Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 29 februari 2024, nr. IENW/BSK-2024/73561, tot wijziging van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in verband met het uitvoeren van de verplichtingen die voortvloeien uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening met betrekking tot transparantievereisten ten aanzien van artikelen 60a en 60b van de Wet belastingen op milieugrondslag

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:4, eerste lid, 10:9 eerste lid en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht

Gezien de schriftelijke instemming van de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat van 11 januari 2024, referentie MD202405INSTAC;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt als volgt gewijzigd:

A

In de aanhef van artikel 1, de aanhef van artikel 2, de artikelen 3 en 7 en de titel van de Bijlage bij artikel 1, onderdeel a, wordt ‘algemeen directeur’ steeds vervangen door ‘directeur-generaal’.

B

De Bijlage bij artikel 1, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel A wordt aan het einde van de opsomming toegevoegd:

  • Artikel 60a, vijfde lid, onderdeel a, zesde lid, onderdeel a, en zevende lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag waaronder mede wordt verstaan het in dit kader invorderen van verbeurde dwangsommen als bedoeld in Afdelingen 5.3.2 en 4.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Aan onderdeel D wordt aan het einde van de opsomming toegevoegd:

  • Artikel 60b, vijfde lid, onderdeel a, zesde lid, onderdeel a, en zevende lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag waaronder mede wordt verstaan het in dit kader invorderen van verbeurde dwangsommen als bedoeld in Afdelingen 5.3.2 en 4.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift. Een bezwaarschrift kan uitsluitend per gewone post en niet per e-mail worden ingediend. Machtigt u iemand om namens u bezwaar te maken? Stuur dan ook een kopie van de machtiging mee. Bij indiening van een bezwaarschrift namens een rechtspersoon, dient u documenten mee te sturen (origineel uittreksel uit het handelsregister en/of een kopie van de statuten van de rechtspersoon) waaruit blijkt dat u bevoegd bent namens de rechtspersoon op te treden.

TOELICHTING

Inleiding

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging algemeen directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: het algemene mandaatbesluit) geeft de bevoegdheid aan de directeur-generaal Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat om namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de Minister) besluiten te nemen.

Het mandaat van RVO is aangepast door wijziging van de bijlage behorende bij artikel 1 van het besluit. In de bijlage is de uitvoering van enkele met ingang van 1 januari 2024 ingevoegde leden van de artikelen 60a en 60b van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm) aan respectievelijk Onderdeel A Spoor en weg en Onderdeel D Scheepvaart, toegevoegd om de uitvoering ervan te mandateren aan RVO. De redenen daarvoor zijn hieronder uiteengezet. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt in de tekst van het algemene mandaatbesluit de functiebenaming van algemeen directeur van RVO te wijzigingen in de huidige functiebenaming, te weten directeur-generaal van RVO.

Uitvoeren TAM ten aanzien van artikelen 60a en 60b van de Wbm

De energiebelasting is geregeld in de Wet belastingen op milieugrondslag. Hierin zijn enkele energiebelastingregelingen opgenomen die steunmaatregelen vormen in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Transparantie van staatssteun is van belang voor de correcte toepassing van de staatssteunregels, meer rechtszekerheid en betere verantwoording. Een van de voorwaarden om staatssteun te mogen verstrekken is de transparantieverplichting. Hieraan wordt uitvoering gegeven via de zogenoemde Transparency Award Module (hierna: TAM). In de TAM moeten steunbedragen per onderneming worden opgenomen als de steun een drempelbedrag overschrijdt, dat is gesteld in het Europees kader op basis waarvan een kennisgeving moet worden gedaan aan de Europese Commissie (hierna: EC).

Dit geldt ook voor het verlaagd tarief laadpalen (artikel 60a van de Wbm) en walstroom (artikel 60b van de Wbm) waarvoor onder Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 – waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187) – een kennisgeving is gedaan aan de EC. Daarom dienen ten aanzien van deze regelingen gegevens in de TAM te worden opgenomen. RVO zal, in mandaat voor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor de onderdelen laadpalen en walstroom ervoor zorgdragen dat de gegevens in de TAM worden opgenomen.

Mandatering van handhavingsbevoegdheden

Om aan bovenstaande verplichting te voldoen, dienen de belastingplichtigen en begunstigden gegevens juist, volledig en tijdig aan RVO te verstrekken. Dit is nodig, zodat RVO over de gegevens beschikt om de TAM te kunnen invullen. Om te bewerkstelligen dat belastingplichtigen en begunstigden juist, volledig en tijdig gegevens aanleveren bij RVO, is ervoor gekozen om RVO de mogelijkheid te bieden een herstelsanctie op te leggen. In dat kader is gekozen voor de last onder dwangsom, omdat dit een passend herstelsanctiemiddel is voor het niet juist, volledig of tijdig nakomen van de verplichting tot het verstrekken van de gegevens. RVO heeft al ervaring met het opleggen van een last onder dwangsom. De hoogte van de last onder dwangsom wordt niet wettelijk bepaald, maar zal per geval beoordeeld moeten worden, waarbij de proportionaliteit in acht genomen dient te worden. De hoogte van de last onder dwangsom dient in een redelijke verhouding te staan tot de overtreding (het niet juist, volledig of tijdig nakomen van de verplichting tot het verstrekken van de gegevens) en tot de beoogde werking van de dwangsom (het wel juist, volledig of tijdig nakomen van de verplichting tot het verstrekken van de gegevens).

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom wordt in de artikelen 60a, zevende lid, en 60b, zevende lid, van de Wbm, toegekend aan de Minister als bestuursorgaan. Door de aanpassing van de bijlage bij artikel 1 van dit mandaatbesluit wordt aan de directeur-generaal van RVO mandaat, volmacht en machtiging verleend voor de aan de Minister toekomende bevoegdheid voor het opleggen van een last onder dwangsom en het innen van verbeurde dwangsommen.

De directeur-generaal kan de dwangsombevoegdheid op grond van artikel 3 van het algemene mandaatbesluit vervolgens weer ondermandateren aan de ambtenaren van RVO die aan hem ondergeschikt zijn.

Inwerkingtreding

Het gewijzigde algemene mandaatbesluit treedt in werking op hetzelfde tijdstip waarop de Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024), waarin enkele leden aan de artikelen 60a en 60b van de Wet belastingen op milieugrondslag zijn toegevoegd, in werking zijn getreden, namelijk 1 januari 2024. Zodoende is RVO vanaf de genoemde datum bevoegd om namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de TAM uit te voeren voor het verlaagd tarief laadpalen en walstroom.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Naar boven