Manifest Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen

Partijen

Departementen

  • 1. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mevrouw V.L.M.A. Heijnen;

  • 2. De Minister van Algemene Zaken, de heer M. Rutte;

  • 3. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw H.G.J. Bruins Slot;

  • 4. De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw E.N.A. J. Schreinemacher;

  • 5. De Staatssecretaris van Defensie, de heer C.A. van der Maat;

  • 6. De Minister van Economische Zaken en Klimaat, mevrouw M.A.M. Adriaansens;

  • 7. De Minister van Financiën, mevrouw S.A.M. Kaag;

  • 8. De Minister van Justitie en Veiligheid, mevrouw D. Yeşilgöz-Zegerius;

  • 9. De Minister van Klimaat en Energie, de heer R. Jetten;

  • 10. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de heer P. Adema;

  • 11. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer R.H. Dijkgraaf;

  • 12. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw C.E.G. van Gennip;

  • 13. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de heer E.J. Kuipers.

Partijen 1 tot en met 13 ieder handelend in zijn of haar hoedanigheid van bestuursorgaan, samen hierna te noemen: ‘Rijksoverheid’

Unie van Waterschappen

  • 14. De Unie van Waterschappen, statutair gevestigd te ’s-Gravenhage, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer V.E.C. Lokin, dagelijks bestuurder bij waterschap De Bommel en lid van het dagelijks bestuur van de Unie van Waterschappen, hierna te noemen: ‘Waterschappen’;

Provincies

  • 15. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw R.P.M. Kocken, gedeputeerde Financiën, Circulaire economie, Zeehavens, Sport, Cultuur en erfgoed; hierna te noemen provincie Noord-Holland;

  • 16. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer R.C.L. Strijk, gedeputeerde Financiën, Organisatie, Economie, Europa; hierna te noemen provincie Utrecht;

  • 17. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer A.J. van der Maas, gedeputeerde Infrastructuur en mobiliteit, Leefbaarheid, Onderwijs; Bestuur & coördinatie Interbestuurlijk Toezicht; IPO-Bestuur, Toezicht en Handhaving Milieu, Facilitaire- en juridische zaken & Inkoop; hierna te noemen provincie Zeeland;

  • 18. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer F. Zevenbergen, gedeputeerde Verkeer en vervoer, Bestuur en maatschappij en Vergunningverlening; hierna te noemen provincie Zuid-Holland;

Partijen 15 tot en met 18 samen hierna te noemen: ‘Provincies’.

Gemeenten

  • 19. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw N.F. Mulder, wethouder Financiën, Duurzaamheid inclusief biodiversiteit en klimaatbeleid, Groen inclusief recreatieschappen, Energietransitie, Cultuur, Sport, hierna te noemen: gemeente Alkmaar;

  • 20. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer A.Y. Sprong, wethouder Milieu en klimaat, Omgevingsplan, Omgevingsvergunningen, Handhaving en Vastgoed, hierna te noemen: gemeente Almere;

  • 21. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer G. van den Ham, wethouder Financiën, Gemeentelijke organisatie, Duurzaamheid, Energie- en warmtetransitie, Hbo-onderwijs, Informatisering en automatisering, Publiekscommunicatie, Integratie, hierna te noemen: gemeente Alphen aan den Rijn;

  • 22. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer W. Stegeman, wethouder Financiën, Economie en circulariteit, Vastgoed en grondzaken, hierna te noemen: gemeente Amersfoort;

  • 23. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw M.H.W. van Buren-Osinga, wethouder Financiën, Personeel en Organisatie, Coördinatie bedrijfsvoering, Coördinatie inkoop, Dienstverlening, Lucht- en Zeehaven, hierna te noemen: gemeente Amsterdam;

  • 24. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw M. Stolk, wethouder Dienstverlening & Organisatie, Maatschappelijk Vastgoed, Onderwijs, Sport, Evenementen en Kunst & Cultuur hierna te noemen: gemeente Barendrecht;

  • 25. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (NH), handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer E. Bekkering, wethouder Openbare werken (BOR), Verkeer en vervoer, Economische zaken, Recreatie en toerisme, Strand, Duurzaamheid (incl. grondstoffen), Interne dienstverlening, Externe dienstverlening, RES, Agrarische zaken (inclusief natuur en bos), Onderwijs en onderwijshuisvesting, Welzijn en subsidies, Sport, Volkshuisvesting/wonen, hierna te noemen: gemeente Bergen (NH);

  • 26. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw B. van den Berg, wethouder Economie, Milieu, gezondheid en duurzaamheid, Werk en inkomen, Beroepsonderwijs, Afval en grondstoffen en Lokale media hierna te noemen: gemeente Beverwijk;

  • 27. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer P. Inberg, wethouder Ruimtelijke Ordening, Omgevingswet, Mobiliteit, Biodiversiteit, Duurzaamheid & Klimaat, hierna te noemen: gemeente Brummen;

  • 28. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer A. Mans, burgemeester, hierna te noemen: gemeente Castricum;

  • 29. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer R. Bergsma, burgemeester, hierna te noemen: gemeente Coevorden;

  • 30. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw K. Schrederhof, wethouder Wonen, Zorg, Onderwijs en Sport, hierna te noemen: gemeente Delft;

  • 31. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw T.F. de Jonge, wethouder Duurzaamheid, Klimaat, Energie en Milieu, hierna te noemen: gemeente Dordrecht;

  • 32. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer A. Versteeg, wethouder Economie, Energietransitie, Klimaat, KennisAs Ede-Wageningen, Beheer openbare ruimte, Milieu, bodem en afval, Dienstverlening en publiekszaken, Personeel en organisatie, Regio Foodvalley, Euregio, hierna te noemen: gemeente Ede;

  • 33. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer N. van den Berg, wethouder Sport, Welzijn (incl. dierenwelzijn), Duurzaamheid, Energietransitie, Jongerenwerk, Eenzaamheid, Wijkbudgetten, Landelijk gebied (incl. landbouw), Samenlevingsgericht werken, Personeel en Organisatie, Aanbesteding en inkoop, hierna te noemen: gemeente Enschede;

  • 34. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer F.J.M.C. Stravers, wethouder Economie, Recreatie en Toerisme, Informatisering en Automatisering, Digitalisering, Archiefbeheer, Duurzaamheid, Natuur en Milieu, Wijkontwikkeling, Gebiedsgericht werken, Accommodatiebeleid, Onderwijs, hierna te noemen: gemeente Geldrop-Mierlo;

  • 35. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer J.W. Eijkenduin, wethouder Financiën, Duurzaamheid, Accommodaties en Sport, Kunst en Cultuur, hierna te noemen: gemeente Goeree-Overflakkee;

  • 36. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw M. Mulder, burgemeester, hierna te noemen: gemeente Goes;

  • 37. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer A. Kapteijns, wethouder Duurzaamheid, Energietransitie en Klimaatadaptatie, hierna te noemen: gemeente ’s-Gravenhage;

  • 38. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw M. Wijnja, wethouder Financiën, P&O, Gebiedsgericht Werken & Democratische vernieuwing, Beheer en Onderhoud, Groen en Klimaatadaptatie, hierna te noemen: gemeente Groningen;

  • 39. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw E. de Raadt, wethouder Sport, Diversiteit en inclusie, Bedrijfsvoering, Dienstverlening en digitalisering, Vastgoed, hierna te noemen: gemeente Haarlem;

  • 40. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer C. El Idrissi, wethouder Werk en inkomen (sociale zaken), Arbeidsmarktbeleid, Inburgering, Digitalisering, Personeel, Inkoop- en aanbestedingsbeleid, Bedrijfsvoering en organisatie, hierna te noemen: gemeente Haarlemmermeer;

  • 41. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw S.A. de Wit-van der Linden, wethouder Financiën & belastingen, Deelnemingen, Lokale economie, Zorg en Welzijn, Dienstverlening, Bedrijfsvoering, hierna te noemen: gemeente Heemstede;

  • 42. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer R. Vennik, wethouder Ruimtelijke ontwikkeling, Wonen, Grondbedrijf en gemeentelijk vastgoed, Duurzaamheid, energie en klimaat, hierna te noemen: gemeente Heiloo.

  • 43. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer M. de Kort, wethouder Economie & Arbeidsmarkt, Innovatie en Financiën, hierna te noemen: gemeente Helmond;

  • 44. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer S. Bos, wethouder Financiën, Grondbeleid/Grondzaken, Maatschappelijk vastgoed, Werk en Inkomen, armoedebeleid, Asiel en integratie, Jeugdbeleid hierna te noemen: gemeente Houten;

  • 45. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer N.G. van Egmond, wethouder Financiën en belastingen, Onderwijs en cultuur (incl. Huisvesting), Recreatie en toerisme, Economische zaken, Natuur, landschap en water, Inwoners- en overheidsparticipatie, Digitalisering & BVO, Inkoop en aanbesteding, hierna te noemen: gemeente Kaag en Braassem;

  • 46. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer A. North, wethouder Energie, Werk en Inkomen en Cultuur, hierna te noemen: gemeente Leiden;

  • 47. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer E. Faber, wethouder Beheer openbare ruimte, Energietransitie, Klimaat, Milieu, natuur en groen, Omgevingswet/omgevingsvisie, Water, Wijkgericht werken en inwonerbetrokkenheid, hierna te noemen: gemeente Kampen;

  • 48. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer S. Strous, burgemeester, hierna te noemen: gemeente Maasgouw;

  • 49. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw D.N. Mulder-Solleveld, wethouder Duurzaamheid en milieu, Afvalbeleid, afvalinzameling en -verwerking, Onderwijs en jeugd inclusief bibliotheek, Sport en recreatie, Jeugd en jongerenwerk, Informatievoorziening en automatisering, hierna te noemen: gemeente Maassluis;

  • 50. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer C.J.A. van Dorst, wethouder Middelen, Beleid en beheer openbare ruimte, Afval en grondstoffeninzameling en verwerking, Dierenwelzijn, Beheer en contracten accommodaties en vastgoed, hierna te noemen: gemeente Moerdijk;

  • 51. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer F.Th.J.M. Backhuijs, burgemeester, hierna te noemen: gemeente Nieuwegein;

  • 52. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer A. Kastelijns, wethouder Ruimtelijke ordening en bouwen, Verkeer, Beheer openbare ruimte, Sport, Grondzaken, Dienstverlening en overige bedrijfsvoering, Inkoop en aanbesteding, Vastgoed, Project nieuwbouw stadshuis, hierna te noemen: gemeente Oosterhout;

  • 53. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw B. de Reijke, wethouder Ruimtelijke Ordening, wonen en gebiedsontwikkeling, Financiën, Sport en gezondheid, hierna te noemen: gemeente Ouder-Amstel;

  • 54. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Papendrecht, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer A.M.J.M. Janssen, wethouder Ruimtelijke ordening, Bouwen en wonen, Omgevingswet, Duurzaamheid, Verkeer, Vervoer & Waterstaat, Burgerzaken en coördinatie vluchtelingenopvang, hierna te noemen: gemeente Papendrecht;

  • 55. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer M.J.W. Struijvenberg, wethouder Financiën, Organisatie, Dienstverlening en Grote Projecten, hierna te noemen: gemeente Rotterdam;

  • 56. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer J.Chr. van der Hoek, burgemeester, hierna te noemen: gemeente Schouwen-Duiveland;

  • 57. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer C.L. Liefting, wethouder Sociaal Domein, Cultuur en Duurzaamheid, hierna te noemen: gemeente Sluis;

  • 58. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw T. Jongman-Smit, wethouder Opgave samen redzaam, Museum Steenwijk, Unilocatie voortgezet onderwijs, Zorg-welzijn/WMO, Participatie en NoordWestGroep, Jeugdzorg, Gezondheidszorg, Onderwijs, Onderwijshuisvesting, Kunst en Cultuur, Bedrijfsvoering, hierna te noemen: gemeente Steenwijkerland;

  • 59. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer R. Kieft, wethouder Toerisme, museumbeleid, Natuur, landschap en landbouw, Omgevingswet en omgevingsvisie, Kustverdediging, Economie: economie en vestigingsbeleid, Haven Oudeschild en visserij, Duurzaamheid en innovatie, Afval en Grondstoffen beleid, Omgevingsvisie, Waterbeleid, In- en aankoopbeleid, hierna te noemen: gemeente Texel;

  • 60. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uitgeest, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer S.M. Nieuwland, burgemeester, hierna te noemen: gemeente Uitgeest;

  • 61. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer J. Verwoort, wethouder Duurzaamheid algemeen, Lokaal klimaatakkoord, Havens, industrie, energie en Noordzeekanaalgebied, Arbeidsmarkt & Onderwijs: omscholing, van uitkering naar werk, anticiperen op tekorten, techniek en zorg, onderwijshuisvesting, Financiën, MRA en Europese samenwerking, hierna te noemen: gemeente Velsen;

  • 62. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw L. Wolbers, gemeentesecretaris, hierna te noemen: gemeente Voorst;

  • 63. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw P.M.J.C.C. van Lindt, waarnemend gemeentesecretaris en adjunct-directeur, hierna te noemen: gemeente Vught;

  • 64. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer G. van Vulpen, wethouder Financiën en Bedrijfsvoering, Gezondheid en Armoedepreventie, Diversiteit en Democratische vernieuwing, hierna te noemen: gemeente Wageningen;

  • 65. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw S. Onclin, wethouder Economische zaken en arbeidsmarkt, Toerisme en streekmarketing, GGD-Jeugdgezondheidszorg, Externe betrekkingen en internationaal beleid, Financiën, Personeel & Organisatie en Inkoop, Gebiedswethouder van Noordzeekanaalgebied, Stad rond de Zaan, hierna te noemen: gemeente Zaanstad;

  • 66. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer W.D. Catsburg, wethouder Duurzaamheid en energietransitie, Openbare Ruimte, Mobiliteit inclusief parkeren, Natuur en biodiversiteit, Dienstverlening (inclusief Wet Open Overheid), Dierenwelzijn, Circulaire samenleving, Begraafplaats, hierna te noemen: gemeente Zeist;

  • 67. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer J.F. Weber, burgemeester, hierna te noemen: gemeente Zuidplas;

  • 68. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen, handelend als bestuursorgaan, namens deze: mevrouw E. Boswinkel, wethouder Werk, inkomen en armoedebestrijding, Financiën en inkoop, Inclusiviteit, Wijkregie, Energietransitie Informatieveiligheid en privacy, hierna te noemen: gemeente Zutphen;

  • 69. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle, handelend als bestuursorgaan, namens deze: de heer P.V. Guldemond, wethouder Economie, Circulaire economie en afval, Bedrijventerreinen, Werk en inkomen, Human Capital Agenda, Middelbaar en hoger beroepsonderwijs, Bedrijfsvoering, Financiën, hierna te noemen: gemeente Zwolle.

Partijen 19 tot en met 69 samen hierna te noemen: ‘Gemeenten’.

Andere partijen

  • 70. Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, statutair gevestigd te Amsterdam te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer L. Verveld, voorzitter College van Bestuur, hierna te noemen: AHK;

  • 71. LabMakelaar Benelux B.V., gevestigd te Zevenhuizen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer K. de Rijke, CEO LabMakelaar Benelux, hierna te noemen: LabMakelaar Benelux;

  • 72. Luchtverkeersleiding Nederland, gevestigd te Schiphol Amsterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw M.L.F.J. Banning, Chief Financial Officer, hierna te noemen: LVNL;

  • 73. Nederlands Instituut Publieke Veiligheid, gevestigd te Arnhem, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer Y.L. Stelstra, algemeen directeur, hierna te noemen: NIPV;

  • 74. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, hierna te noemen: ‘RIVM’, gevestigd aan de Anthonie van Leeuwenhoeklaan 9, 3721 MA te Bilthoven, te deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer A. Dijkhuijs, stafhoofd Financiën, Control en Inkoop, hierna te noemen RIVM;

  • 75. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer A. Littooij, algemeen directeur, hierna te noemen: VRR

Partijen 70 t/m 75 samen hierna te noemen: ‘Andere Partijen’.

Partijen 1 t/m 75 hierna gezamenlijk aan te duiden als: ‘Partijen’.

Overwegingen

Inzet Manifest

  • Het doel van het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen is het verbinden van overheden en andere partijen en het stimuleren van ambitieus maatschappelijk verantwoord opdrachtgeverschap en inkopen. Partijen kunnen door doelbewust hun inkoopkracht in te zetten, bijdragen aan oplossingen voor dringende maatschappelijke uitdagingen waar Nederland voor gesteld staat. Als steeds meer organisaties hiervoor kiezen, zal deze invloed toenemen.

  • Met dit Manifest werken Partijen concreet toe naar realisatie van de eigen maatschappelijke ambities, naar het verkleinen van de eigen voetafdruk en geven zij het goede voorbeeld. Daarbij gaat het er niet om hoe ver een Partij al gevorderd is op het gebied van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen. Het gaat er om dat zij in beweging komen en stappen vooruit zetten.

  • Nederlandse overheden geven samen jaarlijks voor ruim € 85 miljard uit aan producten, werken en diensten1. De inkoopkracht van Nederlandse bedrijven en andere organisaties tezamen is nog veel groter. Door met deze gezamenlijke inkoopkracht in toenemende mate te sturen op maatschappelijke doelen, worden marktpartijen gestimuleerd om steeds meer duurzame en sociale producten en diensten te ontwikkelen en te leveren. Het stelt bedrijven in staat om hun innovaties en duurzame en sociale oplossingen naar de markt te brengen. Er is immers een wisselwerking tussen overheid, markt en andere partijen. Het is tegelijkertijd ook goed om te bemerken dat er steeds meer bedrijven zijn in Nederland met maatschappelijke ambities, die Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen echt onderdeel hebben gemaakt van de kern van hun bedrijf. Een goed voorbeeld hiervan zijn de duizenden sociale ondernemingen in Nederland. Zij zetten hun maatschappelijke missie voorop en geven hiermee concreet invulling aan de maatschappelijke ambities van overheden.

  • Ondernemers lopen in de praktijk echter tegen verschillende drempels aan als zij producten en diensten met positieve maatschappelijke en/of ecologische impact leveren. De City Deal Impact Ondernemen2 is een samenwerkingsverband dat zich op dit vraagstuk richt en deze obstakels wil verminderen en zo impact ondernemen wil bevorderen. Hierin werken publieke en private partijen uit steden en overheden samen aan nieuwe oplossingen om groei, leefbaarheid en innovatie in stedennetwerken te bevorderen. Vanuit verschillende invalshoeken lopen er dus initiatieven gericht op een goede wisselwerking tussen overheid, markt en andere partijen om vraag en aanbod van maatschappelijk verantwoorde producten en diensten te bevorderen.

  • Elke Partij bewandelt haar eigen weg en heeft organisatie gebonden ambities en doelen om te realiseren via haar inkoop. De ene organisatie is hier al jaren mee aan de slag en heeft met haar inkoopkracht vele mooie projecten gerealiseerd, terwijl de andere organisatie net begonnen is met het aanwenden van haar inkoopkracht voor maatschappelijke ambities. De inzet van Partijen is dat zij zich op hun eigen niveau en manier verder ontwikkelen op het gebied van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen en meer impact maken via hun inkoopkracht.

  • Uit diverse onderzoeken en breed gedeelde ervaringen is duidelijk geworden dat er geen grote impact met inkoop op de maatschappelijke doelen kan ontstaan, als de verantwoordelijkheid hiervoor alleen bij de afdeling inkoop wordt belegd3. Grootschalige duurzame en sociale verandering ontstaat alleen bij een stevige ambitie vanuit de politieke leiding, met een goede uitwerking in het eigen beleid, een heldere doorvertaling naar opdrachtgevers en ten slotte een goede inkoop en uitvoering (inclusief contractmanagement). De organisatie moet hierbij dus op alle niveaus betrokken worden om serieuze effecten te kunnen realiseren. Dit inzicht is een belangrijk onderdeel van dit Manifest en is samengevat met de term ‘opdrachtgeverschap’. In dit Manifest wordt gerefereerd naar het beleid en naar instrumenten, waar in de naamgeving de term MVI wordt gehanteerd. Dit Manifest reflecteert een recente ontwikkeling, waarin meer nadruk op het opdrachtgeven is komen te liggen. De naamgeving van dit Manifest omvat daarom ook de ‘O’ van ‘opdrachtgeven’. Het opdrachtgeven gaat vooraf aan het inkopen, daarom is gekozen om de ‘O’ voor de ‘I’ te plaatsen, afgekort ontstaat er dan: MVOI. Het gaat dus om MVI en opdrachtgeven. Voor de duidelijkheid wordt de nieuwe term zoveel mogelijk uitgeschreven.

  • Het opstellen van dit Manifest is een belangrijke actie uit het Nationaal Plan MVI 2021–20254 en geeft onder meer invulling aan de hoofdlijn ‘Minder vrijblijvendheid’ uit dit plan.

  • De SDG’s (Sustainable Development Goals of Duurzame Ontwikkelingsdoelen)5 van de Verenigde Naties (VN) zijn doelen om van de wereld een betere plek te maken in 2030. Via inkoop kunnen organisaties een (in)directe positieve bijdrage leveren aan het behalen van deze doelstellingen. Partijen kunnen hierop sturen door de SDG’s te vertalen in doelstellingen van de eigen organisatie, zoals in het beleid voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en in beleid voor maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen. De SDG’s vormen een kompas om mondiale uitdagingen aan te pakken, een plek te geven in doelen op nationaal en regionaal niveau en in de eigen organisatie, waaronder in de eigen inkooppraktijk.

Maatschappelijke doelen

  • Het doel van Maatschappelijk Verantwoord Inkopen is om via inkoop maatschappelijke effecten te bereiken. Dit krachtige instrument en beleidskader wordt ook op Europees en mondiaal niveau steeds vaker ingezet6. In Nederland is het beleid hiervoor vastgelegd in het Nationaal Plan MVI 2021–2025. Dit plan heeft als doel dat steeds meer organisaties maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen vaker en effectiever gaan toepassen. Dit is in lijn met de visie over inkopen binnen het Rijk, zoals verwoord in de strategie ‘Inkopen met Impact’7. Het hoofddoel van het inkopen door het Rijk is om maatschappelijke effecten te bereiken, zaken te realiseren en resultaten te boeken. Het draait om meer dan rechtmatig en efficiënt inkopen.

  • Het Nationaal Plan MVI beschrijft zes thema’s voor maatschappelijk verantwoord inkopen, gericht op de in de illustratie weergegeven maatschappelijke doelen8. Al deze doelen zijn gekoppeld aan Sustainable Development Goal (SDG) 12 ‘Verantwoorde consumptie en productie’ en aanvullend daarop ook aan de Sustainable Development Goals (SDG’s) die in de illustratie ‘Relatie maatschappelijke doelen en SDG’s’ zijn weergegeven.

  • Over veel van de bovengenoemde doelen zijn op bestuurlijk niveau afspraken gemaakt of regels vastgelegd, onder meer in het Klimaatakkoord9, het Grondstoffenakkoord10 en de Wet Banenafspraak en het quotum arbeidsbeperkten. Op internationaal niveau zijn er onder meer afspraken over Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)11 en de VN ontwikkelingsagenda 2015 – 2030 met de Sustainable Development Goals12.

  • In het Nationaal Plan MVI 2021–2025 is een aantal eerder gebruikte MVI thema’s niet meer als hoofdonderwerp opgenomen. ‘Mkb-vriendelijk inkopen’ en ‘innovatiegericht inkopen’ worden beschouwd als manieren van inkopen ten dienste van de maatschappelijke doelen die in artikel 2.1 staan genoemd. ‘Biobased inkopen’ geldt inmiddels als volwaardig onderdeel van het doel ‘circulair inkopen’. Uiteraard staat het Partijen vrij om ook voor deze of andere thema's acties op te nemen in hun Actieplan Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen (zie artikel 3).

Aanloop naar dit Manifest

  • Dit Manifest is de opvolger van het voorgaande Manifest MVI 2016–2021. Dit eerdere Manifest is gedurende de looptijd door ruim 170 Nederlandse overheden en andere partijen ondertekend. Een groot aantal van deze partijen heeft aangegeven de samenwerking te willen voortzetten.

  • Uit evaluatie13 is gebleken dat het Manifest heeft bijgedragen aan het vaker, effectiever of efficiënter toepassen van maatschappelijk verantwoord inkopen binnen de eigen organisatie. Het gaf een kapstok bij de uitvoering en bij de verdere ontwikkeling van het beleid. Het heeft ook de bewustwording vergroot over de mogelijkheden en zorgde voor aandacht bij collega’s en het bestuur. Dit Manifest bouwt hier op voort.

  • Voor een deel van de Partijen was het voorgaande Manifest te vrijblijvend met weinig druk op het naleven van de afspraken. Hierdoor lag de daadwerkelijke impact lager dan in potentie mogelijk was, als maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen breder was toegepast14. In dit Manifest willen Partijen daarom toewerken naar een ambitieuzere en meer transparante aanpak, waarbij ook een jaarlijkse rapportage hoort.

  • IenW en PIANOo15 hebben in juli en november 2021 consultaties gehouden over conceptversies van dit Manifest, onder partijen van het Manifest MVI 2016–2021 en onder organisaties met interesse in dit Manifest. De uitkomsten hiervan zijn zo veel mogelijk in het onderhavige Manifest verwerkt.

Aanpak

  • Elke organisatie heeft een eigen startpunt, ambities, monitoringsmethoden en eigen mogelijkheden. De afspraken uit dit Manifest zijn erop gericht dat Partijen voortgang boeken met maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen, ongeacht hoeveel ervaring ze hier al mee hebben opgedaan.

  • Het Manifest onderscheidt daarom vijf stappen die partijen kunnen zetten voor de aanpak van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen (zie artikel 4.3):

    Stap 1 – Afweging

    Stap 2 – Pilots

    Stap 3 – Verbreding

    Stap 4 – Borging

    Stap 5 – Leiderschap

    Deze stappen bouwen op elkaar voort. Iedere Partij maakt voor elk van de zes bovengenoemde maatschappelijke doelen en eventueel voor haar organisatie gebonden doelen, een afweging hoeveel van bovengenoemde stappen de organisatie daarvoor wil zetten. Dat kan betekenen dat een Partij voor het ene doel zeer ambitieus inzet op stap 4 ‘Borging’ of op stap 5 ‘Leiderschap’ en voor het andere alleen de eerste stap neemt om een afweging te maken van de kansen.

  • Partijen stellen zelf een eigen actieplan ‘Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen’ op en houden dit actueel. Hierin staan ten minste de maatschappelijke doelen waar de Partij via duurzaam opdrachtgeven en inkopen aan bij wil dragen, met welke ambitie en hoe de voortgang gemonitord zal worden. Om te komen tot een effectief actieplan, is breed draagvlak binnen de eigen organisatie van belang en het vrijmaken van voldoende tijd en middelen om de ambities te kunnen realiseren. Partijen kunnen hierover vragen stellen via het Infoloket van PIANOo.

  • Er zijn verschillende hulpmiddelen voor het opstellen van een actieplan. Zo stelt PIANOo in samenwerking met de VNG een format ter beschikking, dat Partijen kunnen benutten om een actieplan te maken. Ook is de webtool ISO 2040016 voor maatschappelijk verantwoord inkopen te gebruiken voor het genereren van een basisdocument voor een actieplan en het aanreiken van handvatten voor de borging van duurzaam opdrachtgeverschap in de eigen organisatie. Deze tool is opgesteld door NEN en Nevi, met ondersteuning vanuit de rijksoverheid.

  • Voor het realiseren van meer impact, helpt het om maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen goed te verankeren in een managementsysteem. Veel organisaties maken op onderdelen al gebruik van een dergelijk plan-do-check-act systeem, zoals ISO 9001 of de CO2-prestatieladder.

  • Monitoring speelt een belangrijke rol bij de borging van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen in de organisatie. Het is een randvoorwaarde voor bewustwording, doorlopend commitment en sturing op de resultaten. Monitoring begint met een nulmeting om te bepalen waar de organisatie staat en waar de grootste kansen zitten voor maatschappelijke impact, gevolgd door proces- en/of effectmonitoring. Om partijen te ondersteunen bij de uitvoering van monitoring, biedt het Rijk de ‘Handreiking Monitoring en Contractuele borging MVI’ aan17. Deze is in eerste instantie vanuit milieu en klimaatdoelen ontwikkeld, maar gaat ook in op de doelen op het gebied van Social Return, ISV en stipt ook ‘diversiteit en inclusie’ aan. Bij de toepassing van ISV gaat het dan bijvoorbeeld om het inzichtelijk maken hoe mensenrechtenschendingen of schendingen van arbeidsrecht worden voorkomen en hoe vrijheid van vakvereniging en het recht op collectieve onderhandeling worden gestimuleerd. Het is van belang om de voortgang voor alle bovengenoemde maatschappelijke doelen te monitoren en de kennis hierover verder te ontwikkelen. Partijen kiezen zelf hoe zij monitoren en welke methodes zij daarvoor gebruiken.

  • Voor de toepassing van de Internationale Sociale Voorwaarden kunnen Partijen kiezen om aansluiting te zoeken bij diverse initiatieven, waarbij bedrijven en sectoren werken aan de implementatie van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, waaronder diverse IMVO-convenanten, het Bangladeshakkoord en andere keteninitiatieven. De IMVO-convenanten laten bijvoorbeeld zien hoe risico’s en kansen in internationale (productie)ketens effectief kunnen worden opgepakt. Voor de implementatie van ISV is bijvoorbeeld de pilot uit het natuursteenconvenant18 een goed voorbeeld.

  • Partijen kunnen aanvullend op dit Manifest afspraken maken over het concreet behalen van doelen via maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen in kansrijke sectoren of productgroepen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij lopende initiatieven in die sectoren, zoals de strategie ‘Klimaatneutrale en circulaire infrastructuur19’ en de strategie ‘Emissieloze bouwplaats20’, die met gerichte inkoop verder kunnen worden versterkt. Voor meer partijen biedt deze aanpak kansen om een grotere impact te behalen.

Belangen van partijen

  • De departementen die beleidsverantwoordelijk zijn voor de maatschappelijke doelen van MVI zijn medeondertekenaars van dit Manifest.

  • IenW is verantwoordelijk voor de coördinatie van het MVI beleid en specifiek voor het beleid op het gebied van duurzaamheid en circulariteit.

  • EZK is betrokken voor het beleid ten aanzien van klimaat, aanbestedingsbeleid en innovatiegericht inkopen.

  • LNV is betrokken voor het onderwerp biodiversiteit. Dit is een nieuw thema binnen het nationale MVI beleid en is gekoppeld aan de SDG’s. Onder dit thema wordt het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit verstaan. Het doel is dat inkopende organisaties hun leveranciers stimuleren om producten en diensten te leveren waarbij tijdens de productie of levering ervan duurzaam gebruik is gemaakt van natuurlijke hulpbronnen en ecosysteemdiensten.

  • BHOS is betrokken vanuit het belang van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) in de waardeketens van Nederlandse bedrijven. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen zijn MVO normen voor ondernemers die internationaal zakendoen. Als bedrijven overheidssteun willen ontvangen bij internationaal ondernemen, moeten zij deze OESO-richtlijnen onderschrijven. Verder heeft de Nederlandse overheid zich gecommitteerd aan de VN Principes voor bedrijven en mensenrechten. Hiermee zijn overheden verantwoordelijk om via hun inkoopbeleid bij te dragen aan het beschermen van mensenrechten in productieketens. Dit gebeurt o.a. door middel van het toepassen van Internationale Sociale Voorwaarden (ISV). De rijksoverheid heeft in het Nationaal Plan MVI 2021–2025 de ambitie uitgesproken om de toepassing van de ISV te intensiveren, bijvoorbeeld door ISV integraal mee te nemen bij circulaire en klimaatneutrale aanbestedingen en door vroegtijdig in plannen voldoende aandacht te besteden aan sociale en milieuomstandigheden in internationale ketens.

  • SZW is betrokken vanwege het beleid voor duurzaam opdrachtgeverschap, inclusief werkgeverschap en internationale ketens en draagt bij aan het thema ‘Diversiteit en inclusie’.

  • OCW is betrokken als initiatiefnemer van het onderwerp diversiteit en inclusie. Dit is een nieuw thema binnen het nationale MVI beleid, gekoppeld aan de SDG’s. Hieronder wordt verstaan dat iedereen wordt behandeld en beoordeeld op wat ze kunnen en niet op wie ze zijn, van wie ze houden, waar ze vandaan komen of wat ze geloven (SDG 10). Iedereen heeft recht op gelijke kansen en behandeling ongeacht geslacht, afkomst, arbeidsvermogen, arbeidsbeperkingen, leeftijd of seksuele oriëntatie. Inclusief betekent dat iedereen zich betrokken en gewaardeerd voelt, niet ondanks maar dankzij de verschillen. Inclusief betekent dat iedereen zich betrokken en gewaardeerd voelt en de mogelijkheid krijgt om te groeien en om door te stromen, niet ondanks maar dankzij de verschillen. Het doel is dat inkopende organisaties leveranciers stimuleren om tot een divers personeelsbestand en een inclusieve bedrijfscultuur en fysiek toegankelijke bedrijfsorganisatie te komen, zowel voor hun eigen bedrijfsvoering als voor uitvoering van opdrachten van de overheid en overige aanbestedende diensten.

  • BZK is betrokken vanwege de toepassing van MVI in de Rijksinkoop, voor het beleid voor Social Return en draagt bij aan het thema ‘Diversiteit en inclusie’.

  • De Unie neemt namens de waterschappen deel aan dit Manifest. De Unie treedt, vanuit haar positie als koepelvereniging van de Nederlandse waterschappen, bij de uitvoering van dit Manifest op als verbinder, activator en facilitator van de waterschappen. De Unie stelt samen met de waterschappen een Uitvoeringsprogramma op, waarin staat hoe de Unie de waterschappen zal ondersteunen in de transitie van duurzaam inkopen naar duurzaam opdrachtgeverschap. Het kader hiervoor is de Strategie Duurzaam Opdrachtgeverschap Waterschappen21, waar de waterschappen uitvoering aan geven. Deze strategie is, in Unieverband, door alle 21 waterschappen in september 2021 vastgesteld.

Afspraken

Inhoudelijke afspraken: Artikel 1 tot en met 8

Artikel 1 Definities

In dit Manifest wordt verstaan onder:

1. Buyer groups:

een samenwerking van publieke en private inkopers en opdrachtgevers gericht op het verduurzamen van een specifieke productcategorie. Deelnemers gaan concreet aan de slag met hun eigen inkoop of pilot, delen kennis en ervaringen, en ontwikkelen een gezamenlijke marktstrategie.

2. Maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen:

opdrachtgeven en inkopen met de meest positieve milieu -, maatschappelijke en economische effecten die mogelijk zijn gedurende de volledige levenscyclus.

3. Communities of practice:

een leeromgeving waarin een groep mensen met een gemeenschappelijk belang op het gebied van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen kennis over dit onderwerp delen. Ze hebben een (digitale) ontmoetingsplek waar zij elkaar informeren, analyses delen, elkaar adviseren en nieuwe praktijken ontwikkelen. Ze borduren voort op de kennis die er al is en passen deze toe in de eigen specifieke situatie. De opgedane kennis kan vervolgens weer breder worden gedeeld.

4. Activerende partijen:

Partijen bij dit Manifest, die een speciale, activerende rol op zich nemen richting andere organisaties om maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen toe te passen.

5. ISV, Internationale Sociale Voorwaarden (ketenverantwoordelijkheid):

Het stimuleren van ketenverantwoordelijkheid van bedrijven22. Dat betekent het voorkomen of aanpakken van misstanden op het gebied van arbeidsomstandigheden, mensenrechten en milieu conform de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen.

Artikel 2 Doel en inzet van het Manifest

  • 1. Het doel van dit Manifest is dat Partijen, via hun opdrachtgeverschap en inkoop, samen krachtig bijdragen aan het bereiken van de maatschappelijke doelen, die zijn benoemd in het Nationaal Plan MVI 2021–2025. De maatschappelijke doelen uit het Nationaal Plan MVI zijn:

    • Klimaat: het tegengaan van klimaatverandering, vooral door afname van de CO2-uitstoot (SDG 12, 13 en mogelijk aan SDG’s 7 en 9);

    • Circulair: het helpen opbouwen van een circulaire economie (SDG’s 2, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 14 en 15)23;

    • Milieu (inclusief biodiversiteit):het tegengaan van milieuverontreiniging, mede ter bescherming van de biodiversiteit (SDG 12, 14 en 15 en mogelijk SDG’s 2, 6 en 11);

    • Social Return:het bieden van eerlijke kansen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in lijn met het streven naar een diverse en inclusieve samenleving (SDG’s 8, 10 en 12 en mogelijk SDG’s 1 en 4);

    • Internationale Sociale Voorwaarden (Ketenverantwoordelijkheid):het stimuleren van ketenverantwoordelijkheid van bedrijven. Dat betekent het voorkomen of aanpakken van misstanden op het gebied van arbeidsomstandigheden, mensenrechten en milieu conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (SDG 8 en 12 en mogelijk SDG’s 1 en 2);

    • Diversiteit en inclusie:het stimuleren van een diverse en inclusieve samenleving en bedrijfsleven waarin iedereen wordt behandeld en beoordeeld op wat ze kunnen en niet op wie ze zijn, van wie ze houden, waar ze vandaan komen of wat ze geloven (SDG 10 en 12 en mogelijk SDG’s 4, 5, 8 en 11).

  • 2. Partijen zetten stappen op het vlak van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen in hun eigen organisatie, op hun eigen niveau en met een groeiende ambitie.

Artikel 3 Actieplannen Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen

  • 1. Partijen stellen op redelijke termijn, maar uiterlijk binnen een jaar na ondertekening van dit Manifest een Actieplan Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen (MVOI) op voor de eigen organisatie. Zij houden deze actueel en voeren deze uit gedurende de looptijd van dit Manifest.

  • 2. Partijen die al een Actieplan hebben opgesteld onder het vorige Manifest MVI 2016–2021, actualiseren dit waar nodig binnen een jaar na ondertekening of stellen een nieuw Actieplan MVOI op.

  • 3. Partijen betrekken waar mogelijk bij het opstellen en/of actualiseren van het actieplan bestuurders, opdrachtgevers, beleid, budgethouders, inkopers, contractbeheerders en andere relevante partijen binnen hun organisatie. Dit draagt bij aan het stellen van ambitieuze en haalbare doelen en aan het draagvlak in de organisatie.

  • 4. In het Actieplan leggen Partijen voor de eigen organisatie vast welke ambitieniveaus worden nagestreefd voor elk van de maatschappelijke doelen, welke acties hiertoe worden uitgevoerd en hoeveel tijd en budget hiervoor worden vrijgemaakt.

  • 5. Voor Activerende Partijen geldt in afwijking lid 4, dat zij vastleggen welke stimulerende en ondersteunende activiteiten zij gaan ondernemen en gericht op welke doelgroep.

  • 6. Partijen maken hun actieplan MVOI actief openbaar via hun eigen communicatiekanalen en sturen dit, voor de bredere ontsluiting, ook toe aan PIANOo voor publicatie.

  • 7. De rijksoverheid stelt handvatten en voorbeelden voor het opstellen van een actieplan ter beschikking via de website van PIANOo.

