Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 22 april 2025, nr. IENW/BSK-2025/19526, houdende regels omtrent de aanvraag van inschrijving in het vlagregister van zeeschepen en tot aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren (Regeling registratie zeeschepen)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 4, derde lid, 6, vierde en zesde lid, 9, tweede en derde lid, 11, tweede lid, 16, derde en vierde lid, 21, zevende lid, en 22, aanhef en onderdeel a, van de Rijkswet nationaliteit zeeschepen;

BESLUIT:

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt onder eigenaar, IMO-nummer, Koninkrijk, land, reder, rompbevrachting, te boek staan, vlagregister, zeeschip en zeeschip in bedrijfsmatig gebruik verstaan, hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de rijkswet.

  • 2. In deze regeling wordt voorts verstaan onder:

    minister:

    Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    Nederlands zeeschip:

    zeeschip dat op grond van voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd is om de vlag van het Koninkrijk te voeren;

    NSI-nummer:

    door de minister aan een zeeschip toegekend nationaal scheepsidentificatienummer;

    rijkswet:

    Rijkswet nationaliteit zeeschepen.

Artikel 2 – Categorieën vlagregister

In het vlagregister wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën zeeschepen:

  • a. zeeschepen in eigendom en in bedrijfsmatig gebruik;

  • b. zeeschepen in rompbevrachting;

  • c. zeeschepen in eigendom en in niet-bedrijfsmatig gebruik.

Artikel 3 – Aanvraagformulier

De aanvraag van inschrijving in het vlagregister van een zeeschip, bedoeld in artikel 6 van de rijkswet, of van een voorlopige, buitengewone of bijzondere zeebrief als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de rijkswet, wordt gedaan door elektronische of schriftelijke indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

Artikel 4 – Aanvraag zeeschip in eigendom en in bedrijfsmatig gebruik

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 3 door of namens een reder gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken en gegevens ten aanzien van het desbetreffende zeeschip:

    • a. een authentiek afschrift van de geldende statuten van de reder;

    • b. een opgave door een notaris van de namen en adressen van de bestuurders, onderscheidenlijk van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten of leden van de rederij;

    • c. een opgave van het unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, waaronder de vestiging van de reder in Nederland is ingeschreven;

    • d. een opgave door de reder van de namen en de bijbehorende contactgegevens van de natuurlijke personen die namens de reder verantwoordelijk zijn voor het zeeschip, de kapitein en de overige leden van de bemanning en van hun plaatsvervangers, bedoeld in artikel 194a, eerste lid, onderdeel c, onderscheidenlijk onderdeel d, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, waarop zij bereikbaar zijn;

    • e. het adres waar de natuurlijke personen, bedoeld in onderdeel d, in Nederland kantoor houden; en

    • f. een verklaring van de reder waaruit blijkt dat de natuurlijke personen, bedoeld in onderdeel d, voor zover op hen van toepassing, beschikken over de bevoegdheden, bedoeld in artikel 194a, eerste lid, onderdelen c en d, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, en dat zij bij voortduring bereikbaar zijn.

  • 2. Indien de reder een niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap of een rederij is, wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, een akte van het aangaan van een vennootschap of een rederij overgelegd.

  • 3. Indien de reder een natuurlijk persoon is, wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, een opgave door een notaris overgelegd van de naam, adres en bijbehorende contactgegevens en de nationaliteit van de reder.

  • 4. Een aanvraag als bedoeld in artikel 3 door of namens een reder die tevens kapitein is van een zeeschip, gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken en gegevens:

    • a. een opgave door de reder van de nationaliteit, de namen en de bijbehorende contactgegevens van hemzelf en van zijn vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 194a, tweede lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, waarop zij bereikbaar zijn;

    • b. een opgave van het unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, waaronder de vestiging van de reder in Nederland is ingeschreven; en

    • c. een verklaring van de reder waaruit blijkt dat er bij voortduring een vertegenwoordiger van hem in Nederland bereikbaar is en die beschikt over de bevoegdheden, bedoeld in artikel 194a, tweede lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 194a, derde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, en de reder de verantwoordelijkheid voor het beheer van zijn zeeschip overdraagt aan een vennootschap, worden in aanvulling op de bewijsstukken en gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk het vierde lid, onderdeel a, door de reder tevens de volgende bewijsstukken en gegevens met betrekking tot de vennootschap overgelegd:

    • a. een authentiek afschrift van de geldende statuten van de vennootschap;

    • b. een opgave door een notaris van de namen en de bijbehorende contactgegevens van de bestuurders onderscheidenlijk van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten of leden van de rederij, waarop zij bereikbaar zijn;

    • c. een opgave van het unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, waaronder de vestiging van de vennootschap in Nederland is ingeschreven;

    • d. een opgave door die vennootschap van de namen en de bijbehorende contactgegevens van de natuurlijke personen die namens die vennootschap verantwoordelijk zijn voor het zeeschip, de kapitein en de overige leden van de bemanning en van hun plaatsvervangers, bedoeld in artikel 194a, eerste lid, onderdeel c, onderscheidenlijk onderdeel d, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, waarop zij bereikbaar zijn;

    • e. het adres waar de natuurlijke personen, bedoeld in onderdeel d, in Nederland kantoor houden; en

    • f. een verklaring van die vennootschap waaruit blijkt dat de natuurlijke personen, bedoeld in onderdeel d, voor zover op hen van toepassing, beschikken over de bevoegdheden, bedoeld in artikel 194a, derde lid juncto eerste lid, onderdelen c en d, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, en dat zij bij voortduring bereikbaar zijn.

  • 6. In aanvulling op het vijfde lid wordt een opgave van het unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, waaronder de vestiging van de reder in Nederland is ingeschreven, overgelegd. Indien de reder geen hoofdvestiging of nevenvestiging in Nederland heeft, wordt een opgave van de eigenaar van de woonplaatskeuze, bedoeld in artikel 194a, derde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, overgelegd.

Artikel 5 – Aanvraag zeeschip in rompbevrachting

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 3 door of namens de rompbevrachter gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken en gegevens ten aanzien van het desbetreffende zeeschip:

    • a. een authentiek afschrift van de teboekstelling van het zeeschip buiten Nederland;

    • b. een opgave van het unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007, waaronder de vestiging van de rompbevrachter in Nederland van waaruit het zeeschip wordt geëxploiteerd, is ingeschreven;

    • c. een authentiek afschrift van de geldende statuten van de rompbevrachter;

    • d. een opgave door een notaris van de namen en de bijbehorende contactgegevens van de bestuurders onderscheidenlijk van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten of van de leden van de rompbevrachter, waarop zij bereikbaar zijn;

    • e. een opgave van de natuurlijke persoon of personen, bedoeld in artikel 7, onderdeel c, van de rijkswet;

    • f. een in de Nederlandse of Engelse taal opgestelde schriftelijke verklaring van de rompvervrachter en de rompbevrachter, dat de rompvervrachter zich verbonden heeft om het in deze verklaring omschreven zeeschip voor de daarin vermelde tijdsduur ter beschikking te stellen van de rompbevrachter, zonder daarover nog enige zeggenschap te houden, en dat de rompbevrachter het zeeschip zal exploiteren;

    • g. een in de Nederlandse of Engelse taal opgestelde schriftelijke verklaring van de eigenaar van het zeeschip en van de rompvervrachter indien deze een ander is dan de eigenaar, dat wordt ingestemd met het verlenen van de hoedanigheid van Nederlands zeeschip aan het betrokken zeeschip;

    • h. een schriftelijke verklaring van de rompbevrachter waaruit blijkt dat hij de verantwoordelijkheid voor het zeeschip en zijn opvarenden aanvaardt die voortvloeit uit de hoedanigheid van Nederlands zeeschip; en

    • i. een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat de regelgeving van de staat waar het zeeschip te boek staat, niet belet dat het zeeschip de hoedanigheid van Nederlands zeeschip verkrijgt wegens het aangaan van een rompbevrachtingsovereenkomst met een in Nederland gevestigde rompbevrachter en dat het zeeschip niet gerechtigd is de vlag van die staat te voeren, zolang het zeeschip in Nederland in het rompbevrachtingsregister is ingeschreven.

  • 2. Indien de rompbevrachter een niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap of een rederij is, wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, een akte van het aangaan van een vennootschap of een rederij overgelegd.

  • 3. Indien de rompbevrachter een natuurlijke persoon is, wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, een opgave door een notaris overgelegd van de naam, adres en bijbehorende contactgegevens en de nationaliteit van de rompbevrachter.

  • 4. De minister kan een verklaring omtrent de echtheid van het afschrift, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, verlangen. De minister kan tevens een vertaling van het afschrift door een beëdigd vertaler in de Nederlandse of Engelse taal verlangen.

  • 5. De verklaringen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen f, g en h, worden vergezeld van een door een notaris opgemaakte verklaring omtrent de identiteit en de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de ondertekenende personen.

Artikel 6 – Aanvraag zeeschip in eigendom en in niet-bedrijfsmatig gebruik

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in het artikel 3 door of namens de eigenaar gaat vergezeld van de volgende bewijsstukken en gegevens ten aanzien van het desbetreffende zeeschip:

    • a. een authentiek afschrift van de geldende statuten van de eigenaar;

    • b. een opgave door een notaris van namen en de bijbehorende contactgegevens van de bestuurders onderscheidenlijk van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten, waarop zij bereikbaar zijn;

    • c. een afschrift van de volmacht, bedoeld in artikel 194a, vierde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek; en

    • d. een opgave door de eigenaar van de naam en de bijbehorende contactgegevens van de natuurlijk persoon aan wie de volmacht, bedoeld in onderdeel c, is verstrekt, waarop die persoon bereikbaar is.

  • 2. Indien de eigenaar een natuurlijke persoon is, overlegt hij in afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, een opgave van zijn naam, adres en bijbehorende contactgegevens, en zijn nationaliteit.

Artikel 7 – Overige bewijsstukken en gegevens bij aanvraag

  • 1. Bij een aanvraag als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6, wordt de aanvraag tevens vergezeld van:

    • a. de voorlopige meetbrief, afgegeven volgens de bestaande wettelijke voorschriften, of een buitenlandse meetbrief van het desbetreffende zeeschip; en

    • b. de bijlbrief, de koopbrief of een ander bewijsstuk van eigendom, of een stuk waaruit de titel krachtens welke de levering van het desbetreffende zeeschip aan de aanvrager zal plaatsvinden binnen vier weken na de dag waarop de aanvraag wordt gedaan.

  • 2. Bij de aanvraag van inschrijving in het vlagregister, bedoeld in artikel 6, eerste en derde lid, van de rijkswet, wordt door of namens de reder, bedoeld in artikel 4, onderscheidelijk de eigenaar, bedoeld in artikel 6, tevens het brandmerk van het zeeschip aangeleverd.

Artikel 8 – Wijziging bewijsstukken of gegevens aanvraag

  • 1. Van iedere wijziging van de bij de aanvraag verstrekte bewijsstukken of gegevens, bedoeld in artikelen 4 tot en met 6, wordt zo spoedig mogelijk schriftelijke mededeling gedaan aan de minister, indien die wijziging kennelijk van betekenis is voor het voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 194a van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Bij een mededeling als bedoeld in het eerste lid wordt, voor zover van toepassing, een opgave, verklaring of afschrift als bedoeld in artikelen 4 tot en met 6 overgelegd.

  • 3. Indien de gegevens op de bij de aanvraag ingediende voorlopige meetbrief, bedoeld in artikel 7, onderdeel a, afwijken van de gegevens op de definitieve meetbrief, wordt daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijke mededeling gedaan aan de minister.

  • 4. Bij een mededeling als bedoeld in het derde lid wordt, voor zover van toepassing, een definitieve meetbrief overgelegd.

Artikel 9 – Kennisgeving informatieplicht

  • 1. De kennisgeving van de wijzigingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de rijkswet, kan worden gedaan door digitale verzending of verzending per post aan de postbus die door de minister is ingesteld.

  • 2. Indien de minister een kennisgeving als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de rijkswet ontvangt die betrekking heeft op één of meerdere gegevens als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen b tot en met d, van de rijkswet, zendt de minister daarvan een bericht onder vermelding van het brandmerk en het NSI-nummer aan de bewaarder van het kadaster en de openbare registers.

Artikel 10 – Inkennisstelling bij rompbevrachting

De minister stelt de betrokken organisaties van reders en zeevarenden, alsmede de bevoegde autoriteit van het kantoor waar het zeeschip buiten Nederland teboekstaat, onverwijld schriftelijk in kennis van:

  • a. elke inschrijving van een zeeschip in rompbevrachting;

  • b. elke wijziging of aanvulling van de in het vlagregister ingeschreven gegevens van een zeeschip in rompbevrachting; en

  • c. elke uitschrijving van een zeeschip in rompbevrachting.

Artikel 11 – Aanvraag bareboat-out verklaring

  • 1. De aanvraag van een verklaring als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de rijkswet wordt gedaan door elektronische of schriftelijke indiening bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag als bedoeld het eerste lid worden in ieder geval de volgende gegevens en documenten overgelegd:

    • a. de naam van het zeeschip;

    • b. het brandmerk van het zeeschip;

    • c. het IMO-nummer van het zeeschip;

    • d. het land of de staat waarin het zeeschip in rompbevrachting wordt ingeschreven;

    • e. de aanvangsdatum en tijdsduur van de rompbevrachtingsovereenkomst; en

    • f. indien het zeeschip beschikt over geldige certificaten: de originele Nederlandse zeebrief en certificaten die zijn afgegeven door of namens de minister.

  • 3. Elektronisch te verstrekken verklaringen, afschriften en uittreksels als bedoeld in artikel 16 van de rijkswet zijn voorzien van:

    • a. een waarmerk; en

    • b. een elektronische handtekening door of namens de minister.

  • 4. De elektronische handtekening, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, voldoet aan de volgende vereisten:

    • a. de handtekening is gemaakt met een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekening, met gegevens voor het aanmaken van de handtekening die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan gebruiken;

    • b. de handtekening is op unieke wijze verbonden aan de ondertekenaar;

    • c. de handtekening maakt het mogelijk om de ondertekenaar te identificeren;

    • d. de handtekening is beschermd tegen wijzigingen of aanpassingen anders dan door de ondertekenaar; en

    • e. de handtekening is op zodanige wijze aan de daarmee ondertekende gegevens verbonden, dat welke wijziging achteraf van de gegevens kan worden opgespoord.

Artikel 12 – Verplichtingen bij bareboat-out

  • 1. De zeevarenden met een zee-arbeidsovereenkomst met betrekking tot een zeeschip waarvan de inschrijving in het vlagregister is doorgehaald overeenkomstig artikel 13, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de rijkswet, met als doel het schip in een ander land of in een andere staat in het vlagregister in te schrijven terwijl het zeeschip te boek gesteld blijft in Nederland, worden door de reder of eigenaar van dat zeeschip onverwijld schriftelijk in kennis gesteld van de doorhaling.

  • 2. De werkgever en de reder of eigenaar zijn na doorhaling van de inschrijving in het vlagregister hoofdelijk verbonden tegenover de zeevarenden, bedoeld in het eerste lid, voor de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit diens zee-arbeidsovereenkomsten zoals die golden op het moment van doorhaling.

  • 3. Indien een zeeschip te boek gesteld is in Nederland en de inschrijving in het vlagregister eerder op verzoek uit het vlagregister van Nederland is doorgehaald, wordt door middel van het overleggen van gegevens en documenten bij de aanvraag voor de inschrijving in het vlagregister als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de rijkswet, aangetoond dat uitvoering is gegeven aan de verplichtingen, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 13 – Inkennisstelling bij bareboat-out verklaring en uitvlagging

De minister stelt de betrokken organisaties van eigenaren, reders en zeevarenden onverwijld schriftelijk in kennis van:

  • a. elke afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de rijkswet; en

  • b. elke doorhaling van de inschrijving van een zeeschip in het vlagregister als bedoeld in artikel 13 van de rijkswet.

Artikel 14 – Wijziging aanwijzing toezichthoudende ambtenaren

De Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport op het domein scheepvaart wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma na ‘Wet bestrijding maritieme ongevallen’, een onderdeel toegevoegde, luidende:

  • artikel 22, onderdeel a, van de Rijkswet nationaliteit zeeschepen.

2. Na artikel 2b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2c

Deze regeling berust mede op artikel 22, aanhef en onderdeel a, van de Rijkswet nationaliteit zeeschepen.

Artikel 15 – Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Rijkswet nationaliteit zeeschepen in werking treedt.

Artikel 16 – Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling registratie zeeschepen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener

TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Deze regeling betreft de nadere uitwerking van de Rijkswet nationaliteit zeeschepen1 (hierna: Rnz). In de Rnz zijn regels opgenomen omtrent het verlenen van de nationaliteit van het Koninkrijk der Nederlanden aan zeeschepen en de afgifte van zeebrieven. Met de Rnz, die gelding heeft in het hele Koninkrijk, wordt invulling gegeven aan artikel 91 van het op 10 december 1982 te Montego-Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83; hierna: VN-Zeerechtverdrag) en aan artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.

De Rnz is tot stand gekomen vanuit de wens van de landen om bestaande, verouderde en versnipperde regelgeving op het gebied van de nationaliteit van zeeschepen te vervangen door een nieuw, overzichtelijk en gemoderniseerd stelsel. Met de Rnz zijn twee belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Ten eerste is voorzien in de bevoegdheid om de vlagregistratie van een zeeschip bij wijze van sanctiemaatregel door te halen. Ten tweede zijn er middels de ‘bareboat-out’ constructie mogelijkheden gecreëerd om het zeeschip tijdelijk uit te schrijven uit het Nederlandse vlagregister, zodat het, bijvoorbeeld omdat een specifieke opdracht in het buitenland daartoe noodzaakt, tijdelijk onder een andere vlag kan opereren. Bij bareboat-out blijft de teboekstelling in Nederland in stand. Om ontneming van nationaliteit als sanctiemaatregel en bareboat-out mogelijk te maken is met de Rnz een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de privaatrechtelijke teboekstelling en publiekrechtelijke vlagregistratie. Teboekstelling is voor veel eigenaren en reders nodig om te voorzien in financiering van het zeeschip door middel van een scheepshypotheek.

Voor inwerkingtreding van de Rnz werden alle in Nederland teboekgestelde schepen geregistreerd in het openbare scheepsregister dat beheerd wordt door het Kadaster. Met de scheiding tussen privaatrechtelijke teboekstelling bij het Kadaster en publiekrechtelijke vlagverlening door de Minister van IenW is ervoor gekozen om bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ook een openbaar vlagregister voor zeeschepen in eigendom in te richten. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat de scheiding van registers leidt tot een toename van administratieve lasten voor de eigenaar of reder hebben de ILT en het Kadaster afspraken gemaakt over de administratieve afwikkeling van teboekstelling en inschrijving in het vlagregister (één loket gedachte).

Voor een nadere toelichting op de Rnz en de doelen en gevolgen van de regelgeving, wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Rnz.2

2. Hoofdlijnen

Met onderhavige regeling wordt nader gespecificeerd welke bewijsstukken en gegevens moeten worden aangeleverd bij een aanvraag tot inschrijving van een zeeschip in het Nederlandse vlagregister. Daarnaast worden regels gesteld ter uitvoering van de scheiding tussen teboekstelling en registratie die door de Rnz wordt doorgevoerd, alsook regels inzake de bareboat-out constructie.

Aanvraag inschrijving in het vlagregister

In het vlagregister wordt onderscheid gemaakt tussen schepen in eigendom en in bedrijfsmatig gebruik, schepen in rompbevrachting en schepen in eigendom en in niet-bedrijfsmatig gebruik. Hiermee wordt de categorisering uit het bestaande register van het Kadaster in stand gehouden. Afhankelijk van de categorie waarin het in te schrijven zeeschip valt, dienen verschillende bewijsstukken en gegevens te worden overgelegd (artikelen 4 tot en met 6). Deze vereisten worden grotendeels overgenomen uit respectievelijk het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen (hangend onder de Zeebrievenwet) en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting. Deze regelgeving is ingetrokken en vervangen door de Rnz en door deze regeling.

Bareboat-out

Het kan, met name voor reders in de waterbouwsector, wenselijk zijn om schepen tijdelijk uit te vlaggen naar andere landen. In principe gaat het daarbij om de kale verhuur van een zeeschip zonder bemanning. Het is echter mogelijk dat (een gedeelte van) de bemanning, bijvoorbeeld vanwege specialistische kennis, onderdeel vormt van de huurovereenkomst tussen de rompvervrachter en de rompbevrachter. Deze mogelijkheid tot tijdelijk uitvlaggen wordt bijvoorbeeld gebruikt door reders omdat voor (overheids)opdrachten wordt geëist dat de vlag van het betreffende land wordt gevoerd. Dit tijdelijk omvlaggen wordt ‘bareboat-out gaan’ genoemd. In de onderhavige regeling wordt beschreven welke documenten dienen te worden overgelegd voor het verkrijgen van een bareboat-out verklaring (artikel 11). Dat is de verklaring die wordt afgegeven bij doorhalen van uit het Nederlandse vlagregister ten behoeve van rompbevrachting in een ander land, op grond van artikel 16, tweede lid, van de Rnz. Middels deze verklaring geeft het land waar het zeeschip te boek is gesteld aan dat het er geen bezwaar tegen heeft dat het schip (tijdelijk) onder een andere vlag vaart.

Deze regeling bevat ten aanzien van bareboat-out tevens belangrijke waarborgen ter bescherming van de arbeids- en sociaalrechtelijke positie van zeevarenden in geval een zeeschip met bemanning bareboat-out gaat (artikel 12). Bij bareboat-out kan het namelijk voorkomen dat tijdelijk wordt uitgevlagd naar een land dat een minder gunstige arbeidssituatie biedt aan zeevarenden dan die in Nederland. Om mogelijke nadelige gevolgen voor zeevarenden te voorkomen, worden de werkgever en de reder of eigenaar verplicht tot nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit diens zee-arbeidsovereenkomsten zoals die golden op het moment van doorhaling in het vlagregister. Daarbij zijn drie aanvullende waarborgen gesteld om de invulling van deze verplichting te monitoren.

Ten eerste is opgenomen dat de zeevarenden aan boord van het zeeschip dat bareboat-out gaat, onverwijld moeten worden ingelicht zodra een bareboat-out verklaring is afgegeven. Bij deze kennisgeving moet de reder of eigenaar de zeevarenden informeren over (eventuele gevolgen voor) hun arbeidsrechtelijke positie. Als tweede waarborg is opgenomen dat de ILT de brancheorganisaties inlicht over de afgifte van een bareboat-out verklaring. Op grond van beide waarborgen kunnen de brancheorganisaties en zeevarenden met elkaar in contact treden zodra de uitvlagging plaatsvindt. Beide partijen kunnen verifiëren of de zeevarenden inderdaad zijn ingelicht over de doorhaling en tevens kan worden gecontroleerd of de verplichtingen van de arbeidsovereenkomst worden nageleefd door de werkgever of door de reder of eigenaar. Op die manier hoeft met eventuele acties richting de werkgever of richting de reder of eigenaar niet te worden gewacht tot het moment dat opnieuw wordt ingevlagd in het Nederlandse vlagregister. De derde waarborg is voorzien op het ogenblik dat het zeeschip na een periode van tijdelijke omvlagging opnieuw inschrijving in het vlagregister aanvraagt (en nog de teboekstelling in Nederland heeft). Vereist wordt dat bij de aanvraag gegevens en documenten worden overgelegd waaruit blijkt dat is voldaan aan de verplichtingen voortvloeiend uit de zee-arbeidsovereenkomsten zoals die golden op het moment van doorhaling. Met die gegevens en documenten moet worden onderbouwd dat is voldaan aan deze verplichtingen. Indien de zee-arbeidsovereenkomsten niet correct zijn nageleefd, dan zal dat via de civiele rechter tussen werkgever en/of, indien relevant, de reder of eigenaar enerzijds en de zeevarende anderzijds aangekaart moeten worden. Het is niet aan de ILT om in privaatrechtelijke verhoudingen te treden.

3. Aanpassingsregelgeving

Naast de uitwerking van de Rnz bij de onderhavige regeling, was het ook noodzakelijk om te voorzien in aanpassingsregelgeving. Daartoe zijn een Aanpassingswet Rnz3, Aanpassingsbesluit Rnz en een Aanpassingsregeling Rnz vastgesteld, waarmee een aanzienlijke hoeveelheid Nederlandse regelgeving is aangepast, zodat deze in overeenstemming is met het voorstel voor de Rijkswet nationaliteit zeeschepen. Dit was noodzakelijk om de Rnz en de onderhavige regeling in werking te kunnen laten treden.

Met de Aanpassingswet zijn de artikelen 311, 311b, 312, 319 en 319b van het Wetboek van Koophandel overgeheveld naar Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (artikelen VII en XXIX) en zijn de Zeebrievenwet en de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting, alsmede enkele wijzigingswetten ingetrokken (artikel I). Verder zijn er in de aanpassingsregelgeving op de drie niveaus enkele technische aanpassingen doorgevoerd, zodat de terminologie in de verschillende wetten in overeenstemming is met de Rnz. Voor een nadere toelichting op deze aanpassingsregelgeving wordt verwezen naar de onderscheidenlijke toelichtingen van de genoemde regelgeving.

4. Gevolgen

Door deze regeling verandert het proces met betrekking tot het aanleveren van gegevens en documenten met betrekking tot in- en uitschrijving uit het vlagregister slechts zeer beperkt. De scheiding van teboekstelling en vlagregistratie leidt er niet toe dat er nu meer of andere bewijstukken overgelegd hoeven te worden. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat eigenaren door deze scheiding te maken krijgen met een verzwaring van de administratieve lasten is geregeld dat er sprake is van een gezamenlijke loketfunctie tussen het Kadaster en de ILT.

Het doen van een melding aan de betrokken organisaties van reders en zeevarenden bij iedere in- en uitschrijving van een zeeschip wegens een rompbevrachtingsovereenkomst, zoals beschreven in artikel 7 van de Rnz, was reeds gebruikelijk onder de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting. Met onderhavige regeling wordt dit systeem niet gewijzigd, behalve dat een dergelijke melding thans ook moet worden gedaan in geval een zeeschip bareboat-out gaat.

Het in de regeling omschreven proces rondom het verkrijgen van een bareboat-out verklaring is een formalisering van een reeds bestaande werkwijze en zal daardoor geen gevolgen hebben voor de sector. Wanneer een reder echter na bareboat-out te zijn gegaan zijn zeeschip weer wil inschrijven in het vlagregister in Nederland, dan zal hij moeten onderbouwen dat hij gedurende de bareboat-out periode zijn verplichtingen is nagekomen die voortvloeien uit de zee-arbeidsovereenkomsten zoals die golden op het moment dat het zeeschip bareboat-out ging.

5. Uitvoering en handhaving

Door de scheiding tussen teboekstelling en vlagverlening is naast het register bij het Kadaster ook een vlagregister ingericht bij de ILT. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat eigenaren en reders hierdoor te maken krijgen met een verzwaring van de administratieve lasten wordt gewerkt vanuit de één loket-gedachte, waardoor aanvragers de aanvraag voor teboekstelling en vlagregistratie in één keer, op één plek, kunnen doen.

De aanvraag tot herinschrijving in het vlagregister na bareboat-out op grond van artikel 12 wordt in behandeling genomen door de ILT. De ILT zal vervolgens in de beoordeling van alle aangeleverde stukken meenemen of de reder of werkgever heeft voldaan aan de verplichting van het overleggen van gegevens of documenten waaruit blijkt dat hij heeft zich heeft gehouden aan diens verplichtingen voortvloeiend uit de zee-arbeidsovereenkomsten zoals die golden op het moment van doorhaling. Als hieraan niet wordt voldaan, en de reder laat na om op verzoek van de ILT deze gegevens of bescheiden (alsnog) te verstrekken, dan zal de ILT de aanvraag voor herinschrijving in het register niet in behandeling kunnen nemen. Dit volgt uit artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

De ILT heeft de wijzigingsregeling getoetst op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudegevoeligheid (HUF-toets). De ILT oordeelt dat de regeling handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig is.

6. Advies en consultatie

Bij de totstandkoming van deze regeling is de sector, te weten de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR), zeevarendenvakbond Nautilus International, HISWA-RECRON, de Vereniging van Waterbouwers en vertegenwoordiging van het ‘natte notariaat’, geconsulteerd. Over de waarborgen met betrekking tot de bareboat-out constructie is bovendien bij het tot stand komen van de Rnz intensief overlegd met Nautilus International en de KVNR.

De regeling en bijbehorende toelichting zijn op 12 december 2022 openbaar gemaakt voor internetconsultatie waarbij zes weken is gegeven om te reageren. De consultatie heeft twee reacties opgeleverd, van de KVNR en van een particulier.

