Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2025, 10816 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatscourant 2025, 10816 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Asiel en Migratie,
Gelet op de artikelen 3 en 4 van de Kaderwet overige JenV-subsidies en artikel 2, eerste lid, van het Kaderbesluit overige JenV-subsidies;
Besluit:
De Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2023 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘FX JRS: Frontex Joint Reintegration Services’ wordt vervangen door ‘FX EURP: Frontex EU Reintegration Programma’.
2. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsbepaling ingevoegd:
ondersteuning in de vorm van geld of in natura die rechtstreeks ten goede komt aan de terugkeerder;
B
Artikel 3, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt ‘Frontex JRS’ vervangen door ‘Frontex EURP’.
2. Onderdeel g komt te luiden:
g. waarbij het vertrek met ondersteuning van een terugkeerproject maatregelen ter uitvoering van de uitzetting of overdracht naar een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening III doorkruist;
C
In artikel 5, eerste lid, wordt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d, een onderdeel ingevoegd luidende:
c. activiteiten die een duurzame herintegratie bevorderen;
D
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het achtste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. een verklaring omtrent het gedrag van alle bestuurders van de rechtspersoon en projectleiders die op het moment van de subsidieaanvraag niet ouder is dan drie maanden;
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. De verplichtingen, genoemd in het achtste lid, onderdelen f en h, zijn niet van toepassing op een non governmental organisation die minder dan een jaar bestaat op het moment van de subsidieaanvraag. In dat geval wordt bij de subsidieaanvraag een bankgarantie overgelegd ter hoogte van 20% van de gevraagde subsidie.
E
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de volledige administratie is per project te allen tijde voor controle beschikbaar. Voor een fysieke controle stelt de subsidieontvanger alle nodige bescheiden en een geschikte ruimte aan de subsidieverstrekker ter beschikking. In geval van een digitale controle, stelt de subsidieverstrekker een beveiligd digitaal platform open, waar de subsidieontvanger alle nodige bescheiden in digitale vorm voor controle ter beschikking stelt.
2. Het derde lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. ter zake van de directe loonkosten wordt, door middel van een inzichtelijk tijdschrijfsysteem, een controleerbare urenverantwoording per werknemer bijgehouden of een addendum met een prestatieonderbouwing per werknemer;
3. Aan het vierde lid, onderdeel f, wordt een volzin toegevoegd luidende:
Deze verplichting geldt niet voor de administratieve bescheiden herintegratieondersteuning die voorkomen uit de gebruikmaking van FX EURP en door Frontex worden betaald en opgeslagen.
F
Artikel 11, onderdeel a, komt te luiden:
a. de kosten van het project niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten. Van een onredelijke verhouding is in ieder geval sprake indien de kosten van het project niet in een redelijke verhouding staan tot de uit te voeren activiteiten, onderbouwd met een sluitende begroting.
G
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De subsidiabele kosten voor doelgroep A worden verhoogd met een opslag van maximaal 13% ter dekking van de indirecte kosten. Voor doelgroep B geldt een opslag van maximaal 9%.
2. In het derde lid wordt ‘tweede lid, onderdeel a,’ vervangen door ‘eerste lid, onderdeel a,’ en wordt ‘€ 39’ vervangen door ‘€ 43’.
H
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Subsidiabele activiteiten:
a. de Post-Arrival ondersteuning en de herintegratieondersteuning kunnen alleen ten goede komen aan onderdanen van een derde land die Nederland daadwerkelijk verlaten;
b. de Post-Arrival ondersteuning is een bijdrage aan de terugkeerder in contanten of in natura en is bedoeld als bijdrage om de eerste dagen na terugkeer te vergemakkelijken;
c. de herintegratieondersteuning is gericht op het verwerven van inkomsten om te voorzien in het eigen levensonderhoud na terugkeer of op de sociale herintegratie in de lokale gemeenschap of familie. De herintegratieondersteuning kan gericht zijn op het opzetten van een eigen bedrijf, maar kan ook bestaan uit tijdelijke huisvesting na terugkeer of scholing;
d. de Post-Arrival ondersteuning en de herintegratieondersteuning worden bij voorkeur verstrekt in het land van herkomst dan wel na het overschrijden van de Nederlandse buitengrens. Bij uitzondering en na goedkeuring door de DT&V kunnen de Post-Arrival-ondersteuning en de herintegratieondersteuning in Nederland worden verstrekt als dit gebeurt met het oog op aanwending van de ondersteuning in het land van herkomst en de ondersteuning uiterlijk de dag voor het geplande vertrek uit Nederland wordt overhandigd aan de deelnemer.
2. In het derde lid wordt ‘Joint Reintegration Services’ vervangen door ‘EU Reintegration Programma’.
I
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, laatste volzin, wordt, onder verwijdering van de punt na ‘Handleiding’, toegevoegd ‘Projectadministratie.’
2. In het vierde lid wordt ´JRS-programma’ vervangen door ‘EURP-programma’.
J
In artikel 19, zesde lid, onderdeel b, wordt ‘Frontex JRS’ vervangen door ‘Frontex EURP’.
K
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt ‘€ 30.000’ vervangen door ‘€ 125.000’.
2. In het tweede lid wordt ‘€ 175.000’ vervangen door ‘€ 192.500’.
L
In artikel 21 wordt ’ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 februari 2024 tot en met 31 juli 2024’ vervangen door ‘jaarlijks ontvangen in het aanvraagtijdvak tussen 1 maart tot en met 31 december.’.
M
In artikel 22 wordt ‘€ 2.700.000’ vervangen door ‘€ 1.800.000’.
N
In artikel 28 komt de aanduiding ‘1.’ voor de tekst te vervallen.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2. Op subsidies die voor 1 april 2025 zijn aangevraagd blijft de Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2023, zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 26 maart 2025
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-Van de Klashorst
De Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2023 (hierna: OZV regeling) wordt zodanig gewijzigd dat voor doelgroep A een jaarlijks aanvraagtijdvak van 1 april tot en 31 december wordt geïntroduceerd. Openstelling van het aanvraagtijdvak vanaf 1 april met een looptijd van 9 maanden is een vereenvoudiging van de huidige werkwijze. Door elk jaar hetzelfde aanvraagtijdvak te hanteren is er sprake van een duidelijker proces voor de subsidieaanvragers en hoeft de OZV regeling niet jaarlijks te worden gewijzigd ten aanzien van de openstelling van een nieuw tijdvak.
Verder volgt uit onderhavige wijzigingsregeling dat het subsidieplafond voor aanvragen die zien op doelgroep A voor 2025 € 1.800.000 bedraagt. In het jaar 2025 zijn er verschillende projecten met focus doelgroep A, die in de loop van het jaar aflopen. De DTenV wil deze ngo’s de mogelijkheid bieden om een vervolgproject in te dienen. Het gaat hierbij om de terugkeerprojecten van stichting Vluchtelingenwerk, stichting Solid Road en stichting SSVN.
Bij het openstellen van een subsidieplafond van € 1,8 miljoen en aanvraagtijdvak wordt rekening gehouden met voldoende beschikbare financiële ruimte hiervoor, en het verzoek van ngo’s om de projecten zonder onderbreking door te kunnen laten gaan. Daarnaast is er voldoende financiële ruimte voor twee nieuwe projecten met als doel zelfstandige terugkeer van overlastgevende vreemdelingen te faciliteren. Voor doelgroep B (gemeenschapsonderdanen) wordt voor 2025 geen noodzaak voor aanvullende projecten gezien en wordt geen aanvraagtijdvak en subsidieplafond opengesteld.
Daarnaast worden verschillende administratieve en financiële wijzigingen doorgevoerd die noodzakelijk zijn gebleken voor het gebruik van het EURP-programma, om de administratieve lasten van de ngo’s te verlichten en om financiële waarborgen voor de subsidieontvanger en subsidieverstrekker te vergroten.
Tevens worden in de onderhavige wijziging een aantal tekstuele aanpassingen en correcties doorgevoerd.
Artikel 1 bevat de definities van de in de regeling gehanteerde begrippen. Deze lijst met definities is uitgebreid met het woord ‘terugkeerondersteuning’. Door introductie van de post-arrival ondersteuning door het Frontex EU Reintegration Programma (EURP) is het Nederlandse terugkeerondersteuningsbeleid gewijzigd (zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 32 317, nr. 889). De post-arrival ondersteuning maakt sinds september 2024 naast de herintegratieondersteuning onderdeel uit van de Nederlandse terugkeerondersteuning. Ter verduidelijking voor de subsidieontvangers is de definitie ‘terugkeerondersteuning’ derhalve opgenomen.
Omdat het Frontex herintegratieprogramma begin 2024 een naamswijziging heeft gehad van Joint Reintegration Services (JRS) naar EU Reintegration Programme (EURP) is deze naamswijziging ook doorgevoerd in de definities van artikel 1.
De eerdergenoemde naamswijziging van het Frontex herintegratieprogramma naar EURP is verwerkt in artikel 3, tweede lid, onderdeel f.
In onderdeel g van dit artikel is een uitsluitingsgrond opgenomen, namelijk indien vertrek met ondersteuning van een terugkeerproject maatregelen ter uitvoering van de overdracht naar een andere EU-lidstaat in het kader van de Dublinverordening III. In de huidige praktijk wordt bij de beoordeling of deelname aan een zelfstandig terugkeerproject mogelijk is, reeds meegewogen of er een sprake is van een uiterste overdrachtsdatum die later dan 4 weken is. Het is juridisch nodig om de uitsluitingsgrond expliciet in de regeling op te nemen, zodat dit tegengeworpen kan worden en eventuele geschillen hierover kunnen worden voorkomen.
In artikel 5 is een nieuw onderdeel c ingevoegd waardoor ‘activiteiten die een duurzame herintegratie bevorderen’ onder de subsidiabele activiteiten vallen. Met deze toevoeging wordt de regeling flexibeler gemaakt voor subsidiering van het soort activiteiten die nodig kunnen zijn om de aantallen terugkeerders te verhogen. Ngo’s kunnen bijvoorbeeld kortlopende activiteiten aan de terugkeerders aanbieden om de vrijwillige terugkeerbereidheid te verhogen en de re-integratie na terugkeer beter aanslaat. Het is niet mogelijk om concrete maatregelen en activiteiten te benoemen, omdat deze erg afhankelijk zijn van de projectinhoud en de behoeftes van de individuele terugkeerder.
In artikel 8, achtste lid, onderdeel d is verduidelijkt dat verklaring omtrent het gedrag van alle bestuurders van de rechtspersoon en projectleiders niet ouder mag zijn dan drie maanden op het moment van de subsidieaanvraag.
Het is niet ongebruikelijk dat subsidieontvangers voor de doeleinden van deze subsidieregeling een nieuwe ngo oprichten. Ngo’s die op het moment van de subsidieaanvraag minder dan een jaar bestaan kunnen doorgaans niet voldoen aan aanvraagvereisten van de subsidieregeling. Zo beschikken zij niet over een jaarrekening van het voorgaande jaar, en ook niet over een balans/resultatenrekening van de laatste maand.
Nieuwe subsidieontvangers die ten tijde van de aanvraagdatum minder dan een jaar bestaan zijn uitgezonderd van de verplichting om bij de subsidieaanvraag een jaarrekening van het voorgaande kalenderjaar aan te leveren. Om alsnog voldoende zekerheid te verkrijgen voor het 20% eigen draagkrachtvermogen van nieuwe subsidieontvangers is in het nieuwe elfde lid van artikel 8 geregeld dat in dit geval een bankgarantie ter hoogte van 20% van de gevraagde subsidie is vereist.
Er is expliciet de keuze gemaakt voor de eis van een bankgarantie in plaats van een waarborgsom, omdat deze minder direct beschikbare financiële reserves vereist van de nieuwe subsidieaanvrager. Het bedrag waarvoor de bankgarantie wordt afgegeven hoeft immers niet gestort of gereserveerd te worden, wat bij een waarborgsom wel het geval is. Een bankgarantie is een borgstelling van de bank die verklaart dat de bank een bedrag zal uitkeren aan de subsidieverstrekker als de subsidieontvanger zijn financiële verplichting jegens de subsidieverstrekker niet nakomt. Voor een garantieverklaring berekent de bank een vergoeding, welke door de aanvrager rechtstreeks aan de bank moet worden betaald. Volgens artikel 20, tweede lid van deze subsidieregeling, is de maximale subsidie voor nieuwe aanvragers € 192.500. 20% daarvan is € 38.500, hetgeen ook het maximale bedrag is waarvoor de bankgarantie wordt vereist.
In het derde lid zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd om de administratieve lasten van de subsidieontvangers te verminderen:
Onderdeel b is aangevuld met de mogelijkheid voor de subsidieontvangers om een controle ook digitaal uit te laten voeren, waarvoor de subsidieverstrekker een beveiligd digitaal platform (bijv. samenwerkingsruimte) ter beschikking stelt. In het geval van een reguliere (steekproef)controle is het aan de subsidieontvanger om op tijd bij de subsidieverstrekker aan te geven of de controle fysiek of digitaal dient te worden uitgevoerd. Uitgangspunt hierbij is dat gekozen methode de minste administratieve lasten voor de subsidieontvanger oplevert. Daarnaast kunnen zich omstandigheden voordoen waarbij de subsidieverstrekker een fysieke controle op locatie noodzakelijk acht. Indien dit het geval is wordt de subsidieontvanger hiervan tijdig op de hoogte gesteld om voldoende tijd te hebben om alle te controleren stukken te verzamelen en uit te printen.
Onderdeel f is aangevuld met de mogelijkheid voor de subsidieontvanger om de directe loonkosten ook middels een addendum met prestatieonderbouwing inzichtelijk te maken, naast de reeds bestaande mogelijkheid om deze met een tijdschrijfsysteem inzichtelijk te maken. Omdat een addendum met prestatieonderbouwing een gebruikelijk manier is om arbeidsinzet inzichtelijk te maken, leidt deze wijziging tot een substantiële verlichting van de administratieve lasten voor de subsidieontvangers.
Verder is ten aanzien van de administratieve voorschriften in het vierde lid, onderdeel g (nieuw) opgenomen dat een OZV-ngo alle administratieve bescheiden moet bewaren en beschikbaar moet houden die betrekking hebben op de subsidiabele kosten die zij voor hun terugkeerproject maken, tot ten minste 5 jaar na afloop van de vaststelling van de subsidie. Bij gebruikmaking van EURP door een ngo wordt niet alleen een substantieel deel van de kosten overgeheveld naar Frontex, maar ook het bijbehorende administratieve en financiële beheer dat hiermee gepaard gaat. Alle betalingen die door Frontex worden gedaan zijn geen subsidiabele uitgaven voor de Nederlandse ngo’s en kunnen dan ook geen onderdeel uitmaken van de verplichte administratie.
De door Frontex uitgekeerde terugkeerondersteuning en de hierbij horende betalingsbewijzen worden door Frontex in het zogeheten RIAT-systeem (Reintegration Assistance Tool) opgeslagen. Voor Nederland vervult de DTenV de rol als nationaal beheerder en controleur van alle Nederlandse terugkeerzaken die via het EURP-programma in RIAT worden opgevoerd. Het gaat hierbij om EURP-zaken die de DTenV zelf terug laat keren, maar ook om de EURP-zaken die door de ngo’s worden gerealiseerd. In de maandelijkse voorgangsrapportages en realisatieformats die de ngo’s aan DTenV sturen, dienen de ngo’s inzichtelijk te maken van welk herintegratieprogramma per terugkeerder gebruik is gemaakt. Deze informatie is belangrijk als sturingsinformatie voor de DTenV en kan tegelijkertijd gebruikt worden voor controles om eventuele dubbele financiering door Nederland en Frontex te voorkomen.
In de regeling is in artikel 11 opgenomen wanneer een subsidieaanvraag geweigerd kan worden. In artikel 11, onderdeel b stond reeds opgenomen dat een subsidie geweigerd kan worden, indien de kosten van een project niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten. Van een onredelijke verhouding was tot aan de onderhavige wijziging in ieder geval sprake indien de kosten per vreemdeling meer bedroegen dan € 8.800, de kosteneffectiviteitsnorm (KE). Deze KE is een gemiddelde van alle kosten en uitgaven die een subsidieontvanger maakt om terugkeer van één deelnemer te kunnen realiseren. Het is feitelijk niets anders dan het totale gevraagde subsidiebedrag te delen door het aantal te realiseren terugkeerders.
Met de wijziging in artikel 11, onderdeel b, is het maximumbedrag van € 8.800 losgelaten. De beoordeling of sprake is van een onredelijke verhouding van de kosten tot de te verwachte resultaten is dus niet langer in één maximumbedrag te vangen. Met het loslaten van een expliciet maximumbedrag wordt er meer ruimte gecreëerd om elke subsidieaanvraag volledig op eigen merites te beoordelen, met de verwachting dat de gemiddelde kosten per terugkeerder zullen dalen.
De hoogte van de kosten per terugkeerder wordt voor en belangrijk deel bepaald of een ngo veel of weinig gebruik maakt van EURP bij het organiseren van de herintegratie. Bij gebruikmaking van EURP dalen de kosten per terugkeerder in ieder geval om het bedrag dat Frontex betaalt (gemiddeld € 2.615 per terugkeerder), ten opzichte van wanneer gebruik wordt gemaakt van IOM, ERSO of een eigen partner. De daadwerkelijke terugkeerkosten per terugkeerder en per project kunnen dus sterk uiteen lopen en zijn afhankelijk van het samenspel tussen doelgroep, organisatorische aspecten, overige projectactiviteiten en gebruikte herintegratienetwerken.
Bij de beoordeling of een subsidie wordt toegekend worden naast de direct aan de individuele terugkeerder gekoppelde kosten, door DTenV ook andere variabelen beoordeeld. Deze zijn onder andere, en niet uitputtend bedoelt:
• kosten van de huisvesting en andere relevante kosten voor de bedrijfsvoering
• workload in relatie tot beschikbare personele capaciteit
• beschikbare personele capaciteit in relatie tot beschikbare m2 huisvesting
• administratiekosten
• inzet van vrijwilligers naast of in plaats van betaalde projectmedewerkers
Ondanks de beoordeling op eigen merites is het belangrijk dat er begrotingsrichtlijnen zijn die houvast bieden aan de subsidieontvanger en subsidieverstrekker. In de handleiding projectadministratie worden richtlijnen opgenomen binnen welke procentuele bandbreedtes ten opzicht van het totale subsidiebedrag verschillende kostenposten mogen worden begroot. Het is aan de DTenV om toe te zien dat de begrotingen door de ngo’s zo kostenefficiënt mogelijk worden opgesteld.
Met loslaten van een expliciet maximumbedrag als KE wordt ernaar gestreefd dat de ngo’s realistischere begrotingen gaan indienen. In het verleden is namelijk gebleken dat subsidieaanvragers de neiging hebben om bij de subsidieaanvraag met de maximaal toegestane KE te begroten en er naartoe te rekenen, in plaats van met de daadwerkelijke en mogelijkerwijs lagere kosten. Bij veelvuldig gebruik van EURP door OZV-ngo’s zal dit leiden tot onrealistisch hoge subsidieaanvragen die voor het bereiken van de kwantitatieve doelstellingen niet noodzakelijk zijn. Hierdoor bestaat het risico dat bij begin van een project hoge voorschotten worden uitbetaald die na vaststelling weer teruggevorderd moeten worden.
Voor de beslissing om wel of geen subsidie te verstrekken zal DTenV nog steeds beoordelen of er sprake is van een redelijk gemiddelde kostenplaatje per terugkeerder. Dit zal per projectvoorstel worden berekend, met inachtneming van de gemiddelde doelgroepgerelateerde kosten in combinatie met andere hierboven aangegeven organisatie- en projectspecifieke aspecten. Indien er sprake is van een imbalance of onredelijk hoge kosten (gebaseerd op historische gegevens), kan een subsidieaanvraag gemotiveerd worden afgewezen.
De beraamde gemiddelde kosten per terugkeerder maken slechts één deel uit van de beoordeling van een subsidie-aanvraag. Aan de hand van aan te leveren financiële informatie wordt tevens de financiële zekerheid van een stichting beoordeeld ten aanzien van solvabiliteit, liquiditeit en weerstandsvermogen; vergelijkbare subsidie-aanvragen vanuit het verleden en van andere NGO’s zijn ook medebepalend bij de beoordeling of kosten en resultaten in een subsidieaanvraag realistisch zijn.
In artikel 12, tweede lid is ten aanzien van de subsidiabele personeelskosten van de ngo’s een indexatie toegepast van 10% op basis van gemiddelde loonstijging welke volgt uit de CAO Zorg en Welzijn die van toepassing is op de ngo’s.
In artikel 12, derde lid is een onjuiste verwijzing naar het tweede lid hersteld.
Tevens is in dit lid het maximale uurtarief verhoogd van € 39 naar € 43. Bij deze verhoging is sprake van een indexatie op basis van de gemiddelde loonstijging op basis van de cao Zorg en Welzijn, die van toepassing is op ngo’s.
Artikel 17, tweede lid, is aangevuld met de Post-Arrival ondersteuning als nieuw component van terugkeerondersteuning. Deze Post-Arrival ondersteuning valt onder doelgroepgerelateerde kosten en is met deze wijziging subsidiabel onder de subsidieregeling.
Het Frontex herintegratieprogramma is begin 2024 gewijzigd van Joint Reintegration Services (JRS) naar EU Reintegration Programme (EURP). Om in Nederland doelmatig gebruik te kunnen maken van de diensten van EURP bij de verstrekking van herintegratieondersteuning is het nationale beleid per 2 september 2024 gewijzigd. Een belangrijke wijziging houdt in dat de herintegratieondersteuning met het component Post-Arrival ondersteuning is uitgebreid. Naast de herintegratieondersteuning, die terugkeerders na terugkeer in natura ontvangen, komen zelfstandige terugkeerders nu ook in aanmerking voor een geldbedrag ter hoogte van € 615 in contanten of ondersteuning in natura, direct na aankomst in het land van herkomst. De hoogte van dit bedrag is door Frontex voor het EURP-programma bepaald en is thans opgenomen in het Nederlandse terugkeerondersteuningsbeleid. Bij gebruikmaking van het EURP-programma wordt dit bedrag ook door Frontex betaald. Indien voor de zelfstandige terugkeer gebruik wordt gemaakt van een ander herintegratieprogramma, komen de kosten ten laste van dat programma. De Post-Arrival ondersteuning dient uiterlijk binnen 3 weken na terugkeer te worden ingezet of uitgegeven, terwijl voor herintegratieondersteuning in natura een bestedingstermijn van 12 maanden geldt.
In de regeling wordt het de subsidieontvangers expliciet toegestaan om te kiezen van welk herintegratienetwerk zij gebruik willen maken, om de potentiële terugkeerders een breed scala aan partners aan te kunnen bieden, om zo de terugkeerbereidheid te vergroten. Dit is vaak maatwerk.
EURP biedt bijvoorbeeld slechts summiere ondersteuning aan terugkeerders met kwetsbaarheden, terwijl IOM en de ngo’s jarenlange ervaring heeft met de terugkeerondersteuning van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, slachtoffers van mensenhandel, ouderen en terugkeerders die medische zorg behoeven. De bereidheid van deze doelgroep om zelfstandig terug te keren is sterk afhankelijk van de zorg en begeleiding die zij na terugkeer kunnen ontvangen. De mogelijkheid om te kiezen welke dienstverlener het beste bij past bij de behoeftes van een individuele terugkeerder verkleint de kans dat onrechtmatig verblijvende vreemdeling helemaal niet terugkeren of, indien mogelijk, sprake is van gedwongen uitzetting die over het algemeen aanzienlijk meer kosten met zich meebrengt dan de duurste variant van vrijwillige terugkeer. Naar mate EURP de komende jaren blijft door ontwikkelen en meer diensten gaat aanbieden, ligt het in de rede om de subsidievoorschriften in de toekomst hier op aan te passen.