  • 8. De Unie stelt een actieplan MVOI op, waarin staat aangegeven hoe de waterschappen, ondersteund door de Unie, uitvoering geven aan de ambities en afspraken uit dit Manifest.

Artikel 4 Ambitieniveaus Partijen

  • 1. Dit Manifest onderscheidt vijf stappen (zie artikel 4.3) voor de zes maatschappelijke doelen uit artikel 2.1. Partijen kiezen zelf in hun actieplan hoeveel van de vijf stappen ze voor elk van deze doelen willen zetten (eventueel aangevuld met andere maatschappelijke doelen waar Partijen zich voor inzetten).

  • 2. Partijen bekijken tenminste jaarlijks of hun gestelde ambities zijn gehaald en stellen deze indien nodig bij. Daarbij is het streven om waar mogelijk door te groeien naar een volgende stap per maatschappelijk doel.

  • 3. De volgende stappen worden onderscheiden:

    • Stap 1 Afweging: De Partij neemt kennis van de mogelijkheden van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen voor het bereiken van het desbetreffende maatschappelijke doel, legt deze naast de organisatie gebonden ambities en maakt de afweging of MVOI kansen biedt.

    • Stap 2 Pilots: De Partij gaat maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen in een beperkt aantal gevallen toepassen24.

    • Stap 3 Verbreding: De Partij zet in op het flink vergroten van de toepassing van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen. Daarbij horen ook een nulmeting en monitoring25 en activiteiten voor het bewustmaken en betrekken van opdrachtgevers, beleidsmakers, inkopers en andere relevante personen in de organisatie26.

    • Stap 4 Borging: Aanvullend op de voorgaande drie stappen, verankert de Partij de toepassing van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen verder in het eigen beleid en in de interne systemen of afspraken. De Partij zet in op het vergroten van de impact via inkoop.

    • Stap 5 Leiderschap: Aanvullend op de voorgaande stappen, hanteert de Partij standaard maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen waar dat mogelijk is en toont leiderschap richting de markt en/of andere partijen27.

  • 4. Partijen die zijn gecertificeerd op trede 4 of 5 van de CO2-prestatieladder, worden geacht gelijkwaardig te zijn aan respectievelijk stappen 4 of 5 van dit Manifest voor het maatschappelijke doel ‘klimaat (reduceren broeikasgasemissies)’. In deze gevallen zijn geen aanvullende acties nodig voor de uitvoering van het Manifest voor dit doel.

Artikel 5 Activerende Partijen

  • 1. Partijen kunnen bij ondertekening van dit Manifest ook de speciale rol van Activerende Partij op zich nemen. Dit kan ook als de Activerende Partij zelf geen ambities stelt op het gebied van zijn opdrachtgeverschap en inkoop.

  • 2. In deze rol zetten Partijen zich concreet in voor het aanjagen en ondersteunen van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen op één of meerdere maatschappelijke doelen bij andere organisaties in hun eigen regio, achterban of doelgroep.

  • 3. Activerende Partijen stemmen tenminste eenmaal per jaar hun activiteiten met elkaar af om waar mogelijk win-winsituaties te creëren.

Artikel 6 Specifieke acties van Partijen

  • 1. Partijen maken gebruik van onderlinge samenwerking en kennisdeling, en dragen hier waar mogelijk aan bij28.

  • 2. Partijen delen jaarlijks actief ten minste één voorbeeld met elkaar van maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen via de website van PIANOo.

  • 3. De rijksoverheid neemt het initiatief om met andere Partijen aanvullende, specifieke afspraken over te behalen doelen te maken voor een aantal kansrijke sectoren, met als doel om extra versnelling en effect te realiseren. Partijen zijn vrij om per aanvullende afspraak te kiezen of zij hieraan meedoen of niet. Aanvullende afspraken kunnen gekoppeld zijn aan één of meer maatschappelijke doelen. Onderdeel van de aanvullende afspraken is uitvoering van een eigen (effect)monitoring.

  • 4. De rijksoverheid houdt zicht op het doelbereik van dit Manifest door middel van analyse van de rapportages en onderneemt waar nodig acties om Partijen te stimuleren, te ondersteunen en te bevragen.

  • 5. De rijksoverheid ondersteunt en verbindt Partijen door middel van buyer groups, communities of practice, bijeenkomsten, opleidingen, handreikingen, het ondersteuningspunt ISV en het Infoloket van PIANOo.

  • 6. De rijksoverheid ondersteunt het opstellen van actieplannen via een handreiking, voorbeelden en door het aanbieden van een gerichte training aan de hand van de ISO 20400 webtool, met aandacht voor de maatschappelijke doelen uit artikel 2.1.

  • 7. De rijksoverheid biedt de MVI criteriatool29 aan en onderhoudt deze.

  • 8. De rijksoverheid ondersteunt partijen om prestaties en de voortgang van MVI te monitoren door kennis te ontwikkelen op het gebied van monitoring.

  • 9. De rijksoverheid neemt het initiatief om te komen tot een community of practice over monitoring van Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen, ten behoeve van afstemming en het vergroten van de toepasbaarheid en de onderlinge vergelijkbaarheid.

  • 10. OCW verkent de ontwikkeling van een kwalitatieve rapportage, waarin wordt gekeken naar de stappen die zijn gezet door bedrijven om te komen tot een inclusieve bedrijfscultuur en een divers aanbod aan de overheid.

  • 11. BHOS, BZK en SZW werken aan een uitvoeringsagenda ISV, waarin verschillende acties zijn opgenomen om partijen te ondersteunen bij de toepassing van ISV.

Artikel 7 Monitoring en rapportage

  • 1. Partijen monitoren jaarlijks de voortgang van de uitvoering van hun Actieplan MVOI en de behaalde resultaten, waarbij procesmonitoring en/of effectmonitoring wordt gebruikt30. Partijen kiezen zelf welk monitoringssysteem ze gebruiken. Hiervoor is de MVI Zelfevaluatietool31 kosteloos online beschikbaar. Voor het opstellen van actieplannen is een format beschikbaar. Dit draagt, net als de MVI Zelfevaluatietool, bij aan een uniforme rapportage.

  • 2. Partijen rapporteren jaarlijks aan hun eigen bestuur en sturen deze rapportage ook aan PIANOo.

  • 3. Als de doelstellingen uit het actieplan niet worden gehaald, leggen Partijen in de rapportage uit waarom dit niet is gelukt en welke stappen in het volgende jaar worden genomen om de beoogde resultaten wel te behalen.

  • 4. In de rapportage geven Partijen ook een vooruitblik naar het komende jaar, waarbij het actieplan wordt geactualiseerd op de voorgenomen ambities en bijbehorende acties.

  • 5. IenW geeft PIANOo de opdracht om een analyse van de rapportages, op het geaggregeerde niveau van alle Manifestpartijen te maken, op haar website te publiceren en op basis hiervan een overzicht op te stellen van de totale stand van zaken. Ook analyseert PIANOo de resultaten op leerpunten die interessant zijn voor alle Partijen.

Artikel 8 Governance

  • 1. Er is een Directeurenoverleg, dat bestaat uit de directeuren van de zeven departementen, die beleidsverantwoordelijk zijn voor het behalen van de in artikel 2.1 genoemde maatschappelijke doelen en vertegenwoordigers van de bestuurlijke koepels (Unie, IPO en VNG).

  • 2. Er is een secretariaat voor het Directeurenoverleg en dit Manifest, dat wordt gevoerd door IenW. Het secretariaat bereidt het Directeurenoverleg voor en is het algemene aanspreekpunt.

  • 3. Besluitvorming over toetreding, ondersteuning of uitvoering van dit Manifest of andere aspecten die besluitvorming behoeven, vindt plaats in het Directeurenoverleg, dat stuurt op de uitvoering van het Nationaal Plan MVI 2021–2025.

  • 4. Indien noodzakelijk is verdere besluitvorming mogelijk in het jaarlijkse Bestuurlijk Overleg MVI.

Procedurele afspraken: Artikel 9 tot en met 16

Artikel 9 Afdwingbaarheid

  • 1. De afspraken uit dit Manifest Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen zijn niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 10 verenigbaarheid met het recht

  • 1. De afspraken van dit Manifest MVOI worden geïnterpreteerd en uitgevoerd in overeenstemming met het internationale recht, het Unierecht en het Nederlandse recht. Ook de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen en de UN Guiding Principles for Business and Human Rights behoren tot het normenkader.

  • 2. De concrete uitwerking van de initiatieven en intenties zoals opgenomen in dit Manifest MVOI mogen nooit in strijd zijn met het internationale recht, het Unierecht en het nationale recht, in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van het Europese en nationale mededingingsrecht, het staatssteunrecht en het aanbestedingsrecht.

  • 3. Als daartoe aanleiding is op grond van ontwikkelingen uit nationaal, Europees en internationaal recht, normen en kaders treden Partijen met elkaar in overleg over wijziging van het Manifest MVOI, zoals beschreven in artikel 12.

Artikel 11 Toetreding tot het Manifest

  • 1. Nieuwe Partijen kunnen toetreden gedurende de looptijd van dit Manifest via een schriftelijk verzoek daartoe aan het Directeurenoverleg MVI32.

  • 2. Het Directeurenoverleg MVI besluit over toetreding op basis van de volgende criteria:

    • De Partij onderschrijft de ambities en desbetreffende bepalingen in dit Manifest;

    • De Partij kan met haar activiteiten bijdragen aan de doelstellingen van dit Manifest;

    • Er zijn geen redenen om te twijfelen aan de integriteit of goede bedoelingen van de Partij.

  • 3. Van de nieuwe toetreding wordt mededeling gedaan op de website van PIANOo.

  • 4. Elke Partij kan dit Manifest MVOI te allen tijde schriftelijk opzeggen.

Artikel 12 Wijziging van het Manifest

  • 1. Elke Partij kan de andere Partijen schriftelijk verzoeken om het Manifest MVOI te wijzigen.

  • 2. Van een voorgenomen wijziging worden alle Partijen schriftelijk op de hoogte gesteld met een redelijke reactie termijn van vier weken om hiertegen desgewenst bezwaar te maken.

  • 3. Het Directeurenoverleg MVI besluit over de wijziging met inachtneming van eventuele bezwaren.

  • 4. De wijziging wordt als bijlage aan het Manifest MVOI gehecht. De wijziging wordt openbaar gemaakt in de Staatscourant en op de website van PIANOo.

Artikel 13 Gegevensverstrekking

  • 1. Partijen zullen in het kader van gegevensverstrekking één of meer protocollen opstellen, waarin afspraken worden neergelegd over het delen van informatie en de naleving van de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de Wet open overheid.

Artikel 14 Inwerkingtreding en looptijd

  • 1. Dit Manifest MVOI treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle Partijen en eindigt op 31 december 2025.

  • 2. Alle in dit Manifest MVOI genoemde afspraken worden zo snel mogelijk, of binnen de in dit Manifest genoemde termijn, ter hand genomen.

Artikel 15 Verlenging

  • 1. Uiterlijk twee maanden voor het einde van de looptijd besluiten Partijen of dit Manifest MVOI zal worden verlengd. Hiertoe wordt dezelfde procedure gehanteerd uit artikel 12, lid 2 en 3.

Artikel 16 Openbaarheid

  • 1. Binnen twee weken na ondertekening van dit Manifest MVOI door alle Partijen wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant en op de site van het Expertisecentrum Aanbesteden PIANOo.

Artikel 17 Ondertekening

  • 1. Dit Manifest MVOI kan worden ondertekend door Partijen in verschillende exemplaren, die samengevoegd hetzelfde rechtsgevolg hebben alsof dit Manifest MVOI is ondertekend door alle Partijen in één exemplaar.

Artikel 18 Citeertitel

  • 1. Het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen 2022–2025 kan worden aangehaald als het Manifest MVOI.


X Noot
8

Zie voetnoot 23

X Noot
14

Zie voetnoot 1

X Noot
15

PIANOo is het Expertisecentrum Aanbesteden dat mede de uitvoering van dit Manifest MVI ondersteunt, zie ook www.pianoo.nl

X Noot
24

Bijvoorbeeld door hierbij tenminste de MVI-criteriatool toe te passen, zie www.mvicriteria.nl. Deze tool is uiteraard ook handig op de hogere ambitieniveaus.

X Noot
25

Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de ‘Handreiking Monitoring en contractuele borging MVI’, https://www.pianoo.nl/nl/document/19499/handreiking-monitoring-en-contractuele-borging-mvi

X Noot
26

Bijvoorbeeld door het ‘ambitieweb’ te gebruiken, zie: www.denkdoeduurzaam.nl/tools/a/ambitieweb.

X Noot
27

Bijvoorbeeld door een activerende en ondersteunende rol op te pakken richting partijen in de eigen regio, door actief bij te dragen aan communities of practice of buyer groups, of door in te zetten op innovatie met het bedrijfsleven.

X Noot
28

Bijvoorbeeld via deelname aan de buyer groups, netwerken en bijeenkomsten.

X Noot
29

Zie voetnoot 24

X Noot
30

Voor een toelichting op de verschillende monitoringssystemen kunnen partijen gebruiken maken van de Handreiking Monitoring en Contractuele Borging MVI (zie voetnoot 17).

X Noot
32

Een ondertekend verzoek tot toetreding kan via een mail worden gestuurd aan postbusMVI@minienw.nl.

Naar boven