Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 6 februari 2024, nr. MinBuZa.2024.20449-9, houdende beperkende maatregelen ten aanzien van Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad (Sanctieregeling Hamas en PIJ 2024)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op Verordening (EU) 2024/386 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2024 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen degenen die gewelddadige acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad steunen, faciliteren of mogelijk maken (PbEU 19 januari 2024, nummer 00386) en de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder Verordening (EU) 2024/386: Verordening (EU) 2024/386 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2024 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen degenen die gewelddadige acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad steunen, faciliteren of mogelijk maken (PbEU 19 januari 2024, nummer 00386).

Artikel 2

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste en tweede lid, 8, eerste lid, en 9, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/386.

  • 2. Een verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 3, eerste lid, 4, eerste of tweede lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, of 7 van Verordening (EU) 2024/386 van toepassing is.

Artikel 3

  • 1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 4, tweede en derde lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/386 is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j, l en m, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/386 verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d en k, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/386 verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 8 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 4, tweede en derde lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, en 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/386 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard.

  • 3. De Minister die het aangaat is, of zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g van de Sanctiewet 1977 bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij of krachtens enig wettelijk voorschrift opgedragen taken, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, tenzij:

    • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    • c. de vertrouwelijkheid van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • d. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die de Sanctiewet 1977 beoogt te beschermen; of

    • e. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 4. De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van Verordening (EU) 2024/386 zijn:

    • a. alle bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

    • b. alle toezichthouders en toezichthoudende ambtenaren die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met het toezicht op de naleving van Verordening (EU) 2024/386 of de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften;

    • c. of alle autoriteiten of beheerders van registers die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met de uitvoering van Verordening (EU) 2024/386.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Hamas en PIJ 2024.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot

TOELICHTING

Op 19 januari 2024 heeft de Raad van de Europese Unie Besluit (GBVB) 2024/3851 vastgesteld. In dat besluit wordt een kader ingesteld voor gerichte beperkende maatregelen met betrekking tot Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad. De Raad van de Europese Unie is van mening dat er reisbeperkingen en maatregelen tot bevriezing van tegoeden moeten worden opgelegd aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die gewelddadige acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad steunen, faciliteren of mogelijk maken. Om uitvoering te geven aan dit kader heeft de Raad van de Europese Unie Verordening (EU) 2024/3862 (hierna: verordening) vastgesteld. Deze regeling strekt tot uitvoering van de verordening.

Van de bevriezingsmaatregel en het verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen kan de Minister van Financiën voor tegoeden en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor zover het betreft economische middelen, ontheffing verlenen teneinde gevolg te geven aan bepaalde concreet omschreven doeleinden, zoals het voorzien in de basisbehoeften (artikel 3, eerste lid, van de verordening). Het verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen geldt niet in het kader van verstrekking van humanitaire bijstand of ter ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door bepaalde entiteiten (artikel 4, eerste lid, van de verordening). In overige gevallen waarin bevroren tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor uitsluitend humanitaire doeleinden kan de Minister van Financiën voor tegoeden en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor zover het betreft economische middelen ontheffing verlenen (artikel 4, tweede lid, van de verordening). Voorts voorziet artikel 5, eerste lid, van de verordening in de mogelijkheid om onder voorwaarden bevroren tegoeden of economische middelen vrij te geven voor uitgaven die verband houden met het voldoen aan een in dat artikel genoemd gerechtelijk, administratief of arbitraal vonnis dat is vastgesteld voordat de bevriezingsmaatregel op de tegoeden en economische middelen van de betrokkene van toepassing werd. Tot slot voorziet artikel 6, eerste lid, van de verordening in de mogelijkheid om bevroren tegoeden of economische middelen vrij te geven voor een betaling die betrokkene verschuldigd is voordat de bevriezingsmaatregel op diens tegoeden en economische middelen van toepassing werd.

Aan de bevriezingsmaatregel en het verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen, alsook aan de uitzonderingen daarop, wordt uitvoering gegeven in artikel 2 van de sanctieregeling.

De bevoegde autoriteiten voor het verlenen van ontheffingen op de verbodsbepalingen zijn genoemd in artikel 3, eerste en tweede lid, van de sanctieregeling. Met betrekking tot het melden van bevroren rekeningen en bedragen zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening wordt verduidelijkt waar deze meldingen moeten plaatsvinden in het geval van financiële tegoeden.

In de verordening vormt artikel 8, vijfde lid, een grondslag voor bevoegde autoriteiten en beheerders van officiële registers om informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, te verwerken en uit te wisselen met andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten en met de Europese Commissie. Hiertoe wordt in de sanctieregeling uitvoering gegeven in artikel 3, derde en vierde lid.

In artikel 3, derde lid, is een algemene grondslag voor gegevensverstrekking opgenomen. In het kader van de uitvoering van de bevriezingsmaatregelen ten aanzien van de eigendom van bedrijven en van registergoederen (waaronder woningen, schepen en luchtvaartuigen) is gebleken dat een horizontale bepaling ter bevordering van de noodzakelijke gegevensuitwisseling tussen de Ministers die het aangaat en met de zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen noodzakelijk is om een effectieve tenuitvoerlegging van de door de Europese Unie vastgestelde sanctiemaatregelen in de verordening te bewerkstelligen. Door een horizontale bepaling (artikel 3, derde lid) – geïnspireerd door artikel 10h van de Sanctiewet 1977 en in navolging van onder andere artikel 2b van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 – wordt deze gegevensuitwisseling mogelijk gemaakt en wordt voorkomen dat voor elke gegevensuitwisseling in het kader van de uitvoering van de verordening, en daarmee samenhangende verwerking telkens nieuwe grondslagen opgenomen moeten worden.

De in artikel 3, vierde lid, aangewezen bevoegde autoriteiten mogen de in de verordening bedoelde informatie, inclusief persoonsgegevens, uitwisselen met elkaar en met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Europese Commissie.

Voor meer informatie over de beperkende maatregelen wordt verwezen naar de website www.rijksoverheid.nl/sancties.

Ten slotte kan worden gemeld dat deze regeling strekt tot naleving van een internationale verplichting. Hierdoor is een uitzondering op de vaste verandermomenten toegestaan conform het beleid inzake vaste verandermomenten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Besluit (GBVB) 2024/385 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2024 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen degenen die gewelddadige acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad steunen, faciliteren of mogelijk maken (PbEU 19 januari 2024, nummer 00385).

X Noot
2

Verordening (EU) 2024/386 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2024 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen degenen die gewelddadige acties door Hamas en de Palestijnse Islamitische Jihad steunen, faciliteren of mogelijk maken (PbEU 19 januari 2024, nummer 00386).

Naar boven