Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 24 april 2025, kenmerk ACM/UIT/641804 tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998 betreffende de real time interface

Zaaknummer: ACM/24/190827

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit

ARTIKEL I

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2.16, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel f wordt de afsluitende ‘.’ vervangen door ‘; en’.

2. Een onderdeel g wordt toegevoegd, luidende:

  • g. is artikel 9.13 van overeenkomstige toepassing op het beïnvloeden van het via het overdrachtspunt van de aansluiting van een elektriciteitsopslageenheid uit te wisselen werkzaam vermogen.

B

Artikel 3.13, zesde lid komt te luiden als volgt:

  • 6. De netbeheerder stelt eisen overeenkomstig uniforme, door de gezamenlijke netbeheerders overeengekomen, specificaties aan de apparatuur waarmee het werkzaam uitgangsvermogen van een elektriciteitsproductie-eenheid op afstand binnen vijf seconden naar nul kan worden gereduceerd, als bedoeld in artikel 13, zesde lid, van de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG). De gezamenlijke netbeheerders maken de eisen openbaar.

C

Artikel 3.17, eerste lid komt te luiden als volgt:

  • 1. De netbeheerder stelt eisen overeenkomstig uniforme, door de gezamenlijke netbeheerders overeengekomen specificaties aan de extra apparatuur waarmee het werkzaam uitgangsvermogen van een elektriciteitsproductie-eenheid op afstand te sturen is, als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG). De gezamenlijke netbeheerders maken de eisen openbaar.

D

In artikel 5.8 wordt ‘9.3, eerste en tweede lid’ vervangen door ‘9.3, eerste en derde lid’.

E

In artikel 9.3 wordt onder vernummering van het tweede tot vijfde lid naar het derde tot zesde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De netbeheerder is bevoegd om in de actuele bedrijfsvoering, na het verstrijken van het tijdstip als bedoeld in bijlage 11, tweede lid, onderdeel d, belasting af te schakelen of om aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, opdracht te geven om meer of minder af te nemen of in te voeden, gericht op het beperken of voorkomen van:

    • a. een onderbreking van de transportdienst ten gevolge van een storing; of

    • b. het ontstaan van schade aan het net of delen daarvan.

F

Artikel 9.13 komt te luiden als volgt:

De in artikel 3.13, zesde lid, en artikel 3.17, eerste lid, bedoelde extra apparatuur waarmee het werkzaam uitgangsvermogen van een elektriciteitsproductie-eenheid op afstand te sturen is, kan worden toegepast voor het op afstand sturen van het werkzaam uitgangsvermogen van een elektriciteitsproductie-eenheid voor andere doeleinden dan frequentiestabiliteit. Voor zover die toepassing niet al in deze code is bepaald, maken de netbeheerder en de aangeslotene afspraken over de specifieke toepassing.

G

Na artikel 15.8 wordt een artikel 15.9 toegevoegd, luidende:

Bij het opstellen van de in artikel 3.13, zesde lid, bedoelde uniforme specificaties voeren de gezamenlijke netbeheerders overleg met de partijen die de benodigde apparatuur kunnen ontwikkelen, bouwen en leveren teneinde te komen tot specificaties die eenvoudig en tijdig gerealiseerd kunnen worden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 april 2025

Autoriteit Consument en Markt, namens deze, M.R. Leijten Bestuurslid

Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

TOELICHTING

1 Samenvatting

  • 1. Met dit besluit stelt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) regels vast over de implementatie en toepassing van de real-time-interface (hierna: RTI). De RTI is een voorziening waarmee de netbeheerder het invoedingsvermogen van opwek- en opslaginstallaties kan aansturen. De netbeheerder mag deze RTI voor verschillende doeleinden gebruiken, waaronder het waarborgen van de veiligheid en stabiliteit van het net. Voor een goede toepassing van de RTI worden in dit besluit een aantal bepalingen in de Netcode elektriciteit verduidelijkt.

