Beleidsregel van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 27 februari 2024 houdende voorwaarden en beperkingen bij de beoordeling of personen die in het bezit zijn van een buiten de Europese Economische Ruimte behaald bewijsstuk bevoegd kunnen zijn om onderwijs te geven op een school voor voortgezet onderwijs (Beleidsregel beoordeling van niet in de Europese Economische Ruimte behaalde bewijsstukken in het voortgezet onderwijs).

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op artikel 7.11 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

algemeen gebruikelijke vakken:

vakken of programmaonderdelen als bedoeld in artikel 7.11, tweede lid, van de WVO 2020, waaronder inbegrepen de vakken zoals vastgesteld in bijlage 1 bij deze beleidsregel;

bewijsstuk:

de in artikel 7.11, eerste lid, genoemde getuigschriften, erkenningen en bewijzen van bekwaamheid;

Caribisch Nederland:

Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

DUO:

Dienst Uitvoering Onderwijs;

EER:

Europese Economische Ruimte en Zwitserland;

getuigschrift:

getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11, eerste lid, onder a van de WVO 2020;

minister:

Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

school:

school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020 en instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.86 van de WVO 2020;

voortgezet onderwijs:

onderwijs als bedoeld in artikel 1.4 van de WVO 2020, niet zijnde onderwijs dat wordt gegeven aan een school als bedoeld in artikel 1 van de WEC;

WVO 2020:

Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregel

Deze beleidsregel heeft betrekking op de wijze waarop de minister gebruikmaakt van de bevoegdheid om een leraar die een bewijs van bekwaamheid buiten de EER heeft behaald, een bevoegdheid te verlenen tot het geven van voortgezet onderwijs.

Artikel 3. Voorwaarden

De minister kan op verzoek een bevoegdheid verlenen tot het geven van onderwijs op een school aan degene die in bezit is van een of meer buiten de EER behaalde bewijstukken indien:

  • Het een verzoek betreft voor de bevoegdheid van een algemeen gebruikelijk vak; en,

  • Het buiten de EER behaalde bewijsstuk:

    • van een lerarenopleiding voor het voortgezet onderwijs is;

    • strekt tot het verkrijgen van een onderwijsbevoegdheid voor het voortgezet onderwijs in het land waar het bewijsstuk is verkregen;

    • kan minstens gelijkwaardig worden geacht aan een getuigschrift afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

    • voor een vak is behaald dat in voldoende mate inhoudelijk aansluit op het vak waarvoor de bevoegdheid in Nederland wordt aangevraagd en in voldoende mate bestudeerd is.

Artikel 4. Geldigheidsduur

De minister verleent de bevoegdheid voor onbepaalde tijd.

Artikel 5. Overgangsrecht

  • 1. Een persoon in het bezit van een buiten de EER afgegeven bewijsstuk, die in eerste instantie tijdelijk bevoegd was tot het geven van onderwijs op een school in Nederland, is na de inwerkingtreding van deze beleidsregel bevoegd voor onbepaalde tijd.

  • 2. Een persoon in het bezit van een buiten de EER afgegeven bewijsstuk, die voor 10 oktober 2010 in dienst is genomen door een bevoegd gezag van een school in Caribisch Nederland en op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregel nog steeds in dienst is van een dergelijk bevoegd gezag, kan onderwijs blijven geven in dienst van dit bevoegd gezag. Wanneer de leraar bij een andere school in Europees Nederland wil worden aangesteld, geldt het bepaalde in artikel 3.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 27 februari 2024.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel beoordeling van niet in de EER behaalde bewijsstukken in het voortgezet onderwijs.

Deze beleidsregel wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul

BIJLAGE 1

Lijst met algemeen gebruikelijke vakken in het internationaal georiënteerd voortgezet onderwijs

Curriculum IGVO – MYP

Language acquisition.

Language and literature.

Individuals and societies.

Sciences.

Mathematics.

Arts

Design

Physical and health education.

Curriculum IGVO – DP

Language acquisition.

Language and literature.

Individuals and societies.

Sciences.

Mathematics.

Arts

BIJLAGE 2

Processtappen verwerken erkenningsaanvraag onderwijsbevoegdheid

Checken op IMI-alert

Er wordt gekeken of de aanvrager binnen Europa een beroepsverbod of beroepsbeperking opgelegd heeft gekregen Als dat het geval is, volgt een afwijzingsbeschikking.

Checken op algemeen gebruikelijk vak

Deze beleidsregel is alleen van toepassing op algemeen gebruikelijke vakken. Om te beoordelen of er sprake is van een algemeen gebruikelijk vak wordt gekeken of het betreffende vak is opgenomen in wet- en regelgeving of in bijlage 1 van deze beleidsregel. Voor schooleigen vakken hoeft geen erkenning bij DUO aangevraagd te worden.

Controleren documenten

De aanvrager dient de volgende documenten in:

  • Een chronologisch overzicht van gevolgde opleidingen en werkervaring;

  • Kopie(ën) van behaalde hoger onderwijsdiploma(‘s);

  • Kopie(ën) van cijferlijst(en) of diplomasupplement behorend bij de hoger onderwijsdiploma(‘s);

  • Beëdigde vertalingen van documenten die niet in het Nederlands, Engels of Duits zijn gesteld;

  • Bewijs van nationaliteit (kopie paspoort);

  • Kopie van een ander identiteitsbewijs als men het hiervoor genoemde bewijs niet heeft;

  • Optioneel: een kopie van een IDW diplomawaardering.

In de praktijk kan het voorkomen dat niet alle bovengenoemde documenten nodig zijn om een beslissing op de aanvraag te kunnen nemen. Een kopie van het hoger onderwijsdiploma en kopie ID-bewijs zijn wel altijd noodzakelijk.

Eventueel kan de aanvraag moeten worden aangevuld met de volgende documenten:

  • een teaching license (als de aanvrager alleen formeel bevoegd is in het land van diplomering indien tevens in het bezit van dit document);

  • een trouwakte (als de naam op het paspoort en het getuigschrift niet overeen komen).

Benodigde documenten die niet bij de aanvraag aanwezig zijn worden alsnog opgevraagd. Hiervoor geldt een termijn van 6 weken (Algemene wet bestuursrecht). Wordt hier niet aan voldaan, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Inwinnen informatie

Om te kunnen beoordelen of voldaan wordt aan de vereisten voor erkenning (zie stap 5) kan informatie worden ingewonnen over de opleidingsdocumenten bij Nuffic. Hiervoor worden de documenten geanonimiseerd. Voor deze levering geldt geen wettelijk termijn, maar tussen DUO en Nuffic is de afspraak dat informatie vanuit Nuffic binnen 4 weken aan DUO geleverd wordt.

Inhoudelijk beoordelen

Om voor erkenning aanmerking te komen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Er is een lerarenopleiding voortgezet onderwijs gevolgd;

  • Het behaalde niveau is minimaal hoger onderwijs;

  • De opleiding was gericht op het aangevraagde vak;

  • Diplomahouder is in het land van diplomering formeel onderwijsbevoegd voor het aangevraagd vak;

Hierbij wordt ook gekeken voor welke leeftijdscategorie men bevoegd is. Als dit een bevoegdheid betreft die niet in het Nederlandse eerste- of tweedegraads gebied past, kan maatwerk worden geleverd.

Wordt aan een of meerdere voorwaarden niet voldaan? Dan volgt een afwijzingsbeschikking.

Verifiëren opleidingsdocumenten

Als er onvoldoende zekerheid is over de echtheid van de opleidingsdocumenten moeten de documenten worden geverifieerd door middel van een verklaring van de betreffende onderwijsinstelling. De verklaring moet door de onderwijsinstelling rechtsreeks naar ons worden gestuurd (i.v.m. mogelijke fraude). Hiervoor geldt een termijn van 6 weken (Algemene wet bestuursrecht). Wordt hier niet aan voldaan, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissen

Als de aanvrager aan alle voorwaarden voldoet en er is voldoende zekerheid over de echtheid van het document dan ontvangt de aanvrager een toekenningsbeschikking. Hiervoor kan indien nodig maatwerk geleverd worden (zie ook stap 5). Is dit niet het geval, dan ontvangt de aanvrager een afwijzingsbeschikking.

Indien een aanvrager na een (gedeeltelijke) afwijzingsbeschikking een nieuwe aanvraag wil doen, dient deze aanvrager nieuwe feiten of veranderde omstandigheden aantonen. Artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht is hierop van toepassing.

TOELICHTING

Deze beleidsregel strekt tot invulling van artikel 7.11, eerste lid, onder c van de WVO 2020. Personen die in bezit zijn van een buiten de EER behaald bewijsstuk kunnen een beoordeling aanvragen of zij ook bevoegd kunnen zijn om in het voorgezet onderwijs in Nederland, waaronder ook Bonaire, te geven. De scholen op Sint Eustatius en Saba vallen buiten de reikwijdte van deze beleidsregel. Op deze scholen is het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES (hierna: het Besluit) van toepassing. Hierin zijn de scholen aangewezen als inrichtingen in de zin van artikel 2.86 WVO 2020. Artikel 2.86 WVO 2020 bepaalt dat de bevoegdheidseisen van artikel 7.11 WVO 2020 niet van toepassing zijn, behalve als dit expliciet van toepassing wordt verklaard. Dit is in het Besluit niet het geval en er zijn andere regels rondom bevoegdheden opgenomen.

Hieronder worden in de toelichting de volgende onderwerpen behandeld:

  • 1. voor welke gevallen geldt deze beleidsregel;

  • 2. eisen aan het buiten de EER behaalde bewijsstuk;

  • 3. een taaleis;

  • 4. geldigheidsduur van de beoordeling en overgangsrecht;

  • 5. uitvoering

1. Voor welke gevallen geldt deze beleidsregel?

De beleidsregel is van toepassing op:

  • Een Nederlandse school voor voortgezet onderwijs die een leraar van buiten de EER wil aanstellen voor het geven van een specifiek vak;

  • Internationaal Georiënteerd Voortgezet Onderwijs (IGVO-afdelingen).

De beleidsregel is alleen van toepassing voor de beoordeling van bewijsstukken van een lerarenopleiding afgegeven buiten de EER. Buiten de EER betekent hier: landen die niet tot de EER1 behoren en Zwitserland. Personen met een lerarenbevoegdheid uit de EER en Zwitserland vallen onder de reikwijdte van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.

Het Verenigd Koninkrijk is sinds 2020 geen EU/EER-lidstaat meer. Diploma’s uit het Verenigd Koninkrijk worden daarom op basis van deze beleidsregel beoordeeld.

Het onderscheid tussen algemeen gebruikelijke vakken en schooleigen vakken

De beleidsregel regelt de beoordeling van specifieke gevallen. Een verzoek tot beoordeling of een persoon bevoegd kan zijn om onderwijs te geven in een bepaald vak hoeft alleen te worden ingediend indien het gaat om algemeen gebruikelijke vakken. Dit zijn vakken waarvan de overheid de inhoud en omvang bepaalt en waarvoor een landelijk examenprogramma is vastgesteld. De vakken zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit WVO 2020.

Schooleigen vakken vallen dus niet onder de reikwijdte van deze beleidsregel en daarvoor hoeft dan ook geen aanvraag te worden ingediend. Dit betreft de vakken waarvan de overheid niet de omvang en inhoud bepaalt en waarvoor geen landelijk examenprogramma is vastgesteld. Dit zijn vakken en programmaonderdelen die door het bevoegd gezag zijn vastgesteld in het vrije deel van het profiel, en welke niet zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit WVO 2020.

Het IGVO heeft een ander curriculum dan Nederlandse voortgezet onderwijs scholen. Leerlingen op het IGVO volgen over het algemeen ofwel de International Baccalaureate-curriculum of een internationale variant van het Britse GCSE (IGCSE). Afsluitende examens zijn het IB Diploma Programme (IB DP), het IB Career-related Programme (IB CP) of het International General Certificate of Secondary Education (IGCSE). Voor het IGVO geldt dat de inhoud en omvang van de vakken niet wordt bepaald door de overheid, maar door een internationaal erkende organisatie zoals het IB. Vandaar dat deze vakken voor de toepassing van deze beleidsregel ook worden beschouwd als algemeen gebruikelijke vakken. De vakken die in ieder geval worden aangemerkt als algemeen gebruikelijke vakken in het IGVO en waarvoor dus een erkenning kan worden afgegeven zijn opgenomen in bijlage 1 van deze beleidsregel.

In zijn algemeenheid geldt voor alle onderwijsvormen dat om te bepalen of een vak een algemeen gebruikelijk vak of een schooleigen vak is, de inhoud en doelstelling van het vak leidend is en niet de benaming van het vak.

2. Eisen aan het buiten de EER behaalde bewijsstuk

In artikel 3, onderdeel b, van deze beleidsregel wordt een nadere invulling gegeven aan het begrip ‘bewijsstuk’. Niet alle bewijsstukken van lerarenopleidingen van buiten de EER, die vergelijkbaar zijn met een getuigschrift, verklaring of geschiktheidsverklaring (als bedoeld in artikel 7.28 van de WVO 2020), kunnen gebruikt worden om te beoordelen of een persoon bevoegd kan zijn om onderwijs te geven in het voortgezet onderwijs in Nederland. Er moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • het moet een bewijsstuk van een lerarenopleiding zijn;

  • op basis van het bewijsstuk is een bevoegdheid tot het geven van voortgezet onderwijs behaald (of verleend) in het land waar het bewijsstuk is afgegeven;

  • het bewijsstuk is van een (opleiding van) vergelijkbaar niveau van dat van een getuigschrift van een lerarenopleiding op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • het curriculum van de lerarenopleiding waarvoor het bewijsstuk is behaald moet voldoende overeenkomen met de bekwaamheidseisen voor het vak waarvoor een bevoegdheid wordt aangevraagd en moet in voldoende mate bestudeerd zijn.

Bij de beoordeling van het bewijsstuk wordt ook gekeken of het gaat om een eerste- of tweedegraads bevoegdheid. Formele criteria om deze beoordeling te maken zijn niet makkelijk vast te stellen. Om toch een redelijk oordeel hierover te kunnen geven wordt bij het verzoek gekeken voor welke leeftijdscategorie(ën) een bevoegdheid is of kan worden verkregen op basis van het land van diplomering. Indien een buitenlandse bewijsstuk zich beperkt tot een specifiek leerjaar of onderwijstype dan wordt daar bij de bevoegdheidsverlening rekening mee gehouden.

Ook geschiktheidsverklaringen van zij-instroomtrajecten vallen binnen de definitie van bewijsstuk en kunnen worden beoordeeld.

De processtappen die worden gevolgd bij het beoordelen van een bewijsstuk, zijn in deze beleidsregel opgenomen in bijlage 2.

3. Taaleis

Deze beleidsregel regelt het beoordelingskader voor verschillende schoolsoorten of cursussen (het Nederlands onderwijs, maar dus ook het tweetalig onderwijs en IGVO). Het Nederlands is niet in elk van deze onderwijssoorten de voertaal. Om onderwijs te kunnen geven in het voortgezet onderwijs is het niet wettelijk verplicht om de Nederlandse taal op een bepaald niveau te beheersen. Daarom wordt geen taaleis gesteld bij de beoordeling van de bewijsstukken.

Het is aan het bevoegd gezag van een school om bij de aanstelling te beoordelen of het noodzakelijk is dat iemand de Nederlandse taal voldoende beheerst om in zijn vakgebied onderwijs te geven en dit eventueel te toetsen.

4. Geldigheidstermijn van de beoordeling en overgangsrecht

Positieve beoordelingen waarbij de leraar bevoegd kan zijn voor een bepaalde tijd worden bij de inwerkingtreding van deze beleidsregel geacht te zijn afgegeven voor onbepaalde tijd (artikel 5, eerste lid). Er vindt geen inspectiebezoek meer plaats.

Voor mogelijke bijzondere lokale situaties op Bonaire wordt een vergelijkbare overgangsregeling getroffen als in de Beleidsregel bevoegdheid basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs voor buitenlandse diploma's.2 Artikel 5, tweede lid, regelt dan ook het volgende:

  • Indien een leraar door een bevoegd gezag van een school voor het voortgezet onderwijs is aangesteld voor 10 oktober 2010, het moment dat Bonaire de status van openbaar lichaam binnen het Nederlandse Koninkrijk verkreeg;

  • en op het moment van de inwerkingtreding van deze beleidsregel in dienst is van een bevoegd gezag van een dergelijke school;

  • dan kan deze leraar bij dit bevoegd gezag en bij een bevoegd gezag op Caribisch Nederland onderwijs blijven geven op basis van de aanstelling;

  • maar wanneer die leraar bij een andere school in Europees Nederland wil worden aangesteld dan is een positieve beoordeling wel noodzakelijk en moet een aanvraag bij DUO worden gedaan.

5. Uitvoering

De bevoegdheid van de minister is gemandateerd aan de (directeur-generaal van de) DUO.

Een aanvraag kan digitaal worden ingediend bij DUO. Op de website www.duo.nl is informatie te vinden over de aanvraagprocedure en is de link naar het aanvraagformulier te vinden.

Naar aanleiding van de aanvraag bekijkt DUO of een positieve beoordeling kan worden afgegeven op basis van de bewijstukken. Gevraagd wordt om alle bewijsstukken die relevant zijn aan te leveren. Het is raadzaam om bij de aanvraag alle diploma's, certificaten, getuigschriften en andere bewijsstukken van de gevolgde lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs aan te leveren

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul


X Noot
1

De E.E.R. zijn alle lidstaten van de Europese Unie en daarnaast de landen Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

X Noot
2

Beleidsregel bevoegdheid basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs (Staatscourant van 1 mei, nr. 23727).

Naar boven