Verder zijn er een aantal landen waar zowel EURP als ook IOM geen herintegratieondersteuning bieden (bijv. Libië, grote delen van Ethiopië en Soedan), maar ngo’s vanuit eigen (diaspora)netwerk met goedkeuring van DTenV met eigen lokale partners mogen werken. De kosten die hiermee gemoeid zijn worden ook uit de OZV-subsidie betaald.
De naamswijziging van het Frontex herintegratieprogramma naar EURP is ook verwerkt in artikel 17, derde lid.
In het tweede lid is verduidelijk dat het gaat welke handleiding bedoeld is, namelijk de Handleiding Projectadministratie.
De eerder genoemde naamswijziging van het Frontex herintegratieprogramma naar EURP is verwerkt eveneens in artikel 18, vierde lid.
De eerder genoemde naamswijziging van het Frontex herintegratieprogramma naar EURP is eveneens verwerkt in artikel 19, zesde lid.
Het minimale subsidiebedrag is in artikel 20, eerste lid verhoogd van € 30.000 naar € 125.000,–.
Het oorspronkelijke minimale subsidiebedrag van € 30.000 was zeer laag. De ervaring heeft namelijk uitgewezen dat voor een dergelijk bedrag realistisch gezien geen terugkeeractiviteiten kunnen worden uitgevoerd en dat de administratieve last voor de ngo en de subsidieverstrekker onevenredig hoog zijn vergeleken met de te bereiken resultaten.
Het nieuwe bedrag is gelijk met het subsidiebedrag dat in artikel 15, tweede lid, van deze subsidieregeling wordt gehanteerd, waarvoor bij de vaststelling van de subsidie tevens een goedkeurende accountantsverklaring dient te worden overgelegd. Dit houdt in dat bij verzoek tot subsidievaststelling voor elke verstrekte subsidie, ongeacht het subsidiebedrag, een accountantsverklaring moet worden gevoegd. De hoogte van het nieuwe minimumbedrag van € 125.000 komt overeen met aanwijzing 13 uit het Uniform Subsidiekader, waarin is opgenomen dat aan subsidies lager dan € 125.000 niet de verplichting kan worden opgelegd om door een accountant opgestelde stukken te overleggen.
Het maximale subsidiebedrag voor nieuwe subsidieaanvragers in artikel 20, tweede lid is verhoogd naar € 192.500, waarbij een indexatie van 10% is toegepast ten opzichte van de voorgaande regeling.
Artikel 21 is zodanig gewijzigd dat een jaarlijks aanvraagtijdvak voor de doelgroep A van 1 maart tot en 31 december wordt geïntroduceerd. Openstelling van het aanvraagtijdvak vanaf 1 maart met een looptijd van 10 maanden is een vereenvoudiging van de huidige werkwijze. Door elk jaar hetzelfde aanvraagtijdvak te hanteren is er sprake van een duidelijker proces voor de subsidieaanvragers en hoeft de OZV regeling niet jaarlijks te worden gewijzigd ten aanzien van de openstelling van een nieuw tijdvak.
In artikel 22 is het subsidieplafond voor doelgroep A voor 2025 opgenomen ter hoogte van € 1,8 miljoen. Voor de toelichting op de hoogte van dit bedrag voor 2025 wordt verwezen naar hetgeen hierover onder het algemene gedeelte van deze toelichting reeds is opgenomen.
De invoeringstermijn bedraagt minder dan twee maanden en de inwerkingtreding valt niet op een vast verandermoment. Daarmee wijkt de inwerkingtreding af van het systeem van vaste verandermomenten. Deze regeling betreft een aantal begunstigende aanpassingen, waarvoor afwijking is toegestaan, omdat de betreffende doelgroep daarbij gebaat is.
Op subsidies die voor 1 april 2025 zijn aangevraagd – derhalve voor het nieuwe aanvraagtijdvak – dient de Subsidieregeling ondersteuning zelfstandig vertrek 2023, zoals die luidde voor inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing te blijven. Dit overgangsrecht heeft tot gevolg dat de wijzigingen van deze regeling alleen van toepassing zijn op aanvragen die op of na 1 april 2025 zijn gedaan.
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-Van de Klashorst
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-10816.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.