Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 4 april 2025, nr. 6267913, houdende nadere regels met betrekking tot de organisatie van de mobiele eenheid en het gezamenlijk oefenen door de mobiele eenheid (Regeling mobiele eenheid politie 2025)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 44 van het Besluit beheer politie en op artikel 28 van het Besluit bewapening en uitrusting politie;

Besluit:

Paragraaf 1 Organisatie

Artikel 1

  • 1. De organisatie van de mobiele eenheid bestaat uit basiseenheden, watergetrainde eenheden en specialistische eenheden.

  • 2. Een lid van een basiseenheid of een specialistische eenheid kan niet tevens lid zijn van een andere basiseenheid of een specialistische eenheid.

Artikel 2 Basiseenheden

  • 1. Basiseenheden zijn organisatorisch opgebouwd uit groepen, secties, pelotons of compagnieën.

  • 2. Een groep bestaat uit acht leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur.

  • 3. Een sectie bestaat uit een sectiecommandant en drie groepen.

  • 4. Een peloton bestaat uit een pelotonscommandant en twee secties.

  • 5. Een compagnie bestaat uit een compagniecommandant en twee of meer pelotons.

  • 6. Elk peloton beschikt over minimaal zes leden die bekwaam en geoefend zijn in het gebruik van traangas als bedoeld in de artikelen 4 en 13 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.

  • 7. Indien een basiseenheid, anders dan in een groep, optreedt, dan heeft die de beschikking over een chauffeur voor het commandovoertuig en over één of meer verbindingsspecialisten.

Artikel 3 Watergetrainde eenheden

Watergetrainde eenheden bestaan uit leden van basiseenheden die tevens bekwaam zijn om op het water op te treden. Een groep bestaat uit acht leden.

Artikel 4 Specialistische eenheden

Specialistische eenheden zijn verkenningseenheden, eenheden beredenen, eenheden hondengeleiders, eenheden met de waterwerper, aanhoudingseenheden, technische eenheden en een bewakingseenheid.

Artikel 5 Verkenningseenheden

Een verkenningseenheid is een groep van acht leden, onder wie een groepscommandant.

Artikel 6 Eenheden beredenen

Een eenheid beredenen is een groep van zes ruiters, onder wie een groepscommandant.

Artikel 7 Eenheden hondengeleiders

Een eenheid hondengeleiders is een groep, bestaande uit zes leden, onder wie een groepscommandant, een voor zijn taak opgeleide chauffeur en vier hondengeleiders.

Artikel 8 Eenheden met een waterwerper

Een eenheid met een waterwerper is een groep van twee kanonniers, een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur.

Artikel 9 Aanhoudingseenheden

Een aanhoudingseenheid is een groep, als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Artikel 10 Technische eenheden

  • 1. Een technische eenheid is een groep van acht leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur.

  • 2. De leden van een technische eenheid zijn bekwaam in het toegankelijk en vrij van obstakels maken van ruimten, wegen en gebieden.

Artikel 11 Bewakingseenheid

  • 1. De bewakingseenheid bestaat uit bewakingsgroepen.

  • 2. Een bewakingsgroep bestaat uit acht leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur.

  • 3. Bewakingsgroepen hebben tot taak het bewaken en beveiligen van objecten.

Paragraaf 2 Aantallen en verdeling van de basiseenheden, watergetrainde eenheden en specialistische eenheden

Artikel 12 Aantallen en verdeling van de basiseenheden, watergetrainde eenheden en specialistische eenheden

  • 1. De organisatie van de mobiele eenheid bestaat in totaal uit:

    • a. 42 pelotons basiseenheden;

    • b. 3 watergetrainde eenheden;

    • c. 26 groepen verkenningseenheden;

    • d. 14 groepen eenheden beredenen;

    • e. 26 groepen eenheden hondengeleiders;

    • f. 12 groepen eenheden met een waterwerper;

    • g. 37 groepen aanhoudingseenheden;

    • h. 16 groepen technische eenheden;

    • i. de bewakingseenheid bestaande uit 56 bewakingsgroepen.

  • 2. De basiseenheden zijn verdeeld over de regionale eenheden en de Eenheid landelijke expertise en operaties, overeenkomstig bijlage 1 bij deze regeling.

  • 3. De watergetrainde eenheden zijn verdeeld over de regionale eenheden en de Eenheid landelijke expertise en operaties, overeenkomstig bijlage 2 bij deze regeling.

  • 4. De specialistische eenheden, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met i, zijn verdeeld over de regionale eenheden en de Eenheid landelijke expertise en operaties, overeenkomstig bijlage 3 bij deze regeling.

Paragraaf 3 Paraatheidseisen

Artikel 13 Paraatheidseisen

  • 1. De korpschef draagt er zorg voor dat in iedere regionale eenheid ten minste één sectie van een basiseenheid binnen anderhalf uur op de opkomstlocatie aanwezig en gereed voor inzet is.

  • 2. De korpschef draagt er zorg voor dat 35 pelotons basiseenheden gelijktijdig kunnen worden ingezet.

