Regeling van de Minister van Financiën van 2025-0000064050, directie Financiële Markten, tot vaststelling van het tarief voor de Wft-examens vanaf 1 april 2025 (Regeling tarief centrale examenbank Wft 2025)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 11k, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

BESLUIT:

Artikel 1

  • 1. Het door exameninstituten verschuldigde tarief, bedoeld in artikel 11k, derde lid, van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, bedraagt € 85,– per afgenomen examen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is geen tarief verschuldigd voor een afgenomen examen dat ongeldig is verklaard door het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening, tenzij de ongeldigheid te wijten is aan de kandidaat of het exameninstituut dat het examen heeft afgenomen.

Artikel 2

De Regeling tarief centrale examenbank Wft 2022 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2025.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling tarief centrale examenbank Wft 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, E. Heinen

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling, die in de plaats komt van de Regeling tarief centrale examenbank Wft 2022, stelt het nieuwe legestarief vast voor initiële examens, Permanente Educatie (PE)-examens en bijzondere examens. Het legestarief is voor al deze examens gelijkgesteld. Het door exameninstituten verschuldigde tarief per afgenomen Wft-examen wordt met ingang van 1 april 2025 vastgesteld op € 85,–. Indien daartoe aanleiding is kan het tarief binnen de PE-periode die loopt van 1 april 2025 tot 1 april 2028 worden bijgesteld op basis van de geprognosticeerde aantallen examens en de uitvoeringskosten.

2. Tarief 2025 vanaf 1 april, daarna vanaf 1 januari

Het verandermoment van het tarief gaat in de toekomst wijzigen, van 1 april naar 1 januari. Het tarief zal met deze regeling nog ingaan per 1 april 2025. Voor het vervolg wordt echter niet meer aangesloten bij de PE-cyclus, maar bij de Rijksbegrotingscyclus, dus per kalenderjaar. Het kan daarmee in de toekomst zo zijn dat het tarief stijgt binnen een PE-periode. Het is aan de exameninstituten om te bepalen of en hoe zij het verschil in kosten doorberekenen aan de examenkandidaten.

Het uitgangspunt is geweest om stabiele tarieven te hanteren over de jaren heen. Dit blijft ook het uitgangspunt. Het is echter niet reëel gebleken om het tarief drie jaar lang te bevriezen. Gezien de inflatieontwikkelingen de afgelopen jaren kan een tarief snel achterhaald zijn. Het gevolg is dan niet alleen dat de kosten op het Rijk worden afgewenteld, maar ook dat de kosten in de PE-periode erna fors omhoog gaan, zoals nu. Om deze redenen wordt het wenselijker gevonden om tussentijds geleidelijk te kunnen verhogen door indexering of in bijzondere situaties als daar aanleiding voor is.

3. Verhoging legestarief Wft-examens

Het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) construeren de Wft-examens en stellen deze via een centrale examenbank online ter beschikking aan de exameninstituten. Daarnaast voeren deze organisaties conform de mandaatbesluiten meer taken uit die worden bekostigd uit de legesinkomsten. Het CDFD en DUO ontvangen daarvoor een vergoeding van het Ministerie van Financiën. Deze uitvoeringskosten worden gedekt met leges. Exameninstituten moeten per Wft-examen leges betalen, waarbij het uitgangspunt is dat het stelsel over de jaren heen in zijn geheel kostendekkend is.

Het legestarief voor de PE-periode die loopt van 1 april 2022 tot 1 april 2025 is vastgesteld op € 70,– per Wft-examen. Daarmee werd het advies van het CDFD om het tarief vast te stellen op € 75,– per Wft-examen, niet gevolgd. Op basis van de gegevens die tot nu toe bekend zijn is het tarief niet voldoende gebleken om de PE-periode kostendekkend te laten zijn. De extra kosten komen daarmee ten laste van het Rijk. Terugkijkend was een tarief van € 75,– wel kostendekkend geweest.

Er zijn op basis van de gegevens die nu bekend zijn minder examens afgenomen in de PE-periode dan waarmee was gerekend in het ‘middenscenario’ voor het aantal te verwachten examens. Daarnaast vielen de uitvoeringskosten van het CDFD en DUO in deze PE-periode hoger uit dan verwacht. Dit heeft meerdere redenen. De belangrijkste is dat in deze PE-periode sprake is geweest van inflatie. Dit heeft tot indexatie geleid bij leveranciers van CDFD en DUO en loonstijgingen bij CDFD en DUO. Ook is er gewerkt aan de benodigde digitalisering van de dienstverlening, zoals de MijnWft omgeving en digitale diploma’s en certificaten. Deze kostenstijgingen zijn niet tussentijds gedekt vanuit hogere leges.

Gelet op de kostenstijgingen en het uitgangspunt dat het stelsel kostendekkend dient te zijn, wordt het legestarief verhoogd van € 70,– per Wft-examen naar € 85,– per Wft-examen. De kosten van DUO en het CDFD gezamenlijk worden op € 20.413.000,– geschat voor de jaren 2025 (vanaf april) tot en met 2028. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de stijging van loonkosten vanaf 2026. De stijging in de uitvoeringskosten wordt voornamelijk veroorzaakt door stijging van loonkosten als gevolg van inflatie de afgelopen jaren en afschrijving van eerder ontwikkelde functionaliteiten zoals MijnWft en digitale diploma’s en certificaten. Deze functionaliteiten zullen op termijn zorgen voor kostenverlaging. De verwachting is dat tussen de 231.000 en 284.500 examens tussen 1 april 2025 tot en met december 2028 worden afgelegd. Het legestarief dat daarbij zou horen is tussen de € 72,– en € 88,–. Anders dan bij de vaststelling van het tarief voor de huidige PE-periode, wordt nu niet gerekend met het middenscenario als uitgangspunt, maar het scenario dat het aantal examens daaronder zal blijven. In de huidige PE-periode is immers gebleken dat het aantal examens dat wordt afgelegd eerder onder het middenscenario ligt. Het CDFD adviseert daarom om het tarief vast te stellen op € 85,–. De verwachting is dat de centrale Wft-examinering met een legestarief van € 85,– per afgelegd examen kostendekkend is. Het advies van het CDFD wordt gevolgd.

Om eerder in te spelen op kostenstijgingen of tegenvallende inkomsten, is het mogelijk dat het tarief tussentijds, dus lopende deze PE-periode van 2025 tot en met 2028, wordt bijgesteld. Het kan nodig zijn om een correctie toe te passen als de loonkosten bij CDFD of DUO stijgen als gevolg van cao-afspraken. Deze tussentijdse correctiemogelijkheid is een uitgangspunt bij de vaststelling van het tarief van € 85,–. Het is zaak terughoudend om te gaan met bijstelling van het tarief, door in beginsel alleen het tarief te verhogen middels indexering. Alleen in bijzondere situaties, bijvoorbeeld wanneer het aantal examens dat wordt afgenomen lager zou uitvallen, kan worden overwogen om het tarief buiten indexering tussentijds bij te stellen. Indien er in een jaar sprake is van een overschot, doordat het aantal afgelegde Wft-examens hoger was dan voorzien of de uitvoeringskosten lager, zal dit – indien verantwoord – worden verrekend in het nieuwe legestarief. Voorwaarde om dit verantwoord te kunnen verrekenen, is dat het ook de verwachting van CDFD en DUO is dat dit overschot zich doorzet in de PE-periode. Het gevolg is anders dat de tarieven binnen een PE-periode gaan schommelen, door eerst te verlagen en vervolgens weer te verhogen. Een eventueel nieuw tarief zal als gevolg van een correctie steeds per 1 januari vast worden gesteld.

4. Lasten

Deze regeling brengt ten opzichte van de Regeling tarief centrale examenbank Wft 2022 lasten met zich mee voor de exameninstituten in de vorm van een verhoging van de reguliere legestarieven. Deze kosten zullen naar verwachting doorberekend worden door exameninstituten aan de examenkandidaten. De lasten stijgen daarmee voor de examenkandidaten, die afhankelijk van de beroepskwalificatie initieel eenmalig en vervolgens driejaarlijks één of meer examens dienen af te leggen. De verhoging is een stijging van € 15,– per examen. De lastenverhoging is daarmee relatief beperkt.

5. Consultatie

Een concept van onderhavige regeling is van 4 december 2024 tot en met 5 januari 2025 geconsulteerd. Daarop zijn drie reacties ontvangen. Eén reactie is anoniem ingediend. De andere twee reacties zijn van Adfiz en de Organisatie van Financiële Dienstverleners (OvFD) gezamenlijk en de Nederlandse Vereniging van Financieringsadviseurs en -bemiddelaars (Nvf). Hierna worden deze reacties per thema beschreven en beoordeeld. De reacties leiden niet tot vaststelling van een lager tarief.

Verhoging

In de drie reacties worden vragen gesteld over de mate van verhoging van het tarief en waarom deze verhoging verder gaat dan de inflatie. Ook zijn vragen gesteld over de noodzakelijkheid van een dergelijke verhoging.

Het tarief wordt inderdaad relatief sterk verhoogd. Dat heeft meerdere redenen. Allereerst is het moeten doorvoeren van een forse verhoging ineens het gevolg geweest van de keuze voor driejaarlijkse vaststelling van het tarief. Deze keuze is destijds gemaakt om binnen één PE-periode geen afwijkende tarieven te hanteren voor exameninstituten. De kosten worden doorberekend aan examenkandidaten en er zou geen groot verschil mogen zitten in het tarief, afhankelijk van het moment dat de examenkandidaat examen doet. Het gevolg is echter dat kostenstijgingen bij CDFD en DUO gedurende een PE-periode pas door kunnen werken in het tarief bij vaststelling van het tarief voor de volgende PE-periode. In de afgelopen PE-periode is sprake geweest van inflatie, met zowel CAO-loonstijgingen bij CDFD en DUO tot gevolg als stijgingen in tarieven van derden. Deze zijn afgewenteld op het Rijk en worden niet achteraf nog gecorrigeerd in een hoger tarief om deze kosten te verhalen op de branche. Daarin wordt de branche tegemoet gekomen. Wel stijgt het tarief voor de volgende PE-periode om voor de volgende PE-periode kostendekkendheid na te streven.

Ten tweede is ook sprake geweest van forse inflatie. Inflatie heeft zijn effect gehad in de lonen. Het gaat om een stijging van 19,1% in het derde kwartaal 2024 (peildatum voor berekening leges 2025) ten opzichte van het derde kwartaal 2021 (2020=100, derde kwartaal 2021: 102,3, derde kwartaal 2024: 121,4). Daarvoor is de loonindex aangehouden CAO sector overheid.1 Loonkosten zijn een groot deel van de kosten van beide organisaties, wat logischerwijs dus tot gevolg heeft dat de kosten stijgen. Dit is niet tussentijds gecorrigeerd in het tarief.

Ten derde kan worden geconstateerd dat het stelsel tot op heden nog niet kostendekkend is geweest en het tarief eigenlijk lang te laag is vastgesteld. Tot april 2017 was er met een tarief van € 46,– voor de jaren ervoor sprake van een tekort van circa € 1,9 miljoen.2 Het tarief is vervolgens aangepast naar € 67,–, zonder daarbij het gemaakte tekort door te berekenen aan de sector en dus te verdisconteren in het tarief. Daarna is in 2019 het tarief weer verlaagd, naar € 60,–. Achteraf bezien is deze tariefverlaging voorbarig geweest. Er is onvoldoende rekening gehouden met het gegeven dat de PE-periode 2017–2019 zeer positief is afgesloten omdat deze in tegenstelling tot de andere PE-periodes slechts twee jaren besloeg in plaats van drie en tevens met de wijzigingen in het stelsel die in 2019 zijn ingegaan en de effecten daarvan op het aantal examens. Zo werd de PE Basis geschrapt en werd het de adviseur in hypothecair krediet ook toegestaan om te adviseren in consumptief krediet. Het tarief had dus hoger vastgesteld moeten worden. Vervolgens is het tarief in 2022 vastgesteld op € 70,– en daarmee lager vastgesteld dan geadviseerd door het CDFD en DUO op basis van meerjarige kostenramingen. Het tarief bleek ook te laag om het stelsel kostendekkend te houden in deze PE-periode. Zoals uiteengezet is dikwijls gekozen voor lagere tarieven dan noodzakelijk waren, mede om de branche tegemoet te komen. Het staat echter op gespannen voet met de wens van kostendekkendheid om het legestarief kunstmatig laag te houden, terwijl vaststaat dat de kosten de inkomsten zullen overtreffen in de volgende PE-periode. Juist als het tarief de werkelijke kosten van het stelsel gaat beslaan, kan het tarief ook stabieler blijven. Ten slotte is het aantal examens dat is afgenomen lager dan verwacht.

Uiteraard zijn kostenbesparende maatregelen niet onbespreekbaar. Deze zijn ook onderwerp geweest van gesprekken met CDFD en DUO. Tegelijkertijd zijn de posten waarop bezuinigd kan worden, evenals de mate waarin, beperkt. Het is niet aanvaardbaar als bezuinigingen gevolgen hebben voor de kwaliteit van bijvoorbeeld examinering. Ook is niet mogelijk om eenzijdig te bezuinigen op lonen, nu de hoogte en voorwaarden vastliggen in CAO’s. In de reactie van Adfiz en OvFD wordt voorgesteld om de voorziene kostenbesparingen als gevolg van de wijzigingen in de MijnWft-omgeving en de overstap naar digitale diploma’s en certificaten al in te prijzen in het tarief. Waar mogelijk, ook conform boekhoudkundige afschrijvingsregels, is in het geconsulteerde tarief reeds rekening gehouden met kostenbesparingen.

Transparantie

In de twee reacties van Adfiz en OvFD en van de Nvf wordt een oproep gedaan om transparantie te bieden ten aanzien van de opbrengsten en kosten van het stelsel, zowel jaarlijks als per PE-periode. Deze transparantie wordt hierna geboden voor de jaren 2017 (vanaf april) t/m 2024, waardoor de voorgaande twee PE-periodes en de huidige PE-periode inzichtelijk worden gemaakt.

 

Kosten DUO

Kosten CDFD

Totaal kosten

Netto ontvangsten

Saldo

Per PE cyclus

2017 april t/m dec

1.475.376

1.616.702

3.092.078

3.611.452

519.374

 

2018

1.995.687

2.011.664

4.007.351

6.643.271

2.635.920

 

2019 jan t/m maart

735.231

547.218

1.282.449

1.962.678

680.229

3.835.523

2019 april t/m dec

1.262.641

2.188.872

3.451.513

3.481.245

29.732

 

2020

1.923.559

2.244.375

4.167.934

2.608.760

–1.559.174

 

2021

2.477.054

2.323.614

4.800.668

4.243.570

–557.098

 

2022 jan t/m maart

901.603

565.689

1.467.292

2.360.220

892.928

–1.193.612

2022 april t/m dec

1.630.706

1.697.066

3.327.772

3.389.460

61.688

 

2023

2.050.902

2.471.962

4.522.864

2.964.360

–1.558.504

 

2024 (voorlopig)

2.615.957

2.492.451

5.108.408

4.405.940

–702.468

–2.199.284

De jaren 2019 en 2022 zijn in de tabel gesplitst om het tekort weer te geven in de huidige en voorgaande twee PE-periodes. De kosten en ontvangsten van 2024 betreffen voorlopige cijfers omdat het boekjaar nog niet volledig is afgesloten. Het eerste kwartaal van 2025, nog deel van de huidige PE-periode, ontbreekt omdat deze cijfers nog niet bekend zijn. De verwachting is dat nog steeds sprake zal zijn van een tekort in de PE-periode lopend tot en met maart 2025. De PE-periode 2017–2019 laat als enige een positief resultaat zien. Dit is echter het gevolg geweest van het feit dat deze eerste PE-periode maar twee jaar bedroeg (door de verlenging van de overgangsperiode naar het nieuwe PE-stelsel met één jaar). Als deze PE-periode drie jaar had bedragen, dan was het resultaat significant lager uitgevallen. Bovenstaande overzicht, in combinatie met het verlies van 1,9 miljoen euro tot 2017, laat zien dat het tarief sinds 2014 niet toereikend is geweest voor de dekking van kosten, zelfs met het positief saldo uit 2017–2019. Ook laat het overzicht zien dat de kosten de inkomsten overstijgen in de laatste twee PE-periodes, wat zonder vaststelling van het nieuwe legestarief ook het geval zal zijn.

Tussentijdse aanpassing

In het consultatievoorstel is aangekondigd dat een tussentijdse aanpassing van het tarief aan de orde kan zijn in het geval van bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld bij stijging van de loonindex. Dit is niet vastgelegd in de regeling, maar volgt uit de bevoegdheid van de Minister om het tarief vast te stellen. De twee reacties van Adfiz en OvFD en van de NVF zijn kritisch op deze mogelijkheid. Ten aanzien van deze mogelijkheid kan worden toegelicht dat terughoudend met deze bevoegdheid zal worden omgegaan. Eerst zal aan CDFD en DUO worden gevraagd de verhoogde kosten in de eigen begroting en offerte op te lossen, om het tarief gelijk te kunnen houden gedurende de PE-periode. Mocht dat onvoldoende mogelijk blijken, dan zal een nieuwe regeling worden geconsulteerd voorafgaand aan een wijziging in de regeling.

De Minister van Financiën, E. Heinen


X Noot
1

CBS, StatLine, CAO-lonen, contractuele kosten en arbeidsduur; indexcijfers (2020=100); Cao-sector overheid. https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/85663NED/table?ts=1727358315659.

X Noot
2

Toelichting bij de Regeling van de Minister van Financiën van 24 februari 2017, FM 2017-32246, directie Financiële Markten, tot wijziging van de Regeling tarief centrale examenbank Wft 2015 in verband met de wijziging van het legestarief van de Wft-examens (Wijziging van de Regeling tarief centrale examenbank Wft 2015 (Stcrt. 2017, 11869)).

Naar boven