Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2025, 14173 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2025, 14173 | overige overheidsinformatie |
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
Gelet op artikel 4 van de Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de vermindering van methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
de Verordening (EU) 2024/1787 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 inzake de vermindering van methaanemissies in de energiesector en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/942;
de Minister van Klimaat en Groene Groei.
1. De minister wordt aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in de artikelen 18, 25 en 26 van de methaanverordening, voor zover het methaanemissies betreft van:
a. inactieve, tijdelijk gedichte of permanent gedichte en verlaten putten, bedoeld in artikel 18 van die verordening; en
b. gesloten en verlaten ondergrondse kolenmijnen, bedoeld in de artikelen 25 en 26, eerste lid, van die verordening.
2. De aanwijzing bedoeld in het eerste lid geldt uitsluitend voor handelingen ter uitvoering van de artikelen 5, tweede en vierde lid, 10, 18, derde, vierde, zevende, achtste en tiende lid, en 25, tweede, vijfde, zesde en achtste lid, en 26, eerste lid, van de methaanverordening.
3. De minister wordt aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in artikel 26, derde lid, van de methaanverordening, voor zover het de vergunningprocedure voor alternatief gebruik van verlaten ondergrondse kolenmijnen, bestaande uit de winning van aardwarmte dieper dan 500 meter in de ondergrond, betreft.
4. Gedeputeerde staten van Limburg worden aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in artikel 26, derde lid, van de methaanverordening, voor zover het de vergunningprocedure voor alternatief gebruik van verlaten ondergrondse kolenmijnen, bestaande uit de winning van aardwarmte ondieper dan 500 meter in de ondergrond betreft.
1. De inspecteur-generaal der mijnen wordt aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in de artikelen 12, 14 tot en met 17 van de methaanverordening, voor zover het methaanemissies betreft van:
a. de exploratie en productie van olie en gas;
b. het winnen en verwerken van gas;
c. de ondergrondse opslag van gas;
d. een transmissiesysteem voor gas;
e. een distributiesysteem voor gas;
f. een interconnectorsysteem voor gas; en
g. een gesloten systeem voor gas.
2. De Omgevingsdienst Groningen en DCMR Milieudienst Rijnmond worden aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in de artikelen 12, 14 tot en met 17 van de methaanverordening, voor zover het methaanemissies betreft van LNG-installaties.
3. De aanwijzing bedoeld in het eerste en tweede lid geldt uitsluitend voor handelingen ter uitvoering van de artikelen 5, tweede en vierde lid, 10, 12, met uitzondering van het zesde lid, laatste alinea, 14, eerste lid, eerste tot en met derde alinea, negende lid, tweede alinea, tiende lid, tweede alinea, eerste zin, elfde lid, veertiende lid, eerste alinea, 15, vierde, zesde en achtste lid, met uitzondering van laatste zin, en 16, van de methaanverordening.
1. De Nederlandse Emissieautoriteit wordt aangewezen als bevoegde instantie als bedoeld in de artikelen 27 tot en met 29 van de methaanverordening, voor zover het methaanemissies betreft van ruwe olie, aardgas en kolen die in de Europese Unie in de handel worden gebracht.
2. De aanwijzing bedoeld in het eerste lid geldt uitsluitend voor handelingen ter uitvoering van de artikelen 5, tweede en vierde lid, 10, 27, 28, eerste en tweede lid, en 29, eerste en tweede lid, van de methaanverordening.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 14 april 2025
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Klimaat en Groene Groei, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20 401, 2500 EK ’s-Gravenhage.
Met dit besluit worden de Minister van Klimaat en Groene Groei (verder: de minister) de inspecteur-generaal der mijnen, de Omgevingsdienst Groningen, DCMR Milieudienst Rijnmond, gedeputeerde staten van Limburg en de Nederlandse Emissieautoriteit voorlopig aangewezen als bevoegde instantie in de zin van de methaanverordening1 voor een aantal feitelijke handelingen ter uitvoering van deze verordening.
Dit besluit loopt vooruit op het wetsvoorstel dat in voorbereiding is ter uitvoering van de verordening (hierna: het uitvoeringswetsvoorstel methaanverordening). Deze voorlopige aanwijzing heeft in verband daarmee dan ook geen betrekking op uitvoeringstaken van de verordening die de uitoefening van openbaar gezag behelzen. Daarom beperkt het besluit de aanwijzing tot uitvoering van alleen die onderdelen van de verordening die feitelijke handelingen betreffen, zoals het in ontvangst nemen van rapportages.
