Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 28 februari 2024, nr. 2024-0000033154, tot wijziging van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ vanwege een vermogensvrijlating voor het eenmalige bedrag op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst en de compensatie op grond van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op artikel 31, tweede lid, onderdeel l, van de Participatiewet;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel z door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • aa. de compensatie, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort.

B

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel aa door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • bb. het eenmalige bedrag, bedoeld in het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 juni 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

Op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel l, van de Participatiewet bestaat de mogelijkheid om bij ministeriële regeling materiële of immateriële schadevergoedingen en landelijke regelingen bestemd voor specifieke doelgroepen aan te wijzen die niet tot de middelen worden gerekend waarover een belanghebbende redelijkerwijs beschikt of kan beschikken. Daarin voorziet artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ. Met deze regeling zijn twee vermogensvrijlatingen toegevoegd aan artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.

In de eerste plaats gaat het om het eenmalige bedrag op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst. Het kabinet heeft besloten om het eenmalige bedrag toe te voegen als vermogensvrijlating aan relevante regelingen ten aanzien van toeslagen en uitkeringen. Het kabinet acht het onwenselijk dat het eenmalige bedrag van invloed is op het recht op algemene bijstand. Dit bedrag is daarom toegevoegd aan artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.

Voorts is aan artikel 7 een onderdeel toegevoegd dat regelt dat een compensatie die op grond van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort wordt toegekend, niet tot de middelen worden gerekend waarover een belanghebbende redelijkerwijs beschikt of kan beschikken.

Bij het proces Selectie aan de Poort van de Belastingdienst werden aangiften inkomstenbelasting onder meer beoordeeld op mogelijke systeemfraude. Er bestaat het risico dat in bepaalde gevallen de selectie van een aangifte voor handmatige controle meer gericht was op kenmerken van de belastingplichtige, dan op fiscale risico’s, waarbij mogelijk sprake is van schending van een grondrecht. Als bij herbeoordeling niet aannemelijk wordt dat de aangifte op fiscale gronden is geselecteerd, wordt een compensatie toegekend.

Het kabinet wenst rekening te houden met de eventuele (nadelige) gevolgen van een compensatie voor het recht op een bijstandsuitkering, gelet op de inkomens- en vermogensnormen die hierop van toepassing zijn. Het wordt niet wenselijk geacht als een compensatie bijvoorbeeld tot gevolg heeft dat de burger op zijn bijstandsuitkering wordt gekort of het recht daarop verliest, omdat hij door het verkrijgen van de compensatie over (te veel) middelen beschikt. Door de compensatie in het kader van de Wet compensatie wegens selectie aan de poort niet tot middelen te rekenen waarover een belanghebbende kan redelijkerwijs kan beschikken, wordt voorkomen dat de compensatie leidt tot het eerdergenoemde (nadelige) gevolg.

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van 1 juni 2024. De reden voor dit onderscheid is dat de wettelijke basis voor de met artikel I, onderdeel A, vrij te laten compensatie al in werking trad op 1 januari 2024. Het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst treedt op 1 juni 2024 in werking en datzelfde geldt voor de daaraan verbonden vrijlating.

Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten voor regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dat beleid houdt in dat een ministeriële regeling in werking treedt op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. De reden daarvoor is dat de vrijlatingen gekoppeld zijn aan de compensatie of het eenmalige bedrag. Het is in het belang van de bijstandsgerechtigde dat deze bedragen zo snel mogelijk daadwerkelijk als vrijlating zijn opgenomen in artikel 7 van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

Naar boven