Bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025–2028

‘Een leven lang cultuur en erfgoed beoefenen’

Leeswijzer

Dit document bestaat uit twee delen.

Deel 1 bevat een gezamenlijke probleemanalyse, visie en beleidskader voor cultuurbeoefening voor de periode 2025–2028. Samen vormen deze onderdelen de inhoudelijk bedding voor Deel 2, waarin een convenant tussen OCW, IPO en VNG met afspraken en de gezamenlijke verkenningen te vinden zijn.

In de Bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025–2028 nemen de drie overheidslagen drie culturele codes (Governance Code Cultuur, Code Diversiteit & Inclusie en de Fair Practice code) in acht.

Definities; een inhoudelijke afbakening

Cultuurbeoefening

Cultuureducatie, amateurkunsten, cultuurparticipatie, immaterieel erfgoed, erfgoedparticipatie en talentontwikkeling zijn brede domeinen, met vele vormen van cultuur; traditioneel en vernieuwend. De domeinen beslaan cultuurbeoefening in de vrije tijd, op school en in de kinderopvang. Bij ‘vrije tijd’ gaat het om het actief beoefenen, het maken van of participeren aan kunsten en erfgoed, en niet om bezoek of consumptie ervan. ‘Actief beoefenen’ heeft daarbij betrekking op gebruikers en beoefenaars, niet op de cultuuraanbieders of makers. De afspraken betreffen de cultuur- en erfgoedbeoefenaars, en het professionele veld in de domeinen.

Ecosysteem voor cultuurbeoefening

Een cultuurbeoefening sector bestaande uit alle cultuur- en erfgoedbeoefenaars, aanbieders, verenigingen, ondersteuners en overheden. Meer concreet bestaat dit ecosysteem uit alle op cultuur- en erfgoedbeoefening gerichte culturele organisaties; ondersteuning aan beoefenaars en aanbieders; professionals die werken met beoefenaars; de ruimten om cultuur te beoefenen voor individuen, verenigingen en informele groepen; dit alles mogelijk gemaakt door beleid van overheden.

PARTIJEN

  • Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

  • De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)

  • Het Interprovinciaal Overleg (IPO)

Deel 1 – Beleidskader cultuurbeoefening 2025–2028; bijlage bij het convenant

De partijen vinden dat iedereen zelf cultuur moet kunnen beoefenen. Want cultuurbeoefening draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling, mentale en fysieke gezondheid, en verbindt mensen. Cultuurbeoefening is zo het ‘sociale cement’ van onze samenleving.

Van de eerste kennismaking op jonge leeftijd – via cultuureducatie op school en cultuurbeoefening in de vrije tijd – naar amateurkunstverenigingen of erfgoedparticipatie voor (jong)volwassenen. De basis voor cultuurdeelname is vaak lokaal, met het aanwakkeren van interesse voor cultuur en erfgoed op school, of door kennismaking met een plaatselijke vereniging of docent in de buurt.

Gemeenten hebben een belangrijke rol en verantwoordelijkheid bij al deze laagdrempelige vormen van cultuurbeoefening. Zij vormen de culturele humuslaag, zorgen voor gemeenschapszin en zijn een kweekvijver voor een cultureel rijk leven voor iedere inwoner en de professionals van de toekomst. De VNG heeft dit door en met gemeenten opgetekend in een visie op het cultuurstelsel in de toekomst.1 Daarin staat de éénoverheidsgedachte centraal.2

De kerngedachte van deze bestuurlijke afspraken voor cultuurbeoefening is dat gemeenten, provincies en Rijk zich inzetten voor cultuurbeoefening van iedereen in Nederland. Of je nou in een dorp woont, in de stad of op het platteland. Van cultuureducatie op school, spelen in een band of amateurtheater en jongeren keihard werken aan hun talenten voor ballet, schrijven of breakdancen, tot erfgoedbeoefenaars die samen een molen laten draaien, vrijwilligers die zich inzetten voor het plaatselijke museum of een gemeenschap die carnaval of Koningsdag organiseert.

Met de Bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025–2028 gaan de partijen het volgende doen:

  • Eenduidiger maken van het beleid voor cultuur-, en erfgoedbeoefenaars, aanbieders en ondersteuners en binnen de overheden zelf.

  • Toegankelijker maken van cultuurbeoefening voor cultuur- en erfgoedbeoefenaars.

  • Actualiseren van onderlinge afspraken.

  • Verkennen hoe de partijen met de sector structurele knelpunten en uitdagingen kunnen aanpakken.

Om de komende jaren uitvoering te geven aan onze ambities kondigen de partijen hier het Ontwikkeltraject cultuurbeoefening 2025–2028 aan. In dit traject gaan OCW, IPO en VNG samen met de sector (beleids-)verkenningen uitvoeren naar structurele knelpunten. Dit betreffen complexe knelpunten die vragen om samenwerking tussen de overheidslagen. De verkenningen vormen de basis op het vervolg van deze bestuurlijke afspraken in de toekomst.