De KVNR stelt voor om de regeling na één tot twee jaar te evalueren op enerzijds uitvoerbaarheid voor de reder en anderzijds ten behoeve van de aantrekkelijkheid van de Koninkrijksvlag. Er is regelmatig formeel en informeel contact tussen overheid en KVNR. Wanneer zich problemen voordoen rond de uitvoering van de regeling zijn er dus voldoende mogelijkheden om deze gezamenlijk te bespreken. Een formele evaluatie kort na inwerkingtreding van de regeling wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

De reactie van de particulier is een bredere beschouwing rondom nationaliteitsverlening van zowel burgers als zeeschepen maar plaatst geen op- of aanmerkingen bij de inhoud van de regeling.

De regeling is aangeboden aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

De regeling is tevens aangeboden aan de Autoriteit Persoonsgegevens. Deze heeft geconstateerd dat een beoogde bepaling over maatregelen ter beveiliging van persoonsgegevens in het vlagregister overbodig is en in strijd is met het overschrijfverbod. De betreffende bepaling is daarom uit de regeling geschrapt.

7. Inwerkingtreding

Voor de inwerkingtreding van deze regeling wordt aangesloten bij de inwerkingtreding van de Rijkswet nationaliteit zeeschepen en de aanpassingsregelgeving. Daarbij is rekening gehouden met de vaste verandermomenten die gelden voor regelgeving. Aangezien een wetswijziging in werking treedt met ingang van 1 januari of 1 juli, treedt het gehele stelsel met ingang van 1 juli 2025 in werking.

II. Artikelsgewijs deel

Artikel 1 – Begripsbepalingen

In artikel 1, tweede lid, is een aantal begripsbepalingen ingevoegd in aanvulling op de begrippen die reeds in de Rnz zijn opgenomen (eerste lid). Zo zijn de begrippen ‘minister’ en ‘rijkswet’ ingevoegd, waarbij wordt bedoeld ‘Minister van Infrastructuur en Waterstaat’, respectievelijk ‘Rijkswet nationaliteit zeeschepen’. Tevens is een omschrijving van Nederlands zeeschip ingevoegd. In de wetgeving wordt steeds gesproken over een (zee)schip dat op grond van voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd is om de vlag van het Koninkrijk te voeren. Daarmee wordt het onderscheid gemaakt met schepen die op grond van Curaçaose rechtsregels gerechtigd zijn om de vlag van het Koninkrijk te voeren. Omdat deze regeling alleen op Nederland van toepassing is, is het mogelijk om hier te spreken over Nederlandse zeeschepen.

Artikel 2 – Categorieën vlagregister

In artikel 2 is, ter uitwerking van artikel 4, derde lid, van de Rnz, bepaald hoe het Nederlandse vlagregister wordt onderverdeeld. Het vlagregister kent, ook al voor de inwerkingtreding van de Rnz, een onderscheid tussen bedrijfsmatig en niet-bedrijfsmatig gebruik. Daarnaast worden schepen die in Nederland in rompbevrachting (bareboat-in) zijn ingeschreven, in een aparte categorie geregistreerd. Er zijn geen redenen om deze inrichting door de inwerkingtreding van de Rnz aan te passen. In de artikelen 6 tot en met 10 van de Rnz wordt tevens dit onderscheid in deze drie categorieën gemaakt.

Artikel 3 – Aanvraagformulier

In artikel 3 wordt bepaald dat de inschrijving in het vlagregister van een zeeschip moet worden aangevraagd via een aanvraagformulier. Dit formulier wordt door de ILT ter beschikking gesteld, en kan elektronisch of schriftelijk worden ingediend.

Artikel 4 – Aanvraag zeeschip in eigendom en in bedrijfsmatig gebruik

In artikel 6 van de Rnz is de aanvraag tot registratie van een zeeschip geregeld, onder verwijzing naar de artikelen 7 of 8, 9 en 10. Op grond van artikel 6, vierde lid, van de Rnz kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de documenten die bij de aanvraag voor de inschrijving in het vlagregister van een zeeschip moeten worden ingediend.

In artikel 4 van deze regeling worden de documenten opgesomd waarvan overlegging reeds was vereist op grond van het Besluit nationaliteitstoets zeeschepen. Daarbij moet worden gedacht aan afschriften van statuten, een afschrift van de inschrijving in het handelsregister, de contactgegevens van personen die verantwoordelijk zijn voor het betreffende zeeschip, en volmachten en verklaringen van de reder ten aanzien van zijn vertegenwoordiger. Tevens worden notariële verklaringen en vertalingen voorgeschreven.

Artikel 4 geldt alleen bij de aanvraag tot inschrijving van een zeeschip in bedrijfsmatig gebruik door of namens de reder. In de verschillende leden wordt een onderscheid gemaakt op basis van de rechtspersoonlijkheid van de reder. Het eerste lid geldt in zijn algemeenheid voor een dergelijke inschrijving. Afhankelijk van de rechtspersoonlijkheid van de reder kunnen op basis van het tweede lid (reder, niet rechtspersoonlijkheid bezittend), derde lid (natuurlijk persoon), vierde lid (reder, tevens kapitein), vijfde lid (reder, beheer overgedragen aan vennootschap) of zesde lid (woonplaatskeuze) aanvullende of afwijkende eisen gelden.

Artikel 5 – Aanvraag zeeschip in rompbevrachting

Artikel 5 geeft invulling aan artikel 6, tweede lid, van de Rnz, ten aanzien van de aanvraag tot inschrijving van een zeeschip door de rompbevrachter. Dedocumenten die in artikel 5 zijn voorgeschreven, werden ook op grond van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting vereist. In onderdeel i wordt de bareboat-out verklaring gevraagd van de uitvlaggende staat waar het zeeschip te boek gesteld blijft. Ook hier gelden afwijkende indieningsvereisten indien de rompbevrachter een niet-rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap of rederij is (tweede lid) of een natuurlijke persoon is (derde lid). Deze eisen zijn in aanvulling op artikel 9 van de Rnz, waarin onder meer is vereist dat de rompbevrachter aantoont dat hij niet gerechtigd is om de vlag van een ander land of staat te voeren.

In het vierde lid wordt expliciet gemaakt dat de minister kan vragen om een verklaring omtrent de echtheid van een recent authentiek afschrift van de teboekstelling van het zeeschip buiten Nederland, samen met een vertaling van die verklaring in het Nederlands of Engels. Doordat het zeeschip in het buitenland te boek gesteld is, kan er aanleiding zijn voor een dergelijk verzoek. Op grond van het vijfde lid dienen de verklaringen, genoemd in het eerste lid, onderdelen f, g en h, tevens vergezeld te gaan van een verklaring door een notaris omtrent de identiteit en bevoegdheid van de ondertekenende personen. Op deze manier wordt ook de echtheid van de vereiste documenten gewaarborgd. Zoals gezegd is dit reeds bestaande regelgeving, die in de praktijk geen problemen oplevert.

Artikel 6 – Aanvraag zeeschip in eigendom en in niet-bedrijfsmatig gebruik

Op grond van artikel 6, derde lid, van de Rnz kan de aanvraag tot inschrijving van een zeeschip ook door of namens de eigenaar worden ingediend. Het gaat dan om een zeeschip in niet-bedrijfsmatig gebruik. Ook hier geldt dat voor de documenten die zijn voorgeschreven in artikel 6 van deze regeling, overlegging reeds vereist was op grond van huidige regelgeving. Indien de eigenaar een natuurlijke persoon is, worden in het tweede lid enkele afwijkende indieningsvereisten gesteld in plaats van een afschrift van de statuten (eerste lid, onderdeel a) en de opgave door een notaris van gegevens van de bestuurders (eerste lid, onderdeel b). Dit is dan namelijk niet aan de orde.

Artikel 7 – Overige bewijsstukken en gegevens bij aanvraag

In artikel 7, eerste lid, worden enkele bewijsstukken en gegevens vereist, in aanvulling op artikelen 4 tot en met 6. Dit artikel geldt dus ongeacht de aanvrager van de inschrijving (reder, rompbevrachter of eigenaar). Dit betreft de voor het zeeschip afgegeven voorlopige meetbrief van het zeeschip, en een bijlbrief, koopbrief of ander bewijs van eigendom.

In het tweede lid wordt voorts vereist dat een reder of eigenaar ook het brandmerk van het zeeschip moet doorgeven. Dit hoeft alleen bij de aanvraag van inschrijving in het vlagregister, en niet bij de aanvraag van een voorlopige, buitengewone of bijzondere zeebrief. Het brandmerk geldt als bewijs van teboekstelling in het Nederlandse scheepsregister. Een rompbevrachter hoeft daarom geen brandmerk door te geven. Hij moet op grond van artikel 5 al een authentiek afschrift van de teboekstelling buiten Nederland bijvoegen bij de aanvraag.

Artikel 8 – Wijziging bewijsstukken of gegevens aanvraag

Op grond van artikel 8 wordt vereist dat iedere wijziging van bij de aanvraag verstrekte gegevens of verklaringen (op grond van artikelen 4 tot en met 6) moet worden gemeld aan de minister. Indien nodig moet een nieuwe opgave, verklaring of afschrift worden overgelegd. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de aanvrager. De Rnz biedt op grond van artikel 13, eerste lid, onderdeel e, zelfs de mogelijkheid om de inschrijving van een zeeschip door te halen als niet aan deze of andere in de wet genoemde voorwaarden wordt voldaan. Zoals in de memorie van toelichting bij de Rnz is toegelicht, is dit een ultimum remedium om te verzekeren dat dergelijke wijzigingen ook daadwerkelijk worden doorgegeven.

Indien na meting van het zeeschip blijkt dat de gegevens op de voorlopige meetbrief onjuist zijn, moet dit tevens worden aangegeven. Daarbij moet ook de definitieve meetbrief worden overgelegd. De afgifte van de meetbrief wordt geregeld in de Meetbrievenwet en onderliggende regelgeving.

Artikel 9 – Kennisgeving informatieplicht

Artikel 11 van de Rnz regelt dat de reder, rompbevrachter of eigenaar wijzigingen in feiten en omstandigheden in gegevens opgenomen in de aanvraag of overlegde documenten moet melden aan de minister. Ingevolge het tweede lid kan bij regeling nader worden uitgewerkt hoe deze kennisgeving vormt krijgt. In artikel 9 van deze regeling is ervoor gekozen om aan de reder, rompbevrachter of eigenaar de keuze te laten of digitaal kennis wordt gegeven van deze wijzigingen, of per post. In de praktijk zal dat vaak digitaal zijn.

In het tweede lid wordt de mogelijkheid gecreëerd dat, indien er gegevens in het register voor schepen zijn gewijzigd, dit kan worden doorgegeven aan het Kadaster. Dit bericht is beperkt tot de noodzakelijke informatie en bevat het brandmerk en het NSI-nummer zodat het Kadaster het zeeschip kan identificeren. De verplichting van het Kadaster om een met artikel 9, tweede lid, vergelijkbaar bericht te sturen, is opgenomen in de Maatregel teboekgestelde schepen 1992.

Artikel 10 – Inkennisstelling bij rompbevrachting

Artikel 10 dient ter uitwerking van artikel 9, derde lid, van de Rnz, waarin de eisen voor rompbevrachting zijn vastgelegd. Onder de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting was het reeds gebruikelijk dat de ILT, bij iedere in- en uitschrijving van een zeeschip in het rompbevrachtingsregister, daarvan een melding doet aan de betrokken organisaties van reders en zeevarenden. In de praktijk zijn dit de KVNR, de Vereniging van Waterbouwers en zeevarendenvereniging Nautilus International. Dit stelt deze verenigingen in staat om contact op te nemen met diens lid/leden om bijvoorbeeld eventuele vragen te beantwoorden. Door artikel 10 blijft deze bestaande praktijk gehandhaafd. Dit geldt tevens voor wijzigingen of aanvulling van de gegevens die ingevolge artikelen 5 en 7 moeten worden aangeleverd bij de aanvraag tot inschrijving, en waarvan wijzigingen ingevolge artikel 8 moeten worden gemeld.

Artikel 11 – Aanvraag verklaring bareboat-out

In artikel 11 wordt artikel 16 van de Rnz nader uitgewerkt. In dat artikel wordt voorzien in de bareboat-out verklaring. Dat is een verklaring die wordt afgegeven bij het uitvlaggen uit het Nederlandse vlagregister ten behoeve van het wegens een rompbevrachtingsovereenkomst invlaggen in een ander land of een andere staat (ook wel tijdelijk omvlaggen genoemd). In het eerste lid is, vergelijkbaar met artikel 3, bepaald dat de aanvraag voor een dergelijke verklaring moet worden gedaan via het door de ILT ter beschikking gestelde aanvraagformulier. In het tweede lid wordt vervolgens bepaald wat overgelegd moet worden bij de aanvraag van deze bareboat-out verklaring. Dit betreft met name informatie over het zeeschip dat uitgevlagd wordt en over de rompbevrachting, waaronder het land of de staat waar het zeeschip in rompbevrachting wordt ingeschreven, de aanvangsdatum en de tijdsduur voor zover van toepassing. Indien het zeeschip beschikt over geldige certificaten, moeten deze ook worden ingeleverd. Dit kan tegelijkertijd met de aanvraag bij de ILT worden aangeleverd.

Het derde lid stelt regels omtrent de waarborgen in elektronisch te verstrekken documenten. In dat geval moet er worden voorzien in een waarmerk en in een elektronische handtekening, waar het vierde lid eisen aan stelt.

Artikel 12 – Verplichtingen bij bareboat-out

Artikelen 11 en 12 hebben beide betrekking op bareboat-out (tijdelijk omvlaggen). Doordat de Rnz regelt dat alleen de publiekrechtelijke registratie van een zeeschip kan worden doorgehaald, wordt het mogelijk dat de teboekstelling van een zeeschip in Nederland blijft, maar dat het zeeschip wordt ingeschreven in het vlagregister van een ander land of een andere staat. Daarvoor is een bareboat-out verklaring vereist. In artikel 12 wordt een voorziening getroffen om mogelijke nadelige gevolgen voor zeevarenden te voorkomen, indien zij werkzaam zijn op een zeeschip dat tijdelijk wordt omgevlagd. De werkgever en de reder of eigenaar worden verplicht om dezelfde bescherming met betrekking tot de arbeidsrechtelijke positie te bieden aan de zeevarenden gedurende de duur van het varen onder een andere vlag als zij onder de vlag van het Koninkrijk op grond van Nederlandse regelgeving boden. Daarbij zijn ingevolge het tweede lid zowel de werkgever als de reder of eigenaar hoofdelijk verbonden tot nakoming van verplichtingen zoals die op het tijdstip van doorhaling uit het Nederlandse vlagregister voortvloeien uit de zee-arbeidsovereenkomsten, zolang het zeeschip te boek staat in dat land. Reden dat zowel de werkgever als de reder of eigenaar hoofdelijk verbonden worden geacht, is dat dit niet altijd dezelfde (rechts)persoon hoeft te zijn. In het geval dat de reder of eigenaar niet de werkgever van de zeevarenden is, staat deze buiten de arbeidsrechtelijke relatie tussen zeevarende en werkgever. Indien de reder of eigenaar dan door een zeevarende wordt aangesproken, kan deze de kosten vervolgens weer verhalen op de werkgever. Als de reder of eigenaar eveneens de werkgever van de zeevarenden is, is dit uiteraard niet aan de orde.

Artikel 12 regelt in het derde lid dat bij de herinschrijving van een zeeschip na bareboat-charter, gegevens en documenten worden overgelegd om aan te tonen dat de werkgever inderdaad aan de verplichtingen in het tweede lid heeft voldaan. Het gaat hierbij om verplichtingen zoals die op het moment van doorhaling voortvloeien uit wettelijke voorschriften of verplichtstellingen als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, waaronder ook de rechten van zeevarenden voortvloeiend uit het collectieve arbeidsrecht en/of een collectieve arbeidsovereenkomst.

Artikel 13 – Inkennisstelling bij bareboat-out en uitvlagging

Artikel 13 is de tegenhanger van artikel 10 waar het gaat om het inlichten van betrokken organisaties in geval van bareboat-charter. Zoals hierboven toegelicht, gaat het in artikel 10 om het inlichten van KVNR, de Vereniging van Waterbouwers en Nautilus International in geval een zeeschip wordt ingeschreven in het rompbevrachtingsregister. In artikel 13 wordt geregeld dat deze organisaties ook worden ingelicht in geval een bareboat-out verklaring wordt afgegeven, dan wel wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid van de minister om de inschrijving van een zeeschip door te halen uit het vlagregister.

Artikel 14 – Wijziging aanwijzing toezichthoudende ambtenaren

Dit artikel betreft de wijziging van de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren Inspectie Leefomgeving en Transport, zodat de ILT wordt aangewezen als toezichthouder voor de naleving van de Rnz en onderliggende (Nederlandse) regelgeving. Grondslag voor deze aanwijzing is artikel 22, aanhef en onderdeel a, van de Rnz.

Artikel 15 – Inwerkingtreding

Voor een toelichting op de inwerkingtreding wordt verwezen naar paragraaf 7 van het algemeen deel van deze toelichting.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/2012, 33 134 (R 1972).

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/2012, 33 134 (R 1972), nr. 3.

Naar boven