Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur van 1 april, nr. 6192727, tot instelling van de Strategische Milieukamer (Instellingsbesluit Strategische Milieukamer)

De Minister van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,

Besluiten:

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder bewindspersonen: de Minister van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

Artikel 2 Instelling en taak

  • 1. Er is een Strategische Milieukamer.

  • 2. De Strategische Milieukamer heeft tot taak:

    • a. ten minste eenmaal in de vier jaar een Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit vast te stellen, waarin de aard en de omvang van verschijningsvormen van milieucriminaliteit met een Nederlandse component alsook de schade als gevolg daarvan worden beschreven;

    • b. op basis van in ieder geval het onder a genoemde Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit ten minste eenmaal in de vier jaar een Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit op te stellen, waarin afspraken tussen de in de Strategische Milieukamer vertegenwoordigde organisaties worden vastgelegd over in ieder geval de strategische prioritering voor de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit, de wijze van samenwerking bij de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit en de daarbij te behalen resultaten;

    • c. de bewindspersonen gevraagd en ongevraagd te adviseren over de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit.

  • 3. De Strategische Milieukamer stelt ten minste eenmaal per jaar een verslag op over de voortgang en realisatie van de in het tweede lid, onder b, bedoelde Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit.

Artikel 3 Samenstelling

  • 1. In de Strategische Milieukamer hebben zitting:

    • a. de Hoofdofficier van Justitie van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie, tevens voorzitter;

    • b. de Inspecteur-Generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport;

    • c. de Inspecteur-Generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

    • d. de door de korpschef gemandateerde politiechef die landelijk verantwoordelijk is voor het functionele werkgebied milieucriminaliteit;

    • e. een directeur van een omgevingsdienst namens de directeuren van omgevingsdiensten, bedoeld in artikel 4.2, aanhef en onder a, van het Besluit OM-afdoening.

  • 2. De Strategische Milieukamer kan functionarissen van andere dan de in het eerste lid genoemde instanties of organisaties uitnodigen om deel te nemen aan de bijeenkomsten van de Strategische Milieukamer en de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2.

  • 3. Een lid van de Strategische Milieukamer kan zich door een plaatsvervanger met een functie van vergelijkbaar niveau laten vertegenwoordigen.

  • 4. Een lid van de Strategische Milieukamer neemt deel vanuit de eigen taken en verantwoordelijkheden.

Artikel 4 Ondersteuning

  • 1. De leden van de Strategische Milieukamer voorzien in de ondersteuning van de Strategische Milieukamer.

  • 2. De leden van de Strategische Milieukamer stellen een protocol vast over de vorm van de ondersteuning en de wijze waarop de leden van de Strategische Milieukamer voorzien in voldoende personele en kwalitatieve capaciteit voor haar ondersteuning.

Artikel 5 Werkwijze en besluitvorming

  • 1. De Strategische Milieukamer komt ten minste vier keer per jaar bijeen.

  • 2. De Strategische Milieukamer beslist bij consensus.

  • 3. De Strategische Milieukamer legt de in artikel 2, tweede lid, onder b, bedoelde Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit ter bespreking voor aan het Bestuurlijk Omgevingsberaad alvorens deze vast te stellen.

  • 4. De Strategische Milieukamer biedt de in artikel 2, tweede lid, onder a en b, en derde lid, bedoelde documenten zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee weken nadat zij zijn vastgesteld, ter informatie aan de bewindspersonen aan.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 7 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Strategische Milieukamer.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 april 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding en doel

In recente rapporten en het Interbestuurlijk programma Versterking van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (verder: VTH) wordt aanbevolen om de versnippering en vrijblijvendheid van de uitvoering van taken op het gebied van de voorkoming en bestrijding van milieucriminaliteit door de verschillende organisaties die zijn belast met vergunningverlening, toezicht en handhaving tegen te gaan en te zorgen voor een versterking van de informatiepositie van alle partijen in de keten.1

Ook de strafrechtelijke kant van milieuhandhaving behoeft versterking. De veelheid van partijen op dit gebied vraagt om een consistent en door alle partijen gedragen coördinerend verband. Door meer gecoördineerde samenwerking wordt de strategische focus versterkt en wordt de samenwerking tussen deelnemende partijen minder vrijblijvend. Daarom wordt met dit instellingsbesluit de al bestaande Strategische Milieukamer (verder: SMK) geformaliseerd. Naar verwachting zal de SMK een belangrijke bijdrage blijven leveren aan het tegengaan van versnippering van inzet van schaarse middelen en aan de versterking van de gezamenlijke slagkracht van de partijen door het aanbrengen van focus binnen het brede veld van milieucriminaliteit. De ondertekenende bewindspersonen vinden daarbij het thema milieucriminaliteit van dermate groot belang dat zij zich op grond van dit instellingsbesluit daarover willen laten informeren door middel van het ontvangen van het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit, de Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit en de verslagen over de voortgang en realisatie van de Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit.

Met de instelling en de taakomschrijving van de SMK wordt mede invulling gegeven aan enkele verplichtingen die volgen uit Richtlijn (EU) 2024/1203 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en tot vervanging van de Richtlijnen 2008/99/EG en 2009/123/EG (verder: Milieustrafrechtrichtlijn). In artikel 19 van de Milieustrafrechtrichtlijn is de verplichting voor de EU-lidstaten opgenomen om de nodige maatregelen te nemen om te komen tot passende regelingen voor coördinatie en samenwerking op strategisch en operationeel niveau tussen hun bevoegde instanties die betrokken zijn bij de preventie en de bestrijding van milieudelicten. Met het formaliseren van de SMK als strategisch en coördinerend verband voor de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit wordt gedeeltelijk invulling gegeven aan artikel 19 van de Milieustrafrechtrichtlijn. Met de door de SMK op te stellen Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit wordt mede gedeeltelijk invulling gegeven aan artikel 21 van de Milieustrafrechtrichtlijn, dat de lidstaten oplegt om een nationale strategie voor de bestrijding van milieucriminaliteit op te stellen.

Onder ‘milieucriminaliteit’ worden in de eerste plaats gedragingen verstaan die in strijd zijn met de wet- en regelgeving als genoemd in artikel 3 van de Milieustrafrechtrichtlijn. Zolang de SMK binnen de bevoegdheden van haar leden blijft, hoeft zij zich echter niet tot die gedragingen te beperken. Zo kunnen ook andere gedragingen die naar nationaal recht als milieudelict aangemerkt worden onder het begrip ‘milieucriminaliteit’ vallen. Het gaat daarbij om gedragingen waarop de Nederlandse strafwet toepasselijk is.

Taak

De taak van de SMK is – met inachtneming van de taken en verantwoordelijkheden van haar leden – om aan de hand van al bestaande door de leden opgestelde analyses en interventiestrategieën, binnen de kaders van het landelijke beleid en de betrokken Europese kaders en regelgeving, gezamenlijk de prioriteiten, de wijze van samenwerking en de te behalen resultaten te bepalen ten aanzien van de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht.

De taak van de SMK ligt op het terrein van de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit. Het spreekt echter voor zich dat zij in de vervulling van deze taak zal streven naar een zo groot mogelijke samenhang met de bestuursrechtelijke handhaving op milieugebied. Afgestemd en coherent strategische doelen bepalen op basis van wederzijds begrip en draagvlak is immers een voorwaarde voor een effectieve aanpak van milieucriminaliteit. Het tot stand brengen van die samenhang is goed mogelijk doordat een aantal leden van de SMK ook is belast met bestuursrechtelijke taken. Het vergroten van de samenhang tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving op milieugebied wordt ook bereikt door de concept Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit te bespreken met de leden van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOb).2 In het BOb wordt door de partijen gezamenlijk het functioneren van het VTH-stelsel besproken.

Het gezamenlijk bepalen van de prioriteiten gebeurt ten minste elke vier jaar op basis van in ieder geval een door de SMK vast te stellen Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit. In een Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit worden vormen van milieucriminaliteit beschreven in termen van de gelegenheden voor milieucriminaliteit, de werkwijzen van milieucriminelen en de schade die hierdoor ontstaat.

De SMK stelt, op basis van het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit in combinatie met actuele ontwikkelingen, focusthema’s vast in de Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit. Daarin worden tevens de bijbehorende gezamenlijke afspraken vastgelegd. Deze afspraken hebben betrekking op de wijze van samenwerking op thema’s, te behalen resultaten op thema’s en voor zover van toepassing kan een interventiestrategie, bestaande uit bijvoorbeeld de inzet van het strafrecht of alternatieve interventies, worden opgesteld. Eveneens worden in de Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit specifieke afspraken vastgelegd met betrekking tot het versterken van de intelligence, zoals het delen van intelligence of het maken van gezamenlijke intelligence analyses en criminaliteitsbeeldanalyses.

De SMK hoeft zich, in het belang van de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit, bij het opstellen van de Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit niet te beperken tot de in het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit beschreven onderwerpen, zolang deze onderwerpen binnen de bevoegdheden van haar leden vallen.

De SMK geeft met haar Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit richting aan de keuzes van de weeg- en stuurgroep voor de recherchematige opsporingsonderzoeken op milieugebied, de operationele Landelijke Milieukamer.

De SMK stelt ten minste ieder jaar ten behoeve van de deelnemende organisaties en de hiervoor genoemde drie bewindspersonen een verslag op over de voortgang en realisatie van de in de Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit opgenomen afspraken.

Daarnaast kan de SMK gevraagd en ongevraagd advies geven aan de bewindspersonen over de strafrechtelijke aanpak van milieucriminaliteit en wat daarmee samenhangt, zoals handhaafbaarheid van bestaande wetgeving. De adviezen hebben geen bindend karakter, maar zijn wel relevant en waardevol voor de beleidsvorming. De deelnemende organisaties (met uitzondering van de omgevingsdiensten) hebben ieder reeds de mogelijkheid om via hun eigen ‘lijnen’ aan de bewindspersonen advies uit te brengen of een bestuurlijk signaal op te stellen. De adviestaak van artikel 2, tweede lid, onder c van dit instellingsbesluit brengt daarin geen verandering en heeft slechts plaats binnen de bestaande adviesmogelijkheden van de leden. Daarbij is er geen sprake van een adviestaak of adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges. De SMK en de departementen van de ondertekenende bewindspersonen maken nadere procedurele afspraken over de wijze waarop de bewindspersonen de SMK om advies vragen alsmede over de wijze waarop de SMK de adviezen aan de bewindspersonen aanbiedt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3 Samenstelling

De samenstelling van de SMK is zoveel mogelijk in lijn met de bestaande praktijk. In dit instellingsbesluit is bepaald dat de SMK bestaat uit vertegenwoordigers van het Functioneel Parket (verder: FP) van het Openbaar Ministerie (verder: OM), de Inspectie Leefomgeving en Transport (verder: ILT), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (verder: NVWA), de politie en de omgevingsdiensten. Voor de ILT en de NVWA geldt dat de desbetreffende Inspecteurs-Generaal onderdeel uitmaken van de SMK. Voor de politie is dat de politiechef die landelijk verantwoordelijk is voor het functionele werkgebied milieucriminaliteit. Voor het FP geldt dat de Hoofdofficier van Justitie onderdeel uitmaakt van de SMK, en tevens als voorzitter opereert.

Anders dan in de bestaande praktijk, is de Inspecteur-Generaal van de Nederlandse Arbeidsinspectie (verder: NLA) niet als lid van de SMK opgenomen in het instellingsbesluit. De NLA heeft immers geen milieutaken of -bevoegdheden in eigenlijke zin. Wel kan de Inspecteur-Generaal uitgenodigd worden voor de bijeenkomsten en de uitvoering van de taken van de SMK vanwege de grote raakvlakken van de taken van de NLA met taken op milieugebied, zoals onder meer het toezicht op Seveso-inrichtingen of op het gebied van zeer zorgwekkende stoffen.

De directeur van een omgevingsdienst die aan de SMK deelneemt, heeft een enigszins afwijkende positie ten opzichte van de overige deelnemers. Anders dan dezen treedt hij namelijk niet op namens één (uitvoerings)organisatie. In de bestaande praktijk neemt de directeur van de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid deel namens de omgevingsdiensten en OmgevingsdienstNL. Nu OmgevingsdienstNL op dit moment een vereniging van directeuren betreft, is in dit instellingsbesluit geregeld dat de vertegenwoordiger namens de directeuren van alle omgevingsdiensten aan de SMK deelneemt. De omgevingsdiensten hebben bij brief van de voorzitter van het bestuur van de OmgevingsdienstNL d.d. 11 februari 2025 de Minister van Justitie en Veiligheid laten weten dat zij zich committeren aan het instellingsbesluit en dat de directeur van de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid namens de directeuren van alle omgevingsdiensten op kan treden in de SMK.