1.1. GEZAMENLIJK STARTPUNT

De partijen signaleren het volgende:3

Waarde van cultuurbeoefening

  • Jong geleerd en oud gedaan, kan actief beoefenen van cultuur en erfgoed bijdragen aan een betere samenleving en een hoopvolle toekomst.4 Samen cultuur maken verbindt mensen en culturen. De sociaal-maatschappelijke waarden van cultuurbeoefening zijn te vinden in lichamelijke en geestelijke gezondheid, vitaal ouder worden en sociale cohesie en gemeenschapszin in krimpgebieden, platteland en stad, en het Caribisch deel van Nederland.5 Het beoefenen van cultuur is bewezen goed voor welzijn en gezondheid van de deelnemers.6 De vrijwillige inzet van inwoners bij cultuuractiviteiten heeft een verbindende maatschappelijke waarde.

  • Actief deelnemen aan cultuur en erfgoed helpt creatieve, innovatieve en sociale vaardigheden te ontwikkelen. Daarnaast kunnen met en door cultuureducatie zowel de basisvaardigheden versterkt worden als creatief talent.

  • Cultuur draagt bewezen bij aan hoe inwoners de leefbaarheid ervaren van hun wijk of dorp en aan een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat.

Cultuurbeoefening staat onder druk

  • Het klimaat voor cultuurbeoefening staat onder druk.7 Via scholen komen alle kinderen in Nederland in aanraking met kunst & cultuuronderwijs.8 Ondanks de positieve beweging die is ingezet door programma’s als Cultuureducatie met Kwaliteit, zijn de verschillen in ons land, tussen steden en dorpen, wijken en scholen echter nog steeds groot9. Daarnaast daalt het aantal muziekscholen en centra voor de kunsten de afgelopen jaren, en neemt het aandeel noodgedwongen zzp’ers toe. Ook staat het verenigingsleven onder druk door o.a. vergrijzing.10

  • Het aantal actieve vrijwilligers neemt af, veroudert en verbindt zich minder vaak structureel aan initiatieven.

  • Goede en betaalbare huisvesting is voor cultuur- en erfgoedverenigingen en niet formeel georganiseerde amateurkunstgroepen en erfgoedgemeenschappen een cruciale basisvoorwaarde voor cultuurbeoefening in verenigings- en groepsverband. Dit thema wordt door aanbieders van cultuur- en erfgoedbeoefening breed gezien als één van de belangrijkste knelpunten.

  • De mogelijkheden voor cultuurbeoefening in verschillende regio’s verschillen sterk van elkaar, tussen en binnen de regio’s.

Versnipperd beleid en instrumenten

  • Het ontbreekt aan samenhang in de vele (beleids-)aanpakken en (financiële) instrumenten waarmee de overheden cultuurbeoefening bevorderen. Deze worden vaak los van elkaar ontwikkeld, waardoor samenhang in beleid en instrumenten tussen de domeinen ontbreekt. Deze versnippering zorgt voor complexiteit voor uitvoerders en werkt beleids- en financiële concurrentie tussen de domeinen in de hand. Dit terwijl in de dagelijkse praktijk de verbinding tussen cultuureducatie, amateurkunsten, cultuurparticipatie, immaterieel erfgoed, erfgoedparticipatie en talentontwikkeling vanzelfsprekend is. Door vanuit de samenhang afspraken te maken en beleid te ontwikkelen, kunnen de partijen deze vanzelfsprekende verbinding stimuleren en waar nodig herstellen.

  • Cultuuraanbieders zijn voor financiering vaak afhankelijk van tijdelijke subsidies en stimuleringsregelingen die hooguit vier jaar duren. Regelingen en programma’s worden door de verschillende overheidslagen ontwikkeld voor vele specifieke doelroepen en doeleinden, met verschillende doorlooptijden. Het zijn in de praktijk echter veelal dezelfde groepen uitvoerders die de financiering via deze regelingen en programma’s benutten en tot uitvoering brengen. Dit maakt de administratieve last voor uitvoerders hoog en complex. Integraler en eenduidiger meerjarig of structureel beleid is daarom nodig voor aanbieders en ondersteuners.

Het financiële kader:

  • De Bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025–2028 gaan uit van bestaand beleid en budgetten op gebied van cultuurbeoefening bij gemeenten, provincies en Rijk voor die jaren.

De partijen bouwen voort op bestaande kaders:

  • De afspraken betreffen een vervolg op het Bestuurlijk Kader Cultuur en Onderwijs 2014–2024. Het kader is de basis voor de hernieuwde samenwerking voor de jaren 2025–2029.11

  • Voor amateurkunsten wordt de in de Meerjarenbrief cultuur 2022 aangekondigde 'Nationaal Akkoord Amateurkunsten’ onderdeel van deze afspraken.

