Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 maart 2025, nr. 1669623, houdende instelling van de Commissie herziening bekostiging mbo (Instellingsbesluit Commissie herziening bekostiging mbo)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. commissie:

Commissie herziening bekostiging mbo, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie herziening bekostiging mbo.

  • 2. De commissie heeft tot taak de Minister te adviseren over herziening van de bekostigingssystematiek voor het beroepsonderwijs.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming, ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en twee andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden door de Minister benoemd.

  • 4. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 5. De voorzitter en de andere leden kunnen op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden worden geschorst en ontslagen door de Minister.

Artikel 4. Leden

Voor de duur van de commissie worden tot lid van de commissie benoemd:

  • a. drs. C.C.M. Vendrik, tevens voorzitter;

  • b. prof. dr. H.L.F. de Groot; en

  • c. prof. dr. M.C. Mikkers.

Artikel 5. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 1 april 2025 en wordt opgeheven per 1 januari 2026.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 2. Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de voorzitter van de commissie.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie verstrekt desgevraagd aan de Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. De Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

  • 3. De commissie kan zich door andere personen doen bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, zoals vastgelegd in de CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,076.

  • 2. Aan de andere leden wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, zoals vastgelegd in de CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,059.

Artikel 9. Kosten van de commissie

  • 1. De kosten van de commissie worden, voor zover goedgekeurd, door de Minister vergoed.

  • 2. Onder de te vergoeden kosten worden in ieder geval begrepen:

    • a. kosten van de faciliteiten van vergaderingen; en

    • b. reis- en verblijfkosten.

Artikel 10. Advies

  • 1. De commissie brengt uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mogelijke bekostigingsvarianten advies uit aan de Minister over de meest kansrijk geachte bekostigingsvarianten, gelet op de door de Minister vastgestelde ontwerpeisen en inhoudelijke doelen, en al hetgeen de commissie gelet op haar deskundigheid van belang acht.

  • 2. De commissie brengt uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de voorkeursoptie advies uit aan de Minister over de voorlopige voorkeursvariant, gelet op de onderbouwing van de Minister en al hetgeen de commissie gelet op haar deskundigheid van belang acht.

Artikel 11. Openbaarmaking onderzoekscommissie

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de Minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 12. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2026.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit commissie herziening bekostiging mbo.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins

TOELICHTING

Aanleiding

De bekostigingssystematiek van het mbo wordt herzien. De herziening is onderdeel van het regeerprogramma van 13 september 2024. Een belangrijke aanleiding voor deze herziening is dat de studentenaantallen in het mbo fors afnemen. Vanwege de verdeelsystematiek in combinatie met de studentendaling komt de kwaliteit en toegankelijkheid van het opleidingsaanbod onder druk te staan, met name in regio’s waar de daling groter is dan het landelijke gemiddelde. Daarnaast geeft de huidige systematiek een concurrentieprikkel tussen de mbo-scholen, terwijl de opgaven in het mbo juist om samenwerking vragen. Vanwege de grote impact die aanpassing van de bekostigingssystematiek kan hebben op de mbo-sector, wordt een zorgvuldig proces doorlopen waarbij onder meer extern onderzoek wordt verricht naar verschillende oplossingsrichtingen voor wat betreft aanpassingen in de bekostigingssystematiek. Daarbij is ook behoefte aan een deskundige en onafhankelijke commissie om mede op basis van de uitkomsten van dat onderzoek advies te geven over mogelijke verbeteringen.

Proces

De herziening van de bekostiging verloopt stapsgewijs. De eerste stap is een grondige analyse van de huidige bekostigingssystematiek en de verdeelmodellen in andere sectoren. Op basis van deze analyse worden de ontwerpeisen en inhoudelijke doelen van het nieuwe bekostigingsmodel geformuleerd en door de minister vastgesteld. Vervolgens wordt een groslijst van mogelijke bekostigingsvarianten in kaart gebracht en getoetst aan de vastgestelde ontwerpeisen en inhoudelijke doelen. De commissie reflecteert op de groslijst, toetst in hoeverre de beschreven mogelijke bekostigingsvarianten aan de ontwerpeisen voldoen en brengt advies uit over de meest kansrijk geachte bekostigingsvarianten. Vervolgens selecteert de Minister de meest kansrijk geachte varianten die in vergaande mate zullen worden uitgewerkt met inbreng van stakeholders en inhoudelijke experts. In de volgende stap legt de Minister een voorlopige voorkeursvariant voor aan de commissie. Deze voert een kritische review uit op onder andere de inhoudelijke onderbouwing en consistentie van het voorstel. De minister betrekt dit advies bij zijn wetsvoorstel aan de Staten-Generaal voor de uiteindelijke besluitvorming over de bekostigingssystematiek.

Opdracht van de commissie

De opdracht van de commissie is om de minister te adviseren over de aanpassing van de mbo-bekostiging. De commissie komt met name op de twee beslismomenten in het proces expliciet in beeld. De beslismomenten zijn:

  • 1. Het selecteren van de meest kansrijk geachte varianten vanuit een groslijst met het voorstel om deze volledig door te laten lichten.

  • 2. Het selecteren van een voorlopige voorkeursvariant op basis van de volledig doorgelichte varianten.

Bij het eerste beslismoment adviseert de commissie de minister over de meest kansrijke varianten. De commissie betrekt daarbij de vastgestelde ontwerpeisen en inhoudelijke doelen. De varianten die de minister kiest worden vervolgens volledig doorgerekend. Bij het tweede beslismoment legt de minister zijn voorgenomen keuze voor aan de commissie en vraagt de commissie om een kritische beoordeling (review). Daarbij kijkt de commissie in het bijzonder naar het proces dat is doorlopen, de inhoudelijke juistheid en interne consistentie van de onderbouwing en de verwachte impact van het voorstel voor alle betrokken stakeholders. De commissie adviseert de minister over mogelijke verbeteringen. De minister betrekt deze adviezen bij de definitieve besluitvorming.

Met deze opdracht speelt de commissie een belangrijke rol in het waarborgen van een zorgvuldig en transparant proces, wat zal bijdragen aan zowel het draagvlak als de effectiviteit en kwaliteit van de uiteindelijke uitkomst.

Vergoeding

De leden van de commissie ontvangen een vaste vergoeding per maand op grond van artikel 4 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

Aan de voorzitter wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, conform de laatstafgesloten CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,076 per week, wat correspondeert met 13 werkdagen.

Aan de andere leden wordt een vaste vergoeding per maand toegekend, waarbij de salarisschaal wordt vastgesteld op schaal 18, trede 10, conform de laatstafgesloten CAO Rijk en de arbeidsduurfactor op 0,059 per week, wat correspondeert met 10 werkdagen.

Daarnaast kunnen de leden een vergoeding van reis- en verblijfkosten ontvangen op de voet van het Reisbesluit binnenland en het Reisbesluit buitenland, en een vergoeding van de kosten in verband met vergaderfaciliteiten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins

Naar boven