Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| RDW (Dienst Wegverkeer) | Staatscourant 2024, 43011 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| RDW (Dienst Wegverkeer) | Staatscourant 2024, 43011 | beleidsregel |
JBZ 24.0068269
De directie van de Dienst Wegverkeer,
Gelet op artikel 4b, eerste lid, aanhef en onder a en hoofdstuk III van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 3.6.0., 3.6.1, tweede lid en 3.6.3, tweede lid van de Regeling voertuigen;
Besluit:
In deze beleidsregel zijn de begripsbepalingen van Verordening (EU) nr. 167/2013 van overeenkomstige toepassing. Dit geldt ook voor daarop gebaseerde gedelegeerde verordeningen en van de VN/ECE Reglementen zoals vermeld in de artikelen 3.6.0, 3.6.1, eerste lid, onderdeel a en 3.6.3 van de Regeling voertuigen, en de Wegenverkeerswet 1994.
In aanvulling op artikel 1 wordt in deze beleidsregel verstaan onder:
het voorschrift waaraan het voertuig minimaal moet voldoen. Indien is vermeld dat er geen alternatief voorschrift is vastgesteld, moet het voertuig volledig voldoen aan het gestelde onder ‘Basis’ van het betreffende onderwerp.
systematisch, onafhankelijk en gedocumenteerd proces, dat ter plaatse van de bedrijfsruimte van de Technische dienst plaatsvindt, om de integrale bedrijfsvoering of de resultaten van een organisatie, of van een deel ervan, te toetsen aan vooraf bepaalde criteria.
datum per wanneer een voorschrift niet meer van toepassing is. In het geval van een individuele goedkeuring moet deze aanduiding ingevolge artikel 2.2, eerste lid van de Regeling voertuigen gelezen worden als Datum eerste toelating tot;
datum per wanneer een voorschrift van toepassing is. In het geval van een individuele goedkeuring moet deze aanduiding ingevolge artikel 2.2, eerste lid van de Regeling voertuigen gelezen worden als Datum eerste toelating met ingang van;
de eerste beoordeling van het productieproces. Dit het eerste onderdeel van de aanvraag van een typegoedkeuring. De procedure voor een eerste beoordeling bestaat uit een administratieve documentbeoordeling en indien naar het oordeel van RDW noodzakelijk een beoordeling van ter plaatse van de productielocatie(s).
indien is vermeld ‘word(t)en geacht (nog) te voldoen’, of een soortgelijke bewoording wordt gehanteerd, wordt hieronder verstaan dat de fabrikant aantoont dat het betreffende onderwerp moet voldoen aan de gestelde eis, maar dit niet volledig wordt beoordeeld indien er geen twijfel bij de goedkeuringsautoriteit RDW bestaat over het voldoen aan de gestelde eis op het gebied van verkeersveiligheid of milieu;
ook voor nationale typegoedkeuring wordt bedoeld het informatiedossier zoals gedefinieerd in artikel 22 van Verordening (EU) 167/2013;
de Dienst Wegverkeer als bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994;
Een voertuig dat behoort tot een type dat in serie onder een gecontroleerd productieproces geproduceerd is door een fabrikant in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf en waarvoor aan de fabrikant een World Manufacturing Identification (WMI) conform ISO 3779:2009 of een World Manufacturing Code (WMC) conform ISO 10261:2002 is afgegeven, tenzij naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer niet hoeft te worden voldaan aan de voorwaarde van een afgegeven WMI of WMC. Een seriematig geproduceerd voertuig dat is gewijzigd, wordt voor wat betreft de onderwerpen die door de wijziging zijn geraakt beschouwd als zijnde een niet seriematig geproduceerd voertuig;
in aanvulling op artikel 5.1b.3 van de Regeling voertuigen wordt hieronder eveneens verstaan het beoordelen van de overgelegde documenten;
het functionele karakter van een mobiele machine waarmee de mobiele machine kan worden geïdentificeerd op de weg. De actuele omschrijvingen zijn op te vragen via SDS@rdw.nl.;
beschrijving van bepaalde specificaties van een type mobiele machine die binnen één typegoedkeuring kunnen worden ondergebracht. De beschrijving hiervan is beschikbaar op aanvraag via SDS@rdw.nl;
de wijze waarop de betreffende eis beoordeeld wordt.
Een aanvraag voor een individuele goedkeuring wordt bij de RDW ingediend door middel van een door de RDW vastgesteld aanvraagformulier individuele goedkeuring mobiele machine. De actuele versie daarvan is gepubliceerd op de website van de RDW.
1. Een aanvraag voor een typegoedkeuring mobiele machines wordt bij de RDW ingediend door middel van een door de RDW vastgesteld aanvraagformulier typegoedkeuring. De actuele versie daarvan is gepubliceerd op de website van de RDW.
2. De aanvraag moet aantoonbaar worden ingediend door een marktdeelnemer als bedoeld in Verordening (EU) nr. 167/2013.
3. Voor de indiening van een aanvraag is het reserveren van een typegoedkeuringsnummer noodzakelijk met het daarvoor bestemde formulier (reserve approval numbers). De actuele versie daarvan is gepubliceerd op de website van de RDW. Dit dient bij voorkeur te worden gedaan door de Technische Dienst.
4. Voor een aanvraag van een eerste beoordeling en de overeenstemming van de productie moet de aanvrager een CoP-formulier volledig invullen en indienen bij de RDW via cop@rdw.nl. De actuele versie van het formulier wordt op verzoek toegezonden via dat e-mailadres.
5. Een informatiegesprek tussen de aanvrager en RDW dient plaats te vinden voordat de aanvraag voor een eerste beoordeling bedoeld in het vierde lid wordt ingediend.
6. Indien de marktdeelnemer de benodigde tests door de RDW wil laten uitvoeren dient het formulier ‘Product assessment’ te worden ingevuld en ingediend bij RDW. De actuele versie daarvan is gepubliceerd op de website van de RDW.
1. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag vraagt de RDW naast een volledig ingevuld aanvraagformulier de volgende documenten:
a. het informatiedossier en aanvullende informatie die de RDW in het kader van de aanvraagprocedure vraagt;
b. een verklaring van de gemachtigde personen met handtekening die het nationale certificaat van overeenkomst voor de nationale typegoedkeuring mogen tekenen; en,
c. een ingevuld voorbeeld van het nationaal certificaat van overeenstemming.
2. Het Basis inlichtingenformulier ten behoeve van het informatiedossier en een Concept nationaal Certificaat van Overeenkomst zijn op verzoek verkrijgbaar via SDS@rdw.nl.
3. Als de aanvraag niet volledig is verzoekt RDW om de aanvraag aan te vullen binnen een termijn van twee weken. Als die termijn ongebruikt verstrijkt zal de aanvraag niet inhoudelijk worden behandeld.
1. De RDW deelt de rapportage met resultaten van de uitgevoerde administratieve documentbeoordeling met de fabrikant en bevestigt een positieve beoordeling door middel van een e-mailbericht.
2. De RDW maakt direct na toezending van de positieve beoordeling als bedoeld in het eerste lid een afspraak voor de beoordeling van de productielocatie(s) binnen 12 maanden.
3. RDW kan besluiten een bezoek aan productielocatie(s) plaats te laten vinden voordat een besluit over de administratieve documentbeoordeling als bedoeld in het eerste lid wordt genomen. Dit geldt in ieder geval indien de fabrikant geen gecertificeerd kwaliteitssysteem heeft.
4. Indien de fabrikant binnen 12 maanden na de positieve beoordeling bedoeld in het eerste lid nog niet heeft geproduceerd, moet de fabrikant dit melden aan de RDW door middel van een verklaring van niet produceren, waarna de beoordeling van de productielocatie(s) bedoeld in het tweede lid één keer met maximaal 12 maanden uitgesteld kan worden.
5. De geldigheidsduur van de positieve beoordeling bedoeld in het eerste lid verloopt na twee jaar. Indien binnen deze twee jaar geen typegoedkeuring is verleend, of de fabrikant niet heeft geproduceerd, verloopt de geldigheid van die positieve beoordeling.
6. Indien een beoordeling van productielocatie(s) niet kan worden uitgevoerd wegens onvoorziene omstandigheden, is het bepaalde in artikel 12, lid 1 en 2 en 4 van overeenkomstige toepassing.
7. Indien RDW afwijkingen van de vereisten constateert bij de administratieve documentbeoordeling of bij de beoordeling van de productielocatie(s) kan de fabrikant in de gelegenheid worden gesteld om corrigerende maatregelen te treffen. Corrigerende maatregelen moeten binnen de door de RDW gestelde termijn, uiterlijk drie maanden na het opleveren van de beoordeling getroffen te zijn. De opvolging van de voorgestelde maatregelen dient de fabrikant tijdig en schriftelijk te communiceren aan de RDW. De fabrikant heeft in totaal drie mogelijkheden (bij de aanvraag en twee herbeoordelingen) om documenten correct en volledig aan te leveren.
8. De eerste beoordeling wordt negatief beoordeeld wanneer de fabrikant corrigerende maatregelen niet binnen drie maanden heeft getroffen of gecommuniceerd naar de RDW, of wanneer de fabrikant na twee pogingen na de eerste aanvraag de afwijkingen niet heeft verholpen.
1. Indien een goedkeuringsdocumentatie wordt overgelegd waaruit blijkt dat een bepaald voorschrift op basis van een andere of buitenlandse norm is goedgekeurd, kan de RDW besluiten dat met die goedkeuring deels of geheel aan de gestelde goedkeuringseis is voldaan. De aanvrager van de goedkeuring dient hiertoe inhoudelijke informatie over de gehanteerde eisen van deze norm aan te leveren, op grond waarvan RDW beoordeelt of die norm minimaal gelijkwaardige goedkeuringseisen stelt.
2. Een testrapport moet voor het betreffende (type) mobiele machine, onder vermelding van het type, en indien van toepassing, variant en uitvoering en voertuigidentificatienummer, zijn afgegeven. Het testrapport moet zijn afgegeven door de RDW.
3. Indien een geldig (deel-)certificaat wordt overgelegd, is voldaan aan de goedkeuringseis voor het onderwerp dat wordt afgedekt door dit betreffende (deel-)certificaat. Bij twijfel aan de geldigheid of juistheid van het betreffende (deel-)certificaat, stelt de RDW nader onderzoek in. De aanvrager is gehouden tot volledige medewerking aan dit onderzoek.
Bij verlening van een goedkeuring wordt het goedkeuringscertificaat toegezonden conform de bij de RDW vastgelegde modellen voor typegoedkeuringscertificaten.
1. Schriftelijke en mondelinge communicatie tussen de RDW en de marktdeelnemer vindt plaats in de Nederlandse taal.
2. Tijdens de aanvraagprocedure en tijdens de audit in het kader van de eerste beoordeling of het toezicht op de Overeenstemming van de productie moet fabrikant zorgdragen voor een gemachtigde die de Nederlandse taal op technisch inhoudelijk niveau voldoende beheert of een tolk, dan wel een vertegenwoordiger van de technische dienst die de Nederlandse taal naar het oordeel van de RDW voldoende beheerst.
3. Uitsluitend met schriftelijke instemming van de RDW kan op verzoek van de aanvrager de voertaal Engels zijn. Het bepaalde in het tweede lid van dit artikel is in dat geval van overeenkomstige toepassing.
1. De kosten voor de behandeling van de aanvraag en het toezicht worden achteraf in rekening gebracht bij de aanvrager conform de geldende Regeling tarieven Dienst Wegverkeer en met inachtneming van artikel 28, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2. Bij betalingen moet de aanvrager de factuurnummers en debiteurennummers volledig vermelden. De RDW hanteert een betalingstermijn van 30 dagen. In uitzonderlijke gevallen kan RDW een andere termijn hanteren. Dit wordt op de desbetreffende factuur vermeld.
1. De RDW houdt toezicht op de fabrikanten in relatie met door de RDW verleende typegoedkeuring. De RDW doet dit door middel van respectievelijk document beoordeling, audits en zo nodig productbeoordeling.
2. De fabrikant moet met behulp van de van toepassing zijnde procedures van de RDW aantonen dat aan de vanuit de nationale wetgevingen gestelde eisen en de overeenkomstig van toepassing zijnde artikelen 8 tot en met 16, 20 tot en met 23, artikel 24, derde lid, eerste zin en tiende lid, 29, 30, 32 tot en met 34 en de artikelen 51 en 52 van Verordening (EU) 167/2013, wordt voldaan om de overeenstemming van productie te waarborgen.
3. De fabrikant bepaalt aan de hand van een risicoanalyse de noodzakelijke controles die essentieel zijn om de overeenstemming van productie te waarborgen en zorgt ervoor dat hij deze controles zelf uitvoert, vastlegt, analyseert en tijdens het productieproces bijstuurt waar nodig op de punten en/of momenten (in de tijd).
4. De productielocaties van de fabrikant worden door de RDW beoordeeld en indien akkoord door de RDW erkend. Uitbreiding of wijziging van de productielocaties is alleen mogelijk met instemming van de RDW en nadat een verzoek daartoe is gedaan met behulp van het CoP-formulier genoemd in artikel 4.
5. De fabrikant toont aan dat hij in de fasen vóór, tijdens en na het productieproces, zelf de regie voert over alle essentiële aspecten die van belang zijn voor de waarborg van de overeenstemming van de productie.
6. Het is niet toegestaan om een of meerdere aspecten van productieactiviteiten op een locatie plaats te laten vinden welke niet door de RDW is erkend. De fabrikant is en blijft verantwoordelijk voor de overeenstemming van de productie.
7. De frequentie van het toezicht wordt naast de eventuele voorschriften in de specifieke regelgeving, mede bepaald op basis van een risicoanalyse van de RDW. De laagst mogelijke frequentie voor een bedrijfsbezoek bedraagt één bezoek in drie jaar.
8. De risicofactoren bij voornoemde risicoanalyse zijn in ieder geval het ontbreken van een ISO-certificaat, bevindingen bij eerdere beoordelingen, de aard van het product, het tijdstip van de laatste audit, klachten en overige informatie over productafwijkingen bekend bij de RDW.
9. Onverminderd overige bepalingen in deze beleidsregel over de frequentie van het toezicht, kan de RDW te allen tijde toezichtactiviteiten uitvoeren en medewerking verlangen van de fabrikant en/of de contactpersonen.
10. Audits kunnen in opdracht van de RDW worden uitgevoerd door hiervoor door de RDW aangewezen uitbestedingspartners of technische diensten categorie C.
1. De RDW stelt de audit datum eenzijdig vast en informeert de fabrikant tijdig hierover per e-mail.
2. De fabrikant moet de ontvangst van de audit- datum zo spoedig mogelijk en binnen de gestelde termijn, die in beginsel twee weken is, per e-mail bevestigen.
3. Op verzoek van de fabrikant en uitsluitend met instemming van de RDW kan de audit worden verplaatst. De RDW brengt de daartoe gemaakte reis- en verblijfkosten, zoals bedoeld in artikel 17 van de vigerende Regeling Tarieven Dienst Wegverkeer, in rekening.
4. Indien een audit niet kan worden uitgevoerd door toedoen van de fabrikant, of wegens een omstandigheid die aan de fabrikant dient te worden toegerekend, worden alle reeds gemaakte kosten in rekening gebracht. Dit geldt niet als de RDW wegens omstandigheden die voor zijn rekening komt de audit annuleert.
1. Voorafgaand aan het passeren van de datum einde geldigheid van de ‘Verklaring van overeenstemming’ informeert de RDW of de uitbestedingspartner/technische dienst categorie C de fabrikant die reeds een procedure voor een eerste beoordeling heeft doorlopen en in zoverre door de RDW is erkend, per e-mail tijdig wanneer de audit zal plaatsvinden. De fabrikant dient deze datum binnen 2 weken te bevestigen.
2. Indien een audit niet kan worden uitgevoerd wegens onvoorziene omstandigheden is het bepaalde in artikel 12, lid 1, 2 en 4 van overeenkomstige toepassing.
1. Audits worden uitgevoerd door respectievelijk inspecteurs van de RDW, auditeurs van uitbestedingspartners of door auditeurs van technische diensten categorie C.
2. De fabrikant moet medewerking verlenen aan de uitvoering van de audit.
3. De fabrikant moet ervoor zorgen dat de in het eerste lid van dit artikel genoemde personen tijdens de audit onder veilige omstandigheden zijn werk kan doen conform Kaderrichtlijn 89/391/EEG inzake de veiligheid en de gezondheid van werknemers.
4. Van de audit wordt een auditrapport opgemaakt door de inspecteur of auditeur en aan de fabrikant toegestuurd. Hierin worden eventuele observaties (verbeterpunten) van de RDW en non-Conformiteit (afwijkingen) opgenomen die in ernst kunnen variëren.
5. De fabrikant zorgt ervoor dat de documenten en procedures inzake de overeenstemming van de productie bedoeld in artikel 4 en 5 beschikbaar zijn voor de auditeurs of inspecteurs genoemd het eerste lid van dit artikel, tenzij hierover door de RDW andere afspraken met hem zijn vastgelegd.
6. De fabrikant kan door RDW in de gelegenheid gesteld worden om binnen een bepaalde termijn na de auditdatum corrigerende maatregelen te treffen om de geconstateerde afwijkingen te verhelpen. Het stellen van deze termijn is afhankelijk van de aard en ernst van de tekortkoming.
7. Binnen de in het vorige punt genoemde termijn informeert de fabrikant de RDW in detail over de getroffen maatregelen.
8. Als de audit met positief resultaat is afgerond, geeft de RDW een verklaring van overeenstemming af voor de duur van maximaal 3 jaar.
1. De RDW kan een typegoedkeuring schorsen of intrekken afhankelijk van de ernst en aard van de overtreding.
2. Naast een schorsing als herstelsanctie kan de RDW een last onder dwangsom opleggen aan de fabrikant overeenkomstig artikel 25, 27, 29, derde lid, of artikel 30, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 ter bevordering van het herstel. Bij een last onder dwangsom wordt per tijdseenheid een bedrag verbeurd.
3. Naast herstelsancties kan RDW een bestraffende sancties opleggen aan de fabrikant in de vorm van een bestuurlijke boete, overeenkomstig artikel 25, 27 en 29, derde lid of artikel 30, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
1. Een intrekking van de goedkeuring geldt in beginsel voor onbepaalde tijd.
2. De RDW trekt de typegoedkeuring in:
a. Op verzoek van de fabrikant;
b. Bij een definitieve productiestop van het type waarvoor goedkeuring is verleend;
c. Bij faillissement van de fabrikant aan wie de goedkeuring is verleend; of,
d. Bij gebruik van agressie /geweld tegen RDW-medewerkers.
3. De RDW kan de typegoedkeuring intrekken als er sprake is van:
a. Bij het afleggen van valse verklaringen tijdens goedkeuringsprocedures of terwijl er corrigerende of beperkende maatregelen gelden;
b. Bij het vervalsen van testresultaten voor Typegoedkeuringen of markttoezicht;
c. Bij het achterhouden van gegevens of technische specificaties die tot het terugroepen van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, of tot het weigeren of intrekken van een Typegoedkeuringscertificaat zouden kunnen leiden;
d. Bij gebruik van manipulatievoorzieningen in het goedgekeurde product; of,
e. Bij het verstrekken van onjuiste informatie door of namens de fabrikant die noodzakelijk is voor de aanvraag van de goedkeuring of voor de conformiteit van de productie.
4. De RDW kan de typegoedkeuring schorsen indien:
a. er vermoedens zijn dat er redenen tot intrekking van de goedkeuring zijn zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel, maar het onderzoek en de daarbij behorende conclusies, nog niet beschikbaar zijn.
b. er omstandigheden zijn die noch door de fabrikant, noch door de RDW kunnen worden opgelost. Bijvoorbeeld indien een productielocatie van de fabrikant door een negatief reisadvies niet bereikbaar is.
c. sprake is van door de fabrikant te herstellen gebreken. Dit betreft onder meer:
i. Het weigeren van toegang tot informatie;
ii. Niet voldoen aan de betalingsverplichting van de fabrikant;
iii. Uitblijven van het verstrekken van informatie aan RDW in het kader van toezicht op de conformiteit van de productie;
iv. Niet doorgeven van noodzakelijke wijzigingen aan de RDW, zoals onder meer genoemd onder hoofdstuk 6;
v. Niet bevestigen, weigeren van of niet aanwezig zijn bij een audit door of namens de RDW in het kader van het toezicht op de productie;
vi. Niet-naleving door de fabrikant van overige vereisten van de typegoedkeuringswetgeving; of,
vii. Het weigeren om medewerking te verlenen aan een audit of monitoringsactiviteiten van de RDW of anderszins niet aan de uit de wet voortvloeiende verplichtingen voldoen.
5. Een schorsing wordt voor een bepaalde duur opgelegd. Die termijn wordt in het besluit vermeld.
6. Indien tijdens de schorsing de uitkomsten van het onderzoek zijn verkregen als bedoeld in het derde lid onder a van dit artikel kan de schorsing tussentijds worden beëindigd.
7. Indien tijdens de schorsing als bedoeld in het vierde lid onder c van dit artikel definitief blijkt dat het gebrek niet wordt hersteld, dan wordt de schorsing tussentijds beëindigd en aansluitend opgevolgd door een intrekking van de typegoedkeuring.
1. De fabrikant is verantwoordelijk voor het actueel houden van de contactgegevens die hij aan de RDW heeft doorgegeven. Wijzigingen worden onmiddellijk, maar uiterlijk binnen vijf werkdagen, door de fabrikant doorgegeven via het emailadres cop@rdw.nl.
2. De fabrikant stelt ten behoeve van de communicatie met de RDW een CoP-contactpersoon aan die het aanspreekpunt is voor audits en het doorgeven van relevante wijzigingen.
3. De fabrikant stelt daarnaast een contactpersoon aan die binnen zijn organisatie als verantwoordelijke voor alle CoP aspecten wordt aangesproken. Dit mag dezelfde persoon zijn als de CoP-contactpersoon.
1. Voor het melden van wijzigingen die de fabrikant volgens de toepasselijke wetgeving aan de RDW moet doorgeven, moet gebruik worden gemaakt van het eerdergenoemde CoP-formulier als bedoeld in artikel 4.
2. Mocht de wijziging naar het oordeel van de RDW aanleiding geven tot een herziening of uitbreiding van het Typegoedkeuringscertificaat of de daar toebehorende documenten, dan wel het ontstaan van een nieuw type, dan laat RDW dat weten, en dan moet de fabrikant dit aanvragen met het aanvraagformulier te vinden op de website van de RDW.
Een Typegoedkeuring is een (vermogens)recht dat niet kan worden overgedragen. Als de fabrikant van naam wijzigt, wijzigt volgens de voertuigregelgeving het type eveneens. De bestaande Typegoedkeuring kan mede daardoor niet meer worden gebruikt voor de productie. In dat geval moet RDW volgens die regelgeving de Typegoedkeuringen intrekken. De RDW willigt verzoeken voor overdracht daarom niet in.
1. De RDW kan van de voorwaarden van het in 3.4.3 gestelde afwijken in het geval van een fusie of wijziging in de rechtsvorm van de fabrikant aan wie de Typegoedkeuring is verleend. Deze fabrikant is verplicht zo spoedig mogelijk een aanvraag in te dienen voor de aanpassing van de typegoedkeuring(en).
2. Voor de onder de vorige punt genoemde aanvraag gebruikt de fabrikant de in artikel 4 genoemde formulieren.
Vrijstelling van de eisen over afmetingen en massa’s worden enkel verleend op grond van de Regeling vrijstelling goedkeuring afmetingen en massa’s landbouw- of bosbouwvoertuigen en mobiele machines.
Indien in een alternatief voorschrift is verwezen naar een bepaalde richtlijn, verordening of reglement dan is het toepassingsgebied daaruit van toepassing, tenzij in het alternatieve voorschrift daarvoor een expliciete uitzondering is gemaakt.
De fabrikant dient de voor het uitvoeren van de testen benodigde informatie aan te leveren. Indien in een eis vanuit een verordening, richtlijn of reglement informatie is vermeld die verstrekt moet worden in het kader van een typegoedkeuring, dan geldt dat niet voor een individuele goedkeuring.
1. Bij een wijziging van wetgeving van de onder ‘basis’ aangeduide regelgeving in de alternatieve voorschriften na de vermelde versiedatum, kan RDW de mobiele machine toetsen aan de relevante gewijzigde regelgeving.
2. Indien wetgeving in een alternatief voorschrift over een bepaald onderwerp geen eisen bevat met betrekking tot complexe elektronische systemen of geavanceerde bestuurder ondersteunende functies en het voertuig om die reden niet voldoet aan het vereiste niveau van een toepasselijk alternatief voorschrift, dan kan RDW, indien wetgeving op het moment van de aanvraag wel voorziet in eisen voor dergelijke systemen en functies, het onderwerp toetsen aan alle relevante voorschriften uit geldende wetgeving, aangevuld met de relevante artikelen die volgens het betreffende alternatieve voorschrift moeten worden beoordeeld.
1. Een seriematig geproduceerd voertuig dat is gewijzigd, wordt voor wat betreft de onderwerpen die door de wijziging zijn geraakt beschouwd als zijnde een niet-seriematig geproduceerd voertuig, met uitzondering van het onderwerp emissies. In het onderwerp emissies is de handelwijze beschreven.
2. De onderwerpen die niet geraakt zijn door de wijziging worden geacht nog te voldoen aan de van toepassing zijnde voorschriften die gelden voor het seriematig geproduceerde voertuig.
1. Met documentatie van de voertuigfabrikant of van de buitenlandse toelatingsautoriteit kan worden aangetoond dat is voldaan aan een alternatief voorschrift.
2. Onder documentatie bedoeld in het eerste lid wordt tevens verstaan een goedkeurmerk of informatie op een sticker of plaatje aangebracht door de fabrikant.
3. De beoordeling van de geschiktheid van de documenten voor het aantonen van het voldoen aan het vereiste is aan de RDW.
1. Indien wordt aangegeven dat een berekening is toegestaan, dan dient de aanvrager deze berekening op te stellen en te overleggen. De RDW beoordeelt de berekening en bepaalt of deze berekening acceptabel is.
2. In het geval van sterkteberekeningen wordt gebruikt moet het wiskundige model ten opzichte van de werkelijke testomstandigheden worden gevalideerd, tenzij de optredende spanningen in het model de vloei-/rekgrens van de toegepaste materialen niet overschrijden.
Indien een geldig goedkeuringscertificaat inclusief betreffende informatie en documentatie door de houder van de goedkeuring van toepassing wordt verklaard, is mogelijk voldaan aan het alternatieve voorschrift. De RDW beoordeelt of het goedkeuringscertificaat acceptabel is.
1. De RDW kan de goedkeuring van een voertuig overeenkomstig artikel 23 Wegeverkeerswet 1994 weigeren indien naar het oordeel van RDW sprake is van:
a. een voertuig, ook al voldoet dit aan de toepasselijke voorschriften of is dit naar behoren gemerkt, een ernstig gevaar is voor de verkeersveiligheid, dan wel het milieu of de volksgezondheid ernstig schaadt, of
b. een prototype van een voertuig of een voertuig betreft dat is voorzien van een systeem, onderdeel of technische eenheid waarin technologieën of concepten zijn toegepast die onverenigbaar zijn met een of meer individuele toelatingseisen, of
c. een voertuig dat is voorzien van een of meer complexe elektronische systemen of geavanceerde bestuurder ondersteunende functies die niet zijn toegestaan of niet voldoen aan het vereiste niveau van een toepasselijke individuele toelatingseis, dan wel niet voldoen aan de relevante voorschriften uit een latere versie van de betrokken regelgeving.
2. Voor de toepassing van het eerste lid onder c kan de aanvrager in voorkomend geval besluiten de complexe elektronische systemen of geavanceerde bestuurder ondersteunende functies, onder de verantwoordelijkheid van de voertuigfabrikant, uit te laten schakelen. De fabrikant dient onder vermelding van het voertuigidentificatienummer schriftelijk te verklaren dat de software van de complexe elektronische systemen of geavanceerde bestuurder ondersteunende functies definitief zijn uitgeschakeld én dat hij niet zal meewerken aan een softwarematige update van deze systemen zonder uitdrukkelijke toestemming van de goedkeuringsinstantie. De verklaring moet door de tekenbevoegde van de fabrikant zijn ondertekend. Systemen die vanuit de toepasselijke regelgeving verplicht zijn gesteld mogen niet worden uitgeschakeld tenzij expliciet anders is vermeld.
Versie 1 januari 2025
Basis
Richtlijn 2006/42/EG gewijzigd tot en met Verordening (EU) 2019/1243
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Typegoedkeuring
De mobiele machine wordt geacht te voldoen indien de mobiele machine is voorzien van een geldige ‘CE-markering’ en EG-verklaring van overeenstemming.
Als de mobiele machine is voorzien van uitrusting die gevoelig kan zijn voor elektromagnetische compatibiliteit (EMC) dan moet expliciet zijn aangetoond dat de mobiele machine aan relevante eisen onder de machinerichtlijn voldoet. In dat geval moet in de verklaring van overeenstemming de norm waaraan elektromagnetische compatibiliteit van de mobiele machine is getoetst zijn vermeld. Indien dit ontbreekt maar de EMC gevoelige onderdelen zijn voorzien van een geldige UNECE R10 goedkeuring is dit eveneens afdoende.
Voor het verkrijgen van een typegoedkeuring moet een voorbeeld van de EG-verklaring van overeenstemming die per voertuig wordt afgegeven worden opgenomen in het informatiedocument.
Individuele goedkeuring
Dezelfde goedkeuringseisen zoals vermeld hiervoor bij typegoedkeuring zijn van toepassing.
Wijze van keuren
Typegoedkeuring
Visuele controle.
Individuele goedkeuring
Visuele controle, bij twijfel moet een verklaring van de oorspronkelijke fabrikant worden overgelegd.
Toelichting
–
Versie 1 januari 2025
Basis
Verordening (EU) 2016/1628 tot en met Verordening (EU) 2022/992
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Typegoedkeuring
De mobiele machine moet zijn voorzien van een motor die voldoet aan Verordening (EU) 2016/1628 van de motorcategorie NRE of NRS, als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EU) 2016/1628 of als gelijkwaardig erkende goedkeuring (zie toelichting).
Als alternatief mag de mobiele machine zijn voorzien van een motor van de motorcategorie ATS met elektrische ontsteking, mits de mobiele machine aan één van onderstaande voorwaarden voldoet:
• voertuig is uitgerust met een schrijlingse gerichte zitplaats en een stuurstang; of
• voertuig is uitgerust met een stuurwiel en bank of kuipstoel in een of meer rijen en met een maximumconstructiesnelheid van 25 km/h of meer.
De emissiefase van de motor moet voldoen aan het niveau wat is voorgeschreven volgens de verordening.
De motor moet zijn gemonteerd volgens de voorschriften van de motorfabrikant inclusief het ter beschikking stellen van informatie aan de eindgebruiker.
Individuele goedkeuring
Dezelfde goedkeuringseisen zoals vermeld hiervoor bij typegoedkeuring zijn van toepassing. Echter in afwijking van bovenstaande mag de verbrandingsmotor van mobiele machine zijn aangepast om geheel of met bijmenging van waterstof te functioneren. De fabrikant moet meetresultaten aanleveren gemeten volgens de transiënt en steady state cycli die beschreven staan in bijlage IV van Verordening (EU) 2016/1628. De meetresultaten moeten aantonen dat, bij alle mogelijke mate van bijmengverhoudingen van waterstof in het brandstofsysteem, aan de emissiegrenswaarden van de geldende emissiefase wordt voldaan.
Wijze van keuren
Typegoedkeuring
Visuele controle en/of meten.
De motor moet volgens voorschrift van de motorleverancier zijn ingebouwd, bijvoorbeeld op basis van de verklaring van de motorleverancier of door motorleverancier verstrekte inbouwinstructies. Het informatiepakket van de motorleverancier dat door de fabrikant van de mobiele machine aan de eindgebruiker wordt verstrekt wordt vastgelegd.
Individuele goedkeuring
Visuele controle en/of meten.
In afwijking van bovenstaande wordt voor individuele goedkeuring geacht te zijn voldaan indien de verbrandingsmotor is voorzien van een typegoedkeuringsnummer volgens Verordening (EU) 2016/1628 of gelijkwaardige goedkeuring en fabrieksmatig is ingebouwd.
Toelichting
In bijlage XIII van Verordening (EU) 2017/654 is de erkenning van gelijkwaardige goedkeuringen voor motoren opgenomen.
Versie 1 januari 2025
Voertuigcategorie
Mobiele Machine
Basis
Verordening (EU) 2015/208, bijlage XX tot en met wijziging Verordening (EU) 2020/540
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Voorgeschreven plaat
Typegoedkeuring
De mobiele machine moet zijn voorzien van een voorgeschreven plaat en voldoen aan Verordening (EU) 2015/208, bijlage XX. In afwijking van punt 3.1 moet op de voorgeschreven plaat minimaal onderstaande informatie zijn vermeld:
• naam van de fabrikant;
• NL-typegoedkeuringsnummer;
• het type;
• het voertuigidentificatienummer;
• de technisch toegestane maximummassa van het voertuig in beladen toestand;
• de technisch toegestane maximummassa per as of rupsbandset; en
• de technisch toegestane getrokken massa(’s).
Als er sprake is van een mobiele machine die in meerdere fasen wordt voltooid, brengt iedere fase fabrikant, aanvullend, een eigen constructieplaat aan waarop minimaal onderstaande informatie staat vermeld:
• de naam van de fabrikant;
• de goedkeuringsfase;
• NL-typegoedkeuringsnummer;
• het voertuigidentificatienummer; en
• het gewijzigde gegeven(s).
Individuele goedkeuring
Dezelfde goedkeuringseisen zoals vermeld hiervoor bij typegoedkeuring zijn van toepassing. Echter in afwijking van bovenstaande mag in het geval van een individuele goedkeuring de vermelding van het NL-typegoedkeurnummer en het type op de voorgeschreven plaat/platen achterwege blijven.
De technisch toegestane getrokken massa(’s) mag op de constructieplaat ontbreken indien deze massa blijkt uit de documentatie van de op de constructieplaat vermelde fabrikant of indien het voertuig niets mag trekken.
Voertuigidentificatienummer
Typegoedkeuring
De mobiele machine moet zijn voorzien van een voertuigidentificatienummer dat voldoet aan Verordening (EU) 2015/208, bijlage XX, punt 4.
In afwijking van het gestelde in bijlage XX, punt 4 voldoet het voertuigidentificatienummer van de mobiele machine wanneer deze is opgebouwd door een gestructureerde combinatie van tekens die door de fabrikant ondubbelzinnig aan één bepaald voertuig is toegewezen.
Hieraan wordt eveneens geacht te zijn voldaan indien het voertuigidentificatienummer voldoet aan het gestelde in:
• richtlijn 2009/144/EG, bijlage V,
• verordening (EU) 19/2011, of
• verordening (EU) 2015/504, bijlage IV punt 3.
In afwijking van het gestelde in bijlage XX, punt 4. mag het voertuigidentificatienummer aan de rechterzijde dan wel linkerzijde van het voertuig zijn aangebracht.
Individuele goedkeuring
Dezelfde goedkeuringseisen zoals vermeld bij typegoedkeuring zijn van toepassing.
Wijze van keuren
Visuele controle, zo nodig meten.
Toelichting
–
Versie 1 januari 2025
Voertuigcategorie
Mobiele Machine
Basis
VN/ECE-reglement nr. 67 tot en met supplement 14 op wijzigingenreeks 01
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Typegoedkeuring
De mobiele machine die is uitgerust met een motor die wordt gevoed door LPG moet zijn uitgerust met specifieke voorzieningen voor het gebruik van LPG als voertuigbrandstof die voldoet aan de eisen van deel I, punt 6 wat betreft de onderdelen van de installatie en deel II, punt 17, wat betreft de installatie op het voertuig van VN/ECE-reglement nr. 67.
Voor zover er sprake is van de specifieke eisen voor bepaalde voertuigcategorieën zijn de eisen voor categorie N3 overeenkomstig van toepassing op mobiele machines.
Indien de bevestiging van de brandstoftank voldoet aan het gestelde in bijlage 5 van VN/ECE-reglement nr. 115 tot en met supplement 10 op wijzigingenreeks 00, wordt geacht te zijn voldaan aan de eisen omtrent de bevestiging hiervan vermeld in deel II punt 17.4.6. van VN/ECE-reglement nr. 67.
Mobiele machines mogen in plaats van de tank inclusief appendages en aansluitingen zijn voorzien van gasflessen inclusief appendages en aansluitingen. Deze gasflessen inclusief appendages en aansluitingen blijven buiten beschouwing tijdens de goedkeuring.
Individuele goedkeuring
Dezelfde goedkeuringseisen zoals vermeld hiervoor bij typegoedkeuring zijn van toepassing. In aanvulling hierop:
1. mag de fabricagedatum van de flexibele slangen die worden toegepast in een gedeelte waar de druk hoger is dan 0,2 bar niet verder zijn terug gelegen dan 2 jaar; en
2. mag de beproevingsdatum van de LPG-tank niet verder terug zijn gelegen dan 10 jaar.
Het gestelde in de punten 1 en 2 zijn niet van toepassing indien het voertuig geregistreerd is geweest in een EU/EVA-land en de installatie reeds was gemonteerd.
Wijze van keuren
Visuele controle en uitvoeren vereiste testen.
Toelichting
–
Versie 1 januari 2025
Basis
VN/ECE-reglement nr. 100 tot en met supplement 1 op wijzigingenreeks 02
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Een mobiele machine met een elektrische aandrijflijn moet voldoen aan:
• punt 3, met uitzondering van de verplichting om de documentatie in drievoud te verstrekken en met uitzondering van punt 3.1.2.2. en het in punt 3.1.3. gestelde met betrekking tot de toetsing van punt 6 en punt 3.2.; en
• punt 5, met uitzondering van punt 5.2.1 tot en met 5.2.1.2
In afwijking tot gestelde in punt 5.4. mag de aanvrager met betrekking tot waterstofemissies van batterijen op basis van waterige elektrolyten tot tevredenheid van de Dienst Wegverkeer aantonen dat aan de eisen in bijlage 7 is voldaan.
Wijze van keuren
Typegoedkeuring
Visuele controle en uitvoeren vereiste testen.
Individuele goedkeuring
Visuele controle en uitvoeren vereiste testen.
In het geval het een seriematig geproduceerde mobiele machine betreft wordt deze geacht te voldoen.
Toelichting
–
Versie 1 januari 2025
Basis
VN/ECE-Reglement nr. 110 tot en met supplement 02 op wijzigingenreeks 01
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Algemeen
CNG en LNG
Voor zover er sprake is van de specifieke eisen voor bepaalde voertuigcategorieën zijn de eisen voor categorie N3 overeenkomstig van toepassing op mobiele machines.
Indien de bevestiging van de brandstoftank voldoet aan het gestelde in bijlage 5 van VN/ECE-reglement nr. 115 tot en met supplement 10 op wijzigingenreeks 00, wordt geacht te zijn voldaan aan de eisen omtrent de bevestiging hiervan vermeld in VN/ECE-reglement nr. 110.
Mobiele machines mogen in plaats van de tank inclusief appendages en aansluitingen zijn voorzien van gasflessen inclusief appendages en aansluitingen. Deze gasflessen inclusief appendages en aansluitingen blijven buiten beschouwing tijdens de typegoedkeuring.
CNG
Typegoedkeuring
De mobiele machine met een brandstofsysteem van een motor die wordt gevoed door CNG, moet voldoen aan deel I, punt 6, en deel II, punt 17 van VN/ECE-reglement nr. 110.
Individuele goedkeuring
Dezelfde goedkeuringseisen zoals vermeld hiervoor bij typegoedkeuring zijn van toepassing. In aanvulling hierop:
1. mag de fabricagedatum van de flexibele slangen niet verder terug zijn gelegen dan 1 jaar; en
2. mag de geldigheidstermijn tot de eerstvolgende periodieke controle zoals voorgeschreven door de fabrikant van de CNG-tank niet zijn overschreden.
Het gestelde in de punten 1 en 2 zijn niet van toepassing indien het voertuig geregistreerd is geweest in een EU/EVA-land en de installatie reeds was gemonteerd.
LNG
Typegoedkeuring
De mobiele machine met een brandstofsysteem van een motor die wordt gevoed door LNG, moet voldoen aan deel I, punt 8 en deel II, punt 18 van VN/ECE-reglement nr. 110.
Individuele goedkeuring
Dezelfde goedkeuringseisen zoals vermeld hiervoor bij typegoedkeuring zijn van toepassing. In aanvulling hierop:
1. mag de fabricagedatum van de flexibele slangen niet verder terug zijn gelegen dan 1 jaar; en
2. mag de geldigheidstermijn tot de eerstvolgende periodieke controle zoals voorgeschreven door de fabrikant van de LNG-tank niet zijn overschreden.
Het gestelde in de punten 1 en 2 zijn niet van toepassing indien het voertuig geregistreerd is geweest in een EU/EVA-land en de installatie reeds was gemonteerd.
Wijze van keuren
Visuele controle en uitvoeren vereiste testen.
Toelichting
–
Versie 1 januari 2025
Basis
VN/ECE-reglement nr. 115 tot en met supplement 10 op wijzigingenreeks 00
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Indien de bevestiging van de brandstoftank voldoet aan het gestelde in deel II punt 17.4.6. van VN/ECE-reglement nr. 67 of is voldaan aan de eisen omtrent de bevestiging hiervan vermeld in VN/ECE-reglement nr. 110, wordt geacht te zijn voldaan aan de eisen omtrent de bevestiging hiervan vermeld in bijlage 5 van VN/ECE-reglement nr. 115 tot en met supplement 10 op wijzigingenreeks 00
Wijze van keuren
Visuele controle en uitvoeren vereiste testen.
Toelichting
–
Versie 1 januari 2025
Basis
Verordening (EU) 2015/208 bijlage VII tot en met wijziging Verordening (EU) 2020/540
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Typegoedkeuring
Algemeen
Als voor het voldoen aan de eisen gebruik moet worden gemaakt van middelen voor indirect zicht moet het mogelijk zijn om een wegpilon te kunnen onderscheiden van de omgeving op de cirkel met 12,00 m radius of binnen de begrenzing van het omschreven zichtveld. De afmetingen van de hier benoemde wegpilon moet voldoen aan ISO 3888:2-2011.
In het geval er gebruik gemaakt wordt van inrichtingen voor indirect zicht hoeven deze niet verplicht te zijn voorzien van een goedkeuringsmerk, klasse-aanduiding en extra symbool. De onderdelen moeten afdoende identificeerbaar zijn.
Voor zover van toepassing worden de in een norm gestelde eisen, testprocedure en criteria ook voor een mobiele machine die breder is dan 2,55 m toegepast.
Individuele goedkeuring
Dezelfde goedkeuringseisen zoals vermeld hiervoor bij typegoedkeuring zijn van toepassing. Echter in afwijking van bovenstaande is het niet noodzakelijk dat de toegepaste onderdelen identificeerbaar zijn.
Typegoedkeuring en individuele goedkeuring
Gezichtsveld bestuurder naar voren en naar de zijkant (op een halve cirkel met 12,00 m radius)
Het gezichtsveld van de bestuurder naar voren en naar de zijkant moet voldoen aan punt 1 van de Verordening (EU) 2015/208, bijlage VII, met uitzondering van hetgeen is vermeld over de ruitenwissers.
Voor wat betreft het gestelde in de vermelde ISO norm 5721-1:2013 zijn de volgende punten uitgezonderd:
• punt 5.1.2, laatste alinea (afschermingen buiten 9,50 m midden sector); en
• punt 5.1.4. (eisen ruitenwisser).
Binnen de 9,50 m sector recht naar voren mogen maximaal twee maskingeffecten optreden die elk niet breder zijn dan 0,70 m.
Buiten de 9,50 m sector mogen aan elke zijde maximaal twee maskingeffecten voorkomen die elk niet breder zijn dan 1,50 m of:
• wanneer de maximumconstructiesnelheid van de mobiele machine ≤ 25 km/h is mag één maskingeffect op de 12,00 m cirkel links en één maskingeffect op de 12,00 m cirkel rechts buiten 9,50 m sector zijn vergroot tot 5,50 m op voorwaarde dat het aansluitende vrije-zichtgebied op de halve cirkel minimaal 1,30 m breed is; of
• wanneer de maximumconstructiesnelheid van de mobiele machine > 25 km/h is mag één maskingeffect op de 12,00 m cirkel links en één maskingeffect op de 12,00 m cirkel rechts buiten 9,50 m sector zijn vergroot tot 4,50 m op voorwaarde dat het aansluitende vrije-zichtgebied op de halve cirkel minimaal 1,30 m breed is.
Afhankelijk van de maximumconstructiesnelheid van de mobiele machine mag de positie van de ogen van bestuurder in horizontale richting zowel links als rechts maximaal worden verplaatst als aangegeven om het maskingeffect te minimaliseren.
|
Maximumconstructiesnelheid |
Maximum zijwaartse verplaatsing naar elke zijde |
|---|---|
|
≤ 25 km/h |
170 mm |
|
≤ 50 km/h |
100 mm |
|
> 50 km/h |
50 mm |
Het vereiste zicht buiten de 9,5 m sector mag worden behaald met direct of met combinatie met indirect zicht daarvan.
Zichtafscherming veroorzaakt door de aanwezigheid van een achteruitkijkspiegel blijven buiten beschouwing wanneer deze constructief niet anders kan worden aangebracht.
Het gezichtsveld van de bestuurder naar voren en naar de zijkant op de cirkel met 12,00 m radius wordt geacht te voldoen indien kan worden aangetoond dat dit voldoet aan:
• ISO 5721-1:2013;
• ISO 5006:2006;
• ISO 5006:2017;
• ISO 15830:2012; of
• ISO 13564-1:2012
Gezichtsveld bestuurder naast de mobiele machine
Het gezichtsveld van de bestuurder naast de mobiele machine moet voldoen aan de gezichtsvelden beschreven in punt 2 van Verordening (EU) 2015/208, bijlage VII.
Het vereiste zicht mag worden behaald met direct of indirect zicht of een combinatie daarvan.
Eén afscherming in elk zichtveld naast de mobiele machine is toegestaan op voorwaarde dat deze afscherming nergens een ronde schijf met een diameter van 300 mm geheel aan het zicht onttrekt.
Het gezichtsveld van de bestuurder naast de mobiele machine wordt geacht te voldoen indien kan worden aangetoond dat dit voldoet aan:
• ISO 5721-2:2014;
• ISO 5006:2006;
• ISO 5006:2017;
• ISO 15830:2012;
• ISO 13564-1:2012; of
• VN/ECE-reglement Nr. 46 tot en met supplement 01 op wijzigingenreeks 03
Gezichtsveld bestuurder naar achter
Het gezichtsveld van de bestuurder naar achter moet voldoen aan de Regeling voertuigen, artikel 5.7a.45, met uitzondering van de leden 3 en 4.
Het gezichtsveld van de bestuurder naar achter wordt geacht te voldoen indien kan worden aangetoond dat dit voldoet aan:
• ISO 5721-2:2014;
• ISO 5006:2006;
• ISO 5006:2017;of
• VN/ECE-reglement Nr. 46 tot en met supplement 01 op wijzigingenreeks 03.
Wijze van keuren
Visuele controle en/of meten.
Visuele controle, door een persoon van gemiddeld gestalte die op gebruikelijke wijze zit of staat, waarbij een aanwezige zitplaats in de juiste rijstand is afgesteld.
Gezichtsveld naar voren en naar de zijkant
Vanuit een punt op de grond recht onder de oogpunten van de bestuurder wordt een halve denkbeeldige cirkel getrokken met een radius van 12,00 m.
De afmeting van een zichtafscherming (maskingeffect) op de cirkel met 12,00 m radius wordt gemeten in een rechte lijn tussen de uiterste punten van het maskingeffect op die cirkel.
Gezichtsveld bestuurder naast de mobiele machine
Het is toegestaan dat de persoon zich vanuit gebruikelijke zit- of sta-positie maximaal 170 mm heen en weer verplaatst.
Gezichtsveld bestuurder naar achter
De wijze van keuren als vermeld in de Regeling voertuigen artikel 5.7a.45 van toepassing zijnde lid moet worden gehanteerd.
Toelichting
–
Versie 1 januari 2025
Basis
Verordening (EG) 79/2009 tot en met Verordening (EU) 2019/1243 en Verordening (EU) 406/2010 tot en met Verordening (EU) 519/2013
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Voertuig met een waterstofsysteem moet voldoen aan bijlagen I en VI van Verordening (EG) 79/2009 en aan bijlagen III tot en met VI van Verordening (EU) 406/2010.
Voor zover er sprake is van de specifieke eisen voor bepaalde voertuigcategorieën zijn de eisen voor categorie N3 overeenkomstig van toepassing op mobiele machines.
Indien de bevestiging van de brandstoftank voldoet aan het gestelde in bijlage 5 van VN/ECE-reglement nr. 115 tot en met supplement 10 op wijzigingenreeks 00, wordt geacht te zijn voldaan aan de eisen omtrent de bevestiging hiervan vermeld in bijlage IV deel 1 punt 2.2. van Verordening (EU) 406/2010.
Ten behoeve van de beoordeling moeten de ingevulde formulieren overeenkomstig bijlage I, deel 1 en 3, van de Verordening (EU) 406/2010 worden overgelegd.
Wijze van keuren
Visuele controle en uitvoeren vereiste testen.
In afwijking van de vereiste testen is een berekening toegestaan.
Toelichting
–
Versie 1 januari 2025
Basis
Verordening (EU) 2015/208 bijlage XII tot en met wijziging Verordening (EU) 2020/540
Datum van toepassing voorschrift betreffende typegoedkeuring met ingang van:
1 januari 2025
Datum einde geldigheid voorschrift betreffende typegoedkeuring:
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring met ingang van:
1 januari 2021
Datum eerste toelating betreffende individuele goedkeuring tot:
Goedkeureis
Typegoedkeuring
Een mobiele machine moet voor wat betreft de eventueel gemonteerde signalisatieborden of aangebrachte signalisatiefolie voldoen aan:
• de eisen van punt 2, met uitzondering van de verplichting om de documentatie in drievoud te verstrekken;
• de punten 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 5.9; en
• punt 6.26, waarbij in aanvulling op het gestelde in aanhangsel 3, punt 2, wordt een signalisatiebord of -folie geaccepteerd met de aanduiding TP ESC B of RA 2.
Indien een signalisatiebord of -folie voldoet aan VN/ECE-reglement nr. 104, klasse C worden de eisen van punt 5.4 buiten beschouwing gelaten.
Individuele goedkeuring
Dezelfde goedkeuringseisen zoals vermeld hiervoor bij typegoedkeuring zijn van toepassing. Echter in afwijking hiervan hoeft voor een nationale individuele goedkeuring niet te worden voldaan aan punt 2 van bijlage XII.
Bij mobiele machines met een datum eerste toelating van voor 1 januari 2025 zijn eveneens de eisen van aanhangsel 3 punt 2 uitgezonderd.
Wijze van keuren
Visuele controle en uitvoeren vereiste testen.
Toelichting
–
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Directie van de RDW, J. Woudstra Algemeen Directeur
Deze beleidsregel is gebaseerd op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht. In deze beleidsregel wordt toegelicht hoe de RDW omgaat met de bevoegdheden inzake de aanvraag en verlening van individuele goedkeuringen en van nationale typegoedkeuringen van mobiele machines en het toezicht op de conformiteit van de productie bij verleende typegoedkeuringen.
Het doel van deze beleidsregel is om duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden aan:
– de fabrikanten van mobiele machines voor het verkrijgen en behouden van een nationale typegoedkeuring,
– aanbieders van mobiele machine voor individuele goedkeuring, en
– op welke wijze de RDW vaststelt dat aan de gestelde eisen in de Regeling voertuigen is voldaan.
Voor de voertuigeisen van de mobiele machine geldt dat de eisen die zijn vermeld in de benoemde regelgeving binnen de systematiek van Verordening (EU) 167/2013 zoveel mogelijk worden gevolgd. Wat betreft de invulling van het in artikel 3.6.0. lid 1 van de Regeling voertuigen geldt dat dit met name de artikelen 8 tot en met 16, 20 tot en met 23, artikel 24, derde lid, eerste zin en tiende lid, 29, 30, 32 tot en met 34 en de artikelen 39, 51 en 52 van Verordening (EU) 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen betreft. De eisen genoemd in deze verordening hebben onder andere, maar niet alleen, betrekking op assemblage, constructie, prestatie, duurzaamheid en toepasselijke administratieve eisen uit de wetgevingen..
Vanwege het ontbreken van Europese regelgeving voor typegoedkeuring voor mobiele machines is in de Regeling voertuigen gekozen om nationaal de systematiek van Verordening (EU) 167/2013 zoveel mogelijk te volgen. Enerzijds om de rechten en plichten van de fabrikanten en RDW inzake de typegoedkeuring zoveel mogelijk in lijn met de Europese typegoedkeuring te brengen en anderzijds vanwege vergelijkbare toepassingsdoeleinden en uitvoeringsvormen van mobiele machines. Echter anders dan bij Europese typegoedkeuringen kan op grond van artikel 3.6.0, lid 2 van de regeling voertuigen ook door een markdeelnemer in de zin van de Verordening (EU) 167/2013 een aanvraag voor een typegoedkeuring ingediend. De groep aanvragers is dus ruimer dan voor Europese typegoedkeuringen geldt. In deze beleidsregel wordt met fabrikant ook markdeelnemer in de zin van de genoemde verordening bedoeld.
Deze beleidsregel bevat twee hoofddelen, te beginnen met een algemeen deel ter verduidelijking van het individuele en nationale typegoedkeuringsproces en gehanteerde begripsbepalingen, en een deel met uitwerking van specifieke technische alternatieve voorschriften die zijn vermeld in artikel 3.6.1 c.q. 3.6.3 van de Regeling voertuigen.
Definities
De definities in deze beleidsregel gelden alleen als er geen definitie in Europese regelgeving voorhanden is. Voor de toepassing van de artikelen waarnaar is verwezen in een alternatief voorschrift, geldt dat als er een verwijzing staat naar een ander punt of bijlage in de betreffende richtlijn, verordening of het reglement, dat dit dan tevens van toepassing is.
Aanvraag
De aanvraag kan ingediend worden door een marktdeelnemer als bedoeld in Verordening (EU) nr. 167/2013. Als de importeur van mobiele machines een aanvraag voor een typegoedkeuring indient heeft deze dezelfde rechten en plichten als een fabrikant van mobiele machines. Dit is geregeld in artikel 3.6.0 van de Regeling voertuigen. Dit betekent ook dat aangetoond moet worden dat de aanvrager een marktdeelnemer, dus fabrikant, importeur of distributeur van mobiele machines is.
De RDW is altijd bereid om nadere informatie over de aanvraag te verschaffen.
De aanvraag voor de toelating als fabrikant moet worden gericht aan cop@rdw.nl hier kunt u ook vragen voor nader informatie over uw toelating stellen.
Verzoeken om nadere informatie en vragen over het uitvoeren van testen in het kader van goedkeuringen dienen te worden gericht aan VRTtesten@rdw.nl. De aanvraag voor het reserveren van een typegoedkeuringsnummer wordt bij voorkeur door de technische dienst gedaan, maar kan in voorkomende gevallen ook door de fabrikant worden ingediend.
Verzoeken om nadere informatie en vragen over de verlening van uw nationale typegoedkeuring kan de marktdeelnemer richten aan typeapproval@rdw.nl.
Kosten
In artikel 10 is toegelicht dat de RDW de kosten achteraf in rekening brengt en binnen welke termijn de factuur moet worden voldaan. Uit artikel 28, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 volgt al dat de kosten voor de behandeling van de aanvraag en het toezicht achteraf in rekening worden gebracht bij de aanvrager conform de geldende Regeling tarieven Dienst Wegverkeer. Deze regeling wordt jaarlijks in de Staatcourant gepubliceerd. Bij de intrekking van een aanvraag voor goedkeuring of eerste beoordeling door de aanvrager of buitenbehandelingstelling van de aanvraag door de RDW, worden eveneens alle gemaakte kosten tot het moment van intrekking of buitenbehandelingstelling in rekening gebracht.
Sancties
Op ongewenst(e) gedrag/tekortkomingen van fabrikanten volgt altijd een gepaste sanctie, zodat zij worden gecorrigeerd en worden aangezet tot verandering. Bij de oplegging van een sanctie wordt gekeken naar onder meer de ernst van de gedraging of tekortkoming, de context van het geval, of er sprake is van herhaling of recidive. In artikel 15 is benoemd wanneer sancties gelijktijdig of naast elkaar kunnen worden opgelegd.
Net als de schorsing is de last onder dwangsom een herstellende sanctie, dus geen boete. Het doel van de last onder dwangsom is dus om de overtreding zo spoedig mogelijk te beëindigen. De hoogte van de bedragen van de dwangsom wordt door de RDW opgenomen en gemotiveerd in het desbetreffende sanctiebesluit.
Bij het vaststellen van de bestuurlijke boete neemt de RDW de in artikel 174a, tweede en derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 bepaalde maximumbedragen in acht en motiveert de sanctie in het sanctiebesluit.
In de Wegenverkeerswet 1994 worden de gevallen genoemd waarin een verleende typegoedkeuring ongeldig wordt. De ongeldigheid kan van rechtswege intreden, maar ook door schorsing of intrekking van de goedkeuring door de RDW.
Een nationale typegoedkeuring voor een mobiele machine wordt ongeldig wanneer nieuwe technische voorschriften die van toepassing zijn op het goedgekeurde type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid, worden ingevoerd voor het op de markt aanbieden, het registeren of het in gebruik nemen. Dat betekent dat de fabrikant geen mobiele machines meer mag produceren en op de markt aanbieden, registeren of in gebruik nemen op die nationale typegoedkeuring.
Omdat de intrekking soms verplicht is en soms een optie, is in artikel 16 verduidelijkt hoe met de meest voorkomende gevallen wordt omgegaan. De onder artikel 16 genoemde maatregelen inzake einde geldigheid van de typegoedkeuring in de vorm van schorsing en intrekking worden in beginsel in de vorm van herstellende sancties toegepast met het doel om een einde te maken aan de overtreding en de orde op de markt te herstellen. Schorsen betekent dat de fabrikant tijdelijk, gedurende de gestelde termijn, geen gebruik mag maken van de typegoedkeuring.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-43011.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.