  • Uitgangspunt voor immaterieel erfgoed is de Kamerbrief Immaterieel erfgoed van, voor, door en met iedereen.12

  • Voor het Verdrag van Faro is de Kamerbrief Verdrag van Faro de basis.13

1.2. AMBITIES EN DOELEN

Leeswijzer

Ambities

De partijen delen drie ambities voor cultuurbeoefening in periode 2025–2028. Deze ambities geven de gezamenlijke drijfveren weer op dit beleidsterrein.

Doelen

Na elk van de drie ambities volgen breed omschreven lange termijn doelen, die een basis vormen onder het handelen van de drie overheden op de desbetreffende ambitie. Aan deze doelen werkt elk van de partijen vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid.

Ambitie 1 : De partijen zetten in op een sterk ecosysteem voor cultuurbeoefening, waarin iedereen de mogelijkheid heeft een leven lang cultuur te beoefenen

Iedereen moet de mogelijkheid hebben om een leven lang cultuur en erfgoed te beoefenen en de eigen talenten te ontwikkelen. In de vrije tijd en op school, door jong en oud, op formele en informele wijze, ongeacht waar je woont in Europees of Caribisch Nederland. Ook voor mensen voor wie dit niet vanzelfsprekend is. De partijen streven ernaar dat cultuurbeoefening voor iedereen dichtbij en toegankelijk is, ook in de letterlijke zin van het woord.

Daarvoor moet ons land over een sterk landelijk, provinciaal en gemeentelijk ecosysteem beschikken. Waarbij wordt rekening gehouden met regionale verschillen. Onder een sterk ecosysteem verstaan wij een cultuurbeoefening sector met gezonde culturele organisaties en verenigingen, kwalitatief goede en op de behoefte toegesneden ondersteuning, deskundige professionals en ruimte om cultuur te beoefenen voor individuen, verenigingen en informele groepen. Mogelijk gemaakt door stabiel beleid van overheden. Lokale ‘wegwijzers’ voor geïnteresseerde beoefenaars en uitvoerders zijn daarbij van groot belang. Veel gaat al goed, maar er is ook nog werk te verrichten.

Om versnippering in aanbod en initiatieven te voorkomen, moet beleid op landelijk, regionaal en lokaal niveau in samenhang worden ontwikkeld. De partijen kijken daarbij ook naar de samenhang met stimuleringsbeleid binnen het sociaal domein of het onderwijs. Een gecoördineerde aanpak op het gebied van beleid en financiering is wenselijk. Hiermee wordt het werkveld beter gefaciliteerd en cultuur- en erfgoedbeoefening voor de beoefenaar vergemakkelijkt. Belangrijk aandachtspunt is het verlagen van uitvoeringslast en regeldruk voor uitvoerders.

De partijen werken elk vanuit de eigen verantwoordelijkheden gezamenlijk aan de volgende doelen:

  • Basisvoorzieningen voor cultuureducatie en -participatie, amateurkunst, talentontwikkeling en erfgoedparticipatie en immaterieel erfgoed, al dan niet gelieerd aan scholen, in stad, dorp, landelijk gebied en het Caribisch deel van het koninkrijk.

  • Duurzame samenwerking tussen cultuur en onderwijs, zodat elk kind op school kennismaakt met kunst, erfgoed en cultuur.

  • Verbinding tussen binnen- en buitenschools aanbod zodat jeugd en jongeren zich verder kunnen ontwikkelen.

  • Voldoende (oefen)ruimte voor beoefenaars en aanbieders van cultuur en voor erfgoedgemeenschappen.

  • Goede ondersteuningsstructuur voor aanbieders en beoefenaars van cultuur en voor erfgoedgemeenschappen, zodat initiatieven en aanbieders tot bloei kunnen komen.

  • Cultuureducatie en- participatie, amateurkunst en erfgoedparticipatie als vast onderdeel van meerjarige cultuurvisies van gemeenten.

  • Het ontwikkelen van flankerend beleid om vrijwilligersorganisaties (in beleidsregels en/of vergunningverlening) te ondersteunen en/of faciliteren;

  • Aanhaken bij de positieve ontwikkelingen ten aanzien van het versterken van het ecosysteem voor cultuurbeoefening in Caribisch Nederland, zoals beschreven in de cultuuragenda’s

Ambitie 2 : De partijen zetten de cultuur- en erfgoedbeoefenaar centraal

Alle inwoners van Nederland moeten cultuur en erfgoed kunnen beoefenen op de wijze die bij hen past. Daarvoor moet er ruimte zijn voor een breed scala aan culturele expressies, van gevestigde vormen van cultuurbeoefening tot nieuwe vormen van kunst en creativiteit. Met plezier zien we dat zeven miljoen mensen amateurkunsten beoefenen, samen in groepen, bij een vereniging of individueel. Daarnaast beoefenen zes miljoen mensen verschillende vormen van erfgoed.14

Het beoefenen van cultuur en erfgoed is waardevol voor je persoonlijke ontwikkeling en om in verbinding te staan met mensen om je heen. Om te leren, ontwikkelen en het vormen van je identiteit in relatie tot je omgeving. Hier willen wij ruimte aan geven. Hierbij volgen de partijen het gedachtengoed van het Verdrag van Faro. Dat gaat over meedoen en meebeslissen over erfgoed, over openstaan voor ieders kijk op de eigen erfgoed of cultuur. Dit gedachtengoed heeft zeggingskracht voor alle vormen van cultuurbeoefening.

Het is van belang dat mensen cultuur kunnen beoefenen op de wijze die bij hen past. De partijen willen de behoefte van cultuurbeoefenaars en de drempels voor cultuurbeoefening in kaart brengen en waar mogelijk ondersteunen en stimuleren. Iedereen moet namelijk cultuur kunnen maken en meemaken, ongeacht achtergrond of afkomst.

We doen dit door te kijken hoe men cultuur beleeft en beoefent. Dit ontwikkelt mee met de samenleving en verschilt per gebied of bevolkingsgroep, blijkt uit het rapport The Culture van de Nederlandse Unesco Commissie. Om ondersteuning te kunnen bieden aan de verschillende vormen van cultuurbeoefening van nu, is het nodig om de huidige systematiek, onze wijze van ondersteuning en financiering, onder de loep te nemen en waar nodig bij te stellen.

Zo geeft de sector aan dat er meer aandacht nodig is voor duurzame en structurele vormen van beoefening, aanbod, ondersteuning en financiering, naast de noodzaak tot vernieuwing en innovatie. Projectsubsidies vormen bijvoorbeeld een belangrijk deel van de financieringsmix, terwijl cultuurinstellingen en erfgoedgemeenschappen hun energie willen inzetten op het verbeteren van hun reguliere activiteiten, die zo waardevol zijn voor de cultuurbeoefenaar.

De partijen werken elk vanuit de eigen verantwoordelijkheden gezamenlijk aan de volgende doelen:

  • Bij het ontwikkelen van cultuur- en erfgoedbeleid betrekken partijen zoveel mogelijk de cultuur- en erfgoedbeoefenaar. Dat doen partijen door potentiële doelgroepen (uitvoerders en beoefenaars) te betrekken bij de vormgeving van beleid en regelgeving. Bijvoorbeeld door participatieve beleidsontwikkeling. Bij het maken of herzien van regelgeving hebben de partijen oog voor de belangen van vrijwilligersorganisaties en informele groepen.

  • In aanloop naar de ratificatie van het Verdrag van Faro het gedachtengoed van het verdrag medebepalende inspiratiebron maken, wanneer erfgoedbeleid wordt herzien of ontwikkeld. Dit houdt in dat overheden zich inzetten voor: meedoen en meebeslissen meer gemeengoed in de erfgoedpraktijk maken; cultureel erfgoed verbinden aan sociaal-maatschappelijke doelen en; openstaan voor andere erfgoedopvattingen en meer ruimte bieden aan kennis van burgers.

Ambitie 3 : De partijen zetten in op de verbinding van cultuur met sociaal-maatschappelijke opgaven

Talrijke studies hebben bewezen dat deelname aan cultuur en erfgoed een positieve invloed heeft op sociale samenhang, mentale welzijn, positieve gezondheid, de leefbaarheid van wijken en dorpen, het vestigingsklimaat en de economie. Daarnaast draagt het ook bij aan trots, identiteit, saamhorigheid en zingeving. Cultuur en erfgoed dragen daarmee bij aan bredere sociaal maatschappelijke opgaven.15 Zo zijn verenigingen, erfgoedgemeenschappen en informele groepen belangrijke bronnen voor saamhorigheid in onze samenleving.

De relatie tussen cultuur, welzijn en gezondheid is diepgaand en veelzijdig.16 Kunsttherapie is bijvoorbeeld een vorm van therapie dat wordt ingezet bij de behandeling van mentale gezondheidsproblemen, trauma’s en chronische ziekten. Ook draagt cultuur draagt bij aan emotioneel en psychologisch welzijn, doordat het stress kan verminderen en het gevoel van eigenwaarde en identiteit kan vergroten. Kortom, cultuur en erfgoed zijn krachtige instrumenten voor het bevorderen van sociaal maatschappelijke vraagstukken.

Wij zetten ons in voor een sterke verbinding van cultuur en erfgoed met de domeinen zorg, welzijn, onderwijs en het ruimtelijk domein. Ook gaan de partijen in gesprek met andere domeinen om te onderzoeken hoe cultuurbeoefening preventief in kan worden gezet en aan kan sluiten bij deze beleidsterreinen. Waarbij het ook belangrijk is om te onderkennen dat cultuur- en erfgoedbeoefening een factor is in gebiedsontwikkeling.

De partijen werken elk vanuit de eigen verantwoordelijkheden gezamenlijk aan de volgende doelen:

  • Stimuleren van de inzet van cultuurbeoefening als middel voor maatschappelijke opgaven.

  • Het versterken van de samenwerking met andere domeinen, zoals zorg, welzijn en onderwijs. Zowel beleidsmatig als in de uitvoering.

  • De impact van cultuurbeoefening als middel in kaart brengen, om te informeren, te inspireren en stimuleren.

1.3. AANKONDIGING ONTWIKKELTRAJECT CULTUURBEOEFENING 2025–2028

Voor een deel van de afspraken en alle verkenningen in Deel 2 is een nadere uitwerking en vertaling naar de werkpraktijk wenselijk. Daarnaast is het van belang om partijen uit de sector te betrekken bij de uitvoering van de Bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025–2028. Daaraan gekoppeld wordt een landelijk strategisch overleg cultuurbeoefening (verbonden aan het ontwikkeltraject) opgericht.

Bovenstaande afspraken en verkenningen worden in het Ontwikkeltraject Cultuurbeoefening 2025–2028 uitgewerkt. Dit traject richt zich op het versterken van de verbindingen tussen verschillende domeinen van cultuurbeoefening, en het creëren van duurzame samenwerkingsverbanden tussen overheden en cultuurinstellingen.

De opzet en organisatie van het Ontwikkeltraject wordt in 2025 uitgewerkt.

Deel 2 – Convenant houdende afspraken over cultuurbeoefening 2025–2028

Partijen,

  • 1. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, de heer Dr. E.E.W. Bruins, hierna te noemen “OCW”;

  • 2. Het Interprovinciaal Overleg, waarvan de zetel is gevestigd in Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door Rob van Muilekom, gedeputeerde provincie Utrecht, hierna te noemen “IPO”;

  • 3. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, waarvan de zetel is gevestigd in Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door Natalie Kramers, wethouder gemeente Leeuwarden, hierna te noemen “VNG”;

Hierna ook gezamenlijk aangeduid als “Partijen”,

Overwegen het volgende,

  • Partijen onderschrijven de probleemanalyse, ambities en doelen zoals verwoord in Deel 1 van het Convenant houdende afspraken over cultuurbeoefening 2025–2028.

  • Partijen wensen aan die ambities en doelen uitvoering te geven door in dit Deel 2 van het Convenant de volgende afspraken vast te leggen.

  • Partijen werken met elkaar samen aan de uitvoering van deze afspraken op basis van wederzijds vertrouwen, begrip en transparantie.

Spreken het volgende af,

Artikel 1. DEFINITIES

In dit Convenant (en de daarbij behorende bijlagen) wordt verstaan onder:

a. Convenant:

dit convenant;

b. Cultuurbeoefening:

zoals gedefinieerd in Deel 1 van dit Convenant, in het kader op pagina 1;

c. De minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

d. Ecosysteem voor cultuurbeoefening:

een cultuurbeoefening sector met gezonde culturele organisaties, kwalitatief goede en op de behoefte toegesneden ondersteuning, deskundige professionals en ruimte om cultuur te beoefenen voor individuen, verenigingen en informele groepen. Mogelijk gemaakt door stabiel beleid van overheden.

Artikel 2. DOELEN EN REIKWIJDTE

Het doel van dit Convenant is om afspraken vast te leggen over:

  • 1. De rollen en verantwoordelijkheden van Partijen;

  • 2. De activiteiten die Partijen na ondertekening van dit Convenant zullen voorzetten of uit voeren;

  • 3. De intenties die Partijen uitspreken.

Artikel 3. ROLLEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

  • Partijen komen overeen dat zij de volgende verantwoordelijkheidsverdeling voor de periode 2025–2028 sluiten:

  • IPO zet zich in voor het verbinden van partijen en het faciliteren van kennisdeling op provinciaal niveau, op het terrein van cultuurbeoefening en erfgoedgemeenschappen.

  • VNG zet zich in voor behoud en faciliteren van lokale instellingen, verenigingen en initiatieven op het terrein van cultuurbeoefening.

  • OCW zet zich in voor ondersteuning van de landelijke culturele infrastructuur voor cultuurbeoefening en landelijke kennisdeling op het gebied van cultuurbeoefening.

  • Het gedachtengoed van het Verdrag van Faro is een medebepalende inspiratiebron voor alle Partijen wanneer erfgoedbeleid wordt herzien of ontwikkeld.

Artikel 4. AFSPRAKEN PER AMBITIE

Partijen komen overeen dat zij zich gezamenlijk inzetten voor de drie navolgende ambities. Per ambitie worden activiteiten en inspanningen afgesproken. Dit betreft de volgende ambities:

  • 1. Ambitie 1: Partijen zetten in op een sterk ecosysteem voor cultuurbeoefening, waarin iedereen de mogelijkheid heeft een leven lang cultuur te beoefenen.

  • 2. Ambitie 2: Partijen zetten de cultuur- en erfgoedbeoefenaar centraal.

  • 3. Ambitie 3: Partijen zetten in op de verbinding van cultuur met sociaal-maatschappelijke opgaven.

Leeswijzer Afspraken en Verkenningen

Afspraken

Hieronder volgen afspraken over het voortzetten of uitvoeren van activiteiten. Dit betreft geen uitputtende lijst, maar geeft de belangrijkste afspraken weer die betrekking hebben op activiteiten die als primaire doel het bevorderen van cultuurbeoefening hebben. De afspraken hebben betrekking op de periode 2025–2028.

Verkenningen

Vervolgens worden per ambitie verkenningen genoemd rond vraagstukken die gebaat zijn bij gezamenlijke beleidsverkenning, vaak samen met de sector. De verkenningen betreffen complexe knelpunten. Door samen onderzoek te doen naar een mogelijke oplossing voor deze knelpunten, ontstaat de verdere beleidsvorming bij de drie overheden vanuit een gezamenlijk vertrekpunt.

Twee type verkenningen zijn te identificeren, met elk een eigen doelstelling en tijdspad. De verkenningen in artikel 5, 6 en 7 sluiten af met (1) of (2); dit cijfer correspondeert met de onderstaande twee type verkenningen.

  • (1) Complexe structurele knelpunten waar de gehele periode 2025–2028 aan gewerkt wordt. De verkenningen monden uit in een voorstel voor afspraken tussen OCW, IPO en VNG voor de periode vanaf 2029.

  • (2) Verkenningen in de vorm van een advies gericht aan OCW, IPO en VNG (en mogelijk de sector) in 2026. Waarna op basis van een besluit door OCW, IPO en VNG (en mogelijk de sector) een vervolg wordt gegeven aan de verkenning.

Artikel 5. ACTIVITEITEN EN INSPANNINGEN TEN BEHOEVE VAN AMBITIE 1

Partijen spreken af de volgende activiteiten voort te zetten of uit te voeren:

  • Partijen zetten zich gezamenlijk in voor het verbeteren van de kwaliteit van cultuureducatie door financiering en uitvoering van het gezamenlijke programma Cultuureducatie met Kwaliteit 4. Hierbij bieden het LKCA en FCP ondersteuning.

  • Partijen starten een denktank met partijen uit cultuur en onderwijs om gezamenlijk te verkennen hoe het programma Cultuureducatie met Kwaliteit vanaf 2029 duurzaam kan worden geborgd.

  • OCW zet de Cultuurkaart in het VO en MBO voor de periode 2025–2028 voort. OCW stelt hiervoor jaarlijks middelen ter beschikking, zodat elke leerling in het vo en elke student in het mbo onderwijs budget tot diens beschikking heeft voor culturele activiteiten. De kaart en het budget wordt via scholen beschikbaar gesteld, die op hun beurt weer gestimuleerd worden om het bedrag te matchen, zodat het klassikaal ingezet mag worden.

  • VNG en OCW zetten gezamenlijk in op het versterken van het lokale ecosysteem voor de cultuur- en erfgoedbeoefening door de inzet van cultuurcoaches, zoals ook vastgelegd in het addendum op het Sportakkoord II Brede Regeling Combinatiefuncties. In 2023 zijn er 453 fte cultuurcoaches. 256 gemeenten hadden in 2023 één of meer cultuurcoaches.

  • OCW zet in op het versterken van het landelijke ecosysteem voor amateurkunsten door via de FCP-regeling voor amateurkunsten provincies de gelegenheid te bieden de inzet vanuit het Rijk voor de provinciale ondersteuningsorganisaties te matchen. Dit mag ook met bestaand provinciaal beleid zijn. Daarnaast financiert OCW het Ontwikkeltraject Amateurkunsten bij het LKCA.

  • OCW, IPO en VNG zetten zich in om de financiering voor de bestaande landelijke, provinciale en gemeentelijke ondersteuningsstructuren voor cultuurbeoefening en erfgoedgemeenschappen in stand te houden.

  • OCW zet in op het versterken van ecosysteem voor cultuurbeoefening in Caribisch Nederland. Waar mogelijk dragen de VNG en IPO met kennis bij aan deze acties.

Partijen verkennen de volgende vraagstukken:

  • Partijen verkennen de gewenste invulling en afbakening van de rollen en verantwoordelijkheden van Rijksoverheid, provincie en gemeente ten aanzien van cultuurbeoefening. Waarbij ook gekeken wordt naar de wijze van samenwerken, voortbouwend op de gezamenlijke ambities en gericht op 2029 en verder. (1)

  • Partijen verkennen hoe gemeenten cultuureducatie kunnen borgen in de Lokale Educatieve Agenda.

  • Partijen werken samen met de sector aan een gezamenlijke visie hoe het ecosysteem voor cultuur- en erfgoedbeoefening versterkt kan worden. (2)

  • Partijen verkennen samen met de sector de gewenste vorm van overheidsbetrokkenheid bij goede en betaalbare huisvesting voor beoefenaars en aanbieders van cultuurbeoefening en voor erfgoedgemeenschappen. (2)

  • Partijen verkennen de mogelijkheden voor het stroomlijnen en beter aansluiten van de veelheid aan losse en vaak tijdelijke stimuleringsmaatregelingen en -instrumenten binnen en tussen de overheden. En te onderzoeken waar witte vlekken zijn, oftewel waar lokale voorzieningen onder druk staan en waar instrumenten niet of nauwelijks landen. Om deze verkenning te kunnen uitvoeren is zicht nodig op het gezamenlijk instrumentarium bij de drie overheden. Daarbij wordt ook de mogelijkheid voor het vereenvoudigen en versimpelen van bovenwettelijke stimuleringsmaatregelen op het gebied van cultuureducatie verkent, zoals aanbevolen in de ‘Periodieke rapportage cultuureducatiebeleid 2013–2022’17, net als het vergroten van de samenhang met andere thema’s zoals buitenschoolse cultuureducatie en talentontwikkeling. (1)

Artikel 6. ACTIVITEITEN EN INSPANNINGEN TEN BEHOEVE VAN AMBITIE 2

Partijen spreken af de volgende activiteiten voort te zetten of uit te voeren:

  • OCW financiert de landelijke monitoring van cultuurbeoefening, die wordt uitgevoerd door LKCA. Het gaat daarbij onder andere om de monitor amateurkunsten; monitor erfgoedbeoefening; monitor cultuureducatie. In het geval van erfgoedbeoefening door de Rijksdienst voor de Cultureel Erfgoed en het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland. IPO en VNG dragen bij door het verstrekken van data o.a. vanuit de provinciale en gemeentelijke monitoring.

  • Het voorzetten van de activiteiten van het Uitvoeringsprogramma Verdrag van Faro bij de Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Regeling Faro in 2025 en 2026.

  • De activiteiten van het Netwerk Levend Erfgoed in 2025 en 2026.

  • Via het project Samen Verder – het samenwerkingsverband tussen KIEN en de Provinciale erfgoedhuizen – immaterieel erfgoedgemeenschappen ondersteuning bieden dicht bij hun eigen praktijk.

Partijen verkennen de volgende vraagstukken:

  • Partijen brengen de behoefte van de cultuurbeoefenaar in kaart en toetsen deze aan de huidige voorzieningen en ondersteuningsmogelijkheden. Het gaat hierbij om alle organisatievormen van kunst- en erfgoedbeoefening in de vrije tijd en op school. Daarbij benutten we de kennis en werkwijze uit succesvolle aanpakken zoals het doelgroepenmodel van Rotterdam festivals (doelgroepenmodel publieksbereik van de provincie Utrecht. (2)

  • Partijen onderzoeken hoe informele groepen beter bereikt kunnen worden. Er is breed behoefte aan meer kennis over beoefenaars in het ‘informele veld’ en van ‘nieuwe vormen’ van cultuur in stad, dorp en platteland en de behoeften van deze groepen beoefenaars. Om beleid en ondersteunen beter aan te laten sluiten bij deze groepen, is het nodig om deze beoefenaars en hun werkwijze beter in beeld te krijgen. (2)

  • Partijen verkennen de mogelijkheden om de ondersteuning van vrijwilligersorganisaties, amateurkunstgroepen en erfgoedgemeenschappen te versterken. Onderdeel hiervan is de ontwikkeling van lokale en provinciale aanspreek- of informatiepunten op het gebied van cultuur- en erfgoedbeoefening voor beoefenaars, verenigingen en (erfgoed)gemeenschappen. Met ondersteuning van de landelijke steunorganisaties. Daaraan gekoppeld gaan de partijen verkennen hoe de Erfgoedparticipatiecoaches na 2025 bij de provinciale erfgoedhuizen duurzaam kunnen worden geborgd. De coaches zijn gids in het systeem voor erfgoedbeoefenaars uit de leefwereld: bij welk loket kun je aankloppen, wat kun je zelf doen, wat betekent bepaalde regelgeving. (2)

  • Partijen gaan samen met de sector de implementatie van het Verdrag van Faro na 2026 bij overheden en binnen de erfgoedsector verkennen. (2)

  • Partijen verkennen samen met de sector de mogelijkheden om wet- en regelgeving en regelingen voor vrijwilligersorganisaties te versimpelen, laagdrempeliger te maken of waar mogelijk te versoepelen.18 (1)

Artikel 7. ACTIVITEITEN EN INSPANNINGEN TEN BEHOEVE VAN AMBITIE 3

Partijen spreken af de volgende activiteiten voort te zetten of uit te voeren:

  • OCW werkt samen met FCP en LKCA werken binnen het programma ‘Cultuur en samenleving’ aan de verbinding van de cultuur met andere beleidsterreinen en de inzet van cultuur bij maatschappelijke opgaven.

  • Het stimuleren van gemeenten door VNG om inwoners te informeren en enthousiasmeren over de verschillende vormen van cultuur- en erfgoedbeoefening die mogelijk zijn binnen een gemeente.

  • Partijen zetten zich in voor een goede aansluiting van culturele initiatieven en beleidsprogramma’s bij domeinoverstijgende ambities, zoals School en Omgeving (cultuur en onderwijs), de Uitvoeringsagenda Faro 25–26 (erfgoed en sociaal-maatschappelijke doelen) en Arts in Health (cultuur en zorg).

Partijen verkennen de volgende vraagstukken:

  • Partijen evalueren en reflecteren met de sector op acties binnen de verschillende projecten, programma’s en regeling rond het verbinden van cultuur aan sociaal-maatschappelijke opgaven: wat hebben we geleerd, wat zetten we voort en wat doen we in de toekomst anders? (2)

  • Partijen gaan samen met de sector verkennen hoe meer samenhang aangebracht kan worden in het stimuleren van verbindingen met andere beleidsterreinen binnen de drie overheden zoals het onderwijs, de zorg, welzijn, ruimtelijke ordening. Zij doen dit elk vanuit hun eigen perspectief (2)

  • Partijen gaan samen met de sector verkennen op welke wijze de mogelijkheden voor cultuurbeoefening bij opgaven op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling meegenomen kunnen worden door de overheden. Dit verstrekt de leefbaarheid van nieuwe woongebieden. Hierbij wordt gekeken naar de voors en tegen van een normenkader voor m2 bij bv MRA. (2)

Artikel 8. LOOPTIJD, EVALUTIE EN ONTBINDING

  • 1. De afspraken uit dit Convenant gelden vanaf 1 januari 2024 tot 31 december 2027.

  • 2. Partijen brengen dit Convenant onder de aandacht van hun leden respectievelijk andere belanghebbende partijen en bevorderen dat ze actief mee werken om de doelstellingen en ambities ervan te bereiken.

  • 3. Vertegenwoordigers van Partijen komen tweemaal per jaar op bestuurlijk niveau bij elkaar om de voortgang van de uitvoering van dit Convenant te bespreken. In dat overleg besteden Partijen specifiek aandacht aan:

    • Onderlinge afstemming over de uitvoering van gezamenlijke activiteiten, zoals Cultuureducatie met Kwaliteit, Samen cultuur maken etc.

    • De tussentijdse resultaten van de verkenningen binnen het Ontwikkeltraject Cultuurbeoefening 2025–2028 en de gewenste vervolgactiviteiten en waar nodig afspraken.

    • Voorbereiding voor een mogelijk vervolg van de Bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025–2028 in 2029 en verder.

  • 4. De ambtelijke werkgroep van VNG, IPO en OCW komt periodiek bij elkaar om de voortgang van afspraken en de verkenningen binnen dit Convenant te monitoren.

  • 5. Partijen evalueren de samenwerking halverwege de looptijd van dit convenant in een gezamenlijke vergadering. De evaluatie omvat in ieder geval het verkrijgen van inzicht over de stand van zaken rondom de doelstellingen en ambities van het convenant. Ten behoeve van de gewenste transparantie verschaffen alle partijen dan (cijfermatig) inzicht rondom monitoring en certificering van kwaliteit. Partijen maken vervolgens een afspraak over het verder monitoren van het Convenant. Van de vergadering wordt een verslag gemaakt, waarin afspraken over het verder monitoren worden vastgelegd.

  • 6. Als uit de evaluatie blijkt dat een meerderheid van Partijen van mening is dat dit Convenant niet het gewenste effect heeft, spreken Partijen elkaar daar op aan om tot een oplossing te komen.

  • 7. Als een van Partijen zich niet houdt aan de afspraken in dit Convenant, spreken partijen elkaar daar op aan om tot een oplossing te komen.

Artikel 9. WIJZIGINGEN

  • 1. Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken het convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.

  • 2. Partijen treden in overleg binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe aan de andere partijen schriftelijk heeft medegedeeld.

  • 3. Wijzigingen van of aanvullingen op dit Convenant dienen schriftelijk tussen Partijen te worden afgesproken en vastgelegd en ondertekend door daartoe bevoegde personen.

Artikel 10. OPENBAARMAKING

  • 1. Binnen één maand na ondertekening van dit Convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 2. De tekst van het convenant wordt tevens gepubliceerd op de website van het IPO en de VNG.

Aldus overeengekomen en in drievoud ondertekend,

Tussen 16 en 20 december 2024, te Den Haag, Utrecht en Leeuwarden

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins

Het Interprovinciaal Overleg, Voor deze: R. van Muilekom Gedeputeerde Utrecht

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voor deze: N. Kramers Wethouder Leeuwarden


X Noot
1

Propositie Samen cultuur borgen. VNG januari 2024. Externe link: vng.nl/artikelen/propositie-samen-cultuur-borgen

X Noot
3

Deze probleemanalyse is grotendeels gebaseerd op de Kennissynthese Cultuurbeoefening uit 2024 van het Landelijk Kenniscentrum Cultuureducatie en Amateurkunstondersteuning (LKCA), de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland Externe link: www.lkca.nl/publicatie/kennissynthese-cultuurbeoefening/

X Noot
11

OCW, IPO, VNG, en PO-raad, Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs, 2013 zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-272900.pdf

Naar boven