Wijziging van het besluit van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M, Staatscourant [2014, 36877]

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 5 maart 2024, nr. 2024-4956

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M (Stcrt. 2014, 36877), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 maart 2023, nr. 2023-77781 (Stcrt. 2023, 10616) en bevat een verduidelijking, een tweetal wijzigingen en het vervallen van drie onderdelen. Daarnaast zijn nog een paar aanpassingen gedaan, waarmee geen inhoudelijke wijziging is beoogd.

ARTIKEL I

Het besluit van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M (Stcrt. 2014, 36877), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 maart 2023, nr. 2023-77781 (Stcrt. 2023, 10616), wordt als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel 1 wordt na de laatste alinea het volgende ingevoegd:

Dit besluit werd opnieuw gewijzigd bij besluit van 5 maart 2024, nr. 2024-4956. Hieronder staan de wijzigingen ten opzichte van het besluit van 19 december 2014.

  • In onderdeel 2.1 is een verduidelijking opgenomen met betrekking tot de situatie waarbij geen geld, maar eenheden worden geschonken. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

  • Onderdeel 2.2.1 is vervallen, omdat dit onderdeel per 1 januari 2024 in artikel 6.38, zesde en zevende lid, Wet IB 2001 is opgenomen.

  • Onderdeel 2.2.2 is gewijzigd, omdat een periodieke gift ook afhankelijk kan zijn van het leven van iemand anders dan de schenker(s).

  • De onderdelen 2.3.1 en 2.5 zijn vervallen, omdat deze onderdelen door tijdsverloop hun belang hebben verloren. Hierdoor is in onderdeel 2.3 een zin geschrapt, waarbij naar onderdeel 2.3.1 werd verwezen.

  • Onderdeel 2.4 is gewijzigd als gevolg van het arrest1 van de Hoge Raad van 22 april 2016.

  • In onderdeel 2.5 zijn de alinea’s met achtergrondinformatie komen te vervallen en is een redactionele wijziging opgenomen. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

B

Onderdeel 2.1 wijzigt als volgt:

1. In de eerste alinea wordt de laatste zin vervangen door:

Dat betekent onder meer dat de ‘uitkeringen of verstrekkingen’ in omvang vast en gelijkmatig moeten zijn.

2. Aan het einde van de tweede alinea wordt de volgende zin toegevoegd:

Ondanks dat de waarde daarvan jaarlijks kan fluctueren, kan een schenking van een collectie (vast aantal objecten) worden aangemerkt als een ‘uitkering of verstrekking’ die vast en gelijkmatig is.

C

1. Onderdeel 2.2.1 vervalt onder vernummering van onderdeel 2.2.2 tot onderdeel 2.2.1.

2. In de eerst zin vervallen de laatste woorden ‘van de schenker’.

D

Onderdeel 2.3 wijzigt als volgt:

In de eerste alinea vervalt de laatste zin.

E

Onderdeel 2.3.1 vervalt.

F

In de eerste alinea in onderdeel 2.4 wordt de laatste zin vervangen door:

Als blijkt dat er recht bestaat op de giftenaftrek, komt het gehele bedrag dat de belastingplichtige aan de loketinstelling heeft betaald voor aftrek in aanmerking. Dus met inbegrip van de eventueel door de loketinstelling daarop ingehouden kostenbijdrage2.

G

1. Onderdeel 2.5 vervalt onder vernummering van onderdeel 2.6 en 2.7 tot onderdeel 2.5 en 2.6.

2. In onderdeel 2.6 vervallen de tweede en derde alinea.

3. In onderdeel 2.6 vervalt in de vierde alinea ‘ook’ in de eerste zin.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 maart 2024

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

TOELICHTING

In artikel I, onderdeel A, wordt aan onderdeel 1 een passage toegevoegd ter toelichting van de wijzigingen via dit besluit.

Artikel I, onderdeel B, betreft een verduidelijking voor de schenking van een collectie. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel I, onderdeel C, betreft het vervallen van onderdeel 2.2.1 onder vernummering van onderdeel 2.2.2 naar onderdeel 2.2.1. Dit onderdeel is per 1 januari 2024 in artikel 6.38, zesde en zevende lid, Wet IB 2001 gecodificeerd. Daarnaast betreft het een wijziging, omdat een periodieke gift ook afhankelijk kan zijn van het leven van iemand anders dan de schenker(s).

Artikel I, onderdeel D, betreft het vervallen van de laatste zin. Doordat onderdeel 2.3.1 is komen te vervallen, kan ook de verwijzing naar dit onderdeel komen te vervallen.

Artikel I, onderdeel E, betreft het vervallen van onderdeel 2.3.1. Dit onderdeel heeft door tijdsverloop zijn belang verloren.

Artikel I, onderdeel F, betreft een wijziging als gevolg van het arrest1 van de Hoge Raad van 22 april 2016.

Artikel I, onderdeel G, betreft het vervallen van onderdeel 2.5 onder vernummering van onderdeel 2.6 en 2.7 tot onderdeel 2.5 en 2.6. Dit onderdeel heeft door tijdsverloop zijn belang verloren. Daarnaast vervallen in het nieuwe onderdeel 2.5 twee alinea’s die ter achtergrondinformatie waren opgenomen en is een redactionele wijziging opgenomen. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen. Deze datum wordt gesteld op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling (zie Aanwijzing 6.25 Aanwijzingen voor de regelgeving (Stcrt. 1992, 230)).

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen Hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken


X Noot
1

ECLI:NL:HR:2016:695.

X Noot
2

ECLI:NL:HR:2016.695.

Naar boven