Paragraaf 4 Gezamenlijk oefenen

Artikel 14 Gezamenlijk oefenen

De korpschef draagt er zorg voor dat basiseenheden, watergetrainde eenheden en specialistische eenheden minimaal 40 uur per jaar oefenen. Onderdeel van de oefening is de samenwerking met relevante andere eenheden of organisatieonderdelen.

Paragraaf 5 Opvang, nazorg en verantwoording

Artikel 15 Opvang, nazorg en verantwoording

  • 1. De korpschef draagt er zorg voor dat binnen elke regionale eenheid en de Eenheid landelijke expertise en operaties voldoende opvang en nazorg wordt aangeboden aan de ingezette leden tijdens en na een optreden van een mobiele eenheid.

  • 2. Op verzoek van het gezag maakt de korpschef een rapport op van een grootschalig optreden, waarbij sprake is geweest van een ernstige verstoring van de openbare orde.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 16 Intrekken Regeling mobiele eenheid 2007

De Regeling mobiele eenheid 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mobiele eenheid politie 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 4 april 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

BIJLAGE 1. BEHOREND BIJ ARTIKEL 12, TWEEDE LID VAN DE REGELING MOBIELE EENHEID POLITIE 2025

Basiseenheden

Eenheid

Aantal pelotons basiseenheden

Noord-Nederland

4

Oost-Nederland

5

Noord-Holland

3

Amsterdam

5

Midden-Nederland

4

Den Haag

6

Rotterdam

6

Zeeland-West-Brabant

3

Oost-Brabant

3

Limburg

2

Eenheid landelijke expertise en operaties

1

BIJLAGE 2. BEHOREND BIJ ARTIKEL 12, DERDE LID VAN DE REGELING MOBIELE EENHEID POLITIE 2025

Watergetrainde eenheden

Eenheid

Aantallen watergetrainde eenheden

Noord-Nederland

1 sectie

Rotterdam

1 peloton

Zeeland- West-Brabant

1 sectie

Eenheid landelijke expertise en operaties

1 peloton

BIJLAGE 3. BEHOREND BIJ ARTIKEL 12, VIERDE LID VAN DE REGELING MOBIELE EENHEID POLITIE 2025

Specialistische eenheden

Eenheid

Verkenningseenheid

Eenheid Beredenen

Eenheid hondengeleiders

Eenheid met de waterwerper

Aanhoudingseenheid

Technische eenheid

Bewakingsgroep

Noord-Nederland

2

2

4

2

5

Oost-Nederland

2

3

6

8

Noord-Holland

2

2

2

4

Amsterdam

5

4

4

6

6

6

Midden-Nederland

2

3

4

1

6

Den Haag

4

3

4

4

4

7

Rotterdam

4

5

4

5

3

7

Zeeland-West-Brabant

1

1

2

5

Oost-Brabant

2

2

2

4

Limburg

1

1

2

4

Eenheid landelijke expertise en operaties

1

14

TOELICHTING

Algemeen

De politie beschikt over een mobiele eenheid. De organisatie van de mobiele eenheid van de politie is verdeeld over de regionale eenheden en de Eenheid landelijke expertise en operaties. In deze ministeriële regeling, de Regeling mobiele eenheid politie 2025, zijn nadere regels gesteld over de organisatie van de mobiele eenheid. De grondslag voor deze regels is gelegen in artikel 44 van het Besluit beheer politie. Daarnaast is in deze regeling een bepaling opgenomen over het gezamenlijk oefenen van onderdelen van de mobiele eenheid. De grondslag voor deze bepaling is gelegen in artikel 28 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.

Aanleiding

De Regeling mobiele eenheid politie 2025 vervangt de Regeling mobiele eenheid 2007. De Regeling mobiele eenheid 2007 was oorspronkelijk geschreven en toegesneden op het regionale politiebestel. Ieder regionaal politiekorps was destijds zelf verantwoordelijk voor het in stand houden en adequaat functioneren van een organisatie van de mobiele eenheid. De regionale politiekorpsen konden elkaar zo nodig bijstand verlenen. De ministeriële regeling was noodzakelijk om uitwisselbaarheid, beschikbaarheid en de kwaliteit van de mobiele eenheid landelijk te borgen. Om die reden zijn in de Regeling mobiele eenheid 2007 uniforme eisen op het gebied van organisatie, materieel, personeel, bekwaamheden en paraatheid opgenomen. Ook bevat zij bepalingen over de invulling van de landelijke bijstandsterkte. Bij de vorming van de nationale politie in 2012 is de huidige regeling alleen technisch aangepast.

De politie staat een meer flexibele organisatie en werkwijze van de mobiele eenheid voor. De Regeling mobiele eenheid uit 2007 biedt onvoldoende ruimte voor deze ontwikkeling. Door de invoering van de nationale politie ligt het beheer van de politie nu in één hand. Daardoor is er minder behoefte aan gedetailleerde regelgeving op dit terrein. Dit is de aanleiding geweest om een nieuwe regeling op te stellen. De politie heeft op basis van opgedane ervaringen in de praktijk voorstellen gedaan voor de aanpassing van de organisatie van de mobiele eenheid. Deze voorstellen zijn breed afgestemd binnen de politieorganisatie en vormen de basis voor deze nieuwe regeling.