Alle genoemde leden van de SMK nemen deel ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van milieucriminaliteit. Zo ook de directeur van de omgevingsdienst. In dit instellingsbesluit wordt verwezen naar artikel 4.2, aanhef en onder a, van het Besluit OM-afdoening, nu hierin de strafbeschikkingsbevoegdheid wordt toegekend aan de directeuren van de omgevingsdiensten. Bij gebruik van die bevoegdheid valt de directeur onder het gezag van het OM en hiermee ziet de bevoegdheid op de strafrechtelijke handhaving van milieucriminaliteit. Niettemin is het van essentieel belang voor de effectiviteit van de SMK dat deze in verbinding staat met de omgevingsdiensten in het stelsel van VTH. De omgevingsdiensten hebben tevens een belangrijke rol in de bestuursrechtelijke handhaving van milieucriminaliteit en zij kunnen aspecten die hierop betrekking hebben inbrengen en suggesties daaromtrent doen en hiermee de verbinding tussen beide leggen.

Het onderhavige besluit omvat niet tevens de verlening van mandaat en machtiging door de korpschef aan de politiechef. De korpschef is afzonderlijk verantwoordelijk voor de verlening daarvan. Voor de overige leden van de SMK geldt ook dat zij er zelf zorg voor dragen dat zij namens hun organisaties kunnen deelnemen aan en beslissen in de SMK, indien en voor zover dat noodzakelijk is. In het geval van de omgevingsdiensten geldt dat de directeuren van de omgevingsdiensten ervoor zorgen dat de vertegenwoordigende directeur namens hen kan deelnemen aan en beslissen in de SMK, indien en voor zover dat noodzakelijk is.

In artikel 3, tweede lid, van dit instellingsbesluit is geregeld dat de SMK functionarissen van andere organisaties en instanties bij haar werkzaamheden kan betrekken, bijvoorbeeld overheidsorganisaties die (mede) zijn belast met een taak op milieugebied. Deze betrokkenheid kan bestaan uit het bijwonen van bijeenkomsten van de SMK of het meewerken aan producten van de SMK, zoals het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit.

Artikel 4 Ondersteuning

De leden van de SMK verbinden zich om de personele en/of financiële middelen ter beschikking te stellen die nodig zijn om de SMK haar taak adequaat te laten uitvoeren. In de eerste plaats gaat dit om beleidsmatige en secretariële ondersteuning. Bij afzonderlijk protocol maken de leden van de SMK afspraken over de inrichting van haar ondersteuning en hun bijdrage daaraan. De toerusting van de ondersteuning is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de leden.

Gezien het overwegend coördinerende karakter van de SMK, kunnen ten aanzien van de ondersteuning van de SMK aan de individuele leden geen verder strekkende verplichtingen worden opgelegd, dan waartoe zij zichzelf kunnen verbinden.

Artikel 5 Werkwijze en besluitvorming

Dit instellingsbesluit brengt geen wijziging aan in de publiekrechtelijke taken, de bevoegdheden en het beheer van de in de SMK deelnemende organisaties en de daaronder ressorterende ambtenaren. De bewindspersonen dragen ieder afzonderlijk de ministeriële verantwoordelijkheid voor de onder hen ressorterende organisaties. In de verantwoordelijkheden van het decentrale bevoegd gezag (gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders) ten aanzien van de omgevingsdiensten wordt evenmin wijziging aangebracht. Gelet daarop is het van belang dat de beslissingen van de SMK worden gedragen door alle organisaties; geen van de deelnemende organisaties kan zonder haar eigen instemming worden gehouden aan beslissingen van de SMK. Artikel 5, tweede lid, bepaalt dan ook dat de SMK bij consensus beslist.

Met het ter bespreking voorleggen van de Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit aan het BOb, voorafgaand aan de vaststelling van de Agenda, wordt beoogd zoveel mogelijk samenhang tussen strafrechtelijke handhaving en bestuursrechtelijk toezicht en handhaving te realiseren. Het BOb kan de Agenda Strafrechtelijke Aanpak Milieucriminaliteit, desgewenst in aanwezigheid van een of meerdere SMK-leden, bespreken. Deze bespreking kan resulteren in suggesties en aanbevelingen, maar de SMK is niet gehouden om eventuele suggesties en aanbevelingen over te nemen.

’s-Gravenhage, 1 april 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie


X Noot
1

Brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 8 april 2022, Kamerstukken II 2021/22, 22 343 en 28 663, nr. 315.

X Noot
2

Deelnemers aan het BOb zijn de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bestuurlijke vertegenwoordigingen van gemeenten, provincies en waterschappen, alsmede het Openbaar Ministerie.

Naar boven