Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 22 april 2025, nr. IENW/BSK-2025/59527 houdende wijziging van de Regeling bodemkwaliteit 2022 in verband met het herstel van een omissie inzake de verandering in de normstelling voor schuimglas [Keten-ID WGK027540]

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 25g, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In voetnoot 3 van bijlage A, Tabel 1. Kwaliteitseisen voor bouwstoffen voor anorganische stoffen, bij de Regeling bodemkwaliteit 2022 wordt ‘een maximale emissiewaarde van 0,9 mg/kg droge stof voor de stof koper’ vervangen door ‘een maximale emissiewaarde van 2,7 mg/kg droge stof voor de stof koper’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

TOELICHTING

Artikel I

In een recente wijziging van de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Regeling van 18 december 2024, gepubliceerd in Stcrt. 2024, 39833 en in werking getreden op 1 januari 2025) is abusievelijk de beoogde verhoging van de maximale emissiewaarde voor de stof koper uitgedrukt in mg/kg droge stof voor schuimglas als niet-vormgegeven bouwstof niet juist opgenomen. Er is beoogd deze met een factor 3 te verhogen, net zoals dat is geschied voor de stoffen antimoon, arseen en chroom. De maximale emissiewaarde voor koper is echter abusievelijk niet gewijzigd. Met deze wijzigingsregeling wordt deze omissie hersteld doordat de maximale emissiewaarde in mg/kg droge stof voor schuimglas voor de stof koper alsnog met een factor 3 naar 2,7 mg/kg droge stof wordt verhoogd.

Voor een toelichting op de inhoud en achtergronden van deze wijziging kan worden verwezen naar de toelichting bij de hierboven genoemde recente wijzigingsregeling.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking in de Staatscourant. Bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding is afgeweken van de vaste verandermomenten (AR 4.17, tweede lid) en de minimuminvoeringstermijn van 2 maanden (AR 4.17, vierde lid). De reden hiervan is dat er hier sprake is van reparatieregelgeving om een omissie te herstellen (AR 4.17, vijfde lid, onderdeel c).

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

Naar boven