Wettelijk kader mobiele eenheid

Deze regeling is onderdeel van een wettelijk kader voor de inzet van de mobiele eenheid. In artikel 26 van het Besluit beheer politie zijn de taken opgesomd waarvoor de mobiele eenheid kan worden ingezet. Het gaat om:

  • het optreden ter handhaving van de openbare orde en hulpverlening, in het bijzonder bij grootschalige manifestaties en evenementen;

  • het uitvoeren van evacuaties;

  • het bewaken en beveiligen van objecten;

  • het optreden bij crises en rampen;

  • het uitvoeren van zoekacties; en

  • het aanhouden van ordeverstoorders.

Het gezag moet toestemming geven voor de inzet van de mobiele eenheid. Dit is geregeld in artikel 6 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren (hierna: Ambtsinstructie).

Bij de uitvoering van hun taken kunnen leden van de mobiele eenheid gebruik maken van specifieke uitrusting en geweldsmiddelen. De uitrusting en bewapening van de leden van de mobiele eenheid is geregeld in het Besluit bewapening en uitrusting politie (artikelen 1, 2, 10, 11 en 23). In de Ambtsinstructie is bepaald voor welke doeleinden en onder welke voorwaarden deze geweldsmiddelen mogen worden ingezet.

De politieambtenaren die lid zijn van de mobiele eenheid, doen dit naast hun reguliere politiefunctie. In de Regeling vaststelling LFNP zijn in bijlage 3 de functiebeschrijvingen opgenomen. Indien van toepassing is in een specifieke functiebeschrijving onder ´Rolaanduiding´ opgenomen dat de ambtenaar kan worden aangewezen als lid van de mobiele eenheid.

Voor een veilig, rechtmatig en effectief optreden van de mobiele eenheid is het noodzakelijk dat politieambtenaren goed zijn opgeleid, getraind, gecertificeerd en geoefend. Politieambtenaren die lid willen worden van de mobiele eenheid, moeten een basisopleiding aan de Politieacademie met goed gevolg hebben afgerond. Daarnaast moet de politieambtenaar voldoen aan de eisen uit de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie 2021 en de Regeling fysieke vaardigheidstoets politie. Tot slot moet de politieambtenaar, die lid wil worden van een mobiele eenheid, voldoen aan de voor de taak ontwikkelde en voorgeschreven kwalificaties. Deze kwalificaties zijn opgenomen in de Regeling politieonderwijs. De politieambtenaar voldoet aan deze kwalificaties als hij met succes een opleiding daarvoor heeft afgerond en is gecertificeerd door de Politieacademie. Bovenstaande wet- en regelgeving ziet op de individuele opleiding, training en certificering van politieambtenaren. In deze regeling is een bepaling opgenomen over het gezamenlijk oefenen opgenomen.

Hoofdlijnen van de Regeling mobiele eenheid 2025

In paragraaf 1 van deze nieuwe regeling wordt de organisatie van de mobiele eenheid geregeld. De mobiele eenheid bestaat uit basiseenheden (artikel 2), watergetrainde eenheden (artikel 3) en specialistische eenheden (artikel 4 tot en met 11). Deze structuur komt, behoudens enkele redactionele wijzigingen, overeen met de structuur in de Regeling mobiele eenheid 2007.

Basiseenheden en watergetrainde eenheden bestaan uit groepen, secties, pelotons en compagnies. Om ruimte te bieden aan een meer flexibele organisatie en werkwijze van de mobiele eenheid, is de grootte van een groep verkleind. Op grond van deze nieuwe regeling bestaat een groep van een basiseenheid of een watergetrainde eenheid uit acht leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur. Voorheen bestond een groep uit elf leden. Een sectie bestond voorheen uit twee groepen. Dat wordt uitgebreid naar drie groepen. Als gevolg van deze wijziging bestaat een basiseenheid van een mobiele eenheid uit meer kleinere groepen. Dit komt een snelle en flexibele inzet van de mobiele eenheid ten goede. De samenstellingen van een peloton en een compagnie wijzigen niet. De omvang van een peloton en een compagnie nemen wel iets toe als gevolg van de wijzigingen in de grootte van een groep en van een sectie. Basiseenheden beschikken hiernaast over chauffeur voor het commandovoertuig en één of meer verbindingsspecialisten. Bij een aantal specialistische eenheden is eveneens een wijziging in de samenstelling doorgevoerd. (zie hiervoor de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 5, 9, 11)

In paragraaf 2 zijn de aantallen basiseenheden, watergetrainde eenheden en specialistische eenheden vastgelegd (artikel 12). Daarnaast is de verdeling van deze eenheden over de regionale eenheden en de Eenheid landelijke expertise en operaties bepaald (bijlage 1, 2 en 3 bij de regeling). Deze regels hebben tot doel om in heel Nederland voldoende basiseenheden, watergetrainde eenheden en specialistische eenheden beschikbaar te hebben. Indien een eenheid behoefte heeft aan bijstand van een mobiele eenheid van een andere regionale eenheid, de Eenheid landelijke expertise en operaties of van de Koninklijke marechaussee, dan kan het gezag daartoe een verzoek doen, conform de vereisten in hoofdstuk 5 van de Politiewet 2012. De Regeling mobiele eenheid 2025 is uitsluitend van toepassing op de mobiele eenheden van de politie. De Koninklijke marechaussee beschikt ook over een organisatie van mobiele eenheden. De mobiele eenheden van de politie en van de Koninklijke marechaussee kunnen gezamenlijk worden ingezet. In de Samenwerkingsregeling mobiele eenheden zijn afspraken over gezamenlijke inzet vastgelegd.

Paragraaf 3 ziet op de paraatheidseisen (artikel 13). Vaak kan de politie vooraf een goede inschatting maken waar en wanneer de inzet van de mobiele eenheid noodzakelijk zou kunnen zijn. In deze situaties kan de inzet van de mobiele eenheid vooraf worden ingepland en georganiseerd. Hierbij valt te denken aan de inzet van de mobiele eenheid bij bepaalde demonstraties, de jaarwisseling, evenementen of bij voetbalwedstrijden met een verhoogd risico op ongeregeldheden. Om in onvoorziene situaties ook tijdig te kunnen beschikken over de mobiele eenheid, dient in iedere regionale eenheid ten minste één sectie van een basiseenheid binnen anderhalf uur op de opkomstlocatie aanwezig en gereed voor inzet te zijn. De korpschef draagt hier zorg voor. Daarnaast bevat deze regeling een bepaling om ervoor te zorgen dat de politie is voorbereid op een grootschalige inzet van de mobiele eenheid (gedurende een beperkte periode).

Paragraaf 4 heeft betrekking op het gezamenlijk oefenen van (onderdelen van de) mobiele eenheid. (artikel 14). Paragraaf 5 gaat over de opvang, nazorg en verantwoording. In artikelsgewijze toelichting zijn de bepalingen uit deze paragrafen nader toegelicht.

Een aantal bepalingen uit de Regeling mobiele eenheid 2007 is niet overgenomen in deze nieuwe regeling. Het gaat onder andere om de bepalingen over de benodigde voer- en vaartuigen, geweldmiddelen en beschermingsmiddelen. Door de invoering van de nationale politie is gedetailleerde regelgeving op dit gebied niet langer nodig. De korpschef draagt er in algemene zin zorg voor dat de mobiele eenheden kunnen beschikken over voldoende voer- en vaartuigen om goed toegerust te zijn op de taken van de mobiele eenheid. De bepalingen over geweldmiddelen en beschermingsmiddelen zijn opgenomen in andere wet- en regelgeving. (zie onder andere het Besluit bewapening en uitrusting politieambtenaren)

Financiële consequenties

De Minister van Justitie en Veiligheid verstrekt jaarlijks een algemene financiële bijdrage aan de politie (zie beleidsartikel 31.3 van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid). De doelstelling van deze algemene bijdrage is het beschikbaar stellen van personeel en materieel ten behoeve van een effectieve taakuitvoering en adequaat beheer van de politie. De kosten voor de mobiele eenheid worden betaald uit deze algemene bijdrage. De incidentele en structurele investeringen, die nodig zijn om de organisatie van de mobiele eenheid in lijn te brengen met deze nieuwe regeling, worden gedekt binnen de algemene bijdrage.

Afstemming nieuwe regeling

Deze regeling is tot stand gekomen in afstemming met de politie en in overeenstemming met de politievakorganisaties. De regioburgemeesters hebben in het overleg, bedoeld in artikel 19 Politiewet 2012, hun steun uitgesproken voor deze nieuwe regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Eerste lid

In het eerste lid van artikel 1 is bepaald dat de mobiele eenheid bestaat uit basiseenheden, watergetrainde eenheden en specialistische eenheden. Dit artikellid is, met enkele redactionele wijzigingen, overgenomen uit de Regeling mobiele eenheid 2007. De redactionele wijzigingen in het eerste lid betreffen de aanduidingen van de verschillende onderdelen van de mobiele eenheid. De aanduiding ’basiseenheden met een bijzondere taak’ is vervangen door de term ‘watergetrainde eenheden’. (zie ook artikel 3 van de regeling) Daarnaast is de term ‘bijzondere eenheden’ gewijzigd in ‘specialistische eenheden’. Deze wijziging is doorgevoerd om verwarring te voorkomen met de bijzondere bijstandseenheden, bedoeld in artikel 59 van de Politiewet 2012.

Tweede lid

Het tweede lid van artikel 1 is nieuw. Voor het goed functioneren van de verschillende onderdelen van de mobiele eenheid is het van belang dat er binnen de organisatie van de mobiele eenheid zo min mogelijk dubbelrollen zijn. Dat betekent dat een lid van een basiseenheid of specialistische eenheid niet tegelijkertijd ook lid kan zijn van een andere basiseenheid of specialistische eenheid. Een lid van een basiseenheid kan wel lid zijn van een watergetrainde eenheid. Een lid van een specialistische eenheid kan geen lid zijn van een watergetrainde eenheid.

Artikel 2

In artikel 2 wordt de organisatorische opbouw van een basiseenheid geregeld.

Eerste lid

Een basiseenheid van de mobiele eenheid bestaat uit groepen, secties, pelotons en compagnieën. Deze organisatorische opbouw is ongewijzigd ten opzichte van de Regeling mobiele eenheid 2007. De politie heeft behoefte aan meer flexibiliteit in de organisatie en de werkwijze van de mobiele eenheid. Deze gewenste flexibiliteit wordt gerealiseerd door te werken met kleinere groepen en meer groepen per sectie. Het eerste lid van artikel 2 is met enkele redactionele wijzigingen overgenomen uit de Regeling mobiele eenheid 2007.

Tweede lid

Een groep is het kleinste samenstellende deel binnen de mobiele eenheid. Een groep van een basiseenheid bestaat uit acht leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur. Met het oog op het realiseren van meer flexibiliteit wordt de grootte van de groep aangepast van elf leden (Regeling mobiele eenheid 2007) naar acht leden (Regeling mobiele eenheid politie 2025).

Derde lid

In het derde lid van artikel 2 wordt de samenstelling van een sectie geregeld. Een sectie bestaat uit een sectiecommandant en drie groepen van ieder acht leden. Dit is een wijziging ten opzichte van de Regeling mobiele eenheid 2007. Daarnaast beschikt een sectie over een chauffeur voor het commandovoertuig en één of meer verbindingsspecialisten (zie lid 7). Voorheen bestond een sectie uit een sectiecommandant, twee groepen van ieder elf leden een chauffeur voor het commandovoertuig en één of meer verbindingsspecialisten. De samenstelling van een sectie wordt dus gewijzigd van twee grotere groepen naar drie kleine groepen. Het totale aantal leden in een sectie neemt toe van minimaal 25 leden (op basis van de Regeling mobiele eenheid 2007) naar minimaal 27 leden op basis van deze nieuwe regeling. Deze wijziging komt de flexibiliteit en wendbaarheid van de sectie en de groepen ten goede.

Vierde en vijfde lid

De samenstelling van een peloton (pelotonscommandant en twee secties) en een compagnie (een compagniescommandant en twee of meer pelotons) is ongewijzigd ten opzichte van de Regeling mobiele eenheid 2007. Het aantal leden in een peloton en een compagnie neemt wel toe als gevolg van de wijzigingen in de grootte van een groep en van een sectie (zie het tweede en derde lid). Het zevende lid is ook van toepassing op een peloton en een compagnie.

Zesde lid

De leden van de mobiele eenheid kunnen op grond van artikel 11 van het Besluit bewapening en uitrusting politie worden uitgerust met een granaatwerper en traangasgranaten. De doeleinden waarvoor traangas kan worden ingezet en de voorwaarden die gelden voor deze inzet, zijn opgenomen in de Ambtsinstructie (zie artikel 4 en 13 van de Ambtsinstructie) en de Richtlijnen voor gebruik CS-traangas. Om dit geweldmiddel te kunnen inzetten, is het noodzakelijk dat in elke regionale eenheid voldoende ME-leden bekwaam en geoefend zijn in het gebruik van dit geweldmiddel. In het zesde lid van artikel 2 is daarom bepaald dat elk peloton van een basiseenheid beschikt over minimaal zes leden die bekwaam en geoefend zijn in het gebruik van traangas. De bevoegdheid tot het inzetten van traangas is met deze bepaling niet exclusief voorbehouden aan de leden van een basiseenheid. Ook leden van andere onderdelen van de mobiele eenheid (bijvoorbeeld de leden van een technische eenheid) kunnen traangas gebruiken, mits zij daartoe bevoegd en bekwaam zijn op grond van het Besluit bewapening en uitrusting politie en handelen conform de geldende regels uit de Ambtsinstructie en de Richtlijnen voor gebruik CS-traangas.

Zevende lid

Indien een basiseenheid, anders dan in een groep, optreedt, dan heeft die de beschikking over een chauffeur voor het commandovoertuig en één of meer verbindingsspecialisten. Deze bepaling is overgenomen uit de Regeling mobiele eenheid 2007 (artikel 2, zesde lid). Een verbindingsspecialist is de schakel tussen een commandant en de onder zijn bevel staande eenheden en tussen een commandant en diens leidinggevenden in de crisisorganisatie. Elke basiseenheid beschikt over één of meer verbindingsspecialisten. Verbindingsspecialisten hebben voor de uitoefening van deze taak geen geweldsbevoegdheden nodig. Daar waar de verbindingsspecialist de executieve status heeft dient deze geoefend en getraind te zijn.

Artikel 3

Dit artikel is met enkele redactionele wijzigingen overgenomen uit de Regeling mobiele eenheid 2007. De term ‘eenheden te water’ is vervangen door term ‘watergetrainde eenheden’. De aanduiding ‘op en rond een vaartuig of waterwerk’ is vervangen door ‘op het water’. Deze terminologie sluit beter aan bij de gangbare praktijk. Watergetrainde eenheden zijn basiseenheden die tevens bekwaam zijn om op het water op te treden. De basiseenheden, bedoeld in artikel 2, zijn in staat om aan het water en in de buurt van waterwerken te opereren.

Artikel 4

In artikel 4 van deze regeling zijn de verschillende specialistische eenheden opgesomd. Dit artikel is, met enkele redactionele wijzigingen, overgenomen uit artikel 1, tweede lid van de Regeling mobiele eenheid 2007. De verkenningseenheden, eenheden beredenen, eenheden hondengeleiders, eenheden met de waterwerper en aanhoudingseenheden stonden ook genoemd in de Regeling mobiele eenheid 2007. De aanduiding ‘BRATRA-groepen’ is veranderd in ‘technische eenheden’. Deze wijziging wordt nader toegelicht bij artikel 10. De bewakingseenheid is in de plaats gekomen voor de eenheden specialistische schutters. Deze wijziging wordt nader toegelicht bij artikel 11.

Artikel 5

Verkenningseenheden fungeren als de ogen en oren van de politie en zijn nodig om snel in te kunnen spelen op veranderende situaties of aangekondigde acties. Op basis van de Regeling mobiele eenheid 2007 bestond een verkenningseenheid uit minimaal vier en maximaal twaalf leden. De samenstelling van een verkenningseenheid wordt nu gewijzigd in lijn met de aanpassing van de groepsgrootte van een basiseenheid. Een verkenningseenheid bestaat derhalve uit acht leden, waaronder een groepscommandant.

Artikel 6

De organisatorische opbouw van de eenheden beredenen is ongewijzigd overgenomen uit artikel 5, tweede lid van de Regeling mobiele eenheid 2007.

Artikel 7

Een lid van de mobiele eenheid kan worden uitgerust met een politiesurveillancehond (zie hoofdstuk 2 van het Besluit bewapening en uitrusting politie). De doeleinden waarvoor de politiesurveillancehond kan worden ingezet en de voorwaarden die gelden voor deze inzet, zijn opgenomen in de artikelen 4 in combinatie met de artikelen 15 tot en met 15b van de Ambtsinstructie. Als de politiesurveillancehond wordt ingezet bij een optreden van de mobiele eenheid dan wordt dit uitgevoerd door een eenheid hondengeleiders. De organisatorische opbouw van de eenheden hondengeleiders is ongewijzigd overgenomen uit artikel 6, tweede lid van de Regeling mobiele eenheid 2007.

Artikel 8

De leden van de mobiele eenheid kunnen worden uitgerust met een waterwerper (artikel 11, onder c, van het Besluit bewapening en uitrusting politie). De doeleinden waarvoor de waterwerper kan worden ingezet en de voorwaarden die gelden voor deze inzet, zijn geregeld in artikel 4 in combinatie met artikel 14 van de Ambtsinstructie. De inzet van een waterwerper wordt gedaan door eenheden met een waterwerper. De organisatorische opbouw van een eenheid met een waterwerper is ongewijzigd overgenomen uit artikel 7, derde lid van de Regeling mobiele eenheid 2007.

Artikel 9

Een groep van een aanhoudingseenheid bestaat uit acht leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur. Dit is ongewijzigd overgenomen uit de Regeling mobiele eenheid 2007.

Artikel 10

Technische eenheden worden ingezet om ruimten, wegen en gebieden toegankelijk te maken en vrij van obstakels. Een technische eenheid bestaat uit een groep van acht leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur.

Voorheen werden de werkzaamheden van de technische eenheden verricht door de BRATRA-groepen. BRATRA staat voor brand en traangas. De eerdere BRATRA-groepen werden ingezet bij het bestrijden van kleine branden bij een optreden van de mobiele eenheid en het verspreiden van CS-traangas. De werkwijze van de mobiele eenheid is op dit punt veranderd. Iedere groep van een basiseenheid moet ook in staat zijn om kleine branden te blussen. Daarnaast moet ieder peloton over minimaal zes leden beschikken die traangas kunnen en mogen inzetten conform de wettelijke eisen (zie artikel 2, zesde lid van deze regeling). De bevoegdheid tot het inzetten van traangas is met deze bepaling niet exclusief voorbehouden aan de leden van een basiseenheid. Ook leden van andere onderdelen van de mobiele eenheid (bijvoorbeeld de leden van een technische eenheid) kunnen traangas gebruiken, mits zij daartoe bevoegd en bekwaam zijn op grond van het Besluit bewapening en uitrusting politie en handelen conform de geldende regels uit de Ambtsinstructie.

Artikel 11

Eerste en derde lid

Eén van de taken waarvoor de mobiele eenheid kan worden ingezet, is het bewaken en beveiligen van objecten. (zie artikel 26 van het Besluit beheer politie) Deze taak wordt uitgevoerd door de bewakingseenheid. De bewakingseenheid bestaat uit bewakingsgroepen. In de Regeling mobiele eenheid 2007 werden deze groepen aangeduid als de eenheden specialistische schutters. In 2016 heeft de politie onder invloed van terrorismedreiging het inzetconcept van de eenheden specialistische schutters herzien. Toen is de aanduiding van deze eenheden gewijzigd naar de bewakingseenheid. In deze nieuwe regeling wordt vastgehouden aan de gewijzigde terminologie.

Tweede lid

Voor de organisatorische opbouw van bewakingsgroepen wordt aangesloten bij de opbouw van een groep van een basiseenheid. Dat betekent dat bewakingsgroepen bestaan uit acht leden, waaronder een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur (voorheen: elf leden). De leden van de bewakingsgroepen beschikken over de reguliere uitrusting en bewapening voor leden van een mobiele eenheid. Daarnaast kan de bewapening vanwege hun bewakings- en beveiligingstaak, mede bestaan uit een semi-automatisch schoudervuurwapen (zie artikel 10 Besluit bewapening en uitrusting politie). De doeleinden waarvoor het semi-automatische schoudervuurwapen kan worden ingezet en de voorwaarden die gelden voor deze inzet, zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van de Ambtsinstructie.

Artikel 12

In het eerste lid van artikel 11 zijn de landelijke aantallen van de basiseenheden, watergetrainde eenheden en de specialistische eenheden opgenomen. In bijlage 1, 2 en 3 is de verdeling van deze eenheden over de regionale eenheden en de Eenheid landelijke expertise en operaties opgenomen. In het tweede tot en met het vierde lid van artikel 11 wordt verwezen naar deze bijlagen.

Op basis van deze nieuwe regeling is het aantal basiseenheden van de mobiele eenheid uitgebreid naar 42 pelotons (voorheen: 36 pelotons en zes secties). Ook het aantal eenheden hondengeleiders wordt iets uitgebreid zodat elke regionale eenheid beschikt over een dergelijke eenheid. Het aantal eenheden met een waterwerper is uitgebreid van 6 naar 12 groepen. De eenheden met een waterwerper zijn geplaatst bij de regionale eenheden Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. over de regionale eenheden blijven gelijk. Het aantal bewakingsgroepen (voorheen: eenheden specialistische schutters) is ook uitgebreid om beter te kunnen voldoen aan de behoefte (voorheen: 41 eenheden, nu 56 groepen).

Het aantal watergetrainde eenheden is naar beneden bijgesteld (voorheen negen pelotons, nu 2 pelotons en 2 secties). De aanleiding hiervoor is dat watergetrainde eenheden in de praktijk minder frequent worden ingezet om op te treden op het water. Vanwege de aanwezigheid van (zee)havens en de grote aanwezigheid van wateroppervlaktes zijn de watergetrainde eenheden geplaatst in de eenheden Rotterdam, Zeeland-West-Brabant, Noord-Nederland en bij de Eenheid landelijke expertise en operatiën. Mocht het nodig zijn dan kunnen de watergetrainde eenheden door middel van een verzoek om bijstand in heel Nederland worden ingezet. Het aantal eenheden beredenen (voorheen 20 eenheden, nu veertien eenheden) en de aanhoudingseenheden (voorheen 45 eenheden, nu 37 eenheden) is met het oog op een goede inzetfrequentie ook naar beneden bijgesteld.

De verdeling van het aantal verkenningseenheden is aangepast zodat elke regionale eenheid beschikt over één of meer verkenningseenheden. Dit leidt tot een betere geografische dekking. De eenheden beredenen daarentegen zijn ondergebracht bij de Eenheid landelijke expertise en operatiën. Het aantal technische eenheden en de verdeling daarvan over de regionale eenheden blijft gelijk.

Artikel 13

Eerste lid

Het eerste lid van artikel 13 is bedoeld voor de situaties waarin de inzet van de mobiele eenheid niet vooraf is of kon worden voorzien. Met het oog op die situaties dient de korpschef ervoor te zorgen dat in iedere regionale eenheid ten minste één sectie van een basiseenheid binnen anderhalf uur op de opkomstlocatie aanwezig is en gereed is voor inzet. Binnen elke regionale eenheid zijn één of meer opkomstlocaties aangewezen. De leden van de mobiele eenheid verzamelen zich op de opkomstlocatie voorafgaand aan de inzet. Gereed voor inzet betekent dat de leden van de mobiele eenheden de benodigde kleding en uitrusting aan hebben en dat zij gebriefd zijn. De korpschef kan ervoor kiezen om meer dan één sectie van een basiseenheid paraat te hebben staan.

Tweede lid

De organisatie van de mobiele eenheid is zodanig ingericht dat verschillende eenheden gelijktijdig op meerdere plekken in Nederland kunnen worden ingezet. In de praktijk gaat dat meestal om kortdurende inzet waarbij gelijktijdig in meerdere regionale eenheden een aantal basiseenheden wordt ingezet. Een voorbeeld daarvan is de inzet tijdens de jaarwisseling. In uitzonderlijke situaties moet een groter beroep op de mobiele eenheid kunnen worden gedaan. Hierbij valt te denken aan een crisissituatie waarbij een groot deel van Nederland is getroffen. Met het oog op die situaties dient de korpschef er zorg voor te dragen dat 35 pelotons van de basiseenheden gelijktijdig kunnen worden ingezet. Dit betekent onder andere dat er voldoende materieel en personeel beschikbaar is om de gelijktijdige inzet te kunnen realiseren. Gelet op de totale omvang van de organisatie van de mobiele eenheid zal een inzet, waarbij 35 pelotons van de basiseenheden gelijktijdig worden ingezet, voor een beperkte periode mogelijk zijn.

Artikel 14

In artikel 11 van de Regeling mobiele eenheid 2007 waren eisen opgenomen aan de opleiding, oefening en training van individuele leden van de mobiele eenheid. Deze bepaling is niet overgenomen in deze nieuwe regeling omdat dit aspect reeds in andere wet- en regelgeving is geregeld.

Een politieambtenaar die lid wil worden van de mobiele eenheid moet aan de initiële eisen voldoen. In de wet- en regelgeving zijn (initiële) opleidingseisen gesteld aan de politieambtenaar die lid is of wil worden van de mobiele eenheid. Ten eerste moet de politieambtenaar een basisopleiding aan de Politieacademie met goed gevolg hebben afgerond. Dit volgt (onder andere) uit de Regeling politieonderwijs. Daarnaast moet de politieambtenaar voldoen aan de eisen uit de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie 2021 (hierna: Rtgp). In de Besluit bewapening en uitrusting politie is de toekenning van geweldmiddelen geregeld. De Ambtsinstructie bevat de inzetcriteria voor de diverse geweldmiddelen. Een belangrijke voorwaarde voor de inzet van geweldmiddelen is dat de politieambtenaar geoefend is in het gebruik van het geweldsmiddel. In de Rtgp zijn eisen opgenomen over de geoefendheid van de politieambtenaar in het gebruik van geweldmiddelen. Een politieambtenaar die is uitgerust met geweldmiddelen, moet bovendien over een zodanige conditie en fysieke vaardigheden beschikken dat het politievak op een professionele wijze kan worden uitgevoerd. Met het oog hierop is in Regeling fysieke vaardigheidstoets politie een jaarlijkse toets fysieke vaardigheden voorgeschreven. Tot slot moet de politieambtenaar, die lid wil worden van een mobiele eenheid, voldoen aan de voor de taak ontwikkelde en voorgeschreven kwalificaties. Deze kwalificaties zijn opgenomen in de Regeling politieonderwijs. De politieambtenaar voldoet aan deze kwalificaties als hij met succes een opleiding daarvoor heeft afgerond en is gecertificeerd door de Politieacademie.

In de Regeling mobiele eenheid 2025 zijn wel eisen opgenomen ten aanzien van het gezamenlijk oefenen. Basiseenheden, watergetrainde eenheden en specialistische eenheden van de mobiele eenheid treden op in groepsverband. Ook werken ze nauw samen met andere eenheden en andere organisatieonderdelen. Om gezamenlijk effectief te kunnen optreden, is het van belang om dat te oefenen. In artikel 14 van deze regeling is bepaald dat de korpschef er zorg voor draagt dat de basiseenheden, watergetrainde eenheden en specialistische eenheden minimaal 40 uur per jaar oefenen. Het aantal oefeningsuren is gebaseerd op het aantal genoemd in artikel 12 van de Regeling mobiele eenheid 2007. Onderdeel van de oefening is de samenwerking met relevante andere eenheden of organisatieonderdelen.

Artikel 15

Eerste lid

Het optreden van de mobiele eenheid kan ingrijpend zijn, ook voor de ingezette politieambtenaren. Sommige gebeurtenissen kunnen (ernstige) gevolgen hebben voor de lichamelijke en psychische gesteldheid van de ingezette leden. Daarom is het van belang dat er tijdens en na afloop actief voldoende opvang en nazorg wordt aangeboden aan de ingezette leden. De opvang en nazorg kan ook bijdragen aan het lerend vermogen van de organisatie doordat er ruimte is om te reflecteren op het optreden van de mobiele eenheid. De korpschef draagt er zorg voor dat deze opvang en nazorg binnen elke regionale eenheid en de Eenheid landelijke expertise en operaties worden aangeboden. Deze zorgplicht is opgenomen in het eerste lid van artikel 15.

Tweede lid

Dit artikellid is met enkele wijzigingen overgenomen uit de Regeling mobiele eenheid 2007. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde in zijn gemeente. (artikel 172 van de Gemeentewet) Als de politie in een gemeente optreedt ter handhaving van de openbare orde dan staat zij onder gezag van de burgemeester. (artikel 11 van de Politiewet 2012) De Regeling mobiele eenheid 2007 schreef voor dat de korpschef, het bevoegd gezag gehoord hebbende, een evaluatierapport opmaakt van elk grootschalig optreden, waarbij sprake is geweest van een ernstige verstoring van de openbare orde.

Op basis van artikel 15 van de Regeling mobiele eenheid politie 2025 maakt de korpschef, op verzoek van het gezag, een rapport op van een grootschalig optreden, waarbij sprake is geweest van een ernstige verstoring van de openbare orde. Het gezag kan in het verzoek aan de korpschef aangeven aan welke eisen het rapport moet voldoen. De burgemeester kan dat rapport benutten bij het afleggen van verantwoording in de gemeenteraad over de betreffende inzet van de mobiele eenheid. (zie artikel 180 van de Gemeentewet) De Minister van Justitie en Veiligheid kan op grond van artikel 32, van de Politiewet 2012, beschikken over het rapport indien hij dat nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak.

Artikel 17

Deze regeling treedt in werking op de dag na de publicatie van de vastgestelde regeling in de Staatscourant. Daarmee wordt afgeweken van de jaarlijkse vaste verandermomenten. Dit is mogelijk omdat de politie, vooruitlopend op de vaststelling van deze nieuwe regeling, haar organisatie en werkwijze reeds heeft aangepast. Met het oog op de NAVO-top die in 2025 in Nederland wordt gehouden, wordt niet gewacht op het eerstvolgende verandermoment.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

Naar boven