Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 maart 2025, nr. 2025-0000058401, tot wijziging van de Subsidieregeling ESF+ 2021–2027 in verband met de openstelling van een nieuw aanvraagtijdvak voor voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs [KetenID WGK027289]

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1296/2013 (PbEU 2021, L 231) en de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling ESF+ 2021–2027 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2.2 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. 1 mei 2025, 09.00 uur, tot en met 30 juni 2025, 17.00 uur, voor de projectperiode van 1 augustus 2025 tot en met 31 juli 2028.

B

Aan artikel 2.3 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. bedoeld in artikel 2.2, aanhef en onderdeel c, bedraagt € 30.500.000.

C

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Voor het schooljaar 2024–2025 wordt per leerling een maximumbedrag gesubsidieerd van € 2.042.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot achtste lid, worden drie leden ingevoegd, luidende:

  • 5. Voor het schooljaar 2025–2026 wordt per leerling een maximumbedrag gesubsidieerd van € 2.111.

  • 6. Voor het schooljaar 2026–2027 is het maximumbedrag dat per leerling wordt gesubsidieerd: € 1.720 * (consumentenprijsindex van het jaar 2025 / 106,16). Dat bedrag wordt door of namens de Minister medegedeeld in de Staatscourant.

  • 7. Voor het schooljaar 2027–2028 is het maximumbedrag dat per leerling wordt gesubsidieerd: € 1.720 * (consumentenprijsindex van het jaar 2026 / 106,16). Dat bedrag wordt door of namens de Minister medegedeeld in de Staatscourant.

3. In het achtste lid (nieuw) wordt ‘bedoeld in het tweede lid,’ vervangen door ‘bedoeld in het tweede tot en met zevende lid,’.

D

Artikel 2.8 komt te luiden:

Artikel 2.8. Maximum subsidie per subsidieaanvrager

Het maximaal beschikbare bedrag voor het verlenen van subsidie in het kader van dit hoofdstuk is per centrumgemeente vastgelegd:

  • a. in bijlage 2 bij deze regeling, voor de aanvraagtijdvakken, bedoeld in artikel 2.2, onderdelen a en b;

  • b. in bijlage 2a bij deze regeling, voor het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 2.2, onderdeel c.

E

In het opschrift van bijlage 2 wordt ‘artikel 2.8’ vervangen door ‘artikel 2.8, onderdeel a’.

F

Na bijlage 2 wordt de bijlage behorende bij deze regeling ingevoegd.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL F

Bijlage 2a. als bedoeld in artikel 2.8, onderdeel b

Centrumgemeente

Arbeidsmarktregio

Aandeel

Subsidieplafond

Doetinchem

Achterhoek

1,08%

€ 329.810

Amersfoort

Amersfoort

1,09%

€ 333.605

Dordrecht

Drechtsteden

1,73%

€ 528.031

Emmen

Drenthe

1,84%

€ 562.323

Almere

Flevoland

2,13%

€ 650.673

Ede

Food Valley

1,19%

€ 361.877

Leeuwarden

Friesland

4,54%

€ 1.383.908

Hilversum

Gooi en Vechtstreek

0,81%

€ 246.647

Gorinchem

Gorinchem

0,45%

€ 135.809

Groningen

Groningen

6,27%

€ 1.912.377

Amsterdam

Groot Amsterdam

10,55%

€ 3.217.189

Den Haag

Haaglanden

7,41%

€ 2.259.435

Helmond

Helmond-De Peel

1,10%

€ 336.873

Leiden

Holland Rijnland

1,78%

€ 543.943

Tilburg

Midden-Brabant

2,31%

€ 703.465

Arnhem

Midden-Gelderland

3,10%

€ 944.647

Gouda

Midden-Holland

0,74%

€ 226.989

Roermond

Midden-Limburg

1,05%

€ 319.667

Utrecht

Midden-Utrecht

3,47%

€ 1.057.641

Alkmaar

Noord-Holland Noord

2,66%

€ 812.350

Venlo

Noord-Limburg

1,25%

€ 380.566

Den Bosch

Noordoost-Brabant

2,48%

€ 757.691

Zwolle

Regio Zwolle

2,28%

€ 696.726

Nijmegen

Rijk van Nijmegen

2,45%

€ 746.809

Rotterdam

Rijnmond

12,62%

€ 3.849.420

Tiel

Rivierenland

0,76%

€ 230.776

Enschede

Twente

3,92%

€ 1.196.451

Apeldoorn

Veluwe Stedendriehoek

2,84%

€ 867.034

Breda

West-Brabant

3,15%

€ 959.886

Zaanstad

Zaanstreek/Waterland

1,50%

€ 456.709

Goes

Zeeland

1,70%

€ 519.134

Zoetermeer

Zuid-Holland Centraal

1,40%

€ 428.018

Haarlem

Zuid-Kennemerland en IJmond

1,71%

€ 522.688

Heerlen

Zuid-Limburg

4,43%

€ 1.350.975

Eindhoven

Zuidoost-Brabant

2,20%

€ 669.860

Totaal

 

100,00%

€ 30.500.000

TOELICHTING

I Algemeen deel

1. Inleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de Subsidieregeling ESF+ 2021–2027 (hierna: de regeling) aangepast. Er wordt een nieuw tijdvak opengesteld gericht op de ondersteuning van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het praktijkonderwijs (pro) onder hoofdstuk 2 van de regeling.

2. Inhoud regeling

De aanleiding voor de wijzigingen in hoofdstuk 2 is dat er een nieuw tijdvak moet worden opengesteld voor drie schooljaren, vanaf 1 augustus 2025 tot en met 31 juli 2028. Dit aanvraagtijdvak wordt opengesteld vanaf 1 mei 2025, 9:00 uur, tot en met 30 juni 2025, 17:00 uur. Het totaalbedrag aan subsidie vanuit het ESF+ voor dit tijdvak is € 30.500.000. Het maximaal beschikbare bedrag per centrumgemeente is vastgelegd in bijlage 2a bij de regeling.

Vanwege het feit dat het resterende beschikbare programmabudget ten behoeve van de ondersteuning van de leerlingen in het vso en het pro beschikbaar wordt gesteld en het feit dat het programma in ieder geval nog doorloopt tot en met eind 2027 met een uitloop naar 2028, is er voor gekozen om het project over drie schooljaren te laten lopen. Hiermee zorgen we ervoor dat er geen gat in de financiering van dit doel ontstaat richting een eventuele ondersteuning van de doelgroep met ESF-middelen in een volgende programmaperiode. Op dit moment zijn er overigens nog geen voorstellen van de Europese Commissie voor het ESF in de periode van 2028 tot en met 2034 en kunnen er dus geen uitspraken worden gedaan over de inzet van eventuele ESF-middelen in die periode.

Het bedrag dat per leerling maximaal gesubsidieerd kan worden, wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex en wordt door de Minister medegedeeld in de Staatscourant. Voor de schooljaren 2026–2027 en 2027–2028 vindt indexatie van dit bedrag plaats op basis van een vaste formule: € 1.720 * (CPI in voorafgaand jaar / 106,161).

3. Uitvoering

Door Uitvoering Van Beleid (UVB) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een UMO-toets uitgevoerd, met het doel de uitvoerbaarheid en de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik van deze regeling in kaart te brengen. De toets bestaat uit twee delen; een toets op de uitvoering (U-deel) en de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik (MO-deel).

In het U-deel zijn alle praktische zaken nader bekeken waaronder personele capaciteit, de ICT, de planning, politieke en maatschappelijke risico’s. UVB geeft met deze toets als uitvoerder inzicht in de praktische uitvoerbaarheid van de regeling.

In het MO-deel is de regeling artikelsgewijs getoetst op mogelijke uitvoeringsrisico’s en de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik. Voor ieder geconstateerd risico is een inschatting gemaakt van de kans en de impact van het geconstateerde risico waarna er beheersmaatregelen aangedragen worden. Vervolgens is het restrisico berekend. Op basis van deze toets krijgen UVB en de opdrachtgever een helder beeld van met de regeling gepaard gaande risico’s en het effect van mogelijk beheersmaatregelen.

Uit de UMO-toets komt naar voren dat door UVB de nodige beheersmaatregelen zijn geformuleerd ten aanzien van bevindingen met betrekking tot mogelijke uitvoeringsrisico’s en de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik. Hierdoor is de conclusie getrokken dat er geen significante restrisico’s overblijven.

4. Financiële gevolgen

Het benodigde budget is afkomstig uit het ESF+ (2021–2027)-budget voor de lidstaat Nederland en is met de goedkeuring van het Programmadocument door de Europese Commissie (EC) beschikbaar gekomen.

Met deze wijzigingsregeling wordt één aanvraagtijdvak geopend voor het volgende onderdeel en bijbehorend subsidieplafond:

Hoofdstuk 2. Subsidie voor regio-aanvraag leerlingen voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs: € 30.500.000

Voor hoofdstuk 2 geldt een subsidiepercentage van 40%. Subsidieontvangers zijn zelf verantwoordelijk voor de cofinanciering van (minimaal) 60%.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst. De regeling treedt daarmee in werking een aantal weken voor het openen van het nieuwe tijdvak waarin deze regeling voorziet, op 1 mei 2025. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn voor regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De reden daarvoor is dat dit voor de doelgroep aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt. Bij een latere inwerkingtreding zou er voor de subsidieaanvragers onvoldoende tijd overblijven om de aanvragen voor te bereiden voorafgaand aan de start van het schooljaar 2025–2026. Daarom is ervoor gekozen om het tijdvak op 1 mei 2025 open te stellen.

II Artikelsgewijs deel

Artikel I, onderdeel C

In artikel 2.6 zijn de subsidiabele activiteiten bedoeld voor de arbeidstoeleiding van leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs weergegeven. Tevens zijn in die bepaling voor verschillende schooljaren de maximumbedragen vastgelegd die per leerling worden gesubsidieerd. Voor de schooljaren 2024–2025 en 2025–2026 is het maximumbedrag dat per leerling wordt gesubsidieerd inmiddels vastgesteld en zijn de desbetreffende bedragen met deze wijzigingsregeling in artikel 2.6 zelf opgenomen.

Voor de schooljaren 2026–2027 en 2027–2028 zal het maximumbedrag dat per leerling wordt gesubsidieerd door of namens de Minister worden medegedeeld in de Staatscourant.

Het maximumbedrag per leerling wordt elk schooljaar aangepast overeenkomstig de Nederlandse consumentenprijsindex (CPI). Elk schooljaar (N) na 2019 worden de bedragen geïndexeerd op basis van de CPI van het jaar N-1 in vergelijking tot de CPI van het jaar 2019 (de baseline). Voor de berekening van de bedragen die in een bepaald schooljaar moeten worden toegepast, wordt de volgende formule gebruikt:

Bedrag van de eenheidskosten in jaar N = € 1.720 * CPI jaar N-1 / CPI jaar 2019.

Ter illustratie is het maximum bedrag voor het schooljaar 2025–2026 als volgt berekend: € 1.720 * CPI 2024 / CPI 2019 = € 1.720 * 130,31 / 106,16 = € 2.111. Uit de toepassing van deze formule volgt derhalve dat voor het schooljaar 2025–2026 het maximumbedrag dat per leerling wordt gesubsidieerd € 2.111 bedraagt.

Artikel 2.6, vijfde lid, is met deze wijzigingsregeling vernummerd tot artikel 2.6, achtste lid. In die bepaling is met artikel I, onderdeel C, onder 3, een omissie weggenomen. In de regeling stond dat de Minister de voorwaarden specificeert met betrekking tot het afrekenen op basis van de subsidievorm, bedoeld in het tweede lid, in de beschikking tot subsidieverlening. Echter, bedoeld was dat de Minister voor alle schooljaren die in artikel 2.6 zijn genoemd en waarvoor per leerling een bepaald maximumbedrag wordt gesubsidieerd, de voorwaarden specificeert met betrekking tot het afrekenen op basis van de subsidievorm in de beschikking tot subsidieverlening. Met deze wijzigingsregeling is dit aangepast.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel


X Noot
1

Dit bedrag is de CPI van 2019, het referentiejaar waarin het maximale subsidiebedrag per leerling € 1.720 was.

Naar boven