De verordening stelt regels voor de nauwkeurige meting, kwantificering, monitoring, rapportage en verificatie van methaanemissies in de energiesector in de Europese Unie. Het gaat dan om exploratie en productie van olie en fossiel gas en het verzamelen en verwerken van fossiel gas, de transmissie, distributie en ondergrondse opslag van fossiel gas, LNG-installaties en de exploitatie van ondergrondse en bovengrondse kolenmijnen en bepaalde gesloten en verlaten ondergrondse kolenmijnen. Ook bevat de verordening regels voor de beperking van deze emissies, zoals lekdetectie- en -reparatieonderzoeken, reparatieverplichtingen en beperkingen voor afblazen en affakkelen. De verordening beoogt tot slot de transparantie van de methaanemissies van de invoer van ruwe olie, aardgas en kolen te waarborgen.
De verordening kent diverse rapportageverplichtingen voor exploitanten. Zo moeten zij verslagen over methaanemissies en een programma voor lekdetectie- en -reparatie opstellen en indienen bij de bevoegde instanties.
Elke lidstaat moet een of meer bevoegde instanties aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de monitoring en handhaving van de toepassing van deze verordening (artikel 4). De lidstaten moeten de Europese Commissie uiterlijk op 5 februari 2025 in kennis stellen van de namen en contactgegevens van de bevoegde instanties.
De verordening is van toepassing op:
a) de exploratie en productie van ruwe olie en aardgas en het winnen en verwerken van aardgas;
b) inactieve putten, tijdelijk gedichte putten, permanent gedichte en verlaten putten;
c)
i. aardgastransmissie (met inbegrip van een interconnectorsysteem),
ii. aardgasdistributie (met inbegrip van gesloten systemen voor gas), met uitzondering van bemeteringssystemen op het punt van eindverbruik en de delen van aansluitleidingen tussen het distributienet en het bemeteringssysteem die zich op het privéterrein van de eindafnemers bevinden,
iii. de ondergrondse opslag van aardgas en
iv. de exploitatie in LNG-installaties, en
d) actieve ondergrondse kolenmijnen en bovengrondse kolenmijnen, gesloten ondergrondse kolenmijnen en verlaten ondergrondse kolenmijnen.
De verordening is ook van toepassing op methaanemissies die buiten de Unie plaatsvinden en die betrekking hebben op ruwe olie, aardgas en steenkool die in de Unie in de handel worden gebracht, zoals bedoeld in hoofdstuk 5 (artikel 1, derde lid).
In dit besluit worden voorlopig de instanties aangewezen die uitvoering zullen gaan geven aan enerzijds de algemene taken die de verordening toekent aan de bevoegde instanties (artikelen 5 tot en met 7) en anderzijds de specifieke taken voor de verschillende hierboven genoemde sectoren, zoals die in de hoofdstukken 3, 4 en 5 van de methaanverordening staan. De aanwijzing is beperkt tot de uitvoering van die onderdelen van de methaanverordening die het karakter hebben van feitelijke handelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het in ontvangst nemen van verslagen en informatie van exploitanten over methaanemissies en het openbaar maken daarvan overeenkomstig de rechtstreeks werkende regelingen die de verordening daarvoor voorschrijft. De voorlopige aanwijzing in dit besluit heeft geen betrekking op uitvoeringstaken uit de verordening die de uitoefening van openbaar gezag behelzen. Het toekennen van openbaar gezag geschiedt immers bij of krachtens formele wet.2 Om het voorlopig aanwijzingsbesluit effectief te laten zijn is ervoor gekozen in het voorlopig aanwijzingsbesluit de inspecteur-generaal der mijnen rechtstreeks aan te wijzen voor wat betreft naleving van de verordening door de systeembeheerders. In het uitvoeringswetsvoorstel methaanverordening dat in voorbereiding is zal voor dit onderdeel de minister worden aangewezen. Voor deze systematiek is gekozen omdat in het uitvoeringswetsvoorstel wordt aangesloten bij de systematiek uit de Energiewet. Voor het voorlopig aanwijzingsbesluit zou dat niet effectief zijn.
Dit betekent dat de voorlopig aangewezen bevoegde instanties op grond van dit besluit geen uitvoering kunnen geven aan het toezicht op de naleving van de verordening in de vorm van het inzetten van toezichtsbevoegdheden of door handhavend op te treden. Ook worden zij niet bevoegd om besluiten met rechtsgevolgen te nemen ter uitvoering van de verordening, zoals het goedkeuren van geavanceerde detectietechnologieën als bedoeld in artikel 14, vierde lid, het eisen dat een beperkingsplan in de zin van artikel 18, derde lid, moet worden aangepast of het verlenen van vrijstelling van de eisen van artikel 25, tweede en derde lid, als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de methaanverordening.
Het uitvoeringswetsvoorstel zal voorzien in de aanwijzing bij wet van de minister, de inspecteur-generaal der mijnen en de Nederlandse Emissieautoriteit. Na inwerkingtreding daarvan kunnen deze bevoegde instanties de bevoegdheden die de verordening hen toekent, uitoefenen.
Voor de aanwijzing van de omgevingsdiensten ligt dit anders. Hiervoor zal worden aangesloten bij het stelsel van de Omgevingswet. Voor de huidige LNG-installaties in de zin van de verordening geldt namelijk dat dit Seveso-inrichtingen zijn. Voor de activiteit van het exploiteren van een Seveso-inrichting bedoeld in artikel 3.50 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn Gedeputeerde Staten (GS) bevoegd gezag op grond van de Omgevingswet. Dit besluit voorziet slechts in tijdelijke aanwijzing door de minister van deze omgevingsdiensten als bevoegde instantie. Het voornemen is om in het Bal te bepalen dat de LNG-installatie (ook) moet voldoen aan de bepalingen van de methaanverordening.
Dit besluit voorziet ook in tijdelijke aanwijzing van de bevoegde instantie bedoeld in artikel 26, derde lid, van de verordening. Dit artikel schrijft voor dat er een vergunningsprocedure moet zijn voor alternatief gebruik van een verlaten ondergrondse kolenmijn. In Nederland is geen ander alternatief gebruik voorzien dan warmtewinning in verlaten ondergrondse kolenmijnen.
In de Mijnbouwwet is een mogelijkheid gecreëerd voor warmtewinning in dieptes van meer dan 500 meter in de ondergrond. Dat is geothermie. Hiervoor kent de Mijnbouwwet de vergunningprocedure voor geothermie bedoeld in artikel 24b. Op grond van de Mijnbouwwet is de minister hiervoor het bevoegd gezag.
Warmtewinning in dieptes van minder dan 500 meter in de ondergrond vindt plaats met open bodemenergiesystemen en gesloten bodemenergiesystemen. Hierop is de Omgevingswet van toepassing. Warmtewinning met een gesloten bodemenergiesysteem op minder dan 500 meter diepte is niet te verwachten in een verlaten ondergrondse kolenmijn, omdat daar de warmtevoorraad onvoldoende is. Daardoor is het onrendabel zo’n systeem aan te leggen. Voor open bodemenergiesystemen is een meldingsplicht van toepassing, als er geen vergunningplicht is op basis van de omgevingsverordening (artikel 4.1149 van afdeling 4.112 van het Besluit activiteiten leefomgeving). In de provincie Limburg zijn de enige verlaten ondergrondse kolenmijnen in Nederland. Uit de provinciale Omgevingsverordening Limburg blijkt dat een omgevingsvergunning nodig is voor de open bodemenergiesystemen waarbij de hoeveelheid water die rondgepompt wordt meer dan 10m3/uur is (artikel 4.12).
De vergunningprocedure voor geothermie bedoeld in de Mijnbouwwet (artikel 24b) kan worden beschouwd als een vergunningprocedure voor het specifieke soort alternatief gebruik van de verlaten ondergrondse kolenmijn bedoeld in artikel 26, derde lid, van de verordening, net als de vergunningplicht voor het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem op grond van de Omgevingsverordening Limburg.
Op grond van artikel 26, derde lid, van de verordening zal de aanvrager van deze vergunningen de minister respectievelijk gedeputeerde staten een gedetailleerd plan moeten verstrekken met maatregelen om methaanemissies te voorkomen. De vergunninghouder zal ook aan de monitorings-, rapportage- en beperkingsverplichtingen uit hoofde van artikel 25 en artikel 26 moeten voldoen. Ander alternatief gebruik dan geothermie of de genoemde bodemenergiesystemen is niet gereguleerd en daarmee niet toegestaan.
Voor de handhavingsbevoegdheden voorziet het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel in rechtsgrondslagen voor alle bevoegde instanties om overeenkomstig de vereisten van artikel 33 van de methaanverordening handhavend op te kunnen treden.
Gelet op het voorlopige karakter van dit aanwijzingsbesluit wordt geregeld dat dit besluit vervalt op een door de minister te bepalen tijdstip. Dit tijdstip zal worden bepaald zodra het uitvoeringswetsvoorstel methaanverordening tot wet is verheven en bekend is wanneer het in werking zal treden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-14173.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.