Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 april 2025, nr. IENW/BSK-2025/91204, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit in verband met een aanpassing van technische aard [KetenID WGK027740]

Gelet op artikel 9 van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 2.1.8 van de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid, aanhef, wordt ‘dat is opgenomen in bijlage 1’ vervangen door ‘dat niet in de rechterkolom van bijlage 1 is aangekruist’.

2. In het zevende lid, onderdeel a, wordt ‘dat is opgenomen in bijlage 1’ vervangen door ‘dat in de rechterkolom van bijlage 1 is aangekruist’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat-Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling wijzigt de Tijdelijke subsidieregeling zero-emissie mobiliteit, paragrafen Waterstof in mobiliteit (hierna: Swim). Op grond van de Swim kunnen subsidies worden verstrekt voor investeringen in waterstoftankstations en emissievrije waterstofvoertuigen voor wegvervoer.

2. Noodzaak tot en inhoud van de wijziging

Voorafgaand aan de openstellingsperiode van de Swim, die van 1 april 2025 tot en met 18 juni 2025 duurt, is de voorrangsregeling in artikel 2.1.8, zevende en achtste lid, aangepast. In deze leden staat een voorrangsregeling voor aanvragen in stedelijk knooppunten waar nog geen waterstoftankstation operationeel is. Dit om het doel te bereiken van een evenwichtige en landelijk dekkende spreiding van waterstoftankstations. Deze voorrangsregeling werkte niet goed in de situatie dat op basis van de Swim subsidie voor de aanleg van een waterstoftankstation is verleend, en dit waterstoftankstation bij de aanvang van de volgende aanvraagperiode nog niet operationeel is. In de bijlage staan daarom zowel stedelijk knooppunten waarvoor geldt dat op grond van de Swim subsidie is verleend voor de aanleg van een waterstoftankstation, als waar reeds waterstoftankstations operationeel zijn.

De tekst van het zevende lid van artikel 2.1.8 kon echter voor onduidelijkheid zorgen. De voorrang geldt alleen voor aanvragen in stedelijk knooppunten die zijn opgenomen in bijlage 1, en waarvoor geldt dat zij niet zijn opgenomen in de kolom met stedelijk knooppunten waar al wel een waterstoftankstation operationeel is (of waar voor de aanleg van een waterstoftankstation subsidie is verleend). Het doel van de voorrangsregeling is immers dat er waterstoftankstations komen in stedelijk knooppunten waar nog geen waterstoftankstation operationeel is (of waar voor de aanleg van een waterstoftankstation nog geen subsidie is verleend). Deze onduidelijkheid is met deze wijziging weggenomen.

3. Gevolgen van de wijziging

De aanpassing heeft geen gevolgen voor de aanvragers van de subsidie. Door de wijziging komt de regeling volledig overeen met de wijze waarop naar de aanvragers is gecommuniceerd over de toepassing van de voorrangsregeling. Dit voorkomt onduidelijkheden in de uitvoering die tot lasten voor de aanvragers kunnen leiden. De wijziging van deze regeling heeft naar haar aard geen gevolgen voor de administratieve lasten voor ondernemers en burgers. Op grond van het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie1 kon internetconsultatie daarom achterwege blijven. Om deze reden is ook afgezien van toetsing van deze wijzigingsregeling door de Autoriteit toetsing regeldruk (ATR).

4. Inwerkingtreding

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 april 2025. Door aan deze wijzigingsregeling terugwerkende kracht te verlenen pakt de regeling voor alle projecten uit zoals deze is bedoeld en zoals over de regeling is gecommuniceerd.

Met de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de in het systeem van vaste verandermomenten opgenomen minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. Aanleiding daarvoor is dat met een snelle inwerkingtreding de gewijzigde regeling kan worden toegepast op de aanvragen die in de openstellingsperiode worden ingediend. Dit is in het voordeel van de aanvragers. De uitzondering is gerechtvaardigd omdat dit een reparatie betreft (artikel 4.17, vijfde lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Daarbij wordt de doelgroep van de regeling geïnformeerd door informatie op de website van Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO), die met de subsidievertrekking op grond van deze regeling is belast. De korte invoeringstermijn is niet bezwaarlijk voor RVO, omdat zij al op de hoogte is van deze wijziging en deze onmiddellijk kan toepassen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat-Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen


X Noot
1

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

Naar boven