Besluit van de Raad van Bestuur van Zorginstituut Nederland van 12 december 2023, kenmerk 2023037788, ter verdeling van de besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2024

Gelet op artikel 91, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 4.4, derde lid, en artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit Wfsv;

Besluit:

§ 1 Algemeen

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Aanwijzing:

Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz jaar t;

beheerskostenbudget:

het bedrag van de besteedbare middelen ter dekking van de beheerskosten Wlz ten laste van het Fonds langdurige zorg;

contracteerruimte:

het totale financiële kader dat beschikbaar is voor de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie om zorg in natura te contracteren bij zorgaanbieders of zelfstandige zorgverleners;

correctiebedrag:

bedrag dat ervoor zorgt dat Wlz-uitvoerders als gevolg van de invoering van het nieuwe verdeelmodel er niet meer dan 4,5 procent in budget op achteruit gaan;

geoormerkte bedragen:

bedragen die in deze beleidsregels zijn opgenomen voor een specifiek doel;

jaar t:

het kalenderjaar waarop de vaststelling betrekking heeft;

jaar t-1:

het jaar voorafgaand aan het jaar t;

jaar t+1:

het jaar volgend op het jaar t;

jaar t+2:

het jaar dat ligt 2 jaar na het jaar t;

minister:

de minister die de Aanwijzing, Nadere aanwijzing en de Tweede nadere aanwijzing ondertekent.

Nadere aanwijzing:

Nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz jaar t;

NZa:

Nederlandse Zorgautoriteit;

opgave ZN:

Brief van ZN over de afspraken van zorgkantoren en Wlz-uitvoerders over de verdeling van de geoormerkte bedragen voor respectievelijke de zorgkantoren en de Wlz-uitvoerders;

SVB:

Sociale Verzekeringsbank;

Tweede nadere aanwijzing:

Tweede nadere aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz jaar t;

wettelijke reserve:

reserve uitvoering die wordt aangehouden door een Wlz-uitvoerder, zoals is vastgelegd in artikel 4.6 van het Besluit Wfsv;

Wlz:

Wet langdurige zorg;

Wlz-uitvoerder:

een rechtspersoon als bedoel bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wlz;

het Zorginstituut:

Zorginstituut Nederland;

zorgkantoor:

een zorgkantoor als bedoeld in het Besluit van de Minister van VWS van 14 december 2020, kenmerk 1783045-214376-Z, houdende de aanwijzing van zorgkantoren (Stcrt. 2020, 66954);

ZN:

Zorgverzekeraars Nederland.

Artikel 2

Het Zorginstituut stelt een voorlopig, nader en definitief beheerskostenbudget vast met inachtneming van de in de Aanwijzing, Nadere aanwijzing en Tweede nadere aanwijzing genoemde bedragen.

Artikel 3

Het Zorginstituut rondt het voorlopige, het nadere en het definitieve beheerskostenbudget af op hele euro’s, waarbij het Zorginstituut bedragen van een halve euro en hoger afrondt naar boven en overige bedragen naar beneden.

Artikel 4

Het Zorginstituut keert het voorlopig, nader en definitief vastgestelde beheerskostenbudget uit aan de zorgkantoren en de Wlz-uitvoerders met inachtneming van de Regeling voorschotverlening op uitkeringen en vergoedingen Wlz 2015.

§ 2 Voorlopige vaststelling beheerskostenbudget jaar 2024

Artikel 5

Het Zorginstituut stelt in februari van jaar 2024 voor ieder zorgkantoor en iedere Wlz-uitvoerder een voorlopig beheerskostenbudget vast.

Artikel 6

Het Zorginstituut verdeelt het budget voor de zorgkantoren voor de taken, bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg als volgt:

  • a. een bedrag van € 26,428 miljoen wordt verdeeld op basis van een gelijk bedrag per Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie;

  • b. het na toepassing van onderdeel a resterende budget voor de zorgkantoren wordt verdeeld op basis van het aandeel van de Wlz-uitvoerder met zorgkantoorfunctie in de contracteerruimte per oktober t-1.

Artikel 7

  • 1. Het Zorginstituut verdeelt het bedrag voor de Wlz-uitvoerders voor de overige bij of krachtens die wet geregelde taken van de Wlz-uitvoerders bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv als volgt:

    • a. een bedrag van € 2,761 miljoen op basis van een gelijk bedrag per Wlz-uitvoerder;

    • b. een bedrag van € 3,318 miljoen op basis van het aantal bij hen ingeschreven Wlz-verzekerden op 30 juni van jaar t-1;

    • c. een bedrag van € 1,639 miljoen voor crisisinterventieteams op basis van een opgave van ZN;

    • d. een bedrag van € 13,302 miljoen voor zorgkosten voor cliëntvertrouwenspersoon op basis van een opgave van ZN;

    • e. een bedrag van € 0,300 miljoen voor beheerskosten voor cliëntvertrouwenspersoon op basis van een opgave van ZN;

    • f. een bedrag van € 25,698 miljoen voor onafhankelijke cliëntondersteuning op basis van een opgave van ZN;

    • g. een correctie met een bedrag per Wlz-uitvoerder dat bij de overgang naar een nieuwe verdeelsystematiek in 2022 is vastgelegd voor de periode 2022 tot en met 2026. Dit bedrag is opgenomen in onderstaande tabel;

    • h. het na toepassing van de onderdelen a tot en met g resterende budget voor de Wlz-uitvoerders wordt verdeeld op basis van het aantal bij hen ingeschreven Wlz-verzekerden op 30 juni van jaar t-1.

  • 2. Indien het Zorginstituut geen opgave van ZN ontvangt voor de verdeling van een geoormerkt bedrag, verdeelt het Zorginstituut het bedrag op basis van het aantal ingeschreven Wlz-verzekerden op 30 juni van jaar t-1.

    Tabel correctiebedragen voor 2024

    Wlz-uitvoerder

    correctiebedrag in euro’s

    A.S.R. Wlz-uitvoerder B.V.

    -1.802

    Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.

    0

    Stichting Zorgkantoor Menzis

    -476.286

    ONVZ Langdurige Zorg B.V.

    -694

    Zorgkantoor DSW B.V.

    0

    Salland Zorgkantoor B.V.

    -61.439

    Stichting Wlz-uitvoerder Zorg en Zekerheid

    692.126

    VGZ Zorgkantoor B.V.

    -137.507

    CZ Zorgkantoor B.V.

    -14.398

    Totaal

    0

Artikel 8

Voor de bepaling van het aantal Wlz-verzekerden, bedoeld in artikel 7 eerste lid, onderdeel b en h, en artikel 7, tweede lid, gebruikt het Zorginstituut de opgaven van de Wlz-uitvoerder van de aantallen Wlz-verzekerden per 30 juni van het jaar t-1. Deze opgave maakt onderdeel uit van de tweede kwartaalstaat Wlz van de Wlz-uitvoerder voor het jaar t-1. Deze opgave dient te zijn voorzien van een bestuursverklaring.

Artikel 9

Indien een Wlz-uitvoerder zijn overige taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv, geheel of gedeeltelijk uitbesteedt, betaalt hij aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per Wlz-verzekerde een bedrag van € 6,953813098 als vergoeding in de beheerskosten.

Artikel 10

Voor een nieuwe Wlz-uitvoerder, die geen rechtsopvolger is van een of meer bestaande Wlz-uitvoerders, kan het Zorginstituut uitgaan van andere dan de in artikel 8 genoemde definitie voor verzekerdenaantallen.

§ 3 Nadere vaststelling beheerskostenbudget jaar 2024

Artikel 11

Uiterlijk op de eerste werkdag van mei t+1 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar t voor de zorgkantoren en de Wlz-uitvoerders nader vast op basis van de in de Nadere aanwijzing gewijzigde bedragen.

Artikel 12

Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende voorschotten in mindering.

Artikel 13

Op basis van de nadere vaststelling van het beheerskostenbudget van jaar t stelt het Zorginstituut de overschrijding van de wettelijke reserve van jaar t vast. Indien deze wettelijke reserve Wlz, die vermeld is in het financiële verslag van de Wlz-uitvoerder, hoger is dan twintig procent van het beheerskostenbudget zoals berekend in de Nadere vaststelling Wlz beheerskostenbudget van jaar t zal het bedrag van de overschrijding van de wettelijke reserve Wlz worden teruggevorderd van de Wlz-uitvoerder.

§ 4 Definitieve vaststelling beheerskostenbudget jaar 2024

Artikel 14

  • 1. Uiterlijk in jaar t+2 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor het jaar t voor de zorgkantoren, de Wlz-uitvoerders definitief vast op basis van de in de Nadere aanwijzing en Tweede nadere aanwijzing gewijzigde bedragen.

  • 2. Indien macro-onderschrijdingen plaatsvinden bij de geoormerkte bedragen uit artikel 7, onderdelen c tot en met f, verrekent het Zorginstituut het overschot over Wlz-uitvoerders met een zorgkantoor met een tekort. Het eventuele restant wordt verdeeld op basis van het aantal Wlz-verzekerden.

  • 3. Het Zorginstituut betrekt bij de definitieve vaststelling eventuele correcties van de NZa voor het beheerskostenbudget van de Wlz-uitvoerders en de zorgkantoren.

Artikel 15

Het Zorginstituut brengt op de definitief vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende nader vastgestelde beheerskostenbudgetten in mindering.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 16

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst, en werken terug tot en met 1 januari van jaar 2024. De beleidsregels vervallen met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat de beleidsregels van toepassing blijven op de verdeling van de besteedbare middelen voor de beheerskosten Wlz voor het jaar 2024.

Artikel 17

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels ter verdeling besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2024.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Voorzitter Raad van Bestuur S. Wijma

Goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij brief van 29 januari 2024 kenmerk 3764256-1061012-Z

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van artikel 91 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en Hoofdstuk 4 van het Besluit Wfsv verstrekt het Zorginstituut jaarlijks uitkeringen uit het Fonds langdurige zorg ter dekking van de noodzakelijke uitgaven voor de uitvoering van de Wlz.

In artikel 4.3 van het Besluit Wfsv is bepaald dat de minister het Zorginstituut jaarlijks een aanwijzing geeft voor het beheerskostenbudget voor dat kalenderjaar voor alle Wlz-uitvoerders en de SVB gezamenlijk.

In de Aanwijzing voor 2024 is het budget voor de SVB niet opgenomen. Daarom zijn deze beleidsregels uitsluitend gericht op de zorgkantoren en de Wlz-uitvoerders. Indien de minister het budget voor de SVB in een aanwijzing vaststelt, zal het Zorginstituut de betaling aan de SVB baseren op die Aanwijzing.

In de Aanwijzing wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • het budget voor de beheerskosten van de zorgkantoren voor de taken bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wlz; en

  • het budget voor de beheerskosten van de Wlz-uitvoerders voor hun overige bij of krachtens de Wlz geregelde taken.

Jaarlijks stelt het Zorginstituut de beleidsregels ter verdeling van de besteedbare middelen beheerskosten Wlz vast naar aanleiding van de Aanwijzing van de minister. In deze beleidsregels is de budgetcyclus van de beheerskosten Wlz opgenomen.

Elke cyclus begint in oktober van jaar t-1 met de Aanwijzing voor het kalenderjaar waarop de toegekende middelen betrekking hebben (jaar t). Vervolgens stelt het Zorginstituut beleidsregels op waarin het vaststelt hoe het de besteedbare middelen verdeelt. In februari van jaar t stelt het Zorginstituut het voorlopige beheerskostenbudget per zorgkantoor en per Wlz-uitvoerder vast.

Uiterlijk op de eerste werkdag van mei in het jaar t+1 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor de zorgkantoren en de Wlz-uitvoerders nader vast. Indien de minister een Nadere aanwijzing aan het Zorginstituut heeft gegeven, wordt die Nadere aanwijzing ook in de nadere vaststelling van het beheerskostenbudget verwerkt.

Uiterlijk in het jaar t+2 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor zorgkantoren definitief vast. Indien de minister een (tweede) nadere aanwijzing aan het Zorginstituut heeft gegeven, wordt die (tweede) nadere aanwijzing ook in de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget verwerkt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen uit de beleidsregels gedefinieerd, waaronder het begrip opgave ZN. De verdeling van de beheerskosten is gedeeltelijk gebaseerd op afspraken die zorgkantoren en Wlz-uitvoerders onderling maken over de beheerskosten. ZN deelt deze afspraken van de zorgkantoren en Wlz-uitvoerders per brief aan het Zorginstituut mee. In deze brief aan het Zorginstituut geeft ZN van een aantal geoormerkte bedragen (deelbudgetten) voor specifieke doeleinden op hoe deze worden verdeeld over de zorgkantoren en/of de Wlz-uitvoerders. Mocht naar aanleiding van een nadere aanwijzing de verdeling wijzigen, dan zal ZN met een nieuwe brief de verdeling waar nodig aanpassen.

De contracteerruimte is het totale financiële kader dat beschikbaar is voor de Wlz-uitvoerders om zorg in natura te contracteren bij zorgaanbieders of zelfstandige zorgverleners. Via een beleidsregel van de NZa wordt de regionale verdeling van de contracteerruimte vastgesteld zodat een zorgkantoor over voldoende budget beschikt om in de aan hem toegewezen regio zorg in te kopen en pgb’s toe te kennen.

Artikel 2

De basis voor de vaststelling van het beheerskostenbudget is de Aanwijzing van de minister. Meestal geeft de minister nog een Nadere aanwijzing, soms ook een Tweede nadere aanwijzing. Deze Aanwijzingen neemt het Zorginstituut in acht bij de vaststelling van het beheerskostenbudget.

Artikel 3

Omwille van de eenvoud rondt het Zorginstituut het beheerskostenbudget af op hele euro’s.

Artikel 4

In de Regeling voorschotverlening op uitkeringen Wlz 2015 van het Zorginstituut is bepaald op welke wijze de voorschotten worden uitgekeerd, dat de voorschotten worden verrekend met de nadere vaststelling, de nadere vaststelling met de definitieve vaststelling en op welke wijze rente wordt berekend. In de voorlopige, de nadere en de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget wordt deze regeling in acht genomen.

§ 2 Voorlopige vaststelling beheerskostenbudget jaar 2024

Artikel 5

In de Aanwijzing besteedbare middelen beheerskosten Wlz 2024 heeft de minister het budget voor de beheerskosten voor de uitvoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) vastgesteld op € 281,340 miljoen. Hiervan is € 112,620 miljoen bestemd voor de zorgkantoren en € 168,720 miljoen voor de Wlz-uitvoerders. Het voorlopig beheerskostenbudget stelt het Zorginstituut in februari 2024 vast, nadat de minister de Aanwijzing heeft gegeven en het Zorginstituut de beleidsregels heeft vastgesteld.

Artikel 6

In artikel 6 wordt geregeld hoe het beschikbare bedrag voor de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 4.2.4, tweede lid, van de Wet langdurige zorg over de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie wordt verdeeld. Voor de taken van de zorgkantoren is € 112,620 miljoen beschikbaar.

Artikel 6, onderdeel a

Dit betreft een vast, gelijk bedrag dat iedere Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie ontvangt. Het bedrag voor elke Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie is gebaseerd op het bedrag zoals dat in 2022 in de beleidsregels is opgenomen. Dat bedrag wordt jaarlijks verhoogd met de loon- en prijsindex en gelijkelijk verdeeld over het aantal Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie. In 2023 was voor elke Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie € 3,532 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 6,90 procent zoals opgenomen in de Aanwijzing is voor elke Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie in 2024 € 3,775 miljoen beschikbaar.

Artikel 6, onderdeel b

Het resterende deel van het budget voor de zorgkantoren bestaat uit het totaal budget minus de bedragen zoals genoemd in onderdeel a van dit artikel. Dit resterende bedrag wordt verdeeld op basis van het aandeel van de Wlz-uitvoerder met een zorgkantoorfunctie in de contracteerruimte per oktober t-1.

Artikel 7

In artikel 7 wordt geregeld hoe het beschikbare bedrag zoals opgenomen in artikel 2 van de Aanwijzing voor de overige bij of krachtens de wet geregelde taken, bedoeld in artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit Wfsv over de Wlz-uitvoerders wordt verdeeld.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel a

Dit betreft een vast, gelijk bedrag dat iedere Wlz-uitvoerder ontvangt. Het bedrag voor elke Wlz-uitvoerder is gebaseerd op het bedrag zoals dat in 2022 voor het eerst in de beleidsregels is opgenomen. In 2023 was een bedrag van € 2,583 miljoen beschikbaar (voor elke Wlz-uitvoerder € 0,287 miljoen). Met de loon- en prijsindex van 6,90 procent zoals opgenomen in de Aanwijzing is voor 2024 een bedrag van € 2,761 beschikbaar (voor elke Wlz-uitvoerder € 0,307 miljoen).

Artikel 7, eerste lid, onderdeel b

Dit bedrag is gebaseerd op het bedrag zoals dat in 2022 voor het eerst in de beleidsregels is opgenomen. In 2023 was voor de Wlz-uitvoerders € 3,104 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 6,90 procent is voor 2024 € 3,318 miljoen beschikbaar.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel c tot en met f

De geoormerkte bedragen genoemd in artikel 7, onderdeel c tot en met f, worden verdeeld op basis van de door Wlz-uitvoerders gemaakte afspraken daarover, zoals die verdeling in de opgave van ZN is opgenomen. De bedragen zoals die in 2022 voor het eerst in de beleidsregels zijn opgenomen worden ieder jaar aangepast met het loon- en prijsindexcijfer zoals opgenomen in de Aanwijzing. Voor 2024 is de loon- en prijsindex 6,90 procent.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel c

Vanuit het Programma ‘Volwaardig leven’ worden er crisis- en ondersteuningsteams opgezet voor cliënten met een complexe zorgvraag die in crisis (dreigen te) raken. Crisisregisseurs dragen er zorg voor dat deze cliënten bij deze teams terecht komen. In 2023 was voor de Wlz-uitvoerders € 1,533 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 6,90 procent is voor 2024 € 1,639 miljoen beschikbaar. Dit bedrag wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie op basis van een opgave van ZN.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel d

De Wet zorg en dwang is in het leven geroepen om cliënten met een verstandelijke beperking of een psycho-geriatrische aandoening meer rechtsbescherming te bieden. Onderdeel van deze wet is de functie van de cliëntvertrouwenspersoon (CVP). Met ingang van 2020 verzorgen de Wlz-uitvoerders de inkoop van de CVP, waarbij ook aandacht is voor de beschikbaarheid en zichtbaarheid van de CVP. In 2023 was voor de Wlz-uitvoerders € 9,643 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 6,90 procent komt dit voor 2024 uit op € 10,309 miljoen beschikbaar. Met het bedrag van € 2,800 miljoen dat de minister voor 2024 heeft toegevoegd, vermeerderd met de loon- en prijs index van 6,90 procent, zijnde € 0,193 miljoen, komt het totaalbedrag uit op € 13,302 miljoen. Dit bedrag wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie op basis van een opgave van ZN en is bestemd voor de zorgkosten van de CVP.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel e

Voor de uitvoering van de CVP ontvangen de Wlz-uitvoerders jaarlijks een beheerskostenbudget. In 2023 was voor de Wlz-uitvoerders structureel € 0,281 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 6,90 procent is voor 2024 € 0,300 miljoen beschikbaar. Dit bedrag wordt verdeeld over de Wlz-uitvoerders met een zorgkantoorfunctie op basis van een opgave van ZN en is bestemd voor de beheerskosten van de CVP.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel f

Onafhankelijke cliëntondersteuning (OCO) in de Wlz is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies, algemene ondersteuning en zorgbemiddeling die bijdraagt aan het tot gelding brengen van het recht op zorg in samenhang met dienstverlening op andere gebieden. In 2023 was voor de Wlz-uitvoerders € 22,539 miljoen beschikbaar. Met de loon- en prijsindex van 6,90 procent komt dit voor 2024 uit op € 24,094 miljoen. Met het bedrag van € 1,500 miljoen dat de minister voor 2024 structureel heeft toegevoegd, vermeerderd met de loon- en prijs index van 6,90 procent, zijnde € 0,104, komt het totaalbedrag uit op € 25,698 miljoen.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel g

Met ingang van 2022 zijn voor zowel de zorgkantoren als de Wlz-uitvoerders nieuwe verdeelmodellen van het beheerskostenbudget ingevoerd. Met de invoering van deze nieuwe modellen beoogt het Zorginstituut een vereenvoudiging van de verdeling, een verdeling die een direct gevolg is van de uitgevoerde werkzaamheden en een verdeling die alle Wlz-uitvoerders in staat stelt zijn taken uit te voeren. Om de nieuwe verdeling gefaseerd in te kunnen voeren, is gebruik gemaakt van een correctiebedrag en flankerend beleid. De correctiebedragen zijn in een tabel in het tweede lid van artikel 7 opgenomen. Conform afspraak is het flankerend beleid met ingang van 2024 beëindigd.