2 Aanleiding en gevolgde procedure

  • 2. De ACM stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: Elektriciteitswet) regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat de ACM op 11 juli 2024 heeft ontvangen (hierna: het voorstel).

  • 3. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en op haar internetpagina gepubliceerd. De ACM heeft een zienswijze ontvangen van de Vereniging Private Energie Netten.

  • 4. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat zoals bedoeld in Richtlijn 2015/1535.

3 Beoordeling

3.1 Procedureel

  • 5. De ACM constateert dat het voorstel op 27 juni 2024 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. In het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten zoals bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet.

3.2 Inhoudelijk

  • 6. De toenemende vraag naar flexibel en stuurbaar vermogen vereist dat de flexibiliteit van aangeslotenen ontsloten kan worden en dat deze effectiever kan worden ingezet. De ACM is van mening dat de voorgestelde aanpassingen van de codetekst hieraan bijdragen door het proces rondom het voorschrijven van specificaties te verduidelijken en het toepassingsgebied op relevante punten uit te breiden. Dit brengt extra verplichtingen voor aangeslotenen met zich mee. De ACM acht dit redelijk om het elektriciteitsnet veilig en betrouwbaar te houden binnen een verduurzamend energiesysteem. Hierbij dient wel gewaarborgd te worden dat de aangeslotene voldoende handelingsperspectief heeft om aan de gestelde verplichtingen te voldoen. De ACM heeft daarom in het besluit extra voorwaarden opgenomen, zodat de aangeslotene redelijkerwijs kan voldoen aan wat van hem verwacht wordt.

  • 7. Elektriciteitsproductie-eenheden moeten op grond van Verordening (EU) 2016/631 (hierna: RfG Verordening) beschikken over een ingangspoort waarmee het opgewekte werkzaam vermogen kan worden aangestuurd. Aan welke eisen deze interface moet voldoen verschilt per type productie-eenheid. Zo zijn elektriciteitsproductie-eenheden van type B (aansluitvermogen 1 MW tot 50 MW) en groter verplicht om een specifiek setpoint te kunnen volgen, terwijl type A opwekkers (vanaf 0,8 kW tot 1 MW) uitsluitend in staat moeten zijn om hun werkzame vermogen binnen vijf seconden naar nul terug te brengen. Op elektriciteitsproductie-eenheden die voor 27 april 2019 in gebruik zijn genomen, is de RfG Verordening niet van toepassing.1

  • 8. Naast deze standaardverplichtingen uit de RfG Verordening kan de netbeheerder aanvullende eisen stellen aan de apparatuur waarmee de hierboven benoemde ingangspoort wordt aangestuurd. De gezamenlijke netbeheerders hebben van deze mogelijkheid gebruikgemaakt en door publicatie van de RTI-specificatie hier voor type B invoeders (opwekeenheden met een aansluitcapaciteit groter dan of gelijk aan 1 MW) verdere invulling aan gegeven. Dit besluit verduidelijkt de manier waarop de gezamenlijke netbeheerders in algemene zin de aanvullende eisen voor benodigde apparatuur publiceren. Ook verduidelijkt het besluit dat de eisen eveneens van toepassing zijn op bepaalde opslageenheden en verduidelijkt deze waarvoor de RTI gebruikt mag worden.

  • 9. De RTI is de voorziening waarmee de netbeheerder het invoedingsvermogen van opwek- en opslaginstallaties kan aansturen. Dit doet de netbeheerder door via het netbeheerdersdeel van de RTI een signaal ter af- of opregeling aan de aangeslotene te sturen. Het deel van de RTI aan de kant van de aangeslotenen interpreteert dit signaal en stuurt op basis hiervan de relevante opwek- en/of opslag-eenheden aan. De netbeheerder bepaalt aan welke vereisten beide delen van de RTI moeten voldoen. Deze vereisten zien onder meer op het gehanteerde communicatieprotocol en de benodigde hardware. Het geheel van vereisten wordt aangeduid als de ‘RTI specificatie’.

  • 10. Uit de RfG Verordening blijkt dat de mogelijkheid om het werkzaam vermogen te sturen, en de extra apparatuur die daarvoor nodig is, primair bedoeld is om de frequentiestabiliteit van het net te handhaven. Deze mogelijkheid kan echter ook gebruikt worden om andere risico’s voor de netstabiliteit en netveiligheid te mitigeren. De ACM acht het redelijk dat de netbeheerders de RTI ook inzetten voor een breder pallet aan doeleinden, zoals congestiemanagement, omdat de RTI zodoende een belangrijke bijdrage kan leveren aan het ontsluiten en effectief inzetten van regelbaar vermogen bij het oplossen van netcongestie. Met het voorgestelde artikel 9.13 wordt dit in de code vastgelegd.

  • 11. De gezamenlijke netbeheerders hebben in samenwerking met de sector reeds een aanvullende toepassing ontwikkeld: nood-curtailment bij Type B invoeders. De term ‘nood-curtailment’ wijst erop dat de aansturing via de RTI plaatsvindt na het laatste moment waarop de netbeheerder via de normale processen aangeslotenen om een redispatchvolume kan verzoeken, te weten de laatste 45 minuten vóór real time. De ACM benadrukt dat ook deze vorm van curtailment een vorm van redispatch is, specifiek een voorbeeld van niet-marktgebaseerde redispatch. Voor deze vorm van redispatch vindt een vergoeding plaatst overeenkomstig artikel 13, zevende lid, van Verordening (EU) 2019/943.

  • 12. Om de in het vorige randnummer bedoelde nood-curtailment mogelijk te maken wordt in artikel 9.3 van de Netcode een lid toegevoegd.

  • 13. Indien de gezamenlijke netbeheerders de RTI in de toekomst voorzien te gebruiken voor andere typen invoeders, dient daartoe eerst een RTI-specificatie te worden uitgewerkt zoals dat reeds is gedaan voor Type B invoeders. Ook dan dienen de gezamenlijke netbeheerders nauw samen te werken met de partijen die op basis van de specificatie de benodigde apparatuur zullen ontwikkelen. Het is op dit moment dus nog niet duidelijk welke eisen er gelden voor opwekinstallaties met een werkzaam vermogen van minder dan 1 MW.

  • 14. Wanneer de gezamenlijke netbeheerders eisen stellen aan de apparatuur waar de aangeslotene over moet beschikken, zijn deze direct van toepassing op de relevante aangeslotenen. Het is zodoende van belang dat op het moment van publicatie van de eisen de aangeslotene direct, en tegen redelijke kosten, de apparatuur kan aanschaffen en kan installeren om aan deze eisen te voldoen. Hiervoor dienen de marktpartijen die de benodigde apparatuur ontwikkelen voldoende tijd te krijgen om deze te ontwikkelen. Zij dienen daarom tijdig bij het ontwikkelproces betrokken te worden, zodat zij de nieuwe apparatuur kunnen ontwikkelen op basis van de gestelde eisen.

  • 15. De ACM constateert dat de RTI-specificatie voor type B invoeders is opgesteld in nauwe samenwerking met de partijen die de benodigde apparatuur ontwikkelen en de specificaties reeds voor publicatie bij hen bekend waren. Hierdoor waren op het moment van publicatie van de specificaties voor type B invoeders reeds verschillende producten van meerdere aanbieders beschikbaar om aan de specificaties te voldoen. Mits voor toekomstige specificaties aan deze voorwaarden wordt voldaan, acht de ACM het redelijk dat ook toekomstige specificaties direct na publicatie van toepassing zullen zijn, waarmee er geen aparte implementatieperiode in de Netcode opgenomen hoeft te worden.

  • 16. In het geval van specificaties als bedoeld in artikel 3.13, zesde lid, betreft het aangeslotenen van type A. Het gaat in dit geval ook om kleinere zon-op-dak-installaties. Gezien het grote aantal van dit soort productie-eenheden acht de ACM het redelijk om te benadrukken dat ook voor deze specificaties de relevante partijen die de apparatuur ontwikkelen waarmee aan de specificaties kan worden voldaan, op een effectieve wijze betrokken moeten worden bij het opstellen van de specificaties. Dit zal eraan bijdragen dat na het publiceren van de eisen, relevante aangeslotenen op een eenvoudige en tijdige wijze aan de eisen moeten kunnen voldoen. De ACM heeft hiertoe artikel 15.9 toegevoegd.,

  • 17. Elektriciteitsopslag-eenheden kunnen net zoals elektriciteitsproductie-eenheden energie invoeden op het net. Het beïnvloeden van de invoeding van elektriciteits-opslag eenheden kan daarmee ook bijdragen aan het waarborgen van de veiligheid en stabiliteit van het net. De bepalingen uit de RfG Verordening zijn echter niet direct van toepassing op opslageenheden. De ACM heeft reeds in het codebesluit energieopslagfaciliteiten2 besloten dat het redelijk is om sommige van de bepalingen uit de RfG Verordening ook op opslageenheden van toepassing te maken. Met dit besluit worden de eisen uit de RfG Verordening met betrekking tot de extra communicatieapparatuur eveneens van toepassing verklaard op opslageenheden.

  • 18. De ACM past de formulering van het codewijzigingsvoorstel op eenzelfde wijze aan in artikel 3.13, zesde lid, en artikel 3.17, eerste lid, door in beide artikelen het woord ‘werkwijze’ uit het voorstel te vervangen door ‘eisen’. Met deze wijziging verduidelijkt de ACM dat de gezamenlijke netbeheerders de eisen publiceren, in de vorm van communicatieprotocollen, die benodigd zijn voor de apparatuur die bij de aangeslotene moet zijn voorzien.

  • 19. De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen in het voorstel niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen zoals bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet.

4 Ontvangen Zienswijzen

  • 20. De ACM heeft een zienswijze ontvangen van de Vereniging Private Energie Netten (hierna: PEN). PEN geeft in haar zienswijze aan dat elektriciteitsproductie-eenheden aangesloten op een gesloten distributiesysteem (hierna: GDS) weliswaar moeten voldoen aan de technische vereisten van de RfG Verordening, maar dat het de verantwoordelijkheid is van de beheerder van het GDS om op die naleving toe te zien. Met de voorgestelde wijzigingen in artikel 3.13, zesde lid, en artikel 3.17, eerste lid, kan volgens PEN de indruk ontstaan dat een netbeheerder van het openbare elektriciteitsnet elektriciteitsproductie-eenheden aangesloten op GDS’en op afstand moet kunnen op- of afregelen, en daarmee samenhangend, de technische eisen om dit mogelijk te maken kan voorschrijven dan wel opleggen. PEN verzoekt om te verduidelijken dat dit echter niet het geval is.

  • 21. De ACM oordeelt dat de strekking van de zienswijze juist is. Artikel 14, tweede lid, van de RfG Verordening stelt dat de relevante systeembeheerder eisen kan opstellen voor de extra apparatuur die het mogelijk maakt om het opgewekte werkzame vermogen op afstand te sturen. Artikel 15, zesde lid, jo. artikel 16, eerste lid, onderdeel p, van de Elektriciteitswet stelt dat de GDS beheerder de relevante systeembeheerder is voor aansluitingen op het GDS.

  • 22. De ACM ziet geen noodzaak om de codetekst op dit punt te wijzigen. De verwijzing naar ‘aangeslotenen’ in het gewijzigde artikel 3.13, zesde lid, maakt duidelijk dat het om aangeslotenen van de betreffende netbeheerder gaat.


X Noot
1

Bij besluit ACM/UIT/502867 van 3 december 2018 is bepaald dat de RfG Verordening ook van toepassing is op productie-eenheden waarvoor een koopovereenkomst is gesloten na 17 mei 2018.

Naar boven