Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 42099 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2024, 42099 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS,
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. voor het voortgezet onderwijs: achterstandsscore zoals gepubliceerd op 7 maart 2024 door het Centraal Bureau voor de Statistiek op peildatum 1 oktober 2022, met dien verstande dat voor een vestiging voor praktijkonderwijs, de achterstandsscore zonder drempel voor praktijkonderwijs wordt gehanteerd en dat voor overige vestigingen voor voortgezet onderwijs de achterstandsscores met drempel voor het vmbo, havo en/of vwo worden gehanteerd;
b. voor het primair onderwijs: achterstandsscore met drempel, als bedoeld in artikel 18 van het Besluit bekostiging WPO 2022, zoals gepubliceerd op 7 oktober 2024 door het Centraal Bureau voor de Statistiek, op basis van de onderwijsscores van de leerlingen die op 1 februari 2024 zijn ingeschreven op een basisschool;
schoolgebouw dat flexibel is ingedeeld, waardoor het gebouw aanpasbaar is aan toekomstige nieuwe onderwijsconcepten en een toekomstige nieuwe indeling van installaties;
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC of artikel 1.1 van de WVO 2020;
bevoegd gezag of gemeente die de voorziening in de huisvesting, bedoeld in artikel 103 van de WPO, artikel 101 van de WEC of artikel 6.13 van de WVO 2020 tot stand brengt;
technisch, functioneel en in de tijd samenhangend geheel van werkzaamheden ten behoeve van een schoolgebouw;
groep van drie bouwprojecten binnen hetzelfde leerlab waarin ten minste twee bevoegde gezagsorganen en twee of drie gemeenten participeren;
deel van een vestiging in het primair onderwijs waarin leerlingen worden gehuisvest in een ander gebouw en op een andere locatie dan het hoofdgebouw waarmee feitelijk ruimtegebrek in het hoofdgebouw van de school wordt opgevangen;
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;
schriftelijke verklaring over de energieprestatie van een gebouw als bedoeld in bijlage I bij artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving;
energieneutraal hetgeen betekent dat het primair fossiel energiegebruik kleiner of gelijk is aan 0 kWh/m2gebruiksoppervlakte per jaar conform NEN NTA 8800;
schoolgebouw met passende voorzieningen waarbij ruimte is voor individuele zorg, verzorging of ondersteuning, om participatie en een goede leeromgeving voor alle leerlingen te realiseren, ook voor leerlingen die speciale onderwijszorg en extra ondersteuning behoeven, waarbij het gebouw de mogelijkheid biedt tot samenwerking met partners gericht op inclusie;
kosten om te komen tot een vernieuwing in product of proces met als doel deze vernieuwing in de praktijk te kunnen toetsen en valideren;
Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;
leerlab 1, leerlab 2 of leerlab 3;
leerlab als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel a;
leerlab als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b;
leerlab als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel c;
rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet of een op grond van een provinciale verordening of gemeentelijke verordening beschermd monument;
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
bevoegd gezag dat namens de in het bouwproject vertegenwoordigde bevoegde gezagsorganen als aanvrager optreedt bij het aanvragen van subsidie op grond van deze regeling;
onderwijs als bedoeld in artikel 2.8 van de WVO 2020;
onderwijs dat gegeven wordt op een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO en onderwijs dat gegeven wordt op een school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de WEC;
eisen met betrekking tot het realiseren van een goed binnenmilieu en een lage energierekening zoals gepubliceerd door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland met publicatienummer RVO-079-2021/BR-DUZA;
Kenniscentrum Ruimte-OK dat de programmaorganisatie van het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting voor zijn rekening neemt;
periode tussen deelname aan de eerste leerlab-bijeenkomst en de datum van oplevering van het vervangende of gerenoveerde schoolgebouw;
alternatief voor nieuwbouw, bestaande uit vernieuwing of grootschalige verandering van een gebouw door een samenhangend geheel van maatregelen, dat gericht is op het verlengen van de levensduur van het gebouw;
gebouw dat mede dan wel uitsluitend wordt gebruikt voor een door het Rijk bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1.1 van de WVO 2020 of artikel 1 van de WEC, of een gebouw dat mede dan wel uitsluitend wordt gebruikt voor een verticale scholengemeenschap als bedoeld artikel 2.6.1 van de WEB;
methode voor het vaststellen van de mate van ontwikkeling van een technologie;
het bouwen van een nieuw toekomstbestendig schoolgebouw ter vervanging van een verouderd schoolgebouw;
hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de WPO of artikel 76a en artikel 76b van de WEC, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de WVO 2020 of nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de WVO 2020, met inbegrip van een vestiging van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap die van rechtswege is ontstaan na de omzetting op grond van artikel 12.2.4 van de WEB;
vestiging waar op 1 oktober 2022 meer dan 50% van de leerlingen praktijkonderwijs volgt, op grond van de leerlingtelling op basis waarvan de achterstandsscores door CBS zijn berekend;
onderwijs dat gegeven wordt op een school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020;
Wet educatie en beroepsonderwijs;
Wet op de expertisecentra;
Wet op het primair onderwijs;
Wet voortgezet onderwijs 2020.
Deze regeling is onderdeel van het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting waarin vanuit thematische leerlabs op basis van een lerende, monitorende en onderzoekende opzet binnen bouwprojecten kennis wordt ontwikkeld over innovatievraagstukken met als doel het sneller en kostenefficiënter realiseren van toekomstbestendige schoolgebouwen die hoog presteren op het gebied van duurzaamheid, gezond binnenklimaat, adaptiviteit en inclusie. Met deze regeling wordt door middel van subsidieverstrekking bijgedragen aan deze doelstelling.
1. De minister kan op aanvraag van een bevoegd gezag subsidie verstrekken voor de deelname aan een leerlab, voor activiteiten die kunnen bijdragen aan de realisatie van de doelstelling, bedoeld in artikel 3. Daarbij komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. innovatiekosten; en
b. kosten van aanvullende maatregelen om te komen tot een duurzaam, gezond, inclusief en adaptief schoolgebouw, waarbij het schoolgebouw voor wat betreft duurzaamheid aan ENG voldoet en wat betreft gezondheid voldoet aan het Programma van Eisen Frisse Scholen 2021 op de aspecten lucht en temperatuur.
2. Een subsidie gericht op deelname aan leerlab 1 wordt uitsluitend verstrekt voor vervangende nieuwbouw ten behoeve van het primair onderwijs of het praktijkonderwijs.
3. Een subsidie gericht op deelname aan leerlab 2 wordt uitsluitend verstrekt voor renovatie.
4. Uitsluitend de binnen de projectperiode gemaakte, aan het bouwproject toe te rekenen kosten komen voor subsidie in aanmerking.
5. Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt:
a. voor kosten die reeds uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd of bekostigd;
b. voor kosten ten behoeve van delen van een schoolgebouw die niet gebruikt worden of zullen worden gebruikt ten behoeve van het onderwijs;
c. voor kosten van personeel in vaste dienst van het bevoegd gezag; en
d. voor reguliere kosten voor voorzieningen in de onderwijshuisvesting als bedoeld artikel 92 van de WPO, artikel 6.2 van de WVO 2020 of artikel 90 van de WEC.
1. Een aanvraag voor een subsidie heeft betrekking op één bouwproject.
2. Een bouwproject kan betrekking hebben op meerdere vestigingen van een bevoegd gezag, of vestigingen van verschillende bevoegde gezagsorganen. In dat laatste geval wordt de subsidie overeenkomstig het achtste lid aangevraagd door een penvoerder.
3. Een aanvraag voor een subsidie heeft betrekking op deelname aan één van de drie leerlabs:
a. leerlab 1: ‘Parametrisch bouwen’ dat zich richt op het toewerken naar een bouwstandaard voor het realiseren van geüniformeerde scholenbouw waarbij gebruik wordt gemaakt van een parametrisch basismodel en met een focus op passiefbouw;
b. leerlab 2: ‘Processen en procedures’ dat zich richt op het beter en sneller doorlopen van processen en procedures met een focus op biobased en natuurinclusief bouwen; of
c. leerlab 3: ‘Inclusieve scholen’ dat zich richt op het toepassen en wetenschappelijk onderzoeken van inclusieve maatregelen.
4. Een aanvraag voor subsidie voor deelname aan leerlab 1 en 2 kan uitsluitend worden ingediend als het bouwproject waarvoor de subsidie wordt aangevraagd onderdeel vormt van een bundel.
5. Als het bouwproject onderdeel is van een bundel kan het bevoegd gezag voor maximaal twee bouwprojecten binnen een bundel subsidie aanvragen, waarbinnen twee of drie gemeenten participeren.
6. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat door de minister ter beschikking is gesteld op de website van de DUS-I.
7. Een aanvraag bevat in afwijking van de Kaderregeling ten minste:
a. het Brin-nummer met vestigingserkenning-code van de binnen het bouwproject betrokken schoolvestigingen en de bijbehorende adresgegevens;
b. een korte omschrijving van het bouwproject, waarbij in ieder geval wordt vermeld of sprake is van vervangende nieuwbouw of renovatie, alsmede voor welk type onderwijs het betreffende bouwproject wordt gerealiseerd;
c. een vermelding van het leerlab waar de subsidieaanvraag op is gericht;
d. een door een erkend deskundige afgegeven geldig energielabel van het te renoveren of te vervangen schoolgebouw ten behoeve waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;
e. een door een erkend deskundige opgestelde bouwkundige rapportage conform NEN 2767 van het te renoveren of te vervangen schoolgebouw;
f. een bewijs van deelname aan het gesprek, bedoeld in artikel 6, eerste lid;
g. indien sprake is van renovatie, een document waaruit het oorspronkelijke bouwjaar van het te renoveren schoolgebouw blijkt, indien het bouwjaar niet juist is geregistreerd in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen;
h. indien sprake is van een dislocatie waarbij de leerlingen staan ingeschreven op een andere vestiging dan de binnen het bouwproject betrokken schoolvestiging, wordt het aantal geprognosticeerde leerlingen op de dislocatie doorgegeven en het Brin-nummer met vestigingserkenning-code van de vestiging waarop de leerlingen ingeschreven staan. Het door aanvrager opgegeven aantal leerlingen op de dislocatie mag niet hoger zijn dan het aantal leerlingen, als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, van deze vestiging;
i. indien sprake is van een vestiging binnen het voortgezet onderwijs, waarvan niet alle leerlingen van deze vestiging in het te renoveren of nieuw te bouwen schoolgebouw worden gehuisvest, wordt het geprognotiseerde aantal van deze leerlingen doorgegeven en het Brin-nummer met vestigingserkenning-code van de vestiging waarop de leerlingen ingeschreven staan. Het door aanvrager opgeven aantal leerlingen mag niet hoger zijn dan het aantal leerlingen, als bedoeld in artikel 10, derde lid, van deze vestiging;
j. indien de gemeente als bouwheer optreedt, een afschrift van een samenwerkingsovereenkomst tussen het bevoegd gezag en de gemeente als bouwheer ter uitvoering van het bouwproject, waarbij de samenwerkingsovereenkomst in elk geval afspraken bevat over de medewerking van de gemeente als bouwheer van het bouwproject aan de uitvoering van het bouwproject en de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, bedoeld in artikel 12, eerste, tweede en zesde lid, en voor zover van toepassing artikel 13, eerste lid, onderdelen b, c en d, artikel 14, eerste lid, onderdelen b, c en d en artikel 15, eerste lid, onderdelen a en b;
k. indien sprake is van vervangende nieuwbouw of renovatie, voor zover de kosten voor renovatie deels dan wel geheel voor rekening van de gemeente komen, een verklaring van het college van burgemeester en wethouders waaruit blijkt dat de gemeente zich heeft gecommitteerd aan de aanvraag van de subsidie en dat het bouwproject waarvoor de subsidie wordt aangevraagd als voorziening is opgenomen in het programma voor huisvestingsvoorzieningen, bedoeld in artikel 95 van de WPO, artikel 6.5 van de WVO 2020 of artikel 93 van de WEC;
l. indien sprake is van renovatie en voor zover de kosten voor renovatie deels dan wel geheel voor rekening van het bevoegd gezag komen, een verklaring van het bevoegd gezag waarin financiering wordt toegezegd voor deze kosten;
m. indien sprake is van doordecentralisatie van huisvestingstaken als bedoeld in artikel 111 van de WPO, artikel 6.21 van de WVO 2020 of artikel 109 van de WEC, een verklaring van het bevoegd gezag waarin financiering uit de structurele doordecentralisatievergoeding wordt toegezegd voor de kosten bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel d;
n. indien een groei van het leerlingenaantal in het speciaal onderwijs wordt verwacht het verwachte aantal leerlingen in 2039, bedoeld in artikel 10, vierde lid.
8. Indien een bouwproject door meerdere bevoegde gezagsorganen wordt uitgevoerd, treedt één van deze partijen als penvoerder op. De subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder. Op de penvoerder rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ongeacht welk bevoegd gezag feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden. Bij de aanvraag wordt een door alle in het bouwproject vertegenwoordigde bevoegde gezagsorganen getekende overeenkomst gevoegd waarin zij verklaren dat de penvoerder gemachtigd is om hen in het kader van de subsidieverstrekking in en buiten rechte te vertegenwoordigen en dat alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de verantwoording op verzoek aan de aanvrager worden verstrekt.
9. Een aanvraag voor de subsidie wordt ingediend in de periode van 1 mei 2025, 9:00 uur tot 30 juni 2025, 23:59 uur.
10. Aanvragen die buiten het aanvraagtijdvak worden ingediend, worden afgewezen.
1. Het bevoegd gezag voert voorafgaand aan de subsidieaanvraag een verkennend gesprek met het programmabureau, met als doel de ontwikkelvraag van het bouwproject te concretiseren en te verkennen bij welk leerlab het bouwproject het beste zou kunnen aansluiten.
2. Het te renoveren of te vervangen schoolgebouw beschikt over een geldig energielabel klasse C, D, E, F, of G dat nog overeenstemt met de actuele staat van het schoolgebouw.
3. Het te renoveren of te vervangen schoolgebouw heeft op grond van een NEN 2767 conditiemeting een totale conditiescore van 3, 4, 5 of 6.
4. Het bouwproject bevindt zich ten tijde van de indiening van de aanvraag in een fase waarin de kwaliteitseisen vanuit het innovatieprogramma kunnen worden bepaald en het Programma van Eisen nog niet geformuleerd is.
5. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien sprake is van financiering van de kosten, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onderdeel d, of artikel 5, zevende lid, onderdeel l.
6. Het bouwproject is ofwel gericht op scholenbouw binnen het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs, ofwel gericht op scholenbouw binnen het voorbereidend beroepsonderwijs, mavo, havo of vwo.
7. Een bouwproject dat gericht is op nieuwbouw of renovatie ten behoeve van een nieuw te stichten school is uitgesloten van deelname.
1. Onverminderd artikel 6 komen aanvragen voor deelname aan leerlab 1 en 2 uitsluitend in aanmerking voor subsidie indien het bouwproject waarvoor de subsidie wordt aangevraagd onderdeel vormt van een bundel. Voor leerlab 2 geldt dat de bundel bestaat uit bouwprojecten die ofwel gericht zijn op renovatie van scholenbouw binnen het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs ofwel gericht zijn op renovatie van scholenbouw binnen het voorbereidend beroepsonderwijs, mavo, havo of vwo.
2. Onverminderd artikel 6 geldt als voorwaarde voor deelname aan leerlab 1 en 2 dat ten minste 66% van de leerlingen van alle vestigingen binnen een bundel ingeschreven staat op een vestiging met een positieve achterstandsscore. Hierbij wordt uitgegaan van de leerlingtelling op basis waarvan de achterstandsscores door CBS zijn berekend. Voor vestigingen van scholen voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, of van speciale scholen voor basisonderwijs, geldt dat alle vestigingen worden beschouwd als een vestiging met een positieve achterstandsscore en wordt uitgegaan van de leerlingtelling van 1 februari 2024.
3. Onverminderd artikel 6 geldt als voorwaarde voor deelname aan leerlab 2 en 3 dat het te renoveren schoolgebouw initieel gebouwd is in de periode van 1946 tot 1992. Een schoolgebouw dat als monument staat geregistreerd is uitgesloten van deelname.
1. Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wijst de minister een aanvraag voor een subsidie af, indien:
a. niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 4; of
b. niet is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 6 en voor zover van toepassing artikel 7.
2. Indien één aanvraag binnen een bundel wordt afgewezen worden de overige aanvragen binnen de desbetreffende bundel ook afgewezen.
1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is een totaalbedrag van € 96.544.604 beschikbaar. Dit subsidieplafond is verdeeld over zeven plafonds, waarvan:
a. ten hoogste € 21.009.683 beschikbaar is voor leerlab 1 voor uitsluitend vervangende nieuwbouw ten behoeve van het primair onderwijs of het praktijkonderwijs;
b. ten hoogste € 26.399.881 beschikbaar is voor leerlab 2 voor uitsluitend renovatie ten behoeve van het primair onderwijs of het praktijkonderwijs;
c. ten hoogste € 26.718.929 beschikbaar is voor leerlab 2 voor uitsluitend renovatie ten behoeve van het voortgezet onderwijs met uitzondering van het praktijkonderwijs;
d. ten hoogste € 2.334.409 beschikbaar is voor leerlab 3 voor uitsluitend vervangende nieuwbouw ten behoeve van het primair onderwijs of het praktijkonderwijs;
e. ten hoogste € 2.199.990 beschikbaar is voor leerlab 3 voor uitsluitend renovatie ten behoeve van het primair onderwijs of het praktijkonderwijs;
f. ten hoogste € 8.975.402 beschikbaar is voor leerlab 3 voor uitsluitend vervangende nieuwbouw ten behoeve van het voortgezet onderwijs met uitzondering van het praktijkonderwijs; en
g. ten hoogste € 8.906.310 beschikbaar is voor leerlab 3 voor uitsluitend renovatie ten behoeve van het voortgezet onderwijs met uitzondering van het praktijkonderwijs.
2. In aanvulling op het eerste lid geldt dat:
a. voor het plafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, aan ten hoogste negen bouwprojecten subsidie kan worden verstrekt, en het maximaal te verstrekken subsidiebedrag per bundel in totaal ten hoogste € 7.003.227 bedraagt;
b. voor het plafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan ten hoogste 12 bouwprojecten een subsidie kan worden verstrekt het maximaal te verstrekken subsidiebedrag per bundel € 6.599.970 bedraagt;
c. voor het plafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, aan ten hoogste één bundel van drie bouwprojecten een subsidie kan worden verstrekt, en het maximaal te verstrekken subsidiebedrag voor die bundel € 26.718.929 bedraagt; en
d. voor de plafonds, bedoeld in het eerste lid, onderdelen d tot en met g, steeds voor ten hoogste één bouwproject subsidie kan worden verstrekt.
3. Voor zover het maximaal uit te keren subsidiebedrag per bundel, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, wordt overschreden, wordt het bedrag van overschrijding naar rato leerlingaantal als bedoeld in het derde en vierde lid van artikel 10, in mindering gebracht op het uit te keren bedrag per bouwproject.
4. Indien het beschikbare bedrag als bedoeld in het eerste lid, niet volledig wordt benut, worden de resterende bedragen van de afzonderlijke deelplafonds in zijn geheel beschikbaar gesteld voor een nog open te stellen opvolgende subsidieronde.
1. Het subsidiebedrag bestaat uit een vast bedrag en een variabel bedrag.
2. Het vaste bedrag bedraagt:
a. voor vervangende nieuwbouw ten behoeve van het primair onderwijs of praktijkonderwijs € 571.284,–;
b. voor renovatie ten behoeve van het primair onderwijs of praktijkonderwijs € 539.023,–;
c. voor vervangende nieuwbouw ten behoeve van het voortgezet onderwijs met uitzondering van praktijkonderwijs € 2.184.955,–; en
d. voor renovatie ten behoeve van het voortgezet onderwijs met uitzondering van praktijkonderwijs € 2.181.617,–.
3. Het variabele bedrag wordt berekend door het door DUO geprognotiseerd aantal leerlingen in 2039 op de desbetreffende vestiging in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs, te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling. Hierbij wordt uitgegaan van de prognoses met peildatum 1 oktober 2023, zoals gepubliceerd op 30 april 2024 op de website van DUO.
4. In afwijking van het derde lid wordt het variabele bedrag ten behoeve van het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs berekend met het aantal ingeschreven leerlingen op peildatum 1 februari 2024 op de desbetreffende vestiging, met dien verstande dat bij verwachte groei van het leerlingenaantal in het speciaal onderwijs gebruik wordt gemaakt van het door de aanvrager te verwachtte aantal leerlingen in 2039 met een maximum van groei van het aantal leerlingen van 25% ten opzichte van het aantal leerlingen op voornoemde peildatum.