In onderdeel g wordt het correctiebedrag geregeld. Indien een Wlz-uitvoerder onder de nieuwe verdeelsystematiek minder dan 95,5 procent van het budget van 2021, exclusief incidentele deelbudgetten, ontvangt, is een correctiebedrag van toepassing. Dit zorgt voor een aanvulling tot 95,5 procent van het budget van 2021, exclusief incidentele deelbudgetten. De aanvulling is afkomstig van de Wlz-uitvoerders die een hoger budget ontvangen onder de nieuwe verdeelsystematiek dan in 2021. Het totaal van de correctiebedragen is dus € 0.

Deze correctie is vastgesteld voor de periode 2022 tot en met 2026. In november 2023 vindt een eerste evaluatie plaats.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel h

Dit betreft het resterende budget na toepassing onderdeel a tot en met g. Dit resterende bedrag wordt verdeeld op basis van het aantal Wlz-verzekerden per 30 juni van jaar t-1. In dit bedrag zijn ook de incidentele toekenningen voor het ondersteuningsteam regionale samenwerking van € 1,710 miljoen en de ontwikkeling van het netwerkmodel iWlz van € 1,069 miljoen opgenomen. Dit zijn geen geoormerkte bedragen maar betreffen een incidentele verhoging van het budget. Deze bedragen worden dus niet verdeeld op basis van de opgave van ZN, maar worden eveneens verdeeld op basis van het aantal Wlz-verzekerden per 30 juni van jaar t-1.

Artikel 7, tweede lid

ZN doet per brief een opgave van de verdeling voor de geoormerkte bedragen. Indien het Zorginstituut geen verdeling ontvangt voor een of meerdere geoormerkte budgetten zal het Zorginstituut deze geoormerkte bedragen verdelen op basis van het aantal bij hen ingeschreven Wlz-verzekerden op 30 juni van jaar t-1.

Artikel 8

Het aantal Wlz-verzekerden is gebaseerd op de opgave van de Wlz-uitvoerders in de tweede kwartaalstaat Wlz voor de Wlz-uitvoerders voor het jaar t-1. Elke Wlz-verzekerde telt even zwaar mee, ongeacht leeftijd. Er is voor jaar t nog maar een peildatum, te weten 30 juni van het jaar t-1.

Artikel 9

Aangezien elke Wlz-uitvoerder Wlz-verzekerden heeft die niet in de zorgkantoorregio’s wonen die aan hem zijn toegewezen, kan hij zijn taken voor die Wlz-verzekerden uitbesteden aan de Wlz-uitvoerder die als zorgkantoor is aangewezen voor die regio waar deze Wlz-verzekerde woont. Dit geldt eveneens voor de Wlz-uitvoerders ASR en ONVZ die geen zorgkantoorfunctie hebben. De Wlz-uitvoerder betaalt aan het zorgkantoor waaraan hij deze taken uitbesteedt per Wlz-verzekerde een bedrag van € 6,953813098 als vergoeding in de beheerskosten.

Het bedrag van € 6,953813098 wordt berekend door het bedrag uit artikel 7, onderdeel h, te delen door het aantal Wlz-verzekerden per 30 juni van het jaar t-1.

Artikel 10

In dit artikel is bepaald dat, voor het geval er een nieuwe Wlz-uitvoerder komt die geen rechtsopvolger is van een of meer bestaande Wlz-uitvoerders, het Zorginstituut uit kan gaan van andere dan de in artikel 8 genoemde definitie voor Wlz-verzekerden.

§ 3 Nadere vaststelling beheerskostenbudget jaar 2024

Artikel 11

Op de eerste werkdag van mei van het jaar t+1 ontvangen de zorgkantoren en Wlz-uitvoerders een besluit waarin de bedragen zijn aangepast aan de wijzigingen zoals die zijn vermeld in de Nadere aanwijzing van jaar t.

Het bedrag zoals genoemd in artikel 6, onderdeel b, wijzigt voor 2024 alleen als de minister extra middelen toezegt voor de zorgkantoren die niet betrekking hebben op de in artikel 6, onderdeel a, genoemde bedrag.

Indien de minister in de Nadere aanwijzing de bedragen zoals genoemd in artikel 7, onderdeel c tot en met g, wijzigt, zal het Zorginstituut het beheerskostenbudget voor de Wlz-uitvoerder overeenkomstig die wijzigingen in de bedragen berekenen. De bedragen zoals genoemd in artikel 7, onderdelen a en b wijzigen in 2024 niet. Het bedrag zoals genoemd in artikel 7, onderdeel j, wijzigt voor het jaar t alleen als de minister extra middelen toezegt voor de Wlz-uitvoerders die niet betrekking hebben op de in artikel 7, onderdelen c tot en met g, genoemde bedragen.

Het bedrag zoals genoemd in artikel 9 wijzigt voor het jaar t alleen indien de minister in een Nadere aanwijzing extra middelen beschikbaar stelt die niet verdeeld worden op basis van een opgave van ZN. Dit bedrag wordt berekend door het restantbedrag uit artikel 7, onderdeel j, te delen door het aantal Wlz-verzekerden. Wijzigt dit bedrag, dan zal ook het bedrag per Wlz-verzekerde wijzigen.

Artikel 12

Het Zorginstituut brengt op de nader vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende voorschotten in mindering.

Indien voor een Wlz-uitvoerder of een zorgkantoor het nader vastgestelde beheerskostenbudget afwijkt van het totaal van de uitgekeerde voorschotten, verrekent het Zorginstituut dit saldo en vermeerdert of vermindert dit met de rentekosten. De rente wordt berekend van 1 juli van het jaar t tot de datum van betaling.

Artikel 13

Wanneer de wettelijke reserve Wlz van jaar t hoger is dan twintig procent van het budget dat via de nadere vaststelling over jaar t is toegekend, is er sprake van een overschrijding van de wettelijke reserve Wlz. In samenspraak met de NZa is afgesproken de overschrijding van de wettelijke reserve te baseren op de nadere vaststelling en niet op de definitieve vaststelling aangezien dit voor teveel vertraging zou zorgen, aangezien de definitieve vaststelling pas in het jaar t+3 plaatsvindt.

Het bedrag van de overschrijding van de wettelijke reserve dient door de Wlz-uitvoerder binnen vier weken te worden terugbetaald aan het Zorginstituut waarna het terugvloeit naar het Fonds langdurige zorg.

§ 4 Definitieve vaststelling beheerskostenbudget jaar 2024

Artikel 14

Uiterlijk in jaar t+2 stelt het Zorginstituut het beheerskostenbudget definitief vast, met inachtneming van een eventuele Tweede nadere aanwijzing.

Indien overschrijdingen hebben plaatsgevonden bij de geoormerkte bedragen uit artikel 6 en 7 kan dat van invloed zijn op de definitieve vaststelling, afhankelijk van de aard, omvang en oorzaak van die overschrijdingen. In dat geval zal het Zorginstituut naar bevind van zaken en in de geest van deze beleidsregels handelen.

Wanneer de verantwoorde kosten bij de geoormerkte bedragen uit artikel 6 en 7 in totaal lager zijn dan het toegekende deelbudgetten, vult het Zorginstituut bij de zorgkantoren of Wlz-uitvoerders met een tekort dit aan uit het overschot. Het restant wordt in geval van de zorgkantoren verdeeld op basis van het aandeel in de contracteerruimte en in geval van de Wlz-uitvoerders op basis van het aantal Wlz-verzekerden.

Wanneer de verantwoorde kosten bij de geoormerkte bedragen uit artikel 7 in totaal hoger zijn dan de toegekende deelbudgetten, blijft de opgave van ZN leidend.

Bij de definitieve vaststelling van het beheerskostenbudget betrekt het Zorginstituut de financiële verslagen van de Wlz-uitvoerders en het Onderzoek financiële rechtmatigheid Wlz van de NZa over het jaar t.

Artikel 15

Het Zorginstituut brengt op de definitief vastgestelde beheerskostenbudgetten de door het Zorginstituut berekende nader vastgestelde beheerskostenbudgetten in mindering.

Indien voor een Wlz-uitvoerder of een zorgkantoor het definitief vastgestelde beheerskostenbudget afwijkt van het nader vastgestelde budget, verrekent het Zorginstituut dit saldo en vermeerdert of vermindert dit met de rentekosten. De rente wordt berekend van 1 juli van het jaar t tot de datum van betaling.

§ 5. Slotbepalingen

In deze paragraaf zijn de slotbepalingen opgenomen met de inwerkingtreding en de citeertitel.

Voorzitter Raad van Bestuur S. Wijma

Naar boven