TOELICHTING
1 Algemeen
Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad
van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en nr. 91/414/EEG van de Raad
(PbEU 2009, L 309) (hierna: Verordening (EG) nr. 1107/2009) en artikel 38 van de Wet
gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) maken het mogelijk in bijzondere omstandigheden
tijdelijke vrijstelling te verlenen van het verbod om een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel
binnen Nederland te brengen, op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken.
Tijdelijke vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een
gecontroleerd en beperkt gebruik ter beheersing van een noodsituatie die op geen enkele
andere redelijke manier te bestrijden is.
2 Adviezen
2.1 Landbouwkundig advies
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een landbouwkundig advies
opgesteld bestaande uit een onderbouwing van de noodsituatie op het gebied van gewasbescherming
en een advies over de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de door het Ctgb voorgeschreven
risico reducerende maatregelen / restrictiezinnen.
2.1.1. Noodsituatie op het gebied van gewasbescherming
Gevaar
Bladluizen (met name groene perzikluis) veroorzaken indirecte schade in suikerbieten
door het overbrengen van bietenvergelingsvirussen. Deze virussen zorgen voor gele
planten en daardoor voor een lagere suikeropbrengst. Met de beschikbare maatregelen
en middelen kunnen bladluizen binnen een geïntegreerd gewasbeschermingssysteem niet
afdoende beheerst worden. De aanvrager geeft aan dat de schade door bietenvergelingsziekte
kan oplopen tot een 50% lagere suikeropbrengst. De inzet van niet integreerbare middelen
zorgt voor een verstoring van het geïntegreerde systeem door ongewenste nevenwerking
op natuurlijke vijanden.
In de geïntegreerde teelt van suikerbieten zijn onvoldoende maatregelen en integreerbare
middelen beschikbaar om verstoring van het geïntegreerde gewasbeschermingssysteem
en de schade te beperken.
Alternatieven
Voor deze artikel 38 aanvraag wordt een beroep gedaan op het bevorderen van geïntegreerde
gewasbescherming. De CLM milieumeetlat classificeert het risico van middelen op basis
van cyantraniliprole voor bestrijders (natuurlijke vijanden zoals sluipwespen, lieveheersbeestjes,
roofmijten) als niet bruikbaar in de geïntegreerde teelt.
Maatregelen
Een belangrijke preventieve maatregel is het volgen van het teeltvoorschrift ‘Vergelingsziekte
bij bieten’ (Regeling Plantgezondheid, paragraaf 3.5). Om verspreiding van vergelingsziekte
zoveel mogelijk tegen te gaan is op 29 maart 2023 een nieuw (strenger) teeltvoorschrift
in werking getreden, met:
-
1) een verbod voor het op voorraad hebben van bieten met bladvorming, ieder jaar vanaf
15 maart,
-
2) een verbod op bietenopslag op percelen en terreinen, ieder jaar vanaf 15 april,
-
3) een verplichte bestrijding van bladluizen in bietengewassen voor zaadteelt.
Spontaan voorkomende natuurlijke vijanden als sluipwespen, lieveheersbeestjes en gaasvliegen
leveren een bijdrage aan de beheersing van bladluizen.
Inzaaien van gerst tussen de bieten remt de opbouw van bladluispopulaties en reduceert
daardoor de virusverspreiding. Dit systeem kan een bijdrage leveren aan de beheersing
van bladluizen, maar is nog niet praktijkrijp. In 2025 zal worden onderzocht of er
bij vroeger afdoden van de gerst nog een positief effect is op de beheersing van de
bladluizen.
Monitoring en het gebruik van schadedrempels leveren een belangrijke bijdrage aan
het bepalen of en wanneer er chemische bestrijding nodig is. Hiervoor is een bladluiswaarschuwingsdienst
operationeel, gericht op het optimaal inzetten van gewasbeschermingsmiddelen. Belangrijk
hierbij is het vermijden van insecticiden met ongewenste nevenwerking op natuurlijke
vijanden.
Toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en goedgekeurde basisstoffen:
Ter beheersing van bladluizen zijn in de teelt van suikerbieten middelen beschikbaar
op basis van: deltamethrin, esfenvaleraat, flonicamid, lambda-cyhalothrin en pirimicarb.
In de teelt van suikerbieten zijn middelen op basis van deltamethrin en esfenvaleraat
toegelaten tegen trips en rupsen. Middelen op basis van lambda-cyhalothrin waren toegelaten
tegen trips, maar zijn per 8 januari 2025 vervallen (aflevertermijn tot 8 juli 2025
en opgebruiktermijn tot 31 oktober 2025). De middelen op basis van deltamethrin, esfenvaleraat
en lambda-cyhalothrin behoren tot de groep pyrethroïden en hebben een nevenwerking
tegen bladluizen. Er is resistentie bekend tegen pyrethroïden bij groene perzikluis, die de vergelingsvirussen overbrengt. Daarnaast
zijn dit middelen met contactwerking en is de groene perzikluis moeilijk te raken
omdat zij in het hart van de planten en aan de onderzijde van het blad zit. Pyrethroïden
hebben echter nadelige effecten op nuttige insecten, die de luizenpopulatie onderdrukken
en daarmee de verspreiding van de bietenvergelingsziekte beperken. De middelen op
basis van deltamethrin, esfenvaleraat en lambda-cyhalothrin zijn niet bruikbaar in
een geïntegreerde teelt.
Middelen op basis van flonicamid mogen één maal per teeltcyclus worden ingezet en
zijn goed integreerbaar. De veiligheidstermijn bedraagt zestig dagen. De toelatinghouder
adviseert om deze middelen alleen in te zetten tot en met het 10-blad stadium (ca.
eind mei).
Van het goed integreerbare middel op basis van pirimicarb is bekend dat dit als gevolg
van resistentieontwikkeling onvoldoende werkzaam is tegen groene perzikluis.
De bladluiswaarschuwingsdienst heeft in de jaren 2020 tot en met 2024 in de meeste
regio’s één tot drie waarschuwingen afgegeven, waarvan de laatste meestal in juni.
Het strikt opvolgen van de teeltvoorschriften in combinatie met de inzet van het goed
integreerbare gewasbeschermingsmiddel volgens een waarschuwingssysteem, is onvoldoende
voor de beheersing van groene perzikluis in een geïntegreerde suikerbietenteelt.
Bijzondere omstandigheden
De aanvraag betreft een vrijstelling voor een middel in het kader van het bevorderen
van geïntegreerde gewasbescherming. De CLM milieumeetlat classificeert het risico
van middelen op basis van cyantraniliprole voor bestrijders (natuurlijke vijanden
zoals sluipwespen, lieveheersbeestjes, roofmijten) als niet bruikbaar in de geïntegreerde
teelt.
De toelating van zaadbehandelingen voor de teelt van suikerbieten op basis van imidacloprid,
thiamethoxam en clothianidine is op 19 augustus 2018 vervallen, met een opgebruiktermijn
tot 19 december 2018. In het seizoen 2019 was het middel op basis van spirotetramat
vrijgesteld ter beheersing van bietenvlieg. In 2020, 2021 en 2022 zijn vrijstellingen
verleend voor middelen op basis van spirotetramat en sulfoxaflor voor de beheersing
van bladluizen in suikerbieten, om overdracht van vergelingsvirus te beperken. In
2023 is alleen een middel op basis van spirotetramat vrijgesteld, omdat de werkzame
stof sulfoxaflor bij EU besluit (EU 2022/686) is beperkt tot gebruik in permanente
kassen. In 2024 is een middel op basis van spirotetramat vrijgesteld, ondanks een
negatief landbouwkundig advies van de NVWA. De aanvraag van een middel op basis van
acetamiprid voldeed in 2023 en 2024 niet aan de criteria voor een vrijstelling en
is niet vrijgesteld.
De aanvrager heeft voor teeltseizoen 2025, naast de aanvraag voor een middel op basis
van cyantraniliprole, opnieuw een vrijstellingsaanvraag ingediend voor een middel op basis
van acetamiprid; nu een aanvraag in het kader van het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming.
De aanvrager heeft voor teeltseizoen 2025 een vrijstelling aangevraagd voor een middel
op basis van cyantraniliprole in plaats van het middel op basis van spirotetramat.
De goedkeuring van spirotetramat is namelijk per 30 april 2024 vervallen. Het middel op basis van cyantraniliprole
is sinds 6 november 2024 toegelaten in Nederland, maar niet in suikerbieten. De toelatinghouder
is van plan om in 2025 een zonale uitbreidingsaanvraag in te dienen voor toepassing
tegen groene perzikluis in suikerbiet (één toepassing per twee jaar). Gezien het startjaar
van de eerste vrijstelling in 2019, is er geen sprake van een concreet perspectief
op een reguliere oplossing binnen de daarvoor gestelde termijn van drie jaar.
Conclusie
De NVWA komt tot volgende conclusies:
-
• Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten in Nederland
wordt bedreigd door bladluizen.
-
• Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten is met het beschikbare
pakket aan maatregelen en middelen niet mogelijk.
-
• De aanvraag voldoet niet aan de eis van bijzondere omstandigheden. Het aangevraagde middel draagt niet bij
aan de bevordering van de geïntegreerde gewasbescherming. Bovendien is er geen perspectief
op een oplossing vanuit onderzoek of op een reguliere toelating binnen de gestelde
termijn. Hierdoor is een kortstondig noodverband niet gerechtvaardigd
De tijdelijke vrijstelling van Exirel voor het beheersen van bladluizen in de teelt
van suikerbieten voldoet niet aan de criteria voor een noodsituatie op het gebied van gewasbescherming.
2.1.2 Naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de toepassingsvoorwaarden
Naleefbaarheid
De NVWA heeft een inschatting gemaakt van de mate waarin de voorgeschreven risico
reducerende maatregelen nageleefd zullen worden. De NVWA heeft dit gedaan op basis
van een inschatting van overwegingen van de teler om zich wel of niet aan de gebruiksvoorschriften
te houden en eerdere inspectieresultaten.
De aanvrager schat in dat op 10–80% van de telers beschikt over een DRT95 techniek
vanwege regionale verschillen voor de beschikbare technieken met DRT95 klasse. Technieken
met DRT97,5 zijn beperkter beschikbaar dan DRT95. Deze inschatting acht de NVWA realistisch.
De aanvrager heeft een inschatting gemaakt van het areaal waar in 2024 mogelijk een
middel met cyantraniliprole in de voorvrucht is toegepast. Deze stof is in meerdere
gewassen in het bouwplan toegelaten. Het gebruik is afhankelijk van meerdere factoren
zoals het geteelde gewas, de plaagdruk en beschikbare alternatieven. De NVWA kan geen
oordeel geven of de geleverde onderbouwing realistisch is.
De aanvrager geeft aan dat een teeltvrije zone in suikerbieten makkelijk te realiseren
is omdat een teler na zaai alsnog een strook bieten kan vernietigen om te voldoen
aan de restricties met betrekking tot teeltvrije zones. De NVWA acht het niet aannemelijk
vanuit economische perspectieven en perceelsinrichting (spuitpaden) dat telers na
zaai gewas gaat vernietigen om aan de vereiste van de teeltvrije zone te voldoen.
Het is aannemelijk dat er een bufferstrook van 3 meter is langs watergangen als onderdeel
van de randvoorwaarden voor GLB subsidie. Voor andere perceelsranden geldt dit niet.
De inschatting van de aanvrager over het percentage van de telers dat kan voldoen
aan de toepassingsvoorwaarden acht de NVWA een overschatting vanwege de beschikbaarheid
van de techniek in combinatie met de voorgeschreven teeltvrije zone en de realisatie
daarvan.
Bij toepassingsinspecties in de akkerbouw constateert de NVWA overtredingen voor lagere
dan de hier voorgestelde driftreductievoorwaarden, zoals gebruik van de kantdop en
DRT75 uit het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL) en drifteisen uit de wettelijke
gebruiksvoorschriften.
In de akkerbouw varieert de nalevingstrend bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen
over de periode 2021 tot en met 2023 tussen de 77% en 81%. In 2023 zijn 18 inspecties
uitgevoerd op percelen in grondwaterbeschermingsgebied met suikerbieten daarbij werd
in drie gevallen een middel toegepast dat niet was toegelaten in grondwaterbeschermingsgebieden.
De NVWA schat in dat de naleefbaarheid van de voorgestelde toepassingsvoorwaarden
door de teler laag is.
Handhaafbaarheid
De mogelijkheden voor het uitoefenen van toezicht op de voorschriften bestaan uit
bedrijfscontrole (administratief en fysiek achteraf), toepassingscontrole (heterdaad)
en monstername.
De beschikbaarheid van de vereiste spuittechniek bij een teler is vast te stellen,
echter het gebruik daarvan is alleen bij heterdaad vast te stellen. De mogelijkheid
om de vereiste combinatie van techniek voorwaarden en teeltvrije zone te voldoen kan
bij inspectie van het perceel worden vastgesteld.
Het gebruik van Exirel is via monstername van het gewas en analyse in een lab vast
te stellen. De aanwezigheid/beschikbaarheid van de vereiste spuittechniek bij een
teler is vast te stellen, echter het op de juiste wijze gebruiken daarvan is alleen
bij heterdaad vast te stellen. De mogelijkheid om de vereiste combinatie van voorwaarden
te voldoen kan bij inspectie van het perceel worden vastgesteld, evenals of het perceel
in een grondwaterbeschermingsgebied ligt.
Exirel mag niet worden toepast op percelen waar in 2024 een middel met cyantraniliprole
is toegepast, dit kan met administratieve controle worden vastgesteld.
De NVWA schat in dat de mogelijkheid voor het uitoefenen van toezicht (handhaafbaarheid)
matig is.
Conclusie
De NVWA concludeert dat de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de toepassingsvoorwaarden
slecht is. Het niet naleven van wet- en regelgeving leidt tot risico’s voor mens, dier en
milieu.
Eindadvies NVWA
Op basis van de beoordeling van de noodsituatie op het gebied van gewasbescherming
en de beoordeling van de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de voorgeschreven
risico reducerende maatregelen/restricties adviseert de NVWA een vrijstelling van
het gewasbeschermingsmiddel Exirel in de teelt van suikerbieten niet te verlenen.
2.2 Risicobeoordeling
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft
een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van aanvaardbare
risico’s.
Humane toxiciteit
Voldoet aan de eisen.
Volksgezondheid
Voldoet aan de eisen.
Gedrag in het milieu
Voldoet aan de eisen met inachtneming van de volgende risicoreducerende maatregelen
/ restrictiezinnen:
Om het grondwater te beschermen mag dit middel in de teelt van suikerbiet op zijn
vroegst in het 2e kalenderjaar na de laatste toepassing op hetzelfde perceel worden toegepast, waarbij
in de tussenliggende periode geen andere middelen op basis van cyantraniliprole mogen
worden toegepast.
Om het grondwater te beschermen mag dit middel niet worden gebruikt in grondwaterbeschermingsgebieden.
Ecotoxiciteit
Voldoet aan de eisen met inachtneming van de volgende risicoreducerende maatregelen
/ restrictiezinnen:
Gevaarlijk voor bijen. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag
u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen. Gebruik dit product niet
op plaatsen waar bijen actief naar voedsel zoeken. Gebruik dit product niet in de
buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit.
Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor van nature voorkomende of uitgezette natuurlijke
vijanden. Vermijd onnodige blootstelling. Indien u natuurlijke vijanden heeft uitgezet:
raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit
middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel.
Om in het water levende organismen en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen/insecten
te beschermen, is toepassing in de teelt van suikerbiet uitsluitend toegestaan indien
op het gehele perceel gebruik wordt gemaakt van een techniek:
-
– uit tenminste de klasse DRT95 in combinatie met een teeltvrije zone van tenminste
275 centimeter gemeten vanaf het midden van de laatste gewasrij of de laatste plant
in de rij tot aan de insteek van de sloot of de perceelgrens.
-
– uit tenminste de klasse DRT97,5 in combinatie met een teeltvrije zone van tenminste
175 centimeter gemeten vanaf het midden van de laatste gewasrij of de laatste plant
in de rij tot aan de insteek van de sloot of de perceelgrens.
Conclusie
Het College constateert dat na het nemen van risico reducerende maatregelen / het
in acht nemen van restrictiezinnen het risico verbonden aan de vrijstelling acceptabel
is.
Advies
Gezien het risico adviseert het College een vrijstelling ex artikel 38 Wgb van het
gewasbeschermingsmiddel Exirel in de teelt van suikerbiet te verlenen onder vermelding
van bovenstaande risicoreducerende maatregelen / restrictiezinnen.
3 Overwegingen
Bladluizen zijn een teeltbedreigend probleem voor de geïntegreerde teelt van suikerbieten
waarvoor momenteel het beschikbare pakket aan middelen en maatregelen niet afdoende
is. Hierdoor wordt de doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten bedreigd en
is een tijdelijke vrijstelling van het gewasbeschermingsmiddel Exirel gewenst. Het
aangevraagde middel draagt echter niet bij aan de bevordering van de geïntegreerde
gewasbescherming.
Er is geen reguliere toelating gerealiseerd binnen de gestelde termijn waarvoor een
kortstondig noodverband is gerechtvaardigd.
In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift (zie bijlage bij dit besluit) zijn de risico
reducerende maatregelen overgenomen die door het Ctgb zijn voorgesteld.
Vrijstelling voor de toepassing van Exirel in de teelt van suikerbieten werd nog niet
eerder verleend.
4 Besluit
In afwijking van het advies van de NVWA en het advies van het Ctgb overnemend, heb
ik in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, besloten om
op grond van artikel 38 van de Wgb tijdelijke vrijstelling te verlenen voor het gebruik
van het gewasbeschermingsmiddel Exirel ter bescherming van de teelt van suikerbieten
tegen bladluizen ter beheersing van bietenvergelingsziekte.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant
waarin het wordt geplaatst en vervalt op 15 juli 2025.
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma