Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 januari 2024, nr. 5076899, houdende de instelling van de Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II (Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II)

De Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister voor Rechtsbescherming;

b. commissie:

de Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. Het op onafhankelijke wijze adviseren over het actualiseren van het aantal toegekende punten in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De bestaande systematiek van forfaitaire vergoedingen in het stelsel is daarbij een randvoorwaarde;

    • b. Op basis van de onder a. verkregen gegevens een voorstel te doen met betrekking tot het aantal punten per zaaksoort voor alle rechtsgebieden;

    • c. In beeld te brengen of met een bruto omzet die behaald kan worden met 1.200 gedeclareerde punten met het in 2024 geldende punttarief in het stelsel een netto jaarinkomen verdiend kan worden vergelijkbaar met het netto jaarinkomen van een rijksambtenaar op het niveau van de hoogste trede (10) van schaal 12 voor rijksambtenaren en, indien van toepassing, een voorstel te doen hoe dit niveau bereikt kan worden. De commissie betrekt hierbij het onderzoeksrapport van het Kenniscentrum van het stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand op dit onderwerp;

    • d. Het uitbrengen van een eindverslag.

  • 3. In aanvulling op de taakomschrijving zoals bedoeld in het tweede lid, is het referentiekader van de commissie:

    • a. De taak ziet niet op de systematiek van de jaarlijkse indexering van de vergoedingen per punt aan rechtsbijstandsverleners. Evenmin ziet de opdracht op vergoedingen aan eerstelijnsrechtsbijstandsverleners;

    • b. De voorstellen voor het puntenaantallen per zaaksoort moeten gebaseerd zijn op actuele metingen van de tijdsbesteding, gerelateerd aan de verrichte werkzaamheden waarbij het uitgangspunt een doelmatige praktijkvoering door mediators en advocaten(kantoren) is;

    • c. De voorstellen moeten voor zowel de Raad voor rechtsbijstand als de advocatuur eenvoudig toepasbaar en uitvoerbaar zijn;

    • d. De commissie valideert de gegevens over de gemiddelde tijdsbesteding met (technologische, juridische, maatschappelijke) ontwikkelingen die de tijdsbesteding kunnen beïnvloeden;

    • e. Voor artikel 2, tweede lid, onder c. houdt de commissie rekening met voor mediators en advocaten gebruikelijke bedrijfskosten, pensioenkosten, kosten voor arbeidsongeschiktheid, belastingen en dergelijke.

  • 4. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

Artikel 3. Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en vier andere leden.

  • 2. De voorzitter en leden worden bij ministerieel besluit benoemd.

Artikel 4. Instellingsduur en rapportageverplichting

  • 1. De commissie brengt uiterlijk 31 december 2024 een eindverslag uit met betrekking tot het onderzoek, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a. tot en met c.

  • 2. De commissie kan een tussentijds verslag uitbrengen.

  • 3. De commissie wordt opgeheven vier weken nadat het eindverslag bedoeld in het eerste lid is uitgebracht.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1. De Minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 2. Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.

  • 3. De secretaris en de medewerkers van het secretariaat zijn geen lid van de commissie.

  • 4. De Minister draagt, op verzoek van de voorzitter, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 6. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant, waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

  • 2. Dit besluit vervalt op het moment dat de commissie wordt opgeheven.

Artikel 7. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 januari 2024

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen

TOELICHTING

Aanleiding

Het uitgangspunt voor de forfaitaire vergoedingen in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand is dat een rechtsbijstandverlener gemiddeld genomen voor één uur werken één forfaitair punt krijgt vergoed. De Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand (de ‘commissie-Van der Meer I’) concludeerde in 2017 dat dit voor veel rechtsgebieden niet (meer) het geval was en dat een rechtsbijstandverlener vaak meer dan één uur moest werken voor één forfaitair punt. Met de inwerkingtreding van de AMvB voor de aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr), het Besluit toevoeging mediation (Btm) en het Vreemdelingenbesluit 2000 per 1 september 2022 zijn de forfaits aangepast conform de adviezen van de commissie. Daarmee werd weer voldaan aan het uitgangspunt van het stelsel dat gemiddeld met één uur werken één forfaitair punt kan worden verdiend.

De herijking op basis van het advies van de eerdere Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand was gebaseerd op gegevens over de tijdsbesteding uit de periode van 2014-2016. In de afgelopen periode klonk vanuit de beroepsgroep en de politiek herhaaldelijk de roep om de vergoedingen in het stelsel wederom te herijken. Gelet op het tijdsverloop is het aannemelijk dat er inmiddels veranderingen in de tijdsbesteding zijn opgetreden en de vergoedingen op onderdelen niet meer bij de tijd zijn. Om die reden is enkele maanden geleden besloten een nieuwe herijkingscommissie in te stellen. Dit is in de voornoemde negende voortgangsrapportage Stelselvernieuwing Rechtsbijstand aan de Tweede Kamer gemeld.

Er is gekozen voor de instelling van een onafhankelijke commissie, omdat er op dit moment geen andere mogelijkheid voorhanden is om te komen tot een zo objectief mogelijk advies over de herijking van de puntentoekenning in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Het enkel vaststellen van de huidige tijdsbesteding van rechtsbijstandverleners en de discrepantie tussen die tijdbesteding en de bestaande vergoedingen is hiervoor onvoldoende, omdat er dan geen onpartijdige analyse, validatie en consolidatie van deze bevindingen kan plaatsvinden. Vervolgens kan de politieke besluitvorming over het daadwerkelijk aanpassen van de vergoedingen op grond van deze onafhankelijke rapportage plaatsvinden. Overigens wordt op dit moment ook een systematiek voor periodieke herijking van de vergoedingen ontwikkeld, zodat in de toekomst niet telkens een eenmalige adviescollege hoeft te worden ingesteld om de vergoedingen aan te laten sluiten bij de daadwerkelijke tijdbesteding.

Dit besluit regelt de instelling van de Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand II.

Opdracht aan de commissie

De belangrijkste opdracht voor de commissie is het actualiseren van het aantal toe te kennen punten per zaaksoort voor alle rechtsgebieden in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De bestaande systematiek van forfaitaire vergoedingen in het stelsel is daarbij een randvoorwaarde. De commissie zal ook in beeld brengen of met een bruto omzet die behaald kan worden met 1.200 gedeclareerde punten met het in 2024 geldende punttarief in het stelsel een netto jaarinkomen kan worden verdiend op het niveau van het netto jaarinkomen van een Rijksambtenaar op het niveau van de hoogste trede (10) van schaal 12 voor Rijksambtenaren en, indien nodig, een voorstel doen hoe dit niveau kan worden bereikt. De commissie brengt een eindverslag uit.

Om een dergelijk onderzoek uit te kunnen voeren, zal de commissie moeten beschikken over een uitgebreid tijdsbestedingsonderzoek over de jaren 2022 en 2023. De bevindingen in dit onderzoek zullen vervolgens door de commissie worden gevalideerd aan de hand van technologische, juridische, maatschappelijke ontwikkelingen die de tijdsbesteding kunnen beïnvloeden. Ten tijde van de werkzaamheden van de eerdere Commissie evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand (2016-2017) is het tijdsbestedingsonderzoek uitgevoerd door een extern bureau. Inmiddels is via het WODC een soortgelijk onderzoek opnieuw aangevraagd.

De opdracht van de herijkingscommissie ziet niet op de systematiek voor jaarlijkse indexering van het punttarief en de vergoedingen aan eerstelijnsrechtsbijstandverleners. Aan de commissie wordt verder de randvoorwaarde gegeven dat eventuele voorstellen eenvoudig uitvoerbaar moeten zijn voor de Raad voor Rechtsbijstand en de advocatuur.

De taak van de commissie bestaat uit drie onderdelen (artikel 2, tweede lid). Daarvoor dient de commissie concreet de volgende aspecten te onderzoeken:

  • 1. Onderzoek of de in (de bijlage bij) het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 vastgestelde lijst met zaakscategorieën nog steeds adequaat is, en, zo nee, of en op welke wijze deze aanpassing behoeft.

  • 2. Breng per zaakscategorie, inclusief de categorieën voor piketzaken, de gemiddelde tijdsbesteding in kaart, waarbij wordt uitgegaan van een efficiënte en doelmatige beroepsuitoefening. De gegevens over de gemiddelde tijdsbesteding waarvan de commissie uitgaat dienen gebaseerd te zijn op de gegevens van doelmatig functionerende kantoren.

  • 3. Onderzoek in hoeverre de puntentoeslagen redelijk zijn.

  • 4. Breng ten aanzien van een mogelijke regeling voor reiskostenvergoeding van mediators conform met artikel 25 Bvr in beeld in welke gevallen mediators verplicht moeten reizen naar een rechtbank voor mediationgesprekken en hoe vaak dit per jaar gemiddeld voorkomt.

Secretariaat

Het secretariaat van de commissie zal worden gevormd door een algemeen secretaris en twee adjunct-secretarissen. De algemeen secretaris zal een aanstelling krijgen bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid en zal worden vrijgesteld voor de werkzaamheden ten behoeve van de commissie. Daarnaast zal de Raad een adjunct-secretaris afvaardigen en werft het Ministerie van Justitie en Veiligheid een adjunct-secretaris vanuit de advocatuur. Uiteraard zullen de leden van het secretariaat lopende het onderzoek hierover geen mededelingen doen aan andere werknemers van de organisaties waar zij werkzaam zijn.

Den Haag, 30 januari 2024

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen

Naar boven