5. Het bedrag per leerling bedraagt:
a. voor vervangende nieuwbouw ten behoeve van het primair onderwijs, met uitzondering van het speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs € 4.565,– per leerling;
b. voor vervangende nieuwbouw ten behoeve van het speciaal basisonderwijs € 8.608,– per leerling;
c. voor vervangende nieuwbouw ten behoeve van het speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs € 12.782,– per leerling;
d. voor renovatie ten behoeve van het primair onderwijs, met uitzondering van het speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs € 4.307,– per leerling;
e. voor renovatie ten behoeve van het speciaal basisonderwijs € 8.122,– per leerling;
f. voor renovatie ten behoeve van het speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs € 12.060,– per leerling;
g. voor vervangende nieuwbouw ten behoeve van het voortgezet onderwijs voor vwo, havo, vmbo theoretische leerweg of vmbo gemengde leerweg, € 5.646,– per leerling;
h. voor vervangende nieuwbouw ten behoeve van het vmbo kaderberoepsgerichte leerweg, vmbo basisberoepsgerichte leerweg, of praktijkonderwijs € 9.905,– per leerling;
i. voor renovatie ten behoeve van het voortgezet onderwijs voor vwo, havo, vmbo theoretische leerweg of vmbo gemengde leerweg € 5.637,– per leerling; en
j. voor renovatie ten behoeve van het vmbo kaderberoepsgerichte leerweg, vmbo basisberoepsgerichte leerweg of praktijkonderwijs € 9.890,– per leerling.
De minister verdeelt het beschikbare bedrag binnen het deelplafond op grond van loting. Een bundel krijgt één lotnummer. De bundel valt hierdoor in zijn geheel binnen of buiten de loting.
1. De subsidieontvanger treft maatregelen om te komen tot een duurzaam en gezond schoolgebouw, zijnde respectievelijk ENG en Programma van Eisen Frisse Scholen 2021 klasse B voor de aspecten lucht en temperatuur, alsmede om te komen tot een inclusief en adaptief schoolgebouw.
2. De subsidieontvangerzorgt ervoor dat per bouwproject ten minste één vertegenwoordiger namens de bouwheer deelneemt aan de bijeenkomsten in het leerlab.
3. De subsidieontvanger informeert de minister op verzoek over de jaarlijkse voortgang van de activiteiten waarvoor de subsidie, bedoeld in artikel 4, is verstrekt.
4. De subsidieontvanger werkt mee aan de monitoring- en effectstudie van het programma en stelt de daarvoor benodigde gegevens, alsmede de gegevens ten behoeve van de ontwikkeling van de open standaarden aan het programmabureau beschikbaar.
5. De subsidieontvanger informeert de minister onverwijld, schriftelijk en onder overlegging van de relevante stukken, indien:
a. aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht;
b. aannemelijk is geworden dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de subsidie zal worden voldaan; of
c. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.
6. De subsidieontvanger past ten minste één productinnovatie toe met een TRL-score 5–7 passend binnen de focus van het leerlab waaraan de subsidieontvanger deelneemt.
7. De subsidieontvanger verleent op verzoek van de minister medewerking aan een evaluatieonderzoek.
8. Indien de gemeente als bouwheer optreedt draagt de subsidieontvanger er zorg voor dat deze gemeente als bouwheer zich inspant om te voldoen aan de subsidieverplichtingen, bedoeld in het eerste, tweede en achtste lid, en voor zover van toepassing artikel 13, eerste lid, onderdelen b, c en d, artikel 14, eerste lid, onderdelen b, c en d en artikel 15, eerste lid, onderdelen a en b.
1. Aan de verlening van een subsidie zijn, onverminderd artikel 12, ten aanzien van leerlab 1 de volgende aanvullende verplichtingen verbonden:
a. subsidieontvanger stelt informatie, kennis en expertise beschikbaar aan partnergemeenten en partnerschoolbesturen binnen de bundel;
b. de subsidieontvangers zorgt ervoor dat de bouwprojecten binnen een bundel geclusterd worden aanbesteed;
c. de subsidieontvanger zorgt ervoor dat vervangende nieuwbouw wordt ontworpen aan de hand van het parametrisch basismodel dat door de minister tijdig beschikbaar wordt gesteld;
d. de subsidieontvanger zorgt ervoor dat de bouwactiviteiten die onderdeel uitmaken van het bouwproject uiterlijk op 1 oktober 2028 starten en uiterlijk op 1 oktober 2030 zijn afgerond; en
e. de subsidieontvanger besteedt het bouwproject aan op basis van een geïntegreerd contract waarin minimaal het ontwerp en de uitvoering worden gecombineerd.
2. De minister kan op een gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger een ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, indien de geclusterde aanbesteding geen of geen geschikte inschrijving heeft opgeleverd.
3. De minister kan op een gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger de in het eerste lid, onderdeel d, genoemde uiterlijke startdatum en de termijn waarin het bouwproject moet zijn afgerond verleggen respectievelijk verlengen.
1. Aan de verlening van een subsidie zijn, onverminderd artikel 12, ten aanzien van leerlab 2 de volgende aanvullende verplichtingen verbonden:
a. de subsidieontvanger stelt informatie, kennis en expertise beschikbaar aan partnergemeenten en partnerschoolbesturen binnen de bundel;
b. de subsidieontvanger zorgt ervoor dat de bouwprojecten worden aanbesteed met een generiek programma van eisen welke tijdig op de website van DUS-I beschikbaar wordt gesteld;
c. de bouwprojecten binnen een bundel worden afzonderlijk van elkaar aanbesteed; en
d. de subsidieontvanger zorgt ervoor dat de bouwactiviteiten die onderdeel uitmaken van het bouwproject uiterlijk op 1 december 2027 starten en uiterlijk op 1 december 2029 zijn afgerond.
2. De minister kan op een gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger een ontheffing verlenen van de verplichting bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, indien het generiek programma van eisen geen of geen geschikte inschrijving heeft opgeleverd.
3. De minister kan op een gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger de in het eerste lid, onderdeel d, genoemde uiterlijke startdatum en de termijn waarin het bouwproject moet zijn afgerond verleggen respectievelijk verlengen.
1. Aan de verlening van een subsidie zijn, onverminderd artikel 12, ten aanzien van leerlab 3 de volgende aanvullende verplichtingen verbonden:
a. de subsidieontvanger besteedt het bouwproject voor wat betreft vervangende nieuwbouw aan op basis van een geïntegreerd contract waarin minimaal het ontwerp en de uitvoering worden gecombineerd.
b. de subsidieontvanger waarborgt dat de bouwactiviteiten uiterlijk op 1 december 2027 starten en uiterlijk op 1 december 2029 zijn afgerond.
2. De minister kan op een gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde startdatum en de termijn waarin het bouwproject moet zijn afgerond verleggen respectievelijk verlengen.
1. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling, wordt de subsidie verleend binnen dertien weken na sluiting van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 5, negende lid.
2. De minister verleent bij het besluit tot verlening een voorschot van 100%. Het voorschot wordt als volgt uitbetaald:
a. 5% van het in het besluit tot verlening van de subsidie opgenomen maximum subsidiebedrag wordt in één keer in 2025 uitbetaald;
b. 31% van het in het besluit tot verlening van de subsidie opgenomen maximum subsidiebedrag wordt in één keer in 2026 uitbetaald;
c. 30% van het in het besluit tot verlening van de subsidie opgenomen maximum subsidiebedrag wordt in één keer in 2027 uitbetaald; en
d. 34% van het in het besluit tot verlening van de subsidie opgenomen maximum subsidiebedrag wordt in één keer in 2028 uitbetaald.
1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving met gebruikmaking van Model G, onderdeel1, als bedoeld in bijlage 4 van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
2. Indien de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd. Het eventuele niet-aangewende deel van de subsidie kan worden besteed aan andere activiteiten waarvoor aan de subsidieontvanger bekostiging wordt verstrekt.
3. De vaststelling vindt plaats binnen een jaar na de indiening van het jaarverslag over laatste jaar van de uitvoering van de bouwactiviteiten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel d, artikel 14, eerste lid, onderdeel d, onderscheidenlijk artikel 15, eerste lid, onderdeel b.
De minister kan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2029, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.
Deze regeling regelt de activiteiten waarvoor en de voorwaarden waaronder de Minister subsidie kan verstrekken aan bevoegd gezagsorganen (hierna: schoolbesturen) van bekostigde onderwijsinstellingen in het funderend onderwijs die deelnemen aan de eerste tranche van het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting (hierna: het Innovatieprogramma). De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) en de Wet overige OCW-subsidies vormen de juridische grondslag voor deze subsidieregeling. De PO-Raad, VO-raad, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Ministerie van OCW hebben gezamenlijk dit Innovatieprogramma opgezet, dat wordt gefinancierd door het Nationaal Groeifonds. Het Nationaal Groeifonds investeert in projecten die een bijdrage leveren aan duurzame en structurele economische groei.1
Doelstelling regeling
Het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting ontwikkelt vanuit thematische leerlabs op basis van een lerende, monitorende en onderzoekende opzet binnen bouwprojecten kennis over innovatievraagstukken met als doel het sneller en kostenefficiënter realiseren van toekomstbestendige schoolgebouwen die hoog presteren op het gebied van duurzaamheid, gezondheid, adaptiviteit en inclusie. De subsidieontvanger van deze regeling levert aan deze doelstelling een bijdrage door met een bouwproject aan een leerlab deel te nemen.
Probleemanalyse
Meer dan de helft van de schoolgebouwen binnen het funderend onderwijs is verouderd en voldoet niet aan de huidige wettelijke en maatschappelijke eisen rondom duurzaamheid, gezond binnenklimaat, inclusie en (onderwijs)adaptiviteit. Een groot deel van de scholen heeft een ongezond binnenklimaat. Dit heeft een negatief effect op leerprestaties van leerlingen.2 Slechts 1,7% van de schoolgebouwen is ENG (energieneutraal) en meer dan de helft van de schoolgebouwen is niet flexibel of aanpasbaar.3 De kwaliteit van een schoolgebouw moet omhoog om toekomstbestendig te kunnen zijn. Vervanging van de huidige verouderde voorraad gaat echter langzaam. De (ver)bouwprocessen van scholen zijn inefficiënt en duren lang. Om sneller en kostenefficiënter, maar ook kwalitatief betere schoolgebouwen te kunnen realiseren, is product- en procesinnovatie nodig. Dit vraagt om vernieuwing in producten, bouwconcepten en processen. Binnen scholenbouw komt innovatie momenteel echter nauwelijks tot stand. Innoveren betekent risico nemen en brengt hoge investeringskosten met zich mee. Door de relatief kleine schaal van scholenbouwprojecten ontbreekt het aan prikkels voor marktpartijen om te innoveren. Waar wel sprake is van innovatie, leidt dit veelal niet tot een vertaling naar open standaarden. Omdat de meeste scholenbouwprojecten afzonderlijk van elkaar worden ontwikkeld, wordt weinig kennis opgebouwd. Daardoor ontbreekt repeteerbaarheid van processen en opgedane leerervaringen worden niet of nauwelijks doorgegeven.
Naar een gecoördineerd programma
Door binnen een gecoördineerd programma en vanuit thematische leerlabs te innoveren bij een selecte groep scholenbouwprojecten, kan er doelmatig en kostenefficiënt kennis worden opgebouwd. Met de impulsfinanciering van het Nationaal Groeifonds kan schaalgrootte gerealiseerd worden en worden risicokosten afgedekt. Het gaat om innovaties die het mogelijk maken om te voldoen aan hoge prestatie-eisen, of die nog getoetst moeten worden, of zich nog niet in de markt bewezen hebben. De innovaties die vanuit het Innovatieprogramma bewezen effectief blijken, zullen in open standaarden worden opgenomen en worden ingebed in een structurele kennisinfrastructuur. Op deze manier komen deze kennis en producten voor iedereen centraal beschikbaar en kunnen zij op grote schaal toegepast worden. Het Innovatieprogramma geeft daarmee een impuls aan de benodigde aanpak van verouderde schoolgebouwen. Het draagt bij aan kwalitatief betere onderwijshuisvesting en daarmee aan de kwaliteit van het onderwijs. Het samen optrekken in leerlabs biedt schoolbesturen en gemeenten gelegenheid om hun opgedane ervaringen met elkaar te delen. Een leerlab bestaat uit bijeenkomsten. Ruimte-OK, het programmabureau, organiseert en begeleidt de leerlabs, en zorgt voor de ontwikkeling van de open standaarden.
Deze regeling richt zich op bekostigde onderwijsinstellingen in het funderend onderwijs binnen Europees Nederland. Caribisch Nederland is uitgezonderd van deelname vanwege de geografische afstand tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland alsmede vanwege de verschillende klimatologische omstandigheden. Het programma richt zich namelijk op het ontwikkelen van open bouw- en processtandaarden en doet dit door te leren van daadwerkelijke bouwprojecten. Om valide uitspraken te kunnen doen over de werking van deze standaarden, is een bepaald aantal bouwprojecten nodig waarbij sprake is van generieke eigenschappen. Er zal grotendeels gewerkt worden met bundels van bouwprojecten. Door de andere klimatologische en geografische omstandigheden, wordt verwacht dat er geen bundels met generieke eigenschappen kunnen worden gevormd tussen Caribisch Nederland en het Europees deel van Nederland. Caribisch Nederland is te klein om een bundel van bouwprojecten te leveren. Binnen een bundel vindt tevens samenwerking plaats, en de geografische afstand tussen Europees en Caribisch Nederland zou een samenwerking bemoeilijken. Op een later moment kan eventueel worden bekeken of de standaarden al dan niet met aanpassingen (deels) bruikbaar zijn voor Caribisch Nederland.
Doelstelling programma
Het Innovatieprogramma beoogt product- en procesinnovatie binnen scholenbouw te stimuleren, en om te leren hoe sneller en kostenefficiënter kwalitatief betere schoolgebouwen kunnen worden vernieuwd of gerenoveerd. Kwalitatief betere onderwijshuisvesting resulteert in betere leerprestaties, minder verzuim van leerlingen en personeel, en een vergroting van het duurzaam verdienvermogen van Nederland.4 De opgedane leerervaringen resulteren in dynamische, open, repeteerbare en gestandaardiseerde producten, procedures en werkprocessen. De innovatie vindt plaats binnen reeds voorgenomen en regulier gefinancierde bouwprojecten. Er is binnen het programma ruimte voor innovatie met circa 132 bouwprojecten. Het betreft schoolgebouwen binnen zowel het primair – als het voortgezet onderwijs inclusief het speciaal onderwijs.
Het programma bestaat uit drie tranches. De tweede en derde tranche beogen te starten in 2027 respectievelijk 2030 en vergen nog een nadere inhoudelijke uitwerking. Deze volgende tranches kunnen uitgebreid worden met nieuwe thematische leerlabs en bestaande leerlabs kunnen uitgebreid worden met nieuwe bouwprojecten. Deze regeling ziet toe op de inhoudelijke uitwerking van de eerste tranche en biedt ruimte voor 28 bouwprojecten. Hoewel de bouwprojecten uit de eerste tranche nog niet afgerond zullen zijn bij de start van de volgende tranche, is de verwachting dat er al leerervaringen uit de eerste tranche in de daaropvolgende tranche kunnen worden meegenomen omdat elke fase leerervaringen brengt.
Werkwijze
Via verschillende leerlabs wordt middels een lerende, monitorende en onderzoekende opzet met deelnemende consortia kennis ontwikkeld over innovatievraagstukken om deze toe te passen in de (ver)bouw van schoolgebouwen. Alle leerlabs richten zich op de vraag hoe op doelmatige wijze de hoge prestatie-eisen behaald kunnen worden en kennen daarnaast een eigen innovatiefocus. De ontwikkelde kennis wordt vervolgens opgenomen in de open kennisinfrastructuur. Elk leerlab kent een opstartfase waarin deelnemers gezamenlijk tot planvorming komen. Lessen die uit andere binnen- en buitenlandse programma’s getrokken kunnen worden, worden hierin meegenomen.
Het Innovatieprogramma richt zich op zowel vervangende nieuwbouw als renovatie. Het gaat om renovatie als volwaardig alternatief voor nieuwbouw. In het Innovatieprogramma zal onderzocht worden in hoeverre standaardisatie op renovatie mogelijk is en of tegen aanvaardbare kosten kan worden voldaan aan hogere kwaliteitseisen. Door ervaringen op te doen met renovatie ontstaat er een optimaal afwegingskader tussen nieuwbouw en renovatie.
Het Innovatieprogramma richt zich niet op bouwprojecten waarbij slechts sprake is van uitbreiding van een bestaand schoolgebouw door bijvoorbeeld een nieuwe aanbouw te plaatsen, of die gericht zijn op een korte levensduurverlenging van het gebouw. De voorziening uitbreiding wordt door de gemeente toegekend als de bestaande capaciteit van het schoolgebouw onvoldoende is voor het huisvesten van het aantal leerlingen dat in de school ingeschreven is. Het innovatieprogramma ziet niet toe op deelname hiervan gelet op de definitie van vervangende nieuwbouw of renovatie.
Hoge prestatie-eisen
Een toekomstbestendig schoolgebouw voldoet aan hoge prestatie-eisen (kwaliteitseisen) op het gebied van een gezond binnenklimaat, duurzaamheid, (onderwijs)adaptiviteit en inclusie. Binnen de te ontwikkelen standaarden worden minimale eindnormen ingebouwd om de kwaliteit van het schoolgebouw op het gebied van duurzaamheid en gezondheid te garanderen. Alle schoolgebouwen dienen in 2050 minimaal klimaatneutraal te zijn om de afspraken uit het Klimaatakkoord 2018 te kunnen nakomen en nog veel eerder geldt energieneutraal als norm voor nieuwbouw.5 Daarom kunnen binnen het Innovatieprogramma de ingebouwde kwaliteitsnormen voor het schoolgebouw niet lager zijn dan energieneutraal6 en het Programma van Eisen Frisse Scholen 2021 classificatie B7 voor wat betreft de binnentemperatuur en de luchtkwaliteit. Deze prestatie-eisen zijn dus hoger dan de huidige eisen zoals opgenomen in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving.8 Dit strookt met de in de Sectorale Routekaart voor verduurzaming van schoolgebouwen geformuleerde ambities. Een toekomstbestendig schoolgebouw is daarnaast (onderwijs)adaptief. Dat betekent dat een flexibele indeling van het gebouw naar wisselend onderwijsconcept mogelijk is en installaties rekening houden met toekomstige andere indelingen. Voorts is het gebouw inclusief, hetgeen in de context van dit programma betekent dat het gebouw toegankelijk is en dat er ruimte is voor individuele zorg, verzorging of ondersteuning. Er is bewust gekeken naar het voorzien in thuisnabij onderwijs voor leerlingen met een zorg- of ondersteuningsbehoefte en wat dit vraagt van het gebouw. Het gebouw biedt mogelijkheid tot samenwerking met partners gericht op inclusie. Er is ook bewust gekeken naar samenwerking in het gebouw met inclusiepartners (speciaal/regulier, kinderopvang, (jeugd-)zorg). Voor alle deelnemende bouwprojecten binnen het Innovatieprogramma geldt daarom dat elk te realiseren schoolgebouw voldoet aan de hierboven geformuleerde eisen voor duurzaamheid, gezondheid, adaptiviteit en inclusie.
Subsidie
Schoolbesturen kunnen met een bouwproject deelnemen aan het Innovatieprogramma en hiervoor subsidie aanvragen. Bouwprojecten die in aanmerking komen voor subsidie, zijn bouwprojecten die vanuit regulier beleid – conform integraal huisvestingsplan – al op de rol staan voor vervanging of renovatie en als zodanig reeds worden gefinancierd. De subsidie kan worden aangewend voor innovatie en voor maatregelen om te komen tot de hierboven genoemde hogere prestatie-eisen. Innovatie brengt als risico onvoorziene en onvermijdbare kosten met zich mee, zoals herstelwerkzaamheden als de innovatie niet presteert zoals is beoogd. Deze uitvoeringsrisico’s zijn financieel verdisconteerd in de hoogte van de subsidie. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het verstrekken van voldoende financiering voor onderwijshuisvesting, een gemeentelijke taak waarvoor zij bekostiging uit het gemeentefonds ontvangen. In tegenstelling tot vervanging van een gebouw, is de verantwoordelijkheid voor renovatie momenteel nog niet uitdrukkelijk bij de gemeente belegd, omdat renovatie niet als aparte voorziening is opgenomen in de onderwijswetten.
Deze subsidie verandert niet de verantwoordelijkheidsverdeling tussen schoolbesturen en gemeenten. Goede afstemming tussen gemeenten en schoolbesturen blijft vereist. Voor de bouwprojecten waarvoor een aanvraag wordt ingediend, dient derhalve voor de reguliere bouwkosten voldoende financiering beschikbaar te zijn. De subsidie mag hier niet voor worden aangewend.
Governance
De PO-Raad, VO-raad, VNG en het Ministerie van OCW hebben met elkaar bestuurlijke afspraken gemaakt over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor en het gezamenlijk sturen op het Innovatieprogramma.
De Programmaraad bestaat uit vertegenwoordigers van diverse belangenorganisaties (onderwijs, inclusie, gemeenten, marktpartijen in bouw/techniek/ontwerp) en geeft zwaarwegend advies op (de koers van) het programma vanuit het werkveld en draagt bij aan het creëren van draagvlak.
Kenniscentrum Ruimte-OK verzorgt de rol van programmabureau. Het programmabureau organiseert en begeleidt de leerlabbijeenkomsten, en ontwikkelt de proces- en bouwstandaarden op basis van de op te halen leerervaringen. Daarnaast verzorgt het programmabureau de communicatie vanuit het programma, zet de open kennisinfrastructuur op en faciliteert de Community of Practice.
De Community of Practice is een laagdrempelig, sectoroverstijgend kennisplatform voor professionals en belanghebbenden. Deze community draagt als interactief kennisnetwerk bij aan de brede kennisinfrastructuur. Het brengt partijen uit verschillende disciplines bij elkaar, nodigt uit tot kennisdeling en heeft zo een versterkend en versnellend effect op innovatie. Gedurende het programma wordt deze community veelvuldig en proactief betrokken bij het Innovatieprogramma.
Deelname leerlabs
De eerste tranche van het programma bevat drie leerlabs, elk met een eigen thema. Onder paragraaf 3.2. worden deze nader toegelicht. Bij de subsidieaanvraag kiest de aanvrager voor een leerlab. Toekenning van de aanvraag betekent dat de subsidieontvanger deelneemt aan het programma binnen het gekozen leerlab. Elk leerlab kent een eigen innovatiefocus. Leerlabbijeenkomsten vinden maandelijks plaats, al zal de frequentie afhangen van de fase waarin het bouwproject zich bevindt. Tijdens deze bijeenkomsten is de aanwezigheid van de bouwheer verplicht. Schoolbesturen zijn doorgaans bouwheer, maar soms heeft het schoolbestuur met de gemeente afgesproken dat de gemeente optreedt als bouwheer.9 Deelname door schoolbesturen en gemeenten (hierna in gezamenlijkheid aangeduid als ‘deelnemers’) aan een van de leerlabs, betekent een actieve bijdrage leveren aan het behalen van het doel van het programma en van het gekozen leerlab. Van de deelnemers wordt verwacht dat zij via het programmabureau bijdragen aan onderlinge kennis- en informatieoverdracht, een bijdrage leveren ten behoeve van de ontwikkeling van standaarden en monitoring van de daadwerkelijke prestaties van de schoolgebouwen. De deelnemers kunnen hierover benaderd en bevraagd worden door het programmabureau.
Regiobijeenkomsten en verkennend gesprek
Het programmabureau Ruimte-OK informeert schoolbesturen en gemeenten die deelname aan het programma overwegen middels informatieve bijeenkomsten. Deze bijeenkomsten worden georganiseerd in de periode naar openstelling van deze regeling. Schoolbesturen en gemeenten zijn zodoende goed geïnformeerd over de inhoud het programma en de voorwaarden voor deelname. Zij kunnen weloverwogen een keuze voor een leerlab maken. Ruimte-OK kan vanuit een makelaarsfunctie geïnteresseerden aan elkaar koppelen en een faciliterende rol spelen bij het vormen van bundels van bouwprojecten.
Voor de aanvraag van de subsidie is deelname aan een verkennend gesprek met het programmabureau verplicht. Dit gesprek bestaat uit een aantal vaste onderdelen, zoals het financieel kader, het juiste instapmoment voor deelname, motivatie en planning. Bij dit gesprek zijn – indien van toepassing – alle bundelpartners vertegenwoordigd. Het schoolbestuur vraagt zelf het gesprek met Ruimte-OK aan en zorgt ervoor dat de eventuele andere bij het bouwproject betrokken schoolbesturen alsmede de betrokken gemeente ook bij het gesprek vertegenwoordigd zijn. In geval van doordecentralisatie van huisvestingstaken wordt geen vertegenwoordiger van de gemeente verwacht. Na afloop van dit gesprek geeft Ruimte-OK een bewijs van deelname af die bij de aanvraag voor subsidie gevoegd dient te worden.
Selectiecriteria
Om de impact, zoals het effect op leerprestaties, binnen het programma te maximaliseren, worden bouwprojecten geselecteerd waarmee schoolgebouwen worden vervangen of gerenoveerd die in een redelijke tot zeer slechte technische staat verkeren. De energetische prestaties en technische staat worden objectief beoordeeld aan de hand van respectievelijk een energielabel en een conditiemeting van bouw- en installatiedelen volgens NEN 2767.10 Daarmee kan niet bepaald worden welke schoolgebouwen in de slechtste staat verkeren, wel kunnen hiermee schoolgebouwen worden uitgesloten die in goede of zeer goede technische staat verkeren.
Het positieve effect op de leerprestaties – en daarmee op het duurzaam verdienvermogen – is het grootst wanneer er binnen het programma ook geselecteerd wordt op vestigingen met leerlingen die een risico hebben op onderwijsachterstand. De analyse van SEO Economisch Onderzoek toont aan dat de impact voor het duurzaam verdienvermogen het grootst is bij selectie van vestigingen met een positieve achterstandsscore.11 Voor leerlab 1 en 2 wordt daarom hierop geselecteerd. Voor leerlab 3 geldt deze voorwaarde niet. Dit betreft een klein en casusgericht leerlab gericht op inclusie met verdergaande inclusie-eisen dan de eisen zoals deze in het Innovatieprogramma gelden voor elk bouwproject. De aanname is dat deze verdergaande eisen bijdragen aan grotere kansengelijkheid.
De te renoveren schoolgebouwen hebben in deze eerste tranche een oorspronkelijk bouwjaar gelegen in de periode vanaf 1946 tot 1992, dit betreft de voorraad ‘wederopbouw’ en de voorraad ‘Londo’. Gebouwen met een monumentale status zijn in deze eerste tranche uitgesloten. Omdat deze gebouwen bouwkundig gezien doorgaans minder gelijksoortig zijn en hier afwijkende processen en procedures voor gelden, is standaardisatie complex. Er zal nog onderzocht worden in hoeverre deze uitgesloten groep van schoolgebouwen in een volgende tranche wel kan worden meegenomen.
Productinnovatie
Van de deelnemers wordt verwacht dat ze bereid zijn om te innoveren. Binnen elk bouwproject geldt de verplichting om minimaal één productinnovatie toe te passen op technology readyness level (TRL) niveau 5, 6 of 7, passend binnen de focus van het gekozen leerlab. Het hanteren van een TRL-niveau is binnen Europa en Nederland een gangbare systematiek om aan te geven hoe ver een product in het ontwikkelingsproces staat en bevat 9 niveaus. TRL 1 betekent dat het product aan het begin van de ontwikkeling staat. TRL 9 betekent dat het product technisch en commercieel gereed is en klaar is voor opschaling. Voor wat betreft voornoemde verplichting geldt het niveau 5, 6 of 7, omdat dit betekent dat de innovatie in een stadium is dat een verfijnde versie van het prototype getest kan worden binnen een relevante omgeving, maar nog verder ontwikkeld moet worden.12 Het staat de deelnemers vrij om meerdere innovaties te doen op niveau 5, 6 of 7. Ook staat het deelnemers vrij om aanvullende innovaties te doen op TRL-niveau 8 en 9. Vanuit het Innovatieprogramma wordt voor de beoordeling van het TRL-niveau een expert beschikbaar gesteld.
Integrale aanpak ontwerp en uitvoering
Voor alle vervangende nieuwbouwprojecten geldt als verplichting dat een integrale aanpak wordt gehanteerd waarbij minimaal het ontwerp en de uitvoering worden gecombineerd bij één marktpartij. Deze integrale aanpak zorgt voor een goede afstemming met de markt. Het ontwerp en de uitvoering worden zodoende optimaal afgestemd op elkaar. Het staat de deelnemer vrij om te kiezen voor bijvoorbeeld een DB(M)-contract.13
Bundeling bouwprojecten leerlab 1 en 2
Voor leerlab 1 en 2 geldt dat met bundels van drie bouwprojecten wordt gewerkt. Voor leerlab 3 geldt dit niet omdat deze slechts vier bouwprojecten bevat en meer casusgericht is dan de andere twee leerlabs. Schoolbesturen en gemeenten bepalen zelf met wie ze willen samenwerken binnen een bundel. Het bundelen van bouwprojecten voorafgaand aan de aanvraag van de subsidie maakt dat de projecten tijdig op elkaar afgestemd kunnen worden. Hiervoor is wel nodig dat gemeenten en schoolbesturen de samenwerking met andere gemeenten en schoolbesturen opzoeken. Hoewel niet noodzakelijk, kan het voordelen bieden om samen te werken met partners die geografisch gezien nabij zijn. Bundelen biedt in zijn algemeenheid schaalvoordeel. Het is aantrekkelijker voor marktpartijen om te offreren op de aanbesteding, omdat nabijheid van de bouwprojecten logistieke voordelen kan bieden die de doelmatigheid verhogen. Voor specifieke specialismen, ingegeven door lokale context zoals funderingsproblematiek, kunnen dezelfde (onder-)aannemers worden gecontracteerd. Schoolbesturen en gemeenten met minder expertise kunnen aanhaken bij kennis en expertise van andere schoolbesturen en buurgemeenten binnen de bundel, hetgeen hen meer kansen biedt. De nabijheid van vergelijkbare bouwprojecten stimuleert natuurlijke toekomstbestendige samenwerking in de regio.
Hoewel er geen maximum geldt op het aantal bouwprojecten waarvoor een schoolbestuur een aanvraag kan doen, geldt dit wel op het aantal bouwprojecten binnen de bundel. Een schoolbestuur kan met hooguit twee bouwprojecten deelnemen in een bundel. Hetzelfde geldt voor de gemeente van de beoogde plaats van vestiging van het schoolgebouw.
In onderstaande tabel wordt weergegeven wat de verdeling van de beoogde 28 bouwprojecten over de drie leerlabs is:
Verdeling bouwprojecten eerste tranche |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|
leerlab |
1. Parametrisch bouwen |
2. Processen en Procedures |
3. Inclusieve scholen |
|||
onderwijssoort |
bo, sbo, so, vso, pro1 |
vbo, mavo, havo, vwo1 |
bo, sbo, so, vso, pro1 |
vbo, mavo, havo, vwo1 |
bo, sbo, so, vso, pro1 |
vbo, mavo, havo, vwo1 |
vervangende nieuwbouw |
9 (3 bundels) |
– |
– |
– |
1 |
1 |
renovatie |
– |
– |
12 (4 bundels) |
3 (1 bundel) |
1 |
1 |
Combinaties ter huisvesting van de binnen eenzelfde cel genoemde onderwijssoorten zijn in een bouwproject mogelijk. Deze bouwprojecten kunnen binnen hetzelfde leerlab ook een bundel vormen. Andere combinaties zijn in deze tranche niet mogelijk. Dat zou namelijk betekenen dat er met meer deelplafonds moet worden gewerkt en maakt de regeling complexer waarbij een groter risico op onderuitputting ontstaat. Voor de volgende tranche wordt opnieuw afgewogen welke combinaties mogelijk zijn.
Het leerlab ‘parametrisch bouwen’ richt zich op het toewerken naar een bouwstandaard voor het realiseren van geüniformeerde scholenbouw waarbij gebruik wordt gemaakt van een parametrisch basismodel. Het richt zich ook op passiefbouw; het optimaal gebruikmaken van natuurkundige principes waarmee het mogelijk wordt zo installatiearm en energiezuinig mogelijk te bouwen tegen een zo laag mogelijk total-cost-of-ownership14 met behoud van de beoogde binnenmilieunormen. Er is binnen dit leerlab in deze tranche subsidie beschikbaar voor negen bouwprojecten.
Parametrisch ontwerpen
Het parametrisch basismodel is een generiek (3d) parametrisch ontwerpsysteem om versneld te komen tot een structuur/voorlopig ontwerp voor het ontwikkelen en realiseren van geüniformeerde (gestandaardiseerde) nieuwbouw van schoolgebouwen binnen een geoptimaliseerde prijs/kwaliteitsverhouding (processtandaardisatie). Dit model wordt in opdracht van het Ministerie van OCW in samenwerking met de ontwerp-, bouw- en technieksector, onderwijsveld en gemeenten ontwikkeld. Deelnemers van dit leerlab zorgen ervoor dat er wordt ontworpen aan de hand van een parametrisch basismodel, zodat het model verder ontwikkeld kan worden op bruikbaarheid en geschiktheid. In de daarop volgende tranches zal meer focus komen te liggen op het opschaalbaar maken van het parametrisch basismodel en het algemeen toepasbaar maken hiervan. Voor deze volgende tranches zullen nieuwe bouwprojecten worden geselecteerd.
Selectie bouwprojecten
Het toetsen van het parametrisch basismodel aan de hand van verschillende bouwsystemen is eenvoudiger bij nieuwbouw dan bij renovatie. Binnen dit leerlab ligt in de eerste tranche daarom de focus volledig op nieuwbouwprojecten. De ambitie is om de opgedane kennis op een later moment ook te kunnen inzetten bij renovatieprojecten. Er wordt gestart met een relatief klein aantal bouwprojecten die onderling redelijk goed vergelijkbaar zijn en waarmee naar verwachting snel tot eerste standaarden kan worden gekomen.
Gebundeld aanbesteden
De bouwprojecten worden per bundel van drie aanbesteed. Het gaat om de drie bouwprojecten die bij de aanvraag hebben vermeld samen een bundel te vormen. Het gebundeld aanbesteden is gebaseerd op de theorie dat zowel de vraag- als aanbodzijde profiteert van de schaalgrootte.15 Een groot bouwbedrijf heeft grote opdrachten nodig om overheadkosten te kunnen dekken. Voor deze partijen zijn onderwijshuisvestingsopdrachten vaak te klein en de risico’s worden bovendien groot genoemd. Dit kan ervoor zorgen dat partijen voorzichtig zijn om in te schrijven op aanbestedingen. Schaalgrootte zou moeten leiden tot meer en betere aanvragen, betere offertes en meer mogelijkheid tot innoveren. Binnen het leerlab zal getoetst worden of het gebundeld aanbesteden daadwerkelijk leidt tot deze voordelen. Wanneer het gebundeld aanbesteden geen of geