Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 februari 2024, nummer WBV 2024/5, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/2 Vreemdelingencirculaire 2000 is gewijzigd en komt te luiden:

C7

2. Het asielbeleid ten aanzien van Afghanistan
2.1. Besluitmoratorium

Geen bijzonderheden.

2.2. Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

De IND neemt in de regel ten aanzien van de volgende categorieën vreemdelingen ‘personal and knowing participation’ in de zin van paragraaf C2/7.10.1 Vc aan:

  • onderofficieren en officieren van de KhaD en de WAD;

  • de volgende leden van de Hezb-i-Wahdat:

    • a. alle leden van het Centrale Leiderschapsorgaan, Shura-i-Markazi;

    • b. de leden van het Militair Comité van Shura-i-Markazi;

    • c. de leden van het Politiek Comité van Shura-i-Markazi;

    • d. de hoofden van de Provinciale Vertegenwoordigingen;

    • e. alle commandanten van een ferq’a; en

    • f. hoge officieren van de strijdkrachten van Hezb-i-Wahdat.; en

  • hoofd- en opperofficieren van de volgende afdelingen van de Afghaanse politie in de periode 1978-1996:

    • a. de Kumandani-ye Umumi-ye Defa-yelnqelab;

    • b. de Riasat-e-Makhsous; en

    • c. de Operatifi-ye Mahabas.

2.3. Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
2.3.1. Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

Groepsvervolging wordt aangenomen voor tolken die hebben gewerkt voor internationale militaire- of politiemissies in Afghanistan.

2.3.2. Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND merkt voor Afghanistan uitsluitend de volgende categorieën vreemdelingen aan als risicogroep:

  • Mensenrechtenactivisten;

  • Journalisten en personen werkzaam in de media;

  • Niet-moslims, waaronder bekeerlingen, afvalligen, christenen, bahai en sikhs/hindoes;

  • LHBTI.

2.3.3 Vrouwen

Een Afghaanse vrouw kan in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, als zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij:

  • zich niet kan conformeren aan de door de Taliban opgelegde normen en leefregels; en

  • door het niet naleven van deze opgelegde normen en leefregels het risico loopt op (ernstige daden van) vervolging.

De IND beoordeelt daarnaast in hoeverre de vrouw door de Taliban opgelegde normen en leefregels dermate ernstig in haar mogelijkheden tot ontplooiing en sociale en maatschappelijke deelname wordt beperkt en welke impact dit zal hebben op haar. Bij een voldoende ingrijpende impact zal dit aanleiding geven voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.

Op de vraag of een Afghaanse vrouw in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw op grond van de in deze paragraaf beschreven voorwaarden is het individualiseringsvereiste zoals beschreven in paragraaf C2/2 Vc van toepassing.

2.4. Ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw
2.4.1. Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

2.4.2. Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

2.4.3. Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

Geen bijzonderheden.

2.4.4. Individuele kenmerken

De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw aan de Afghaanse vreemdeling, die aannemelijk heeft gemaakt te vrezen voor eerwraak of bloedwraak, als uit de verklaringen van de vreemdeling is gebleken dat een niet-gewelddadige oplossing onmogelijk is.

2.5. Bescherming
2.5.1. Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat het niet mogelijk is de bescherming van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen.

2.5.2. Binnenlands beschermingsalternatief in de zin van paragraaf C2/3.4 Vc

De IND neemt aan dat in Afghanistan geen binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is.

2.6. Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

De IND beoordeelt aan de hand van paragraaf B8/6 Vc of adequate opvang voor amv’s aanwezig is.

Voor Afghanistan geldt in ieder geval dat:

  • algemene opvangvoorzieningen niet beschikbaar en/of toereikend zijn; en

  • de autoriteiten geen zorg dragen voor de opvang.

Ondanks voornoemd uitgangspunt, kan in een voorkomend geval – na onderzoek – worden vastgesteld dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.

2.7. Vertrekmoratorium

Geen bijzonderheden.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 februari 2024

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

TOELICHTING

ARTIKELSGEWIJS

A

Op 30 juni 2023 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht uitgebracht over de situatie in Afghanistan. Uit het ambtsbericht komt naar voren dat de situatie in Afghanistan na de machtsovername door de Taliban sterk is veranderd. Doordat er geen strijd meer wordt gevoerd tussen de Taliban en het leger van de toenmalige regering is het geweld in Afghanistan sterk afgenomen. Nergens in Afghanistan is er sprake van een situatie van willekeurig geweld als gevolg van een gewapend conflict zoals bedoeld in artikel 15 onder c van de Kwalificatierichtlijn. Zie de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 september 2023 aan de Tweede Kamer (kenmerk: 4625082) voor een nadere toelichting. Met dit wijzigingsbesluit wordt het landenbeleid Afghanistan aangepast, in lijn met de veranderde situatie in Afghanistan.

Het ambtsbericht geeft aanleiding om het beleid ten aanzien van risicogroepen en kwetsbare minderheidsgroepen in zijn geheel te herzien. Op grond van de informatie uit het ambtsbericht worden in het vervolg uitsluitend de volgende groepen als risicogroep aangemerkt:

  • Mensenrechtenactivisten;

  • Journalisten en personen werkzaam in de media;

  • Niet-moslims, waaronder bekeerlingen, afvalligen, christenen, bahai en sikhs/hindoes;

  • LHBTI.

Het individualiseringsvereiste zoals beschreven in paragraaf C2/2 Vc blijft van toepassing op deze groepen. Dat betekent dat het enkele behoren tot een risicogroep onvoldoende reden is om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel.

De overige groepen die hiervoor in het landenbeleid werden genoemd als risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep komen te vervallen, omdat uit het ambtsbericht naar voren komt dat de mate waarin leden van deze groepen een risico lopen, sterk afhankelijk is van de individuele omstandigheden. Dit betekent echter niet dat zij niet meer in aanmerking kunnen komen voor bescherming. Deze beoordeling zal moeten worden gemaakt op basis van de individuele omstandigheden afgezet tegen de situatie in Afghanistan.

Verder blijkt uit het ambtsbericht dat de positie van vrouwen in Afghanistan na de machtsovername erg is verslechterd. Door de Taliban is namelijk een groot aantal maatregelen genomen dat de bewegingsvrijheid van vrouwen in het normale maatschappelijke verkeer zeer inperkt. Op grond van deze beperkende maatregelen, bovenop de reeds langer bestaande leefregels en de andere risico’s die vrouwen in Afghanistan lopen, kunnen vrouwen bij terugkeer ernstig in hun mogelijkheden tot ontplooiing en sociale en maatschappelijke deelname worden beperkt, dat zij in aanmerking kunnen komen voor bescherming. De Taliban zal het niet houden aan de normen en leefregels zien als het niet conformeren aan het islamitische geloof. Deze daden van vervolging kunnen dan ook maken dat vrouwen een gegronde vrees hebben voor vervolging en in aanmerking komen voor bescherming. Om die reden zijn de beleidsregels in paragraaf C7/2 Afghanistan met betrekking tot vrouwen geplaatst onder de subparagraaf ‘vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag’.

Vanwege het voorgaande is besloten om de huidige beleidsregels in het landenbeleid Afghanistan ten aanzien van alleenstaande vrouwen en ten aanzien van verwesterde vrouwen te schrappen. De voorgestelde beleidsregels voor vrouwen bieden immers afdoende bescherming, inclusief alleenstaande vrouwen en verwesterde vrouwen. De omstandigheid dat een vrouw alleenstaand en/of verwesterd is, kan bij de individuele beoordeling uiteraard betrokken worden en blijft daarmee ook relevant.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, A.W.H. Bertram directeur-generaal Migratie

Naar boven