Besluit van de Minister van Asiel en Migratie van 27 mei 2025, nummer WBV 2025/9, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Minister van Asiel en Migratie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A5/5 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

5. Vrijheidsbeperking op grond van artikel 56 Vw

5.1 Algemeen en procedure

Bij het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 Vw wordt in beginsel als plek van verblijf een gemeente aangewezen of een kleiner deel dan de gemeente.

De ambtenaar als bedoeld in artikel 5.2 VV legt de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw – eventueel in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54, eerste lid, Vw – op, op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling:

  • a. zonder rechtmatig verblijf; of

  • b. met rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d en e, Vw.

De vreemdeling wordt voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van artikel 56 Vw gehoord. Dit gehoor wordt vastgelegd in het model M108B. De maatregel van artikel 56 Vw wordt opgelegd met het model M108A.

Ad b

De maatregel op grond van artikel 56 Vw kan voortduren voor zolang dat gelet op de omstandigheden van het geval met het oog op de openbare orde redelijk is. De maatregel kan ieder deel van Nederland aanwijzen en is niet beperkt tot locaties waar opvang wordt geboden door het COA. Bij de bepaling van de plaats komt groot gewicht toe aan de mate waarin ter plaatse toezicht kan worden gehouden op de naleving van de maatregel.

De vreemdeling kan bij het COA of de DTenV verzoeken om tijdelijke ontheffing in bijzondere situaties. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij bezoek aan een medisch specialist, aanwezigheid bij een zitting bij de rechtbank, of bezoek aan de advocaat die de vreemdeling vertegenwoordigt.

De maatregel op grond van artikel 56 Vw komt niet van rechtswege te vervallen. De maatregel kan worden voortgezet met het oog op vertrek uit Nederland, na een afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning.

De redenen die aanleiding waren gedurende het rechtmatig verblijf om een maatregel op te leggen, rechtvaardigen het voorduren van de vrijheidsbeperkende maatregel gedurende het terugkeerproces. Dat geldt ook voor de vreemdeling die in afwachting is van de feitelijke overdracht naar een verantwoordelijke lidstaat in de zin van de Dublinverordening.

Er wordt een nieuwe vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd middels model M108A, zodra de vrijheidsbeperkende maatregel op een andere plaats ten uitvoer wordt gelegd dan waar de vreemdeling verbleef.

5.2 Dringende redenen van openbare orde

Dringende redenen van openbare orde rechtvaardigen dat gedurende de kortst mogelijke periode, maar niet langer dan vijf dagen aaneen, de locatie waar de vreemdeling verblijft wordt aangewezen als plaats van uitvoering van de vrijheidsbeperking. Bij dringende redenen van openbare orde kan met name gedacht worden aan het voorkomen van ordeverstoringen waaronder begrepen de situatie dat er indicaties aanwezig zijn dat de vreemdeling op wie deze maatregel wordt toegepast mogelijk bij ordeverstoringen betrokken zal raken. In voorkomende gevallen wordt aan het advies van de burgemeester, Korpschef dan wel het Openbaar Ministerie een zwaarwegend belang toegekend.

5.3 Vrijheidsbeperkende locatie (vbl)

De vbl biedt onderdak aan vreemdelingen die Nederland moeten verlaten en geen recht (meer) hebben op opvang van rijkswege. Doel is dat gedurende het verblijf in de vbl het vertrek wordt voorbereid.

De vrijheidsbeperkende maatregel, die bij een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf op grond van artikel 56 Vw wordt opgelegd in een vbl, duurt in beginsel twaalf weken. De vreemdeling moet werken aan zijn vertrek uit Nederland waarbij de DTenV de regie heeft over het vertrektraject. De vrijheidsbeperkende maatregel kan blijven voortduren, indien na ommekomst van de twaalf weken er nog immer voldoende grondslag bestaat.

De vreemdeling kan bij de DTenV verzoeken om tijdelijke ontheffing in bijzondere situaties. Van een bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij bezoek aan een medisch specialist, aanwezigheid bij een zitting bij de rechtbank, of bezoek aan de advocaat die de vreemdeling vertegenwoordigt.

5.4 Gezinslocatie (gl)

De gl is een op vertrek gerichte vrijheidsbeperkende locatie met een sober voorzieningenniveau, bedoeld voor gezinnen:

  • met minderjarige kinderen zonder recht op opvang;

  • zolang minderjarige kinderen onderdeel uitmaken van het gezin; én

  • zolang er een humanitaire noodsituatie ontstaat als er geen onderdak wordt geboden.

Ter voorbereiding van het vertrek wordt bij gezinnen met minderjarige kinderen zo veel mogelijk volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel in een gl.

Aan een gezin met minderjarige kinderen wordt gedurende (een deel van de periode) waarin het vertrek wordt voorbereid een maatregel op grond van artikel 56 Vw in een gl opgelegd als aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is sprake van gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid – ook als op grond daarvan tot vrijheidsontneming zou kunnen worden overgegaan;

  • het vertrek van het gezin kan niet binnen veertien dagen worden gerealiseerd;

  • het gezin heeft voorafgaande aan de maatregel in de opvang verbleven; of

  • het gezin is in de illegaliteit aangetroffen.

5.5 Procesbeschikbaarheidslocatie (pbl)

Voor vreemdelingen in de asielprocedure en met rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 Vw, met uitzondering van onderdelen b, d en e Vw, geldt dat een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw kan worden opgelegd en de vreemdeling geplaatst kan worden op de pbl. Dit is mogelijk wanneer de vreemdeling meerdere malen overlast heeft veroorzaakt met middelgrote of 1 incident met grote impact zoals opgenomen in het maatregelenbeleid van het COA. Het kan hier gaan om incidenten in de opvang, maar ook om incidenten die buiten de opvang hebben plaatsgevonden. Daarnaast is pbl-plaatsing mogelijk bij vergelijkbare incidenten die zich buiten de opvanglocatie hebben voorgedaan.

De vreemdeling wordt opgedragen te verblijven op en in een gebied rondom de pbl. De maatregel kan worden opgelegd aan vreemdelingen wanneer voorzienbaar is dat de aanvraag binnen 4 weken kan worden afgewezen. De vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd voor in beginsel vier weken.

5.6 Handhavings- en toezichtlocatie (htl)

Voor zowel de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf als de vreemdeling met rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, met uitzondering van onderdelen b, d en e, Vw geldt dat een maatregel op grond van artikel 56 Vw kan worden opgelegd en de vreemdeling geplaatst kan worden op de htl. als de vreemdeling gedurende of na de asielprocedure overlast veroorzaakt met zeer grote impact. Dit kan als de vreemdeling gedurende of na de asielprocedure meerdere malen overlast veroorzaakt met grote impact of na 1 incident met zeer grote impact zoals opgenomen in het maatregelenbeleid van het COA. Het gaat om overlast op de (opvang)locatie waar de vreemdeling verblijft of daar buiten.

De vreemdeling wordt opgedragen te verblijven op en in een gebied rondom de htl.

Een dergelijke maatregel kan ook worden opgelegd aan amv’s vanaf de leeftijd van 16 jaar. Voor deze amv’s geldt dat de afstemming die tussen COA en de jeugdbeschermer heeft plaatsgevonden. De belangen en de specifieke situatie van de minderjarige kenbaar moeten worden meegewogen in deze maatregel.

Het COA besluit, tenzij het gedrag van de vreemdeling hier eerder aanleiding voor geeft en zich geen gronden voor inbewaringstelling voordoen, uiterlijk na een periode van twaalf weken tot voortzetting van de handhaving en het toezicht op de htl (in welk geval de vrijheidsbeperkende maatregel voortduurt), terugplaatsing naar een reguliere opvanglocatie of een andere maatregel op grond van de RvA.

5.7 Specifieke regels voor vervoer naar vbl, pbl en htl

Om de vreemdeling in staat te stellen aan de maatregel op grond van artikel 56 Vw te voldoen, wordt de vreemdeling vervoer naar de locatie aangeboden. Als de vreemdeling weigert om gebruik te maken van het aangeboden vervoer wordt daarmee geconcludeerd dat de vreemdeling geen gebruik wenst te maken van het aangeboden onderdak.

Als de vreemdeling de aan hem opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel niet naleeft, kan de Korpschef de vreemdeling op grond van artikel 50 Vw staande houden en naar een plaats bestemd voor verhoor overbrengen. Vervolgens beoordeelt de Korpschef of een vrijheidsontnemende maatregel moet worden opgelegd. Als vrijheidsontneming niet mogelijk is, kan de vreemdeling van de Korpschef een aanzegging krijgen Nederland te verlaten.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 mei 2025

De Minister van Asiel en Migratie, namens deze, R. Maas directeur-generaal Immigratie- en Naturalisatiedienst

TOELICHTING

De tekst in paragraaf A5.5 Vc is aangepast om duidelijk te maken in welke situaties de vrijheid van de vreemdeling kan worden beperkt en onder welke voorwaarden. De vrijheidsbeperking in de procesbeschikbaarheidslocatie (pbl) is hier nieuw aan toegevoegd.

Daarnaast is de volgorde in de paragraaf gewijzigd en gebruik gemaakt van subparagrafen voor de leesbaarheid.

De Minister van Asiel en Migratie, namens deze, R. Maas directeur-generaal Immigratie- en Naturalisatiedienst

Naar boven