Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 maart 2024, nr. WJZ / 45247079, houdende verlening van volmacht en machtiging aan de Raad voor plantenrassen (Besluit volmacht en machtiging LNV voor de Raad voor plantenrassen)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 60 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

Gezien de schriftelijke instemming van de Raad voor plantenrassen;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Raad:

Raad voor plantenrassen als bedoeld in artikel 2 van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005;

secretaris:

secretaris als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005.

Artikel 2

Aan de Raad wordt op het werkterrein van de Raad volmacht en machtiging verleend voor het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen en voor de daarmee samenhangende handelingen.

Artikel 3

De Raad kan aan de secretaris, en bij diens afwezigheid aan de plaatsvervangend secretaris, ondervolmacht en -machtiging verlenen.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit volmacht en machtiging LNV voor de Raad voor plantenrassen.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 maart 2024

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen zes weken na de dag van dagtekening van deze Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

TOELICHTING

De wettelijke taak van de Raad zoals opgenomen in de Zaai- en plantgoedwet 2005 ziet onder meer op het toelaten van rassen, het inschrijven van rassen in het rassenregister en het verlenen van kwekersrecht. Aangezien aan de Raad als zelfstandig bestuursorgaan niet tevens rechtspersoonlijkheid is verleend, kan hij niet eigenstandig overeenkomsten aangaan. In de praktijk is gebleken dat de Raad om de met de wettelijke taak verbonden werkzaamheden goed te kunnen uitoefenen ook overeenkomsten moet kunnen aangaan. Het gaat hierbij om de werkzaamheden waarvoor de Raad zogenoemde additionele middelen krijgt, zoals het inrichten van een rassenlijst bomen of het laten uitvoeren van methodiekenonderzoeken. De Raad moet overeenkomsten aan kunnen gaan met bijvoorbeeld een kennisinstelling om een deel van de werkzaamheden in opdracht van de Raad uit te kunnen laten uitvoeren. Dit besluit voorziet in de toedeling van volmacht en machtiging voor wat betreft het werkterrein van de Raad.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven