Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 mei 2025, nr. 2025-0000345006, tot wijziging van het Bezoldigingsbesluit Commissie toezicht financiën politieke partijen in verband met correctie van de vergoedingsgrondslag [KetenID: WGK027574]

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 1 van het Bezoldigingsbesluit Commissie toezicht financiën politieke partijen wordt als volgt gewijzigd:

1. Na ‘ontvangen een vergoeding per vergadering’ wordt ingevoegd ‘overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies’.

2. De tweede zin vervalt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark

TOELICHTING

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies kan een vergoeding worden toegekend aan de leden van een commissie. Deze vergoeding is, volgend uit artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies, ten hoogste 3% van het maximum van salarisschaal 18, waarbij voor de voorzitter een vergoeding kan worden toegekend van maximaal 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de andere leden van het desbetreffende adviescollege of de desbetreffende commissie wordt toegekend.

De bezoldiging van de Commissie toezicht financiën politieke partijen is geregeld in het Bezoldigingsbesluit Commissie toezicht financiën politieke partijen. Artikel 1 verwees naar bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. Dit besluit is komen te vervallen per 1 januari 2020. Sindsdien geldt het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. Met de wijziging vindt dus een correctie plaats van de vergoedingsgrondslag.

Er is voor gekozen om aan de wijziging terugwerkende kracht te verlenen. Dit heeft als reden dat de vergoedingen de afgelopen jaren meegestegen zijn met salarisschaal 18 van de CAO Rijk, terwijl het bedrag in bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 niet dynamisch was. De terugwerkende kracht wordt niet bezwaarlijk geacht, aangezien het slechts gaat om het corrigeren van de vergoedingsgrondslag en geen belastende gevolgen heeft.

Artikel I

Artikel I wijzigt de vergoedingsgrondslag in artikel 1 van het Bezoldigingsbesluit Commissie toezicht financiën politieke partijen, door te verwijzen naar artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. De tweede zin van de bepaling komt te vervallen, aangezien artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies de vergoeding bepaalt.

Artikel II

Artikel II regelt de inwerkingtreding van het besluit en verleent de terugwerkende kracht. Dit besluit betreft, met het corrigeren van de vergoedingsgrondslag, reparatieregelgeving. Er is dus sprake van een uitzondering op de minimuminvoeringstermijn. Het besluit werkt terug tot en met 1 januari 2020, omdat vanaf die datum het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 vervallen is en sindsdien het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies geldt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark

Naar boven