Tijdelijke regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 25 maart 2025, nr. IENW/BSK-2025/66061, houdende vaststelling van regels voor de subsidiëring van activiteiten ter voorbereiding op de omschakeling naar de verwerking van circulaire plastics 2025 (Tijdelijke subsidieregeling omschakeling naar verwerking circulaire plastics 2025) [KetenID WGK027569]

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste en tweede lid, 6, zesde lid, 7, derde lid, 8, eerste en tweede lid, 10, tweede en vierde lid, 13, 15, eerste en vijfde lid, en 22, tweede lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

biogebaseerd plastic:

plastic waarvan de polymeerfractie voor minimaal 25 massaprocent afkomstig is uit biologische grondstoffen, inclusief bijproducten en reststromen die vrijkomen bij verwerking van biologische grondstoffen.

circulaire plastics:

plasticrecyclaat en biogebaseerd plastic;

compounder:

ondernemer die compounds maakt door additieven of vulstoffen toe te voegen aan polymeren om de gewenste eigenschappen te bereiken;

fossiele grondstoffen:

aardolie, aardgas of steenkool;

fossiel plastic:

plastic gemaakt op basis van fossiele grondstoffen en niet van plasticrecyclaat;

groep:

groep als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek;

Kaderbesluit:

Kaderbesluit subsidies I en M;

Minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

plastic:

een materiaal bestaande uit polymeren waaraan additieven of vulstoffen kunnen zijn toegevoegd;

plasticrecyclaat:

plastics die verkregen zijn door een recyclingproces van kunststofafval dat afkomstig is van in de handel gebrachte kunststofproducten en die nieuw primair plastic kunnen vervangen;

post-consumer materiaal:

materiaal gegenereerd door huishoudens of door commerciële, industriële en institutionele faciliteiten in hun rol als eindgebruikers van het product, en dat niet meer gebruikt kan worden voor het beoogde doel, met inbegrip van materiaal dat is geretourneerd uit de distributieketen;

productietest:

technische test gericht op het verwerken van circulaire plastics in de eigen producten of in de eigen compounds;

textielstoffen en textielwaren:

als bedoeld in afdeling XI van deel II van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief;

verklaring de-minimissteun:

verklaring als bedoeld in Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 2023/2831);

verwerker:

ondernemer die polymeren, waaraan additieven of vulstoffen kunnen zijn toegevoegd, verwerkt tot plastic deel- of eindproducten.

Artikel 2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel compounders en verwerkers te stimuleren productietesten uit te voeren ter voorbereiding op de omschakeling van het verwerken van fossiele plastics naar het verwerken van meer circulaire plastics in het bestaande portfolio van plastic producten van de aanvrager. Het percentage circulair plastic in de productietest dient in ieder geval een significante toename te zijn ten opzichte van hetgeen de aanvrager nu in het betreffende product toepast.

Artikel 3. Subsidiabele activiteiten

De Minister kan per aanvrager op volgorde van binnenkomst twee subsidieaanvragen toekennen voor het binnen een jaar na de datum van subsidieverlening uitvoeren van één of meer productietesten en de daaraan direct verbonden activiteiten.

Artikel 4. Aanvrager

Een aanvraag wordt ingediend door een compounder of verwerker met een vestiging in Nederland die is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidieverlening komen uitsluitend na indiening van de subsidieaanvraag gemaakte kosten in aanmerking.

  • 2. De kosten van de activiteiten worden berekend door het aantal voorziene uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken eigen medewerkers of medewerkers binnen de groep ten behoeve van deze activiteiten maken te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 60 waarin zowel de directe loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen, eventueel te vermeerderen met:

    • a. voorziene kosten van het gebruik van bestaande apparatuur, indien deze in de administratie te onderscheiden zijn;

    • b. kosten van verbruikte materialen hulpmiddelen;

    • c. aan derden te betalen kosten op basis van offerte.

  • 3. In afwijking van het tweede lid komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • a. kosten voor marketing- en salesactiviteiten;

    • b. kosten van opleidingen.

Artikel 6. Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 75 procent van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000 per aanvraag.

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt voor 2025 € 13.000.000.

  • 2. De Minister stelt het subsidieplafond voor de daaropvolgende jaren vast en maakt dit bekend in de Staatscourant voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het wordt vastgesteld.

Artikel 8. Wijze van verdeling

Het totale beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 9. Aanvraagperiode

Een aanvraag kan worden ingediend van 8 april 2025, 9.00 uur tot en met 2 oktober 2025, 12.00 uur.

Artikel 10. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland met gebruikmaking van een daartoe door de Minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2. De aanvraag om subsidieverlening bevat naast de in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit genoemde gegevens en bescheiden een verklaring de-minimissteun en indien sprake is van aan derden te betalen kosten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, de betreffende offertes.

  • 3. In afwijking van artikel 10, vierde lid, aanhef en onderdeel f, van het Kaderbesluit hoeft de aanvraag niet een bewijs te bevatten dat de bankrekening op naam van de aanvrager staat.

Artikel 11. Afwijzingsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien:

  • a. eerder op grond van deze regeling of de Tijdelijke subsidieregeling omschakeling naar de verwerking van circulaire plastics subsidie is verstrekt aan de aanvrager of binnen de groep waarvan de aanvrager deel uitmaakt voor eenzelfde productietest met hetzelfde polymeertype of dezelfde producttoepassingen;

  • b. op grond van deze regeling al tweemaal subsidie is verstrekt aan de aanvrager;

  • c. geen productietest wordt uitgevoerd;

  • d. geen productietest in Nederland wordt uitgevoerd;

  • e. de productietest niet plaatsvindt op de Nederlandse vestiging van de aanvrager;

  • f. de activiteiten geen betrekking hebben op de verwerking van post-consumer materiaal;

  • g. de activiteiten geen betrekking hebben op het compounderen of verwerken van circulaire polymeren voor plastic deel- of eindproducten;

  • h. de activiteiten betrekking hebben op het compounderen of de verwerking van elastomeren of thermoharders;

  • i. de activiteiten betrekking hebben op het maken van compounds voor of de verwerking van compounds in composietmaterialen;

  • j. de activiteiten betrekking hebben op het maken van compounds voor of het verwerken van polymeren of compounds tot textielvezels die worden toegepast in textielstoffen en textielwaren voor kleding en woninginrichting.

Artikel 12. Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a. onverwijld een schriftelijke melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • b. de resultaten van de productietest in een testverslag op te nemen. Het testverslag bevat ten minste de datum van uitvoering van de productietest, een algemene en technische beschrijving van de uitgevoerde productietest inclusief resultaten, inzichten en conclusie, en beeldmateriaal waaruit blijkt dat de test is uitgevoerd. Het testverslag blijft beschikbaar gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

  • c. desgevraagd aan de hand van een per omgaande toe te zenden testverslag van de uitgevoerde productietest of productietesten aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 13. Subsidievaststelling

Bij subsidieverstrekking wordt een beschikking tot subsidieverlening gegeven, met vermelding van de datum waarop de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding met dien verstande dat zij van toepassing blijft op voordien ingediende aanvragen om subsidie.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling omschakeling naar verwerking circulaire plastics 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze subsidieregeling, die de opvolger is van de Tijdelijke subsidieregeling omschakeling naar verwerking circulaire plastics uit 2024, worden bedrijven die polymeren, waaraan additieven of vulstoffen kunnen zijn toegevoegd, verwerken tot plastic deel of eindproducten (hierna: verwerkers) financieel ondersteund bij de omschakeling van het gebruik van primair fossiele polymeren naar het gebruik van plasticrecyclaat en biogebaseerd plastic. Met deze subsidieregeling worden, anders dan bij de eraan voorafgaande subsidieregeling, ook bedrijven die polymeren mengen met additieven of vulstoffen (compounder) financieel ondersteund bij deze omschakeling.

Het betreft een subsidieregeling die laagdrempelig en eenvoudig toegankelijk moet zijn voor de aanvragers, een groep die voor het grootste deel uit (kleine) MKB-bedrijven bestaat.

De vorige subsidieregeling is mede vormgegeven op basis van een aantal sessies met de Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie (branchevereniging NRK) en een studie door Partners for Innovation1, die in gezamenlijkheid met de NRK is uitgezet. De kennis die hiermee is opgedaan, is ook verwerkt in deze subsidieregeling.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

2.1 Aanleiding

De Nederlandse regering wil in 2030 55 procent minder CO2 uitstoten dan in 1990. Dit doel is vastgelegd in artikel 2, tweede lid, van de Klimaatwet. In de Klimaatnota van 2022 heeft het kabinet aangekondigd met extra maatregelen te komen om te kunnen voldoen aan dit reductiedoel.2 In april 2023 heeft het kabinet een beleidspakket aangekondigd met extra maatregelen om invulling te geven aan het reductiedoel. Een van de maatregelen waartoe is besloten is het per 2027 invoeren van een nationale verplichting om fossiele polymeren te vervangen met recyclaat en/of biogebaseerde polymeren bij de productie van deel- of eindproducten.3 Het nog vast te stellen percentage loopt vanaf 2027 op naar 25%–30% in 2030, eveneens nog nader vast te stellen. Momenteel wordt deze circulaireplasticnorm (hierna ook: plasticnorm) nader uitgewerkt

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bereidt daartoe een wijziging voor van de Wet milieubeheer. Vanaf 2027 worden verwerkers van polymeren verplicht om een minimumpercentage fossiele grondstoffen te vervangen met recyclaat of biogebaseerde polymeren. Polymeren zijn chemische bouwstenen die worden gebruikt bij de verwerking van deel- of eindproducten, zoals plastic, rubber, verf en lijm. De wetgeving wordt stapsgewijs ingevoerd, waarbij in 2027 de verplichting enkel geldt voor plastic.

Deze subsidieregeling is bedoeld voor verwerkers die naar verwachting per 2027 te maken krijgen met voorgenoemde wetswijziging en dus plastic deel- of eindproducten produceren. In het kader van die plasticnorm zijn ook financiële middelen ter beschikking gesteld om het bedrijfsleven te helpen bij deze omschakeling. Een gedeelte van die financiële middelen is bedoeld om compounders en verwerkers te ondersteunen. Deze regeling valt onder dat doel.

Tot slot is het zo dat sommige compounders en verwerkers op korte termijn te maken kunnen krijgen met extra kosten om te voldoen aan de plasticnorm. Deze subsidieregeling draagt ook bij aan het (gedeeltelijk) dempen van eventuele kostprijsstijgingen en daaraan verbonden risico’s op productieverliezen bij deze versnelde transitie naar circulair plastic.

Wordt de voorgestelde wijziging van de Wet milieubeheer tot wet verheven dan krijgen in Europees Nederland gevestigde verwerkers van polymeren verplichtingen opgelegd met betrekking tot de verwerking van plasticrecyclaat en biogebaseerd plastic. De Wet milieubeheer is niet van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES) en dus de wijziging daarvan evenmin. Aldaar gevestigde verwerkers van polymeren krijgen dan ook geen overeenkomstige verplichtingen opgelegd, zodat geen aanleiding bestaat hen middels een subsidieregeling te stimuleren zich daarop voor te bereiden.

2.2 Probleembeschrijving

Veel compounders en verwerkers van plastic zijn onvoldoende bekend met het toepassen van plasticrecyclaat en biogebaseerd plastic. Het merendeel van het recyclaat wordt toegepast door een beperkt aantal verwerkers in bepaalde productcategorieën (zoals bloempotten). Door de voorgenomen introductie van de plasticnorm in 2027 moeten alle verwerkers een bepaalde hoeveelheid recyclaat of biogebaseerd plastic gaan toepassen.

Hiervoor zijn aanpassingen nodig aan de productieprocessen en werkwijzen voor bestaande producten die het bedrijf al maakt. Afhankelijk van het product, de afzetmarkt, e.d. kunnen deze wijzigingen groot of relatief klein zijn. Onderhavige regeling richt zich op de kleine wijzigingen waarmee al veel winst te behalen is.

2.3 Concrete inhoud van regeling

Compounders en verwerkers kunnen subsidie aanvragen voor het uitvoeren en analyseren van één of meerdere productietesten met post consumer recyclaat (recyclaat afkomstig van gebruikte producten) of biogebaseerd plastic. De productietest(en) moet(en) als doel hebben om in het bestaande productportfolio van betreffende aanvrager fossiel plastic te vervangen door post consumer recyclaat of biogebaseerd plastic. Hierbij dient gestreefd te worden naar een percentage van minimaal 25–30% zoals ook voorzien is voor de plasticnorm. Wanneer dit voor een aanvrager niet haalbaar is, kan binnen de regeling ook minder recyclaat of biogebaseerd plastic worden toegepast, zolang het gaat om een significante toename van het percentage circulaire plastics dat wordt toegepast door de desbetreffende aanvrager.

De regeling voorziet in een subsidie die tweemaal per jaar mag worden toegekend met een maximaal bedrag van 25.000 euro per aanvraag op basis van de voorziene activiteiten en de daaraan verbonden kosten die worden ingediend bij de aanvraag en ambtshalve vaststelling (subsidiearrangement 1 onder het uniform subsidiekader). Ondernemers mogen meerdere aanvragen indienen, waarbij zij moeten motiveren dat een volgende aanvraag tijdens dezelfde openstelling het testen betreft met verschillende circulaire polymeren of productietesten met verschillende producttoepassingen. Tijdens een openstelling kunnen ondernemers maximaal twee keer een subsidie krijgen toegekend.

Om zoveel mogelijk verwerkers en compounders de kans te geven in aanmerking te komen voor subsidie en ten behoeve van de eenvoud en de uitvoerbaarheid van de regeling, is in artikel 11 van de regeling opgenomen dat een aanvraag wordt afgewezen indien in hetzelfde kalenderjaar al tweemaal aan de aanvrager subsidie is verstrekt op grond van deze regeling.

Het subsidiepercentage bedraagt 75% van de subsidiabele kosten en de regeling maakt gebruik van de-minimissteun. Dit laatste wil zeggen dat de subsidie niet als staatssteun wordt aangemerkt, mits de ontvanger niet meer dan 300.000 euro aan overheidssteun heeft ontvangen in drie jaar tijd. De aanvrager dient hiervoor een de-minimissteunverklaring te ondertekenen en mee te sturen bij het indienen van de aanvraag.

Steekproefsgewijs kan worden gecontroleerd of de subsidieontvanger de te leveren prestatie, namelijk de productietest(en) heeft verricht. In artikel 12 is daarom de verplichting opgenomen om per ommegaande een verslag toe te zenden van de uitgevoerde productietest indien daarom wordt verzocht.

De technische productietesten die gedaan moeten worden om de producten in het eigen portfolio van zoveel mogelijk circulaire plastics te maken, vormen de kern van de activiteiten in de regeling. Dat neemt niet weg dat ook de aan productietesten verbonden noodzakelijke activiteiten subsidiabel zijn. Hieronder vallen activiteiten als: inkoop van expertise of advies, inkoop van proefmatrijzen, uitvoeren van eigen studies ter voorbereiding van de productietest, doen van kleine aanpassingen aan eigen apparatuur en matrijzen, uitvoeren van testen en testen van materialen bij of door derden. In voorkomende gevallen kan de verwerker of compounder naast het zelf uitvoeren van een productietest ook een recycler of een eindgebruiker van het product een vergoeding geven voor het doen van testen aan testmaterialen of eindproducten.

De regeling is, anders dan de eerdere regeling, ook van toepassing op compounders, omdat zij door hun positie in de plasticketen technische kennis en expertise hebben om verwerkers te ondersteunen bij de transitie. Compounders voegen additieven of vulstoffen toe aan polymeren om de gewenste eigenschappen te bereiken. Het eindproduct van dit proces heet een compound. Een verwerker verwerkt dit compound tot plastic deel- of eindproducten.

Projecten die betrekking hebben op de verwerking van elastomeren of thermoharders of de productie van composietmaterialen vallen niet onder de reikwijdte van deze regeling en zijn daarom opgenomen als afwijsgrond in artikel 11. De reden hiervoor is dat voormelde verplichting om fossiele grondstoffen te vervangen door recyclaat of biogebaseerde grondstoffen (vooralsnog) niet op de verwerking of productie van deze polymeren of materialen van toepassing is.

Met deze regeling is ook bepaald dat projecten die betrekking hebben op de productie van vezels uit polymeren, dus het smelten en de extrusie van vezels, wel onder de reikwijdte valt van de norm, echter de vervolgstappen in het productieproces niet. Daarnaast geldt dat deze projecten enkel gericht moeten zijn op vezels voor technische toepassingen of interieurtextiel en niet op vezels voor kledingtextiel. Onder technische textieltoepassingen vallen toepassingen in landbouw, tuinbouw en visvangst (zoals grondbedekkingsdoek, visserijgarens), in bouw en constructie (zoals roofingtextiel, geotextiel toepassingen), in de industrie (zoals transportbanden, koorden) en in medische toepassingen. Interieurtoepassingen hebben onder meer betrekking op tapijten en meubelen.

Op grond van de evaluatie van de vorige regeling zijn in artikel 11 meer afwijzingsgronden opgenomen. Deels zijn afwijzingsgronden ten opzichte van de vorige regeling uitgesplitst om beter te kunnen anticiperen op de verschillende situaties die zich kunnen voordoen (reeds gesubsidieerd, geen productietest uitgevoerd) en deels zijn nieuwe criteria ingevoerd om de regeling beter te doen aansluiten bij het toepassingsbereik van de plasticnorm (de activiteiten hebben betrekking op post-consumer materiaal, niet op composietmateriaal of textiel).

3. Juridisch kader

De subsidieregeling is gebaseerd op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en het Kaderbesluit subsidies I en M.

4. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)

4.1 Gevolgen voor het milieu

Door primair fossiel plastic – plastic gemaakt van aardolie, aardgas of steenkool – te vervangen door plasticrecyclaat of biogebaseerd plastic kan per kilogram geproduceerd plastic gemiddeld een reductie van 2,5 kilo CO2-uitstoot worden behaald.4 De CO2-reductie wordt behaald doordat er bij de grondstoffenwinning en het productieproces minder CO2 vrijkomt en er – door de toenemende vraag naar gerecycled plastic -minder plastic afval wordt verbrand. Deze regeling zelf dwingt niet af dat verwerkers recyclaat en biogebaseerd plastic gaan gebruiken, dat doet de wettelijke verplichting die voorzien is per 2027. Wel draagt deze regeling bij aan een soepele en tijdige omschakeling als gevolg van de wettelijke verplichting. Een tijdige omschakeling is noodzakelijk voor het slagen van de transitie naar circulair plastic. Indien bedrijven niet tijdig in staat zijn om het productieproces aan te passen, dan neemt het risico op productieverlies toe. Bedrijven kunnen dan meer geneigd zijn om te vertrekken naar het buitenland om de norm te ontwijken of om de productieactiviteiten neer te leggen omdat het niet haalbaar is om tijdig aan de norm te kunnen voldoen. Verwachting is ook dat Nederlandse verwerkers in 2030 – mede met behulp van deze subsidieregeling – juist positieve economische effecten hebben als gevolg van de norm omdat ze in staat zijn om naast de Nederlandse markt ook de Europese en mondiale markt te kunnen bedienen als koploper in circulair plastic.

4.2 Gevolgen voor de regeldruk

De regeling heeft gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven die subsidie willen ontvangen. De gevolgen voor de administratieve lasten zijn echter laag, het betreft uitvoeringsvariant 1, genaamd One Touch, van het Raamwerk Uitvoering Subsidies (RUS). Voor subsidies tot 25.000 euro wordt de subsidieverstrekking gekenmerkt door een eenmalig contactmoment tussen de aanvrager en de uitvoering. De inhoudelijke beoordeling is beperkt. Op de ingediende aanvragen vindt een lichte controle plaats. Na afronding van de projecten vinden er steekproefsgewijze controles plaats.

De regeling heeft gevolgen voor de regeldruk voor bedrijven die subsidie willen ontvangen. Het gaat in het bijzonder om het voorbereiden en indienen van de subsidieaanvraag, het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten en het opstellen van een verslag van de uitgevoerde productietest. Dat verslag hoeft niet te worden ingediend, maar dient wel aanwezig te zijn voor steekproefsgewijze controle en om desgevraagd per omgaande te kunnen worden toegestuurd. Ten aanzien van de administratieve last wordt ingeschat dat de aanvrager de aanvraag binnen 1–4 uur opgesteld kan hebben en dat het maken van een beknopt testrapport 4 tot 8 uur kost. In totaal wordt de belasting per aanvraag voor de aanvrager geschat op 5 tot 12 uur.

5. Uitvoering

De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De kosten van de regeling moeten nog nader worden vastgesteld, maar worden geschat op 5%–15% van het subsidieplafond.

6. Toezicht en handhaving

Toezicht en handhaving worden uitgevoerd door RVO.

7. Financiële gevolgen

Deze regeling heeft als doel de compounders en verwerkers financieel te ondersteunen bij omschakeling van primair fossiel plastic naar recyclaat en biogebaseerd plastic. Dit heeft een (licht) positief financieel gevolg voor de compounder of verwerker. Met invoering van de plasticnorm zullen verwerkers sneller moeten omschakelen naar circulair plastic en daardoor kunnen omschakelkosten en een toename in productiekosten ontstaan. Deze regeling is bedoeld om een gedeelte van de omschakelkosten te financieren.

Daarnaast is de verwachting dat de plasticnorm in combinatie met de subsidies voor het versneld omschakelen naar circulair plastic de Nederlandse verwerkers helpt om in 2030, wanneer Europese verplichtingen voor percentages recyclaat ingaan in het verpakkingendomein, een voorsprong te hebben op hun Europese concurrentie en daarmee positieve economische effecten behalen.

Een aanvrager kan op grond van artikel 5 geen hoger bedrag dan 25.000 euro subsidie per aanvraag krijgen, met een maximum van twee keer per jaar. Dit maximale bedrag is gebaseerd op een schatting van experts uit de sector. Uit navraag bij de sector blijkt dat de gemiddelde kosten voor een productietest (inclusief daaraan gerelateerde werkzaamheden) ongeveer 34.000 euro bedragen, hetgeen bij een subsidiepercentage van 75% neerkomt op ongeveer 25.000 euro per aanvraag. Voor dit bedrag kunnen uit één aanvraag één of meerdere productietesten worden gedaan met circulaire plastics.

Voor de totale regeling is, inclusief uitvoeringskosten, in totaal 49 miljoen euro beschikbaar. Dit budget is over meerdere jaren richting 2030 begroot. In de aankomende jaren (2024–2030) kan minimaal zo’n 1.800 keer gebruik worden gemaakt van deze regeling (uitgaande van een geschatte 45 miljoen euro uit te keren subsidiebudget en twee keer 25.000 euro maximaal per bedrijf per jaar). Op basis van gesprekken met de sector is de schatting dat maximaal zo’n 800 plasticverwerkers en tientallen compounders in aanmerking komen voor deze regeling. Echter, niet iedereen zal gebruik maken van de regeling, niet iedereen zal op hetzelfde moment gebruik willen maken van de regeling en niet iedereen zal met dezelfde intensiteit gebruik willen maken van deze regeling. Dit is onder andere afhankelijk van de grootte van het productportfolio van betreffende compounder of verwerker, de complexiteit van het product dat (gedeeltelijk) moet worden omgeschakeld naar circulaire plastics en de ervaring die de aanvrager al heeft.

Voor het jaar 2025 is 13,8 miljoen euro, inclusief uitvoeringskosten, beschikbaar. Hiervoor kunnen minimaal 552 projecten worden gehonoreerd (uitgaande van maximale subsidies van 25.000 euro). Na de openstelling in 2025 zal opnieuw worden bepaald hoe de openstelling van 2026 eruit zal zien. Bij veel belangstelling kunnen vanaf 2026 bijvoorbeeld bedrijven die nog niet aan de beurt zijn geweest voorrang krijgen. Ook kan besloten worden met twee openstellingsmomenten in het jaar te werken, om zoveel mogelijk bedrijven in de tijd in de gelegenheid te stellen om gebruik te maken van deze regeling.

8. Evaluatie

De regeling is eind 2024 geëvalueerd op uitputting van het budget en op wijzigingen voor de volgende openstelling in 2025. Eind 2026 vindt een evaluatie plaats over de behaalde resultaten.

9. Advies en consultatie

9.1 Internetconsultatie

Van internetconsultatie is afgezien omdat de subsidieregeling geen ingrijpende verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk (vgl. Verzamelbrief regeldruk, Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224).

9.2 Advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

10. Inwerkingtreding

De regeling treedt in werking op de dag na publicatie en vervalt vijf jaar nadien.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, C.A. Jansen


X Noot
1

‘Gevolgen Nationale Circulaire Plastics Norm’, 29 september 2023, Partners for Innovation

X Noot
2

Kamerstukken II 2022/23, 32 813, nr. 1112.

X Noot
3

Kamerstukken II 2022/23, 32 813, nr. 1230.

Naar boven