Samenwerkingsprotocol Digitaledienstenverordening

tussen

Autoriteit Consument en Markt

en anderzijds

Autoriteit Financiële Markten

Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal

Autoriteit Persoonsgegevens

Commissariaat voor de Media

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

Inspectie Leefomgeving en Transport

Kansspelautoriteit

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

Openbaar Ministerie

Politie

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur

Overwegen dat,

  • de Autoriteit Consument en Markt (verder: ACM) op grond van artikel 2, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt belast is met taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen op het terrein van algemeen mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming;

  • de ACM op grond van artikel 2.2, eerste lid, van de uitvoeringswet DSA (verder: uDSA) is belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Digitaledienstenverordening (verder ook: DSA) bepaalde, met uitzondering van de artikelen 26, derde lid, 27 en 28, tweede lid, van de DSA;

  • de ACM op grond van artikel 2.1 van de uDSA is aangewezen als digitaledienstencoördinator, en als zodanig verantwoordelijk is voor de coördinatie van het toezicht en handhaving van de DSA op nationaal niveau en bijdraagt aan samenwerking op dit terrein op EU-niveau, samen met andere digitaledienstencoördinatoren, andere nationale bevoegde autoriteiten, de digitaledienstenraad en de Commissie;

  • de Autoriteit Persoonsgegevens (verder: AP) op grond van artikel 3.1 van de uDSA is aangewezen als nationale bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de DSA, en op grond van artikel 3.2 van de uDSA is aangewezen als toezichthouder op de artikelen 26, derde lid, 27 en 28, tweede lid, van de DSA en daartoe haar bevoegdheden kan uitoefenen als bedoeld in artikel 3.3 tot en met 3.7 van de uDSA;

  • de Europese Raad voor digitale diensten, ofwel de “digitaledienstenraad”, een onafhankelijk samenwerkingsorgaan is van alle digitaledienstencoördinatoren dat de digitaledienstencoördinatoren en de Commissie adviseert overeenkomstig de DSA en de doelstellingen als omschreven in artikel 61, tweede lid, van de DSA. De ACM neemt als digitaledienstencoördinator deel aan de digitaledienstenraad;

  • de rol van online tussenhandeldiensten bij de verspreiding van illegale inhoud significant is, en met de inwerkingtreding van de DSA en het aanwijzen van de ACM en de AP als toezichthouders op deze wet er meer raakvlakken ontstaan tussen het werk van de ACM en de AP enerzijds en de andere nationale autoriteiten die onderdeel zijn van dit samenwerkingsprotocol anderzijds;

  • via het Samenwerkingsplatform Digitale Toezichthouders een Kamer is opgericht om de handhaving van de DSA te coördineren en kennis en ervaring op dit gebied te bundelen, de zogeheten ‘DSA Kamer’, onder voorzitterschap van de ACM;

  • de nationale autoriteiten (tevens deelnemers aan de DSA Kamer) blijkens Annex I van dit samenwerkingsprotocol, allen bevoegdheden hebben op het vlak van toezicht en/of opsporing in de digitale economie, waaronder ten aanzien van online tussenhandeldiensten, en dat een goede samenwerking tussen de ACM enerzijds en de nationale autoriteiten anderzijds, waaronder uitwisseling van kennis en informatie, een efficiënte en doelgerichte vervulling van de aan hen opgedragen taken bevordert;

  • op grond van de artikelen 9, derde en vierde lid, en 10, derde en vierde lid, van de DSA, de ACM een afschrift dient te ontvangen van bevelen aan aanbieders van onlinetussenhandeldiensten die in Nederland zijn uitgegeven door bevoegde nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten uit hoofde van het toepasselijke Unierecht of met het Unierecht in overeenstemming zijnde nationaal recht, om tegen een of meer illegale inhoudselementen op te treden dan wel om specifieke informatie te verstrekken over een of meerdere specifieke afnemers van de dienst, en dient de ACM deze door te sturen naar de andere digitaledienstencoördinatoren en de Commissie. Met het oog op een efficiënte samenwerking is het raadzaam om nadere afspraken te maken over die uitwisseling van bevelen;

  • dit samenwerkingsprotocol geen afbreuk doet aan de reeds bestaande bilaterale samenwerkingsprotocollen die tussen enerzijds de nationale autoriteiten en anderzijds de ACM zijn afgesloten. De bilaterale samenwerkingsprotocollen zullen daarom voorrang hebben boven dit multilaterale samenwerkingsprotocol.

Spreken het volgende af:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

In dit samenwerkingsprotocol wordt verstaan onder:

a. Nationale autoriteiten:

alle organisaties behalve ACM die deelnemen aan dit samenwerkingsprotocol;

b. ACM:

de Autoriteit Consument en Markt;

c. AFM:

de Autoriteit Financiële Markten;

d. AP:

de Autoriteit Persoonsgegevens;

e. ATKM:

de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal;

f. Commissariaat:

het Commissariaat voor de Media;

g. Digitaledienstenraad:

de Europese Raad voor digitale diensten, ofwel de “digitaledienstenraad”, een onafhankelijk samenwerkingsorgaan van alle digitaledienstencoördinatoren, dat de digitaledienstencoördinatoren en de Commissie adviseert overeenkomstig de DSA en de doelstellingen als omschreven in artikel 61, tweede lid, van de DSA;

h. DSA:

Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG;

i. DSA Kamer:

de Kamer die is opgericht door het Samenwerkingsplatform Digitale Toezichthouders om de handhaving van de DSA te coördineren en kennis en ervaring op dit gebied te bundelen;

j. IGJ:

de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd;

k. ILT:

de Inspectie Leefomgeving en Transport;

l. Ksa:

de Kansspelautoriteit;

m. NVWA:

de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

n. OM:

het Openbaar Ministerie;

o. RDI:

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur;

p. Tussenhandeldienst:

tussenhandeldienst als gedefinieerd in artikel 3, onder g) van de DSA;

q. uDSA:

Uitvoeringswet digitaledienstenverordening.

Artikel 2 Doel

Het doel van dit samenwerkingsprotocol is om algemene uitgangspunten voor samenwerking en afspraken vast te leggen ten behoeve van effectief toezicht op de DSA door de ACM enerzijds en effectief toezicht door de nationale autoriteiten op de wetgeving als omschreven in annex I.

Artikel 3 Algemene uitgangspunten

De ACM en de nationale autoriteiten spannen zich in elkaar zoveel mogelijk te ondersteunen en te versterken in situaties waarin de samenwerking de effectiviteit van het toezicht van een van de autoriteiten versterkt.

Artikel 4 Rangorde

  • 1. Indien en voor zover dit samenwerkingsprotocol strijdig is met een reeds bestaand bilateraal samenwerkingsprotocol dat is gesloten tussen de ACM en de nationale autoriteiten die partij zijn bij dit samenwerkingsprotocol, dan gaat het reeds bestaand bilaterale samenwerkingsprotocol voor op de bepalingen in dit protocol.

  • 2. Indien en voor zover dit samenwerkingsprotocol strijdig is met een nog te sluiten bilateraal samenwerkingsprotocol tussen de ACM en/of nationale autoriteiten die partij zijn bij dit samenwerkingsprotocol, of met een wijziging van een reeds bestaand bilateraal samenwerkingsprotocol, dan gaat het bilaterale samenwerkingsprotocol voor op de bepalingen in dit protocol, tenzij in het bilaterale samenwerkingsprotocol anders is bepaald.

Artikel 5 Nadere werkafspraken

De ACM en de nationale autoriteiten kunnen nadere werkafspraken maken ter uitvoering van dit samenwerkingsprotocol. Indien daar aanleiding toe ontstaat kunnen deze nadere werkafspraken op elk moment worden aangepast.

HOOFDSTUK 2 SAMENWERKING

Artikel 6 Contactpersonen

  • 1. De ACM en de nationale autoriteiten wijzen elk binnen hun organisatie een contactpersoon aan die het aanspreekpunt is voor verdere uitwerking en toepassing van hetgeen is afgesproken in dit samenwerkingsprotocol.

  • 2. De contactpersoon van de ACM of de nationale autoriteit is verantwoordelijk voor de benodigde interne afstemming binnen die autoriteit.

Artikel 7 Coördinatie als digitaledienstencoordinator

Vanuit haar rol als digitaledienstencoördinator zit de ACM de DSA Kamer voor. Nationale autoriteiten nemen hieraan op bestuurlijk niveau deel om kennis en ervaring te bundelen. In die context informeren zij elkaar over trends en ontwikkelingen die voor het uitvoeren van hun wettelijke taken van belang zijn. Het coördineren en bundelen van kennis en ervaring kan ook buiten de DSA Kamer op expertniveau worden georganiseerd. In die context informeren de experts elkaar over trends en ontwikkelingen die voor het uitvoeren van hun wettelijke taken van belang zijn.

Artikel 8 Bevelen

De nationale autoriteiten zorgen voor een tijdige verzending van alle bevelen aan de ACM conform de artikelen 9, derde lid, en 10, derde lid, van de DSA.

Artikel 9 Uitwisseling van gegevens en inlichtingen anders dan bevelen

  • 1. De nationale autoriteiten spannen zich in om gegevens en inlichtingen (‘informatie’) die zij op basis van hun wettelijke taken vergaard hebben door te sturen naar de ACM voor zover deze gegevens en inlichtingen duiden op mogelijke overtredingen van de DSA waarvoor het toezicht bij de ACM dan wel de Europese Commissie of andere digitaledienstencoördinatoren of bevoegde autoriteiten uit andere lidstaten is belegd. De ACM coördineert het contact met de Europese Commissie, digitaledienstencoördinatoren en/of bevoegde autoriteiten uit andere lidstaten met betrekking tot dergelijke gegevens en inlichtingen. Nationale autoriteiten nemen bij de verstrekking van de informatie aan ACM de geldende wet- en regelgeving in acht. Het model in annex II van dit samenwerkingsprotocol maakt inzichtelijk welke stappen de nationale autoriteiten daarbij moeten doorlopen.

  • 2. De ACM spant zich in om zaaksgerelateerde gegevens en inlichtingen die zij op basis van de aan haar toebedeelde taken krachtens artikel 2.1 en artikel 2.2 uDSA vergaard heeft, door te sturen aan de nationale autoriteiten, voor zover deze gegevens en inlichtingen relevant zijn voor de uitoefening van de wettelijke taken van de nationale autoriteiten en de geldende wet- en regelgeving zich hiertegen niet verzet. Het model in annex II van dit samenwerkingsprotocol maakt inzichtelijk welke stappen de ACM daarbij doorloopt.

  • 3. De ACM en de nationale autoriteiten zien erop toe dat de ontvangen gegevens en inlichtingen niet worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze zijn verstrekt.

  • 4. De ACM en de nationale autoriteiten waarborgen de geheimhouding van de zaaksgerelateerde gegevens en inlichtingen die worden ontvangen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift of de wettelijke taak van ACM of nationale autoriteiten noopt tot mededeling of daaruit de noodzaak tot openbaarmaking voortvloeit.

  • 5. De ACM en de nationale autoriteiten zijn ieder zelf verantwoordelijk bij de uitwisseling van zaaksgerelateerde gegevens en inlichtingen voor de naleving van de geldende wet- en regelgeving bij de verwerking van (persoons-)gegevens en zijn ieder gehouden tijdens de verwerking voldoende technische en organisatorische maatregelen te nemen om de gegevens te beveiligen.

Artikel 10 Behandeling bij samenloop van bevoegdheden

  • 1. Indien de ACM in het kader van de uitoefening van haar bevoegdheden op basis van de artikelen 2.1 en 2.2. uDSA constateert dat ook een andere nationale autoriteit bevoegd is om toezicht uit te oefenen of handhavingsmaatregelen te nemen, informeert de ACM die nationale autoriteit daarover, tenzij de geldende wet- en regelgeving zich hier tegen verzet.

  • 2. Indien een nationale autoriteit toezicht uitoefent of handhavingsmaatregelen neemt in een geval waarin ook de ACM bevoegd is om toezicht uit te oefenen of handhavingsmaatregelen te nemen in het kader van de artikelen 2.1 en 2.2 uDSA, informeert die autoriteit de ACM daarover, tenzij de geldende wet- en regelgeving zich hier tegen verzet.

Artikel 11 Digitaledienstenraad

Wanneer in de digitaledienstenraad onderwerpen worden behandeld die raakvlakken hebben met het toezicht door een van de nationale autoriteiten, dan kan de ACM hen voor die bijeenkomst(en) uitnodigen in overleg met de Commissie.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Evaluatie, duur en wijziging

  • 1. Dit samenwerkingsprotocol wordt voor onbepaalde duur aangegaan.

  • 2. Na telkens vijf jaar, of eerder indien daartoe aanleiding bestaat, wordt dit samenwerkingsprotocol en de uitvoering daarvan door de nationale autoriteiten en de ACM gezamenlijk geëvalueerd. Deze evaluatie wordt besproken in de DSA Kamer.

  • 3. Bij een tussentijdse wijziging wordt het samenwerkingsprotocol daarop aangepast en opnieuw ondertekend en gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 4. Elk van de partijen bij dit samenwerkingsprotocol kunnen dit samenwerkingsprotocol opzeggen met een opzegtermijn van een maand.

  • 5. Bij geschillen tussen de ACM en de nationale autoriteiten over de tenuitvoerlegging van dit samenwerkingsprotocol treden zij in overleg om dit in der minne op te lossen.

Artikel 13 Plaatsing Staatscourant

Dit samenwerkingsprotocol wordt in de Staatscourant geplaatst.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit samenwerkingsprotocol treedt in werking met ingang van de dag na publicatie ervan in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in elfvoud ondertekend te Den Haag, op 31 maart 2025

De Autoriteit Consument en Markt, namens deze, M.R. Leijten Bestuurslid

De Autoriteit Financiele Markten, namens deze, H. van Beusekom Bestuurslid

De Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal, namens deze, A.M.V. Gerkens Bestuursvoorzitter

De Autoriteit Persoonsgegevens, namens deze, M.J. Verdier Vicevoorzitter

Het Commissariaat voor de Media, namens deze, A.A. Asante Voorzitter

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, namens deze, H.N. de Groot Hoofdinspecteur

De Inspectie Leefomgeving en Transport, namens deze, W. Arts Directeur

De Kansspelautoriteit, namens deze, M.C.J. Groothuizen Bestuursvoorzitter

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, namens deze, G.J.C.M. Bakker Inspecteur-generaal

Het Openbaar Ministerie, namens deze, G. Schram Procureur-generaal

De Politie, namens deze, T.G. van der Plas Directeur

De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, namens deze, J.T.M. Derksen Directeur

ANNEX I TAKEN NATIONALE AUTORITEITEN MET BETREKKING TOT DE DIGITALE ECONOMIE

  • De ACM is op grond van artikel 2, tweede lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt belast met taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen op het terrein van algemeen mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming. De ACM is meer specifiek op grond van artikel 2.2, eerste lid, van de uitvoeringswet DSA belast met het toezicht op de naleving van het merendeel van het bij of krachtens de DSA bepaalde. De ACM is bovendien op grond van artikel 2.1 van de uDSA aangewezen als digitaledienstencoördinator.

  • De AFM heeft op grond van artikel 1:25, tweede lid, Wet op het financieel toezicht (verder: Wft) en het Besluit EU-verordeningen Wft tot taak het (gedrags)toezicht op financiële markten uit te oefenen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot die markten; toezicht uitoefenen of de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (verder: Wwft) door bepaalde financiële ondernemingen op grond van artikel 1, eerste lid, onderdeel b en derde lid, Wwft en de Sanctiewet 1977; toezicht op de accountantssector op grond van artikel 51 en 51a van de Wet toezicht accountantsorganisaties (verder: Wta); het toezicht op de financiële verslaggeving aan een effectenuitgevende instelling op grond van artikel 2 van de Wet toezicht financiële verslaggeving (verder: Wtfv); het gedragstoezicht op pensioenuitvoerders op grond van artikel 151, tweede lid, van de Pensioenwet (verder: Pw) en 146, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (verder: Wvb); consumentenbescherming op grond van artikel 3.1 van de Wet handhaving consumentenbescherming (verder: Whc);

  • De ATKM is op grond van artikel 2 van de Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud, en artikel 2 van de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal belast met het toezicht op de Verordening terroristische online-inhoud en de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal;

  • De AP is op grond van artikel 6 van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (verder: UAVG) verantwoordelijk voor het toezicht op de toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en kan daartoe de bevoegdheden als bedoeld in artikel 14 tot en met 21 van de UAVG uitoefenen. De AP is meer specifiek op grond van artikel 3.1 van de uDSA aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 49, eerste lid, DSA, en op grond van artikel 3.2 van de uDSA aangewezen als toezichthouder op de artikelen 26, derde lid, 27 en 28, tweede lid, van de DSA. Daartoe kan de AP haar bevoegdheden uitoefenen als bedoeld in artikel 3.3 tot en met 3.7 van de uDSA;

  • Het Commissariaat is belast met het toezicht op verschillende wet- en regelgeving. Het Commissariaat is daarbij op grond van artikel 7.1, derde lid, van de Mediawet belast met het toezicht op publieke en commerciële omroepdiensten en videoplatformdiensten;

  • De IGJ is op grond van artikel 100, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet bevoegd om toezicht te houden op (de handel via internet van) geneesmiddelen, en de IGJ is op grond van artikel 10 van de Wet medische hulpmiddelen bevoegd om toezicht te houden op de (handel via internet van) medische hulpmiddelen;

  • • De ILT is op grond van verschillende regelgevingen – waarin Europese geharmoniseerde productwetgeving (het betreft de onder de nummers 2, 7, 9, 10, 12, 16, 17, 20, 21, 22, 23, 25, 26, 27, 30, 31, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 55, 59, 60, 61, 64, 67, 69 en 70 in Bijlage I van Verordening (EU) 2019/1020 opgenomen richtlijnen en verordeningen) is geïmplementeerd resp. uitgevoerd – belast met het toezicht op de naleving ook als het gaat om online handel. Het gaat hierbij om de volgende nationale regelgevingen: Wegenverkeerswet 1994 (artikel 169 en 158d), Uitvoeringsbesluit EU-verordening emissiegrenswaarden voor motoren in niet voor de wet bestemde mobiele machines (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. art. 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Wet luchtvaart (artikel 11.15 aanhef, onderdeel b sub 9° en 11.28c), Regeling gevaarlijke stoffen in elektronische apparatuur (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Wet pleziervaartuigen 2016 (artikel 19 en 13c), Wet scheepsuitrusting 2016 (artikel 24 en 16c), Woningwet (artikel 120b en 93c), Wet explosieven voor civiel gebruik (artikel 8, 9 resp. 31 en artikel 25), Vuurwerkbesluit en Regeling overige pyrotechnische artikelen (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Titel 9.4 Wet milieubeheer (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Regeling vaststelling regels betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp verwarmingstoestellen (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Besluit resp. Regeling beheer verpakkingen 2014 (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Besluit resp. Regeling brandstoffen luchtverontreiniging (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Regeling geluidemissie buitenmaterieel (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Besluit beheer autowrakken (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Uitvoeringsregeling EU-verordening persistente organische verontreinigende stoffen (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet), Besluit organische oplosmiddelen in verven en vernissen (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Regeling beheer batterijen (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Titel 9.3 Wet milieubeheer (artikel 18.2b, eerste lid, jo. 18.1a, eerste lid, Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Titel 9.3a Wet milieubeheer (artikel 18.2b, eerste lid, jo. 18.1a, eerste lid, Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Besluit resp. Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaag afbrekende stoffen (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Paragraaf 2.5 Wet milieubeheer (artikel 18.2b, eerste lid, jo. 18.1a, eerste lid, Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Wet vervoer gevaarlijke stoffen (artikel 46 en 37), Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (artikel 86 en 88c), Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Besluit resp. Regeling gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaag afbrekende stoffen (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer), Wet kabelbaaninstallaties (artikel 30 en 34c), Besluit kwik en kwikhoudende producten milieubeheer (artikel 18.2b, eerste lid, aanhef en onderdeel a jo. 18.1a, eerste lid, onderdeel a Wet milieubeheer jo. artikel 18.4 Omgevingswet en artikel 18.21 Wet milieubeheer). Tevens is de ILT op grond van artikel 93 lid 1 en 2 Wet personenvervoer 2000 belast met het toezicht op de naleving van de verordeningen 1371/2007/EG (thans verordening (EU) 2021/782) en 181/2011 en van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen (artikel 3.10 lid 2 en artikel 3.10 lid 5 jo artikel 2.7 Wet handhaving consumentenbescherming). De ILT is daarnaast belast met het toezicht op de naleving van verordening 1177/2010 (artikel 3.10 lid 2 en artikel 3.10 lid 5 jo artikel 2.7 Wet handhaving consumentenbescherming) en de verordeningen 261/2004 en 1107/2006 (artikel 11.15 aanhef, onder b onder 1° resp. 7° en 11.16, eerste lid, onder e, onder 1° resp. 3° Wet luchtvaart en artikel 3.10 lid 5 jo. 2.7 Wet handhaving consumentenbescherming). In het kader van dit toezicht is de ILT bevoegd om de inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface;

  • De Ksa is op grond van artikel 33b van de Wet op de kansspelen (verder: Wok) belast met onder andere het bevorderen van het voorkomen en het beperken van kansspelverslaving, het bestrijden van niet toegestaan kansspelaanbod, het toezicht op de naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving en de vergunningen, de handhaving daarvan, alsmede het tegengaan en beperken van manipulatie met sportwedstrijden, voor zover deze betrekking heeft op onder andere sportwedstrijden waarvoor op grond van titel III, titel IV dan wel titel Vb van die wet vergunning is verleend tot het organiseren van kansspelen, en kan daartoe bevoegdheden als bedoeld in onder meer titels VIa en VIb van die wet uitoefenen; op grond van artikelen 1d, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 1a, vierde lid, aanhef en onderdeel n, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is de Ksa belast met de uitvoering en handhaving van die wet, voor zover het betreft natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig gelegenheid geven als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wok of die activiteiten verrichten als bedoeld in artikel 7a, 30b, 30h of 30z van die wet, en kan daartoe onder meer bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wwft uitoefenen;

  • De NVWA is op grond van de wetgeving die ziet op de werkterreinen van de NVWA, voor de publieke belangen diergezondheid en dierenwelzijn, natuur en milieu, plantgezondheid, productveiligheid, alcohol- en tabaksontmoediging en voedselveiligheid belast met het toezicht op de naleving van deze regelgeving, ook bij online handel dan wel online delen van content.

  • Het OM is op grond van artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en met andere bij de wet vastgestelde taken.

  • De Politie heeft op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012 tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

  • De RDI is op grond van artikel 15.1, eerste lid, aanhef en onder h van de Telecommunicatiewet belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 10 van de Telecommunicatiewet en van Verordening (EU) 2019/1020 (Markttoezichtverordening) voor zover die betrekking heeft op de in Bijlage I van die verordening, onder 49 en 56 genoemde richtlijnen;

  • De RDI is daarnaast op grond van artikel 27, eerste lid, van de Metrologiewet belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 5 en artikel 39 van die wet en van Verordening (EU) 2019/1020 voor zover die betrekking heeft op de in Bijlage I van die verordening, onder 3, 6, 28, 50 en 51 genoemde richtlijnen;

    De RDI is daarnaast op grond van artikel 25 van de Warenwet juncto artikel 2b, derde lid, van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid, belast met het toezicht op de artikelen 21, 21a, 21b en 32a, van de Warenwet voor wat betreft eindapparaten als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van het Besluit eindapparaten en radio-apparaten als bedoeld in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet.

ANNEX II BESLISBOOM GEGEVENSVERSTREKKING

Deze beslisboom is een geabstraheerde weergave van het specifieke afwegingskader dat van toepassing is op iedere afzonderlijke nationale autoriteit, en doet geen afbreuk aan de verplichtingen van iedere autoriteit en de rechten van derden.

  • 1. Bevat de informatie vertrouwelijke gegevens (vertrouwelijk conform art. 2.5 Awb of sectorspecifieke vertrouwelijkheid)?

    • Nee? Ga naar 3.

    • Ja? Ga naar 2.

  • 2. Bestaat er een noodzaak tot verstrekking van de informatie (art. 2.5 Awb) of een andere sectorspecifieke derogatiemogelijkheid die die verstrekking van de vertrouwelijke gegevens toch mogelijk maakt?

    • Nee? Informatie mag niet worden verstrekt.

    • Ja? Ga naar 3.

  • 3. Bevat de informatie persoonsgegevens?

    • Nee? Informatie mag worden verstrekt.

    • Ja? Ga naar 4.

  • 4. Bestaat er een wettelijke bevoegdheid tot het verstrekken van persoonsgegevens?

    • Nee? Ga naar 5.

    • Ja? Informatie mag worden verstrekt.

  • 5. Kan de informatie worden geanonimiseerd?

    • Nee? Informatie mag niet worden verstrekt.

    • Ja? Informatie mag geanonimiseerd worden verstrekt.

Naar boven