (bijvoorbeeld bij het aspect oppervlakte- en grondwater). 

5.3.1 Effectentabel
Tabel 3 - Effectentabel

(Deel)aspect

Maatregel

Conclusie

Natuur –N2000

Alle maatregelen

Significante gevolgen door een eenmalige toename van de stikstofdepositie op kwalificerende natuurwaarden in Natura 2000-gebieden zijn op voorhand uitgesloten.

Natuur –Stikstof

Alle maatregelen

Voor alle gebieden die binnen de reikwijdte van de stikstofdepositie vallen leidt het project tot een eenmalige, lage toename van de stikstofdepositie. Ondanks deze lage toename kunnen significante gevolgen op voorhand worden uitgesloten.

Natuur –NNN

Alle maatregelen

Het maatregelgebied ligt (gedeeltelijk) binnen de NNL en de groenblauwe mantel. De KRW-maatregelen dragen bij aan een positief effect op de natuur en leiden niet tot negatieve effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNL en de Groenblauwe mantel.

Natuur –Soorten

Alle maatregelen

In het maatregelgebied zijn verschillende soorten beschermde plant- en diersoorten waargenomen. Hiermee is rekening gehouden met de plannen voor de werkzaamheden. Voor de maatregelen Geul De Weerd-Reuver, Geul Molensteen, Oever Laak en Geul Laakerweerd is een omgevingsvergunning flora- en fauna-activiteit benodigd – voor de overige drie maatregelen is dit niet het geval. De conclusie is dat er over het algemeen geen aanzienlijke milieueffecten op zullen treden.

Archeologie, landschap en cultuurhistorie

Alle maatregelen

De werkzaamheden voor de maatregelen Geul De Weerd-Reuver en Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm vinden plaats binnen een gebied waar een hoge archeologische verwachtingswaarden geldt. Om deze waarden te waarborgen is – voor beide maatregelen – een programma van eisen opgesteld. De werkzaamheden zullen plaatsvinden volgens deze programma’s. De maatregelgebieden van de overige maatregelen zijn vrijgeven voor de beoogde werkzaamheden. Rondom het maatregelgebied van de maatregel Oever Laak komen relevante cultuurhistorische en landschappelijke elementen voor. Deze elementen worden verder niet geraakt door de (uitvoering van de) maatregel Oever Laak. Het project veroorzaakt geen aanzienlijke milieueffecten op het thema archeologie, landschap en cultuurhistorie.

Bodem

Alle maatregelen

Vrijkomend bodemmateriaal wordt afgevoerd naar een erkend verwerker of – indien de betreffende grond hiervoor als geschikt is beoordeeld – elders nuttig toegepast. Het vrijkomen van mijnsteen en/of het uitspoelen van de stoffen in het mijnsteen, wordt voorkomen door de mijnsteen af te sluiten met een deklaag van 0,5 meter – dit geldt voor de maatregelen Geul Brandt en Geul Molensteen. De conclusie is dat aanzienlijke milieueffecten hierdoor zijn uitgesloten.

Water –Rivierkunde

Alle maatregelen

De maatregelen hebben een zeer beperkt negatief effect op de sedimentatie en erosie in het zomerbed, het stroombeeld in de uiterwaard, de inundatiefrequentie van de uiterwaard en de hoogwaterreferentie buiten de as. De effecten op de hoogwaterreferentie in as van de Maas en het stroombeeld in de vaarweg zijn verwaarloosbaar. De conclusie is dat de maatregelen geen aanzienlijke milieueffecten hebben op het thema rivierkunde.

Water – Waterveiligheid

Alle maatregelen

De maatregelen tasten de veiligheid van de waterkering niet aan. De (realisatie van de) maatregelen hebben geen aanzienlijke milieueffecten op de waterveiligheid.

Water –Oppervlakte- en grondwater

Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm

Door het graven van de geul zal de (geo)hydrologische situatie onder gemiddelde (normale) omstandigheden bij de maatregel wijzigen. Eventuele grondwaterstandverlagingen of verdroging door vergravingen hebben door deze randvoorwaarden een (beperkte) invloed en nadelig effect op de omgeving. Er worden geen aanzienlijke milieueffecten door verdroging verwacht.

 

Geul Brandt, Geul De Weerd-Reuver en Geul Molensteen

De afwatering van naastgelegen kavels zal veranderen. Deze verandering wordt beoordeeld als niet-significant. De aanleg van de geulen leidt tot een gunstig effect voor de waterhuishouding en de waterkwaliteit. Negatieve effecten voor de waterhuishouding of voor het grondwater in de directe omgeving zijn uitgesloten. Ook kan uitgesloten worden dat er negatieve effecten optreden bij landgebruik, infrastructuur, waterkeringen of gebouwen op afstand van de te graven geul. Er worden geen aanzienlijke milieueffecten door verdroging verwacht.

 

Oever Bandt-Visvijver en Oever Laak

De realisatie van de natuurvriendelijke oevers hebben geen significante invloed op het geohydrologisch systeem. Er worden geen nadelige gevolgen voor de omgeving verwacht. Daarnaast worden er ook geen aanzienlijke milieueffecten door verdroging verwacht.

 

Geul Laakerweerd

Door het graven van de geul zal de (geo)hydrologische situatie onder gemiddelde (normale) omstandigheden bij de maatregel wijzigen. Eventuele grondwaterstandverlagingen of verdroging door vergravingen hebben door deze randvoorwaarden een (beperkte) invloed en nadelig effect op de omgeving. Er worden geen aanzienlijke milieueffecten door verdroging verwacht. Hetzelfde geldt voor de effecten op het oppervlaktewatersysteem.

Niet gesprongen conventionele explosieven (NGCE)

Alle maatregelen

De maatregelgebieden van de maatregelen Geul Brandt en Oever Brandt-Visvijver zijn niet verdacht op de aanwezigheid van NGCE.De maatregelgebieden van de overige maatregelen (Geul De Weerd-Reuver, Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm, Geul Laakerweerd, Geul Molensteen en Oever Laak) zijn verdacht op de aanwezigheid van NGCE. Voor een aantal maatregelen heeft aanvullend detectieonderzoek plaatsgevonden. Voor de maatregel Oever Laak en Geul Molensteen hoeven geen aanvullende maatregelen genomen te worden, omdat de werkzaamheden buiten verdachte gebieden plaatsvinden. De maatregelen Geul de Weerd-Reuver, Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm en Geul Laakerweerd dienen onder begeleiding uitgevoerd te worden.

Verkeer

Alle maatregelen

De eventuele extra verkeersbewegingen door het bouwverkeer zijn tijdelijk en lokaal van aard. Hierdoor is geen hinder te verwachten voor de doorstroom van het verkeer. De maatregelen hebben verder geen verkeersaantrekkende werking. De conclusie is dat er geen aanzienlijke milieueffecten zijn te verwachten voor het verkeer.

Gezondheid

Alle maatregelen

De KRW-maatregelen dragen bij aan de fysieke leefomgeving. De maatregelen hebben geen effecten voor de menselijke gezondheid.

5.3.2 Tijdelijke achteruitgang

In bijlage 2 is getoetst of de maatregelen leiden tot (tijdelijke) achteruitgang van de ecologische en chemische waterkwaliteit. Uit deze toetsing blijkt dat er geen sprake is van (tijdelijke) achteruitgang van de chemische en ecologische waterkwaliteit, of inbreuk op de verbeterdoelstelling op grond van de KRW. Het treffen van mitigerende maatregelen is hiermee niet vereist. Wel dienen alle werkzaamheden uitgevoerd te worden met inachtneming van de zorgplicht (artikel 6.6 Bal). Dit maakt al integraal onderdeel uit van de voorgenomen maatregelen en betreft hiermee geen (aanvullende) mitigerende maatregel.

5.3.3 Maatregelen ter voorkoming of beperking van effecten

Om de effecten van de KRW-maatregelen op de fysieke leefomgeving te beperken worden (tijdelijke) maatregelen getroffen om deze effecten te voorkomen of te beperken. Deze worden hieronder per thema toegelicht.

5.3.3.1 Natuur – Soortenbescherming

  • Voor broedvogels: de werkzaamheden starten buiten het broedseizoen of er wordt volledig buiten het broedseizoen gewerkt.

  • Voor amfibieën en grondgebonden zoogdieren: bij de start van de werkzaamheden wordt in één richting gewerkt, en indien nodig wordt er weggewerkt van open wateren.

  • Voor vleermuizen: werkzaamheden worden uitsluitend uitgevoerd tussen zonsopkomst en zonsondergang en in de richting van lijnvormige elementen (zoals bosranden en bomenrijen). Daarnaast wordt zonder verlichting gewerkt. In aanvulling hierop, geldt voor de werkzaamheden voor de maatregel Geul Molensteen en Geul Laakerweerd dat gekapte bomen met geschikte openingen in de directe omgeving worden verankerd in de bodem (buiten de invloedssferen van de werkzaamheden). Hierdoor blijven de paarverblijfplaatsen voor de gewone dwergvleermuis in de eerste jaren toegankelijk voor de soort.

  • Voor vissen: oeverontstenings-werkzaamheden worden rustig en in één richting uitgevoerd.

  • Voor dassen: werkzaamheden in de directe omgeving van een dassenburcht worden zo kort mogelijk uitgevoerd met zo min mogelijk licht, geluid en trillingen. Binnen 20 meter van dassenburchten worden geen werkzaamheden uitgevoerd. De werkzaamheden vinden plaats tussen zonsopkomst en 19.00 uur.

  • Voor de bever: de werkzaamheden voor de maatregelen Geul De Weerd-Reuver, Oever Laak en Geul Laakerweerd worden zoveel mogelijk buiten de kwetsbare periode voor de bever uitgevoerd van september tot en met april. De werkzaamheden worden tussen zonsopgang en -ondergang uitgevoerd over een zo kort mogelijk tijdsbestek. Er wordt zoveel mogelijk afstand gehouden van actieve verblijfplaatsen. De vegetatie wordt kort gehouden.

5.3.3.2 Archeologie

  • De werkzaamheden voor de maatregelen Geul De Weerd-Reuver en Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm worden uitgevoerd in lijn met het vastgesteld Programma van Eisen. Hieruit volgt dat deze maatregelen onder archeologische begeleiding worden uitgevoerd. Deze archeologische begeleiding omvat:

    • de continue aanwezigheid van een archeoloog tijdens de werkzaamheden;

    • het uitvoeren en registreren van waarnemingen tijdens niet-archeologische bodemverstorende activiteiten.

5.3.3.3 Bodem

  • Om te voorkomen dat mijnsteen en de stoffen in mijnsteen vrijkomen en/of uitspoelen, wordt een deklaag aangebracht. Dit geldt voor de maatregelen Geul Brandt en Geul Molensteen.

5.3.3.4 Water

  • Om effecten op de waterveiligheid te voorkomen zal er tijdens het hoogwaterseizoen geen materieel rijden binnen de (beschermings)zone van de aanwezige waterkering in beheer van het waterschap Limburg.

5.3.3.5 Niet gesprongen conventionele explosieven (NGCE)

  • De werkzaamheden voor de maatregelen Geul De Weerd-Reuver, Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm en Geul Laakerweerd worden onder NGCE-begeleiding uitgevoerd.

6 Belangenafweging

6.1 Geul De Weerd-Reuver

Een deel van de gronden binnen het maatregelgebied van de maatregel Geul De Weerd-Reuver is in eigendom van Staatsbosbeheer of particuliere eigenaren. In de huidige situatie is het maatregelgebied voor het merendeel ingericht als natuur en voor een deel agrarisch.

6.1.1 Bereikbaarheid voor agrariërs

Het gebied rondom Geul De Weerd-Reuver blijft in de nieuwe situatie toegankelijk en passeerbaar voor landbouwvoertuigen.

6.1.2 Agrarische bedrijfsvoering

Langs Geul De Weerd-Reuver zijn enkele percelen in agrarisch gebruik (als gewas of als grasland voor vee). Het herinrichten van het gebied leidt tot ruimtebeslag op deze percelen. Het grondverwervingsproces en regelingen voor nadeelcompensatie worden toegelicht in paragraaf 7.1 en 7.2.

6.1.3 Behoud of verbetering van cultuurhistorische waarden

In de nabijheid van het maatregelgebied is een ‘Beperkt Winter Bed’ paal gesitueerd. Deze blijft behouden. Ook het Archeologische Monumenten Kaart-terrein blijft behouden.

6.1.4 Afvalwatertransport

In de huidige situatie is een riooloverstort gelegen aan de zuidoostzijde van het maatregelgebied. Deze mondt nu uit in de beoogde geul. De riooloverstort is van de gemeente Beesel. In afstemming met de gemeente Beesel wordt een nieuwe riooloverstort aangelegd langs de geul welke zal uitmonden in de Maas.

6.1.5 Recreatie

Het gebied wordt momenteel veelvuldig gebruikt voor wandel- en fietsrecreatie, en natuureducatie. Dit blijft mogelijk na aanleg van de maatregel Geul De Weerd-Reuver. Het gebied blijft toegankelijk.

6.2 Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm

Het maatregelgebied van de Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm bestaat uit drie delen: de beekmonding van de Swalm, de Oude Maasarm (waar de Swalm momenteel in uitmondt) en een drietal kwelgeulen. De percelen waarop de kwelgeulen zijn voorzien worden momenteel agrarisch gebruikt. Deze maatregel is tot stand gekomen in overleg met Waterschap Limburg.

6.2.1 Agrarische bedrijfsvoering

Langs het maatregelgebied van Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm zijn enkele percelen in agrarisch gebruik (voor gewassen of als grasland voor vee). Het herinrichten van het gebied leidt tot ruimtebeslag op deze percelen. Het grondverwervingsproces en regelingen voor nadeelcompensatie worden toegelicht in paragraaf 7.1 en 7.2.

6.2.2 Recreatie

Het gebied wordt momenteel veelvuldig gebruikt door wandelaars en vissers. Dit blijft mogelijk na de realisatie van de maatregel Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm. Het gebied blijft toegankelijk.

6.3 Geul Brandt, Oever Brandt-Visvijver en Geul Molensteen

Bij de Visvijver Brandt worden een natuurvriendelijke oever en een tweezijdig aangetakte geul gerealiseerd. Aan de overzijde van de ingang naar de Huygensplas (zuidelijker dan de Brandt) ligt de plas Molensteen. Deze wordt tweezijdig aangetakt op de Maas. Deze maatregelen liggen voor een groot deel op eigendom van Natuurmonumenten. De ontwerpen zijn daarom in overleg met Natuurmonumenten tot stand gekomen.

6.3.1 Bereikbaarheid voor agrariërs

Geul Brandt doorsnijdt het perceel van een particuliere eigenaar. Dit perceel wordt gebruikt voor het houden van een speciaal ras koeien en heeft de functie natuurlijk grasland. Om de bereikbaarheid van het perceel te garanderen, wordt een gronddam met duikerconstructie aangelegd over de geul.

6.3.2 Agrarische bedrijfsvoering

Langs het maatregelgebied van de maatregel Oever Brandt-Visvijver zijn enkele percelen in agrarisch gebruik (voor gewassen of als grasland voor vee). Het herinrichten van de oever leidt tot ruimtebeslag op deze percelen. Het grondverwervingsproces en regelingen voor nadeelcompensatie worden toegelicht in paragraaf 7.1 en 7.2.

6.3.3 Recreatie

Het gebied rondom de visvijver wordt veelvuldig gebruikt door wandelaars uit Stevensweert en vissers. Het gebied blijft toegankelijk voor beide.

6.3.4 Veiligheid en Gezondheid

In de maatregelgebieden van de maatregelen Geul Brandt en Geul Molensteen is mijnsteen aangetroffen. Dit is mogelijk verontreinigd materiaal. Om uitspoeling van mijnsteen in de Maas te voorkomen, zijn de ontwerpen van Geul Brandt en Geul Molensteen aangepast. In de ontwerpnota van de maatregel Geul Brandt en Geul Molensteen is beschreven welke aanpassingen aan het ontwerp zijn doorgevoerd (zie bijlagen 4.3 en 4.5).

6.4 Oever Laak en Geul Laakerweerd

Langs een groot deel van de oever Laak zijn agrarische percelen gelegen. Een deel van de gronden binnen het maatregelgebied is in eigendom van Natuurmonumenten. De oever wordt gesplitst in twee delen door de ligging van voormalig Kasteel Walburg, halverwege het traject. Hier kruist een hoogspanningsleiding het gebied.

Het zuidelijke deel van het maatregelgebied van de maatregel Geul Laakerweerd is grotendeels in eigendom van Natuurmonumenten. De Dilkensplas is in eigendom van een particulier die deze voor recreatieve doeleinden benut als zwemplas.

6.4.1 Bereikbaarheid

Het gebied tussen de Dilkensplas en Teggerse plas wordt momenteel voor verschillende doeleinden gebruikt. Er liggen een tweetal agrarische percelen en een struinpad. Vissers maken veel gebruik van de oever langs de Maas. Door de aanleg van de geul zou de weg die dit gebied inloopt worden afgesneden. Door de aanleg van een verstevigde gronddam blijft de Maasoever toegankelijk.

6.4.2 Agrarische bedrijfsvoering

Langs het maatregelgebied van de maatregel Oever Laak zijn enkele percelen in agrarisch gebruik (voor gewassen of als grasland voor vee). Het herinrichten van de oever leidt tot ruimtebeslag op deze percelen. Het grondverwervingsproces en regelingen voor nadeelcompensatie worden toegelicht in paragraaf 7.1 en 7.2.

6.4.3 Recreatie

In afstemming met de gemeente Maasgouw, Natuurmonumenten en Sportvisserij Limburg blijft visrecreatie mogelijk in de nieuwe situatie. Ook blijft het gebied toegankelijk voor wandelaars. De wandelroute die in het gebied ligt, zal deels worden verplaatst door de open verbinding van de Dilkensplas met de Maas. Dit gebeurt in afstemming met de gemeente Maasgouw en Routebureau Noord- en Midden-Limburg.

6.5 Afweging

Er worden diverse belangen van verschillende partijen geraakt door het uitvoeren van de KRW-maatregelen. De KRW-maatregelen zoals beschreven in onderhavig projectbesluit zijn benodigd om de doelstellingen te halen van de internationale KRW. Vanwege het belang van deze maatregelen worden de gevolgen voor de overige belangen als aanvaardbaar beoordeeld.

7 Uitvoerbaarheid projectbesluit

7.1 Gronden benodigd voor de uitvoering van het projectbesluit

Het project wordt uitgevoerd binnen het maatregelgebied zoals omschreven in het projectbesluit (zie hierover ook hoofdstuk 4 van de motivering). Een groot deel van de gronden binnen het maatregelgebied is in eigendom van het Rijk. Voor de uitvoering van het project zijn ook gronden van derden nodig.

In bijlage 7 is opgenomen welke gronden – ten tijde van het vaststellen van het projectbesluit – in eigendom zijn van het Rijk en van derden.

7.1.1 Gedoogplicht

Het kan zijn dat voor de uitvoering of instandhouding van het project (tijdelijk) gronden van derden nodig zijn – bijvoorbeeld voor het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk en daarmee verband houdende werkzaamheden. Als de rechthebbenden van de grond (zoals de eigenaar en/of de pachter) geen toestemming verlenen voor het gebruik van de grond, kan de Minister een gedoogplicht opleggen. Een gedoogplicht voor het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk wordt opgelegd bij beschikking. Afhankelijk van de soort gedoogplicht wordt een gedoogplicht opgelegd bij beschikking of geldt een gedoogplicht van rechtswege. Een gedoogplicht voor het aanleggen of wijzigen van een waterstaatswerk (zoals hierboven als voorbeeld gebruikt) wordt opgelegd bij beschikking. De rechthebbenden van de grond hebben recht op vergoeding van de schade door een gedoogplicht, mits deze schade een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg is van de gedoogplicht (dit is geregeld in artikelen 15.13 en 15.14 van de Ow.).

Een gedoogplicht kan alleen worden opgelegd als de belangen van de rechthebbende geen onteigening vorderen. In de jurisprudentie is uitgewerkt wanneer de belangen van rechthebbenden onteigening vorderen. Daarbij is onder andere relevant de benodigde grondoppervlakte in verhouding tot het totale grondoppervlak (het zogenoemde oppervlakte-criterium). Deze verhouding wordt in de praktijk vaak uitgedrukt in een percentage. Anders gezegd, welk percentage van het totale grondoppervlak wordt geraakt door de gedoogplicht. Daarnaast is van belang of zich bijzondere omstandigheden voordoen, zoals de omstandigheid dat de bruikbaarheid van de rest van de grond vermindert als gevolg van de gedoogplicht.

7.1.2 Onteigening

Het kan zijn dat het instrument van de gedoogplicht niet toereikend is (bijvoorbeeld omdat er omstandigheden zijn waardoor het noodzakelijk is de grond in eigendom te verwerven) of niet geschikt is (bijvoorbeeld omdat de belangen van de rechthebbende onteigening vorderen). In die gevallen streeft RWS ernaar de benodigde grond minnelijk aan te kopen. Als het minnelijk aankopen van de grond niet lukt, kan RWS het onteigeningsinstrumentarium aanwenden. Het projectbesluit kan dienen als grondslag voor onteigening (op grond van artikel 11.6 Ow).

Het onteigeningsinstrumentarium geldt als uiterste middel. RWS probeert altijd eerst minnelijke overeenstemming met de grondeigenaar te bereiken over de aankoop van de benodigde gronden door in overleg te treden met de grondeigenaar. Dit wordt het minnelijk overleg genoemd. Wanneer na redelijke onderhandelingen de benodigde gronden niet tijdig en binnen een redelijke termijn minnelijk kunnen worden verworven, wordt op enig moment de formele onteigeningsprocedure opgestart. Uitgangspunt bij onteigening is een volledige schadeloosstelling. Hieronder vallen onder andere vermogensschade, inkomensschade en bijkomende schade (zoals verhuiskosten).

7.2 Nadeelcompensatie

Het kan zijn dat er schade ontstaat vanwege het rechtmatig vastgestelde projectbesluit. De vergoeding van deze schade is nadeelcompensatie (ofwel schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad). Het kan bijvoorbeeld gaan om schade door langdurige wegonderbrekingen waardoor er sprake is van verminderde bereikbaarheid of schade in de vorm van waardevermindering van een onroerende zaak.

Nadeelcompensatie betreft een vergoeding van schade die uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico en een burger of bedrijf onevenredig zwaar treft in vergelijking tot andere burgers of bedrijven. Deze schade hoeft een burger of bedrijf niet geheel te dragen, maar wordt door de Minister (gedeeltelijk) vergoed. Degene die schade lijdt (de benadeelde) kan een verzoek om schadevergoeding indienen bij de Minister, mits veroorzaakt door het vastgestelde projectbesluit en deze schade uitstijgt boven het normaal maatschappelijk risico (artikel 15, lid 1, onder I, Ow.). De benadeelde kan na inwerkingtreding van het projectbesluit een verzoek om nadeelcompensatie indienen bij de Minister.

De Minister behandelt aanvragen om nadeelcompensatie op basis van de ‘Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2024’5. In deze beleidsregel staat op welke wijze een verzoek om nadeelcompensatie moet worden ingediend en de manier waarop deze verzoeken worden beoordeeld en afgehandeld6.

Afdeling 15.1 Omgevingswet geeft aan wanneer het indienen een aanvraag om vergoeding van schade (nadeelcompensatie) kan worden ingediend en voor welke schades dit mogelijk is. Afdeling 15.2 Omgevingswet bevat een specifieke regeling voor rechthebbenden die een verzoek om schadevergoeding kunnen indienen als sprake is van een gedoogplicht van rechtswege of het vanwege een in het kader van de uitvoering van het project bij beschikking opgelegde gedoogplicht. 7

7.3 Bouw- en gewasschade

Tijdens de uitvoering van het project worden voorzorgsmaatregelen genomen om schade te voorkomen. Desondanks is het mogelijk dat er tijdens de uitvoering schade ontstaat aan eigendommen van derden, bijvoorbeeld schade aan gebouwen of gewassen.

Bij gebouwschade valt te denken aan scheurvorming in muren door de uitvoering van werkzaamheden. Bij gewasschade gaat het om schade aan gewassen die groeien in de nabije omgeving van het maatregelgebied. Deze schade kan ontstaan door een mogelijk noodzakelijke (tijdelijke) grondwaterstandsverlaging, waardoor in agrarisch gebied aanwezige gewassen kunnen verdrogen.

Als van dit soort schade sprake is, kan degene die schade lijdt een verzoek tot schadevergoeding indienen. Tijdens de uitvoering van het project wordt aan de omgeving bekendgemaakt op welke wijze een dergelijk verzoek kan worden ingediend.

7.4 Maatvoering

Er zijn verschillende afbeeldingen en afmetingen van waterstaatswerken opgenomen die met dit projectbesluit worden gewijzigd. De maten en de afbeeldingen zijn bepalend voor de wijze waarop het werk zal worden uitgevoerd. Desondanks is niet uit te sluiten dat in de uitvoering kleine afwijkingen ontstaan van de hierboven beschreven maatvoering. Dit is inherent aan de aard van de waterstaatswerken voorkomend uit de praktische en noodzakelijke grofmazigheid van de uitvoeringswerkzaamheden en -machines. Dit onder voorwaarde dat de op de ontwerptekening weergegeven grens van het projectgebied niet wordt overschreden.

8 Realisatie projectbesluit

8.1 Geïntegreerde omgevingsvergunning

De Ow biedt de mogelijkheid in het projectbesluit te bepalen dat het projectbesluit eveneens geldt als een omgevingsvergunning, indien een dergelijke vergunning voor de uitvoering van het projectbesluit is vereist (artikel 5.52, lid 2, onder a, Ow). Daarmee krijgt het projectbesluit juridisch het karakter van een integraal besluit. In het projectbesluit is opgenomen dat het besluit (mede) geldt als omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit.

De uitvoering van de in het projectbesluit beschreven maatregelen zijn op grond van artikel 6.17 Besluit activiteiten leefomgeving aan te merken als vergunningplichtige activiteiten waarvoor een zogeheten omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk is vereist. De Minister is het bevoegd gezag om deze omgevingsvergunning te verlenen. De Minister is ook het bevoegd gezag voor dit projectbesluit. Het projectbesluit bevat de onderbouwing die ook benodigd is voor de omgevingsvergunning beperkingengebiedsactiviteit.

Als het projectbesluit geldt als omgevingsvergunning voor een beperkingengebied met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk, moet wel worden voldaan aan de beoordelingsregels in artikel 8.84 van het Bkl die gelden voor deze vergunning. Aan deze regels wordt voldaan, er is geen sprake van strijdigheid met de regels uit dit artikel. Ook zijn de maatregelen in het projectbesluit verenigbaar met het belang van het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (zoals opgenomen in artikel 8.84, lid 1, onder b van het Bkl).

8.2 Uitvoeringsvergunningen projectbesluit

Om tot een gedragen ontwerp te komen voor het projectbesluit zijn – gedurende de planstudiefase – op verschillende plaatsen in het projectgebied onderzoeken uitgevoerd. Met handboringen, proefsleuven en peilbuizen is inzicht verkregen in de bodemopbouw en het grondwaterpeil. Voor de verkennende onderzoeken zijn verschillende meldingen gedaan en vergunningen aangevraagd.

Voorafgaand aan de uitvoering worden de vereiste vergunningen aangevraagd en meldingen gedaan. De omgevingsplannen van de gemeenten zijn van rechtswege ontstaan door de inwerkingtreding van de Ow op 1 januari 2024. Daarmee zijn de bestemmingsplannen van de gemeenten opgegaan in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. De aangewezen bestemmingen in deze bestemmingsplannen gelden na inwerkingtreding van de Ow als in een omgevingsplan toegedeelde functies. Aan deze functies is getoetst om te beoordelen of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit benodigd is. De volledige toetsingen aan de functies in de omgevingsplannen zijn per maatregel te vinden in bijlagen 6.1 tot en met 6.7. Voor meer informatie over de omgevingsvergunningen voor flora- en fauna-activiteiten wordt verwezen naar de mer-beoordelingsnotitie (bijlage 2).

Het betreft in ieder geval de volgende vergunningen:

Tabel 4 - ovezicht vergunningen

Vergunning

Bevoegd gezag

Reden

Omgevingsvergunning – omgevingsplanactiviteitGeul De Weerd-ReuverGeul Hansummerweerd-Oude Maasarm

Gemeente Beesel

Op basis van het omgevingsplan van de gemeente Beesel is er een omgevingsvergunning vereist voor de geplande werkzaamheden.

Omgevingsvergunning – omgevingsplanactiviteitGeul De Weerd-Reuver

Gemeente Peel en Maas

Op basis van het omgevingsplan van de gemeente Peel en Maas en de Bomenverordening Peel en Maas is er een omgevingsvergunning vereist voor de geplande werkzaamheden. Daarnaast is (uitvoering van) de maatregel in strijd met de functie ‘Agrarisch’.

Omgevingsvergunning – omgevingsplanactiviteitGeul BrandtGeul LaakerweerdGeul MolensteenOever Brandt-VisvijverOever Laak

Gemeente Maasgouw

Op basis van het omgevingsplan van de gemeente Maasgouw is er een omgevingsvergunning vereist voor de geplande werkzaamheden.

Omgevingsvergunning – omgevingsplanactiviteitGeul Hansummerweerd-Oude Maasarm

Gemeente Roermond

Op basis van het omgevingsplan van de gemeente Roermond is er een omgevingsvergunning vereist voor de geplande werkzaamheden.

Omgevingsvergunning –flora- en fauna-activiteitGeul De Weerd-ReuverGeul MolensteenOever LaakGeul Laakerweerd

RVO

Op basis van artikel 5.1, lid 2, onder g, Ow is een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit nodig voor het uitvoeren van de werkzaamheden.

Omgevingsvergunning – wateractiviteitGeul De Weerd-ReuverGeul Hansummerweerd-Oude MaasarmGeul Laakerweerd

Waterschap Limburg

Op grond van artikel 2.80 van de Waterschapsverordening van het waterschap is een vergunning nodig voor het verleggen van een watergang in de geul – voor wat betreft de maatregelen Geul De Weerd-Reuver en Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm.Op grond van artikel 3.10 van de Waterschapsverordening van het waterschap is een vergunning nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in beschermingszone B van de kering vanwege de maatregel Geul Laakerweerd.

Het projectbesluit geldt van rechtswege als een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (zie hierover paragraaf 2.1). Voor zover de maatregelen in strijd zijn met het betreffende omgevingsplan, is deze vergunning niet nodig.

8.3 Maatregelen tijdens de bouw- en aanlegfase

In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen de wijze van uitvoering van de in het projectbesluit beschreven KRW-maatregelen toegelicht:

  • wanneer tijdens de uitvoering van de werkzaamheden grond en baggerspecie vrijkomt, wordt deze waar mogelijk weer gebruikt in de nabije omgeving. In gevallen waar dit niet kan, bijvoorbeeld vanwege bodemverontreiniging, wordt grond en baggerspecie opgeslagen in depots;

  • de werkzaamheden worden per KRW-maatregel in een aaneengesloten periode uitgevoerd. Zo blijft overlast in het gebied zoveel mogelijk beperkt en kan het project tijdig worden uitgevoerd;

  • uitgangspunt voor de uitvoering is dat overlast zoveel als mogelijk wordt voorkomen;

  • de werkzaamheden voor de KRW-maatregelen kunnen naar huidige verwachting starten in 2026;

  • tijdens de uitvoering worden vrijkomende materialen afgevoerd, zoals puin of ander afval. De locaties van de werkzaamheden zijn over land en/of over water bereikbaar, waardoor de aan- en afvoer over het land of water kan worden uitgevoerd;

  • de vrijkomende materialen worden mogelijk binnen het projectgebied in depot geplaatst. Dit is een tijdelijke situatie tijdens de uitvoering;

  • voor, tijdens en na de uitvoering wordt rekening gehouden met de weers- en terreinomstandigheden. In natte perioden kan dit betekenen dat wordt gewerkt met rijplaten. Verder wordt rekening gehouden met het snel kunnen verwijderen van materieel en materiaal bij hoogwater;

  • terreineigenaren, -beheerders en de rivierbeheerder worden voorafgaand aan de werkzaamheden op de hoogte gesteld van de startdatum van de uitvoering. Aanwezige afrasteringen worden in stand gehouden, of tijdelijk verplaatst in overleg met de eigenaar. Wanneer wegen tijdelijk moeten worden afgesloten, worden de omwonenden hierover tijdig geïnformeerd.

8.4 Beheer en onderhoud

Het is de wettelijke taak van RWS om het beheer en onderhoud uit te voeren van het waterstaatskundige werk in verband met de zorgplicht hoogwaterveiligheid en de verbetering van de ecologische waterkwaliteit.

Om dit onderhoud te vergemakkelijken is de intentie van RWS om alle gronden waarop een KRW-maatregel wordt gerealiseerd te verwerven (zie hierover paragraaf 7.1). Het beheer van het ‘natte deel’ wordt in principe door RWS zelf uitgevoerd. Het vegetatiekundig beheer (op land) wordt in principe door RWS zelf of via een openbaar aanbesteed onderhoudscontract uitgevoerd. Hierin is maatwerk mogelijk, afgestemd op locatie specifieke omstandigheden. Mochten de gronden in eigendom zijn van een terrein beherende organisatie (zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer) dan kan een overeenkomst worden gesloten tussen RWS en de betreffende organisatie. Hierbij dient het wettelijk vegetatiebeheer volgens de vegetatielegger, inclusief daarbij behorende vergoedingen, tot uitgangspunt.

Instandhouding

RWS inspecteert jaarlijks het rivierhout waarbij wordt gekeken of het rivierhout nog goed is verankerd. Om de KRW-maatregelen in stand te houden, maakt RWS ook gebruik van de beheer- en onderhoudspaden.

Natuurlijke ontwikkeling

Na de aanleg van de KRW-maatregelen is er in de Zandmaas en de Grensmaas meer en beter leefgebied voor vissen, ongewervelde dieren en waterplanten gecreëerd. Door natuurlijke processen ontwikkelen deze leefgebieden. In een aantal gevallen, bijvoorbeeld bij erosie, verruiging of te veel vegetatie, is aanvullend beheer en onderhoud nodig. Van belang is dat de ecologische ontwikkelingen (o.a. geschiktere leefgebieden voor vis, waterplanten en ongewervelde dieren) in het water van de Maas behouden blijven en zich verder kunnen uitbreiden. Daarvoor is goed beheer en onderhoud van belang. Afhankelijk van de ontwikkelingen vindt meer en minder actief beheer en onderhoud plaats.

9 Zienswijzen en rechtsmiddelen

9.1 Ingediende zienswijzen op het ontwerp-projectbesluit

Op de vaststelling van het dit projectbesluit is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat eerst een ontwerp-projectbesluit ter inzage is gelegd waarop eenieder gedurende zes weken een zienswijze kan indienen.

Op 3 december 2024 is van de terinzagelegging van het ontwerp-projectbesluit onder andere kennis gegeven in de Staatscourant. Volgens de kennisgeving was er voor eenieder de mogelijkheid van woensdag 4 december tot en met dinsdag 14 januari op het ontwerp-projectbesluit zienswijzen in te dienen.

In de kennisgeving is ook aangegeven op welke locatie alle stukken die op het ontwerp-projectbesluit betrekking hebben ter inzage lagen en op welke wijze stukken digitaal waren te raadplegen.

Op het ontwerp-projectbesluit zijn in totaal 12 zienswijzen ingediend. De beantwoording van deze zienswijzen is opgenomen in een reactienota. Deze nota maakt als bijlage 9 onderdeel uit van deze motivering.

De reactienota bevat aan het begin het ‘Overzicht wijzigingen projectbesluit ten opzichte ontwerp-projectbesluit’. In dit overzicht wordt aangegeven welke wijzigingen in de teksten van het definitief vastgestelde projectbesluit zijn gewijzigd ten opzichte van het eerder ter inzage gelegde ontwerp-projectbesluit. Het kan bijvoorbeeld gaan om actualisering van een tekst of een bij het projectbesluit behorend achtergrondrapport.

In het definitieve projectbesluit is ook een aantal puur redactionele wijzigen doorgevoerd. Dit ter correctie van bijvoorbeeld typefouten, verkeerde interpunctie of verschrijvingen en dat in de tekst niet meer over ‘ontwerp’ wordt gesproken. Deze puur redactionele en vaak kleine wijzingen zijn niet in de reactienota opgesomd.

9.2 Vaststelling van het projectbesluit en mogelijkheid indienen beroep

Na de terinzagelegging van ontwerp-projectbesluit stelt de Minister het projectbesluit vast. Deze vaststelling wordt in ieder geval in de Staatscourant bekendgemaakt.

In de bekendmaking wordt aangegeven op welke wijze, binnen welke termijn en door wie tegen het vastgestelde projectbesluit beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het instellen van beroep is gedurende een periode van zes weken na deze bekendmaking mogelijk. De bekendmaking geeft ook aan waar het projectbesluit en alle daarbij behorende stukken, gedurende de beroepstermijn, ter inzage worden gelegd en waar stukken ook digitaal zijn te raadplegen.

Belanghebbenden kunnen direct in beroep zonder eerst een zienswijze te hebben ingediend.

Niet-belanghebbenden kunnen onder bepaalde voorwaarden tegen het projectbesluit ook in beroep als zij een zienswijze hebben ingediend tegen het ontwerp-projectbesluit of hen het niet indienen daarvan redelijkerwijs niet kan worden verweten.

9.3 Inwerkingtreding projectbesluit

Het projectbesluit treedt in werking met ingang van de dag waarop vier weken zijn verstreken sinds de dag waarop het vaststelde projectbesluit bekend is gemaakt.

Bijlagen

In de onderstaande tabel is het bijlagenoverzicht opgenomen.

Bijlage

Titel

Datum

Bijlage 1

Begrippen (niet separaat bijgevoegd)

 

Bijlage 2

Mer-beoordelingsnotitie

Mei 2025

Bijlage 3

Grondslagdossier

 

.1

Geul De Weerd-Reuver

12 september 2023

.2

Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm

12 september 2023

.3

Geul Brandt

12 september 2023

.4

Oever Brandt-Visvijver

12 september 2023

.5

Geul Molensteen

12 september 2023

.6

Oever Laak

22 juli 2023

.7

Geul Laakerweerd

12 september 2023

Bijlage 4

Ontwerpnota SO++

 

.1

Geul De Weerd-Reuver

5 april 2024

.2

Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm

12 mei 2025

.3

Geul Brandt

5 april 2024

.4

Oever Brandt-Visvijver

5 april 2024

.5

Geul Molensteen

5 april 2024

.6

Oever Laak

5 april 2024

.7

Geul Laakerweerd

Mei 2025

Bijlage 5

KRW-MIRT formulier

 

.1

Geul De Weerd-Reuver

8 maart 2024

.2

Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm

8 maart 2024

.3

Geul Brandt

8 maart 2024

.4

Oever Brandt-Visvijver

8 maart 2024

.5

Geul Molensteen

8 maart 2024

.6

Oever Laak

8 maart 2024

.7

Geul Laakerweerd

8 maart 2024

Bijlage 6

Omgevingsplantoetsen

 

.1

Geul De Weerd-Reuver

11 april 2024

.2

Geul Hansummerweerd-Oude Maasarm

11 april 2024

.3

Geul Brandt

11 april 2024

.4

Oever Brandt-Visvijver

11 april 2024

.5

Geul Molensteen

11 april 2024

.6

Oever Laak

11 april 2024

.7

Geul Laakerweerd

11 april 2024

Bijlage 7

Kaarten eigendomssituatie

3 juli 2024

Bijlage 8

Memo onderbouwing functionele toepassing diepe plassen

11 april 2024

Bijlage 9

Reactienota zienswijzen

Mei 2025

Bijlage 1 – Begrippen

In onderstaande tabel staan de veel gebruikte begrippen en hun toelichting.

Begrip

Toelichting

Agrarisch

Ander woord voor landbouw.

Archeologie

Wetenschap van oude historie op grond van bodemvondsten en opgravingen.

Aspect

Aspecten zijn de onderwerpen die binnen een milieuthema worden onderzocht. Elk aspect is vertaald naar één of meerdere criteria op basis waarvan de effectbeoordeling plaatsvindt.

Baggeren

Het weghalen van zand of slib van de waterbodem.

Beekmonding

Het deel van een beek vanaf het punt waar deze het winterbed van de Maas inkomt tot het punt waar deze uitstroomt in de Maas.

Bereikbaarheid

De mate waarin een locatie binnen acceptabele tijd te bereiken is.

Bestemmingsplan

Gemeentelijk plan waarin het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van gronden en de aanleg van allerlei andere werken en werkzaamheden wordt geregeld. Onder de Omgevingswet zijn bestemmingsplannen automatisch (van rechtswege) omgezet in het omgevingsplan van elke gemeente.

Bodemverontreiniging

Aanwezigheid van stoffen, micro-organismen of straling op of in de bodem door, of als gevolg van menselijke activiteit, op zodanige wijze dat deze zich met de bodem kunnen vermengen, met de bodem kunnen reageren, zich in de bodem kunnen verplaatsen en/of ongecontroleerd kunnen verplaatsen, waarbij afbreuk wordt gedaan aan één of meer van de functionele eigenschappen van de bodem.

Cultuurhistorie

Geschiedenis van de ontwikkelingsgang der beschaving.

Duiker

Kokervormige constructie bedoeld om watergangen te verbinden.

Eenzijdig aangetakte geul

Een geul die aan één kant in directe verbinding staat met de rivier.

EKR

Ecologische kwaliteitsratio. Een methode om de KRW-waterkwaliteit te bepalen.

Erosie

Erosie is het proces van slijtage van een vast oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of geheel verdwijnt, vooral door de werking van wind, stromend water en/of ijs.

Fauna

De dierenwereld.

Geomorfologie

Een tak van de geografie die de vormen van het landschap en de processen die bij het ontstaan daarvan een rol spelen of hebben gespeeld, bestudeert.

Geïsoleerde geul

Een geul in de uiterwaard die niet in directe verbinding staat met de rivier.

Getijdengeul

Een geul in directe verbinding met een rivier waar sprake is van getijdewerking.

Habitatrichtlijn

Europese richtlijn die de bescherming regelt van bedreigde natuurtypen (habitats) en in het wild levende soorten planten en dieren, die op Europees niveau van belang zijn.

Infrastructuur

Het geheel aan wegen, vaarwegen, spoorlijnen, leidingen, etc. waarlangs iets of iemand wordt verplaatst.

Kaderrichtlijn Water (KRW)

Een Europese richtlijn die voorschrijft dat de kwaliteit van Europees grond- en oppervlaktewater aan bepaalde eisen moet voldoen.

Programma KRW-ZN

Het programma met alle KRW-maatregelen die worden getroffen langs de Maas.

KRW-gebied

Het gebied binnen het projectgebied waarbinnen geen fysieke werkzaamheden plaatsvinden.

KRW-maatregel

Een voorgeschreven ingreep in het winterbed van de rivier met als doel de KRW-waarden te verbeteren.

KRW-waterlichaam

Waterlichaam waarvoor vanuit de KRW-doelen zijn gesteld voor de waterkwaliteit.

Landschap

De waarneembare ruimtelijke verschijningsvorm van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en wederzijdse beïnvloeding van de factoren reliëf, bodem, water, klimaat, flora en fauna en ook door de wisselwerking met de mens.

Macrofyten

Waterplanten die met het blote oog zichtbaar zijn, zoals riet, eendenkroos en waterzuring.

Marcofauna

Ongewervelde waterdieren die met het blote oog zichtbaar zijn, zoals watertorren, vlokreeftjes en poelslakken.

Mer-beoordeling

Hierin wordt beoordeeld of aanzienlijke nadelige gevolgen zijn uit te sluiten. Als dit niet het geval is dient een volwaardige mer-procedure te worden doorlopen.

Maaiveld

Hoogte van het terreinoppervlak

Mer-procedure

De wettelijk geregelde procedure van milieueffectrapportage.

Milieueffectrapport (MER)

Milieueffectrapport. Openbaar document waarin de voorgenomen activiteit en de redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven en de te verwachten gevolgen op het milieu in hun onderlinge samenhang worden beschreven en beoordeeld. Het MER wordt opgesteld ten behoeve van een of meer besluiten die over de betreffende activiteit genomen moeten worden.

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

Mitigerende maatregelen

Maatregelen die worden genomen om de nadelige effecten van activiteiten of fysieke ingrepen te verminderen dan wel te voorkomen.

Moeraszone

Een nat gebied waarin kruidachtige plantensoorten domineren.

Natura 2000 / N2000

Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie, gebaseerd op de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Dit netwerk vormt de ecologische hoofdstructuur (EHS) van Nederland. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied.

Natuurnetwerk Limburg (NNL)

Het Limburgse deel van het Natuurnetwerk Nederland.

Natuurvriendelijke oever

Een oever met een geleidelijke overgang van water naar land zodat er meer uitwisseling plaats vindt tussen bovenwater en onderwater ecosystemen.

Niet gesprongen conventionele explosieven (NGCE)

In en op de zeebodem liggende niet gesprongen explosieven, overgebleven van de oorlogshandelingen in beide wereldoorlogen en van militaire activiteiten op zee. Voor de installatie van de kabels op zee kunnen niet gesprongen explosieven een gevaar opleveren voor de betrokkenen.

Oeverzone

De overgangszone tussen land en water.

Overstromingsrisico

De kans dat een gebied overstroomt, doordat de waterkering rondom dat gebied op één of meer plaatsen faalt.

Projectgebied

Het gebied waar het projectbesluit betrekking op heeft. Het projectgebied bestaat uit het gebied waarbinnen de aanleg en het toekomstig beheer en onderhoud van de KRW-maatregelen zal plaatsvinden.

PFAS

Per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS(Per- en polyfluoralkylstoffen )) zijn chemische stoffen die door de mens zijn gemaakt. Deze stoffen komen van nature niet in het milieu voor. PFAS kunnen een negatief effect hebben op milieu en gezondheid.

Ruimtebeslag

De fysieke ruimte die nodig is voor de aanleg en inpassing van een alternatief of variant.

RWS

Rijkswaterstaat.

Sediment

Sediment of afzetting is de benaming voor door wind, water en/of ijs getransporteerd materiaal. Voorbeelden van sedimenten zijn grind, zand, silt en lutum. Wanneer sediment wordt afgezet ontstaat een sedimentair gesteente.

Stroomgebiedbeheerplan (sgbp)

Stroomgebiedbeheerplan: Plan waarin per stroomgebied de inspanningen staan van lidstaten om te voldoen aan de KRW.

Stroomgebied (van een rivier)

Een gebied dat het water via een rivier afvoert naar zee of naar een meer.

Struweel

Ook wel stuikgewas genoemd. Een begroeiing waarin struiken domineren.

Talud

De schuin aflopende zijden aan de binnen- en buitenkant van een dijk.

Uiterwaard

Deel van de rivierbedding tussen zomerdijk en winterdijk.

Vegetatie

De ruimtelijke verschijningsvorm van planten in samenhang met de plaatsen waar zij groeien en de rangschikking die zij uit zichzelf hebben ingenomen.

Verdroging

Verdroging treedt op wanneer de grondwaterstand te laag is voor de functie natuur en/of landbouw.

Verondieping

Het minder diep maken van een oppervlaktewater.

Vertroebeling

Het minder helder worden van water doordat sediment loskomt van de bodem en (tijdelijk) in het water blijft zweven.

Vogelrichtlijn

Europese Richtlijn die de bescherming van in het wild levende vogels in Europa en hun leefgebieden regelt.

Voorgenomen activiteit / Voornemen

Datgene, wat de initiatiefnemer voornemens is uit te voeren. Dit is een beschrijving van de activiteit, inclusief de wijze waarop de activiteit zal worden uitgevoerd en de alternatieven die redelijkerwijs daarvoor in beschouwing worden genomen.

Waterkering

Een verhoging in het landschap om het achterliggende gebied te beschermen tegen overstroming.

Waterkwaliteit

De chemische en biologische kwaliteit van water.

Waterveiligheid

Beschermingsniveau tegen (grootschalige) overstromingen vanuit zee, rivieren en meren.

  • 1

    De KRW-factsheets zijn online raadpleegbaar via www.waterkwaliteitsportaal.nl. Terug naar link van noot.

  • 2

    De KRW-factsheets zijn online raadpleegbaar via www.waterkwaliteitsportaal.nl. Terug naar link van noot.

  • 12

    Staatscourant 2023, nr. 24053 (online raadpleegbaar via: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-24053.html) Terug naar link van noot.

  • 5

    De beleidsregel is online raadpleegbaar via: https://wetten.overheid.nl/BWBR0049076/2024‑01‑01 Terug naar link van noot.

  • 6

    Meer informatie over nadeelcompensatie is te vinden via: https://www.rijkswaterstaat.nl/over-ons/contact/schade-en-compensatie/nadeelcompensatie. Terug naar link van noot.

  • 7

    Zie voor meer informatie: Gedoogplichten onder de Omgevingswet (rijkswaterstaat.nl) Terug naar link van noot.

Naar boven