Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 7 maart 2024, nr. 2024-00000192808, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en de Regeling aanwijzing rechtsgebieden Common Reporting Standard

7 maart 2024

Nr. 2024-00000192808

Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 26 van de Invorderingswet 1990 en artikel 11 van het Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt artikel 16, derde lid, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 10,00,’ vervangen door ‘€ 11,00’.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 5,00’ vervangen door ‘€ 5,50’.

ARTIKEL II

In de Regeling aanwijzing rechtsgebieden Common Reporting Standard wordt in artikel 3 ‘Groot-Brittanië’ vervangen door ‘Groot-Brittannië’ en worden in dat artikel in de alfabetische rangschikking ingevoegd: ‘Georgië’, ‘Kenia’, ‘Liberia’, ‘Marokko’, ‘Moldavië’, ‘Oekraïne’ en ‘Rwanda’. Voorts vervalt ‘Trinidad en Tobago’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I terugwerkt tot en met 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Met deze regeling worden in twee ministeriële regelingen wijzigingen aangebracht. Ten eerste wordt de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (URIW 1990) gewijzigd. Het betreft een wijziging van de bedragen die bij het bepalen van de betalingscapaciteit van de belastingschuldige als kosten van bestaan in aanmerking worden genomen als de belastingschuldige of zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Met deze wijziging worden de bedragen die bij de kosten van bestaan in aanmerking worden genomen geactualiseerd overeenkomstig de indexatie van de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) van 1 januari 2024.

Ten tweede wordt de Regeling aanwijzing rechtsgebieden Common Reporting Standard (Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS) gewijzigd. In het kader van gegevensuitwisseling onder de door de OESO ontwikkelde Common Reporting Standard (CRS) moeten rapporterende financiële instellingen bij toepassing van bepaalde identificatieprocedures vaststellen of bij hen bestaande rekeningen worden aangehouden door onder andere personen die fiscaal woonachtig zijn in een of meer bepaalde rechtsgebieden. Zij moeten deze informatie aan Nederland verstrekken opdat Nederland aan haar rapportageverplichtingen jegens andere landen kan voldoen. Ingevolge het Uitvoeringsbesluit identificatie- en rapportagevoorschriften Common Reporting Standard (UB CRS) kunnen bij ministeriële regeling dergelijke rechtsgebieden worden aangewezen ten behoeve van de eerste identificatie na inwerkingtreding van dit besluit van bestaande rekeningen. De betreffende ministeriële regeling is de Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS.

2. Toelichting op de wijzigingen

URIW 1990

De ontvanger kan op grond van de Invorderingswet 1990 kwijtschelding verlenen aan de belastingschuldige die niet in staat is – anders dan met buitengewoon bezwaar – de belastingaanslag te betalen.1 Van buitengewoon bezwaar wordt in de regel gesproken wanneer de belastingschuldige niet de middelen heeft om de schuld te voldoen en deze middelen ook niet binnen afzienbare tijd kunnen worden verwacht. Om vast te stellen of de belastingschuldige over betalingscapaciteit beschikt om de belastingschuld te voldoen, wordt gekeken naar het te verwachten netto-besteedbare inkomen en de gemiddeld per maand te verwachten kosten van bestaan van de belastingschuldige.2 Het netto-besteedbare inkomen wordt bepaald door bepaalde inkomsten van de belastingschuldige te verminderen met bepaalde uitgaven.3 De kosten van bestaan zijn afhankelijk van de samenstelling van het huishouden van de belastingschuldige. Uit de URIW 1990 volgt welk bedrag in aanmerking wordt genomen als kosten van bestaan.4 Het positieve verschil van deze som betreft de betalingscapaciteit van de belastingschuldige.

Bij belastingschuldigen die de pensioengerechtigde leeftijd − als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet − hebben bereikt, worden de kosten van bestaan verhoogd met een bepaald normbedrag dat ontleend is aan de IOAOW. Per 1 januari 2023 is de IOAOW aanzienlijk verlaagd. Hierop volgend is besloten om per 1 januari 2023 de kosten van bestaan te verhogen met een bedrag dat gelijk is aan de maximale IOAOW dat maandelijks in het betreffende jaar wordt uitgekeerd als de belastingschuldige of zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.5 Als zowel de belastingschuldige als zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, wordt dit bedrag verdubbeld.

De IOAOW is per 1 januari 2024 verhoogd van € 5,00 naar € 5,50 per maand. Abusievelijk heeft deze verhoging van de IOAOW niet geleid tot een wijziging van de URIW 1990. Hiermee is het bedrag waarmee de kosten van bestaan worden verhoogd als de belastingschuldige of zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt niet langer gelijk aan de maximale IOAOW en stemt het derhalve niet overeen met het eerder genomen besluit. Het voorgaande geeft aanleiding om de URIW 1990 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024 te wijzigen. Door de URIW 19990 met terugwerkende kracht te wijzigen wordt alsnog bewerkstelligd dat het bedrag waarmee de kosten van bestaan worden verhoogd als de belastingschuldige of zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt gelijk is aan de maximale IOAOW die maandelijks wordt uitgekeerd.

Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS

Tot de aangewezen rechtsgebieden behoren naast andere EU-lidstaten rechtsgebieden waarmee het land Nederland een overeenkomst heeft of zal hebben op grond waarvan met dat rechtsgebied CRS-informatie zal worden uitgewisseld. Het kan ook voorkomen dat een aangewezen rechtsgebied ondanks toezeggingen daartoe niet overgaat tot ondertekening van de Multilateral Competent Authority Agreement (MCAA) behorende bij de CRS. De aanwijzing van dat rechtsgebied komt dan te vervallen. Met de voorliggende wijziging van de Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS wordt een aantal landen aangewezen en wordt één rechtsgebied geschrapt.

3. EU-aspecten en budgettaire aspecten

Aan de wijzigingen die in deze regeling zijn opgenomen zijn geen additionele EU-aspecten en geen of geringe budgettaire effecten verbonden.

4. Uitvoeringsgevolgen

De Belastingdienst heeft de wijzigingen beoordeeld met de uitvoeringstoets. Daaruit blijkt dat de wijzigingen met ingang van de datums genoemd in het inwerkingtredingsartikel (artikel III) uitvoerbaar zijn.

5. Doenvermogen en gevolgen voor bedrijfsleven en burger

URIW 1990

De wijziging van de URIW 1990 heeft geen invloed op het doenvermogen. Het voorstel vergt immers geen extra handelingen van burgers ten opzichte van de huidige situatie. Voorts heeft deze wijziging geen gevolgen voor de administratieve lasten voor bedrijven.

Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS

De wijziging van de Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS heeft evenmin invloed op het doenvermogen van de betreffende rechtssubjecten (financiële instellingen) en de administratieve lasten voor de financiële instellingen zijn verwaarloosbaar. Dat komt doordat de gegevensaanlevering aan de Belastingdienst reeds enkele jaren geautomatiseerd plaatsvindt en de financiële instellingen ingevolge bestaande regelgeving ter implementatie van de CRS in de Nederlandse wetgeving reeds de (fiscale) woon- of vestigingsplaats van rekeninghouders moeten vaststellen. Dat betekent dat de financiële instellingen, om te kunnen voldoen aan de voorliggende wijziging met betrekking tot aan te leveren informatie, geen nieuwe processen of procedures hoeven te introduceren. Er ontstaan door de wijziging daarom geen aanvullende administratieve lasten voor financiële instellingen.6

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (artikel 16 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990)

Uit artikel 16, derde lid, onderdeel b, URIW 1990 volgt dat de bij het bepalen van de betalingscapaciteit van de belastingschuldige in aanmerking te nemen kosten van bestaan worden verhoogd met € 5,00 als de belastingschuldige of zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Artikel 16, derde lid, onderdeel a, URIW 1990 schrijft voor dat als zowel de belastingschuldige als de echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, de in aanmerking te nemen kosten van bestaan worden verhoogd met € 10,00. In het algemeen deel van deze toelichting is toegelicht dat de genoemde bedragen abusievelijk niet per 1 januari 2024 zijn geactualiseerd. Daarmee zijn de bedragen waarmee de kosten van bestaan worden verhoogd niet meer in lijn met het maximale bedrag aan IOAOW dat in 2024 maandelijks per persoon wordt uitgekeerd, terwijl bij de wijziging van artikel 16 URIW 1990 van 1 januari 2023 is afgekondigd dat de kosten van bestaan voortaan zullen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan de maximale IOAOW die maandelijks per persoon wordt uitgekeerd.

De IOAOW bedraagt per 1 januari 2024 € 5,50. In navolging hierop wordt het in artikel 16, derde lid, onderdeel b, URIW 1990 opgenomen bedrag geactualiseerd naar € 5,50. Als zowel de belastingschuldige als zijn echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt wordt dit bedrag verdubbeld. Derhalve wordt het in artikel 16, derde lid, onderdeel a, URIW 1990 opgenomen bedrag geactualiseerd naar € 11,00.

Artikel II (artikel 3 van de Regeling aanwijzing rechtsgebieden Common Reporting Standard)

Artikel 3 Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS geeft uitvoering aan de delegatiebepaling van artikel 11 UB CRS. Genoemd artikel 3 wijst rechtsgebieden aan ten behoeve van de eerste identificatie van financiële rekeningen met het oog op de automatische uitwisseling van inlichtingen op basis van de CRS. De rechtsgebieden die ingevolge genoemd artikel 3 zijn aangewezen, hebben zich gecommitteerd aan automatische gegevensuitwisseling op basis van de CRS. De voorliggende wijzigingsgregeling wijzigt dit artikel op drie onderdelen. Ten eerste behoren tot de rechtsgebieden die zich aan CRS-uitwisseling hebben gecommitteerd inmiddels ook de volgende zeven landen: Georgië, Kenia, Liberia, Marokko, Moldavië, Oekraïne en Rwanda. Deze landen worden daarom toegevoegd aan de reeds aangewezen rechtsgebieden. Hiermee biedt de Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS, voor zover nodig, rapporterende financiële instellingen een juridische basis om ook ten aanzien van die landen de identificatieprocedures, bedoeld in de artikelen 4 en 6 UB identificatie- en rapportagevoorschriften CRS, toe te passen om zodoende de krachtens de artikelen 10b tot en met 10f van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen op hen rustende rapportageverplichtingen te kunnen nakomen. Ten tweede heeft Trinidad en Tobago ondanks een in 2018 gedane toezegging de MCAA bij de CRS nog niet ondertekend. Daarom wordt dat land uit de lijst van artikel 3 Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS verwijderd. Ten derde wordt een verschrijving in de landsnaam Groot-Brittannië hersteld.

Artikel III (inwerkingtreding)

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De wijziging van de URIW 1990 werkt terug tot en met 1 januari 2024. Hiermee wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden tussen publicatiedatum en inwerkingtreding. Dat is in dit geval gerechtvaardigd, omdat de in artikel 16, derde lid, onderdelen a en b, URIW 1990 opgenomen bedragen abusievelijk niet per 1 januari 2024 zijn geactualiseerd conform de indexatie van de IOAOW. Hierdoor stemt − zoals in het algemeen deel van deze toelichting is toegelicht − het bedrag waarmee de kosten van bestaan worden verhoogd niet meer overeen met de maximale IOAOW die vanaf 1 januari 2024 maandelijks wordt uitgekeerd. Om te voorkomen dat de kosten van bestaan tegen een te laag bedrag in aanmerking worden genomen waardoor de betalingscapaciteit van de belastingschuldige ten onrechte te hoog kan worden vastgesteld, is het wenselijk dat de hiervoor genoemde bedragen alsnog met elkaar in overeenstemming worden gebracht met ingang van dezelfde datum als de IOAOW is verhoogd, te weten 1 januari 2024. De doelgroep is hiermee gebaat.

De wijziging van de Regeling aanwijzing rechtsgebieden CRS treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Vanaf dat moment moeten rapporterende financiële instellingen in het kader van CRS-gegevensuitwisseling te rapporteren informatie over inwoners van de toegevoegde zeven landen verzamelen en verstrekken en hoeven zij dat niet (langer) te doen ter zake van inwoners van Trinidad en Tobago. Daarmee wordt afgeweken van de voor ministeriële regelingen als hoofdregel geldende vaste verandermomenten en minimale invoeringstermijn. Dit is evenwel wenselijk opdat de relevante informatie zo snel als mogelijk kan worden uitgewisseld.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij


X Noot
1

Artikel 26 van de Invorderingswet 1990.

X Noot
2

Artikel 13 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

X Noot
3

Artikelen 14 en 15 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

X Noot
4

Artikel 16 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.

X Noot
5

Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2022 tot wijziging van onder meer enige uitvoeringsregelingen op het gebied van belastingen en toeslagen (Eindejaarsregeling 2022) (Stcrt. 2022, 33377), p. 53.

X Noot
6

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft de wijziging niet geselecteerd voor een formeel advies omdat het zijns inziens geen noemenswaardige gevolgen voor de regeldruk heeft.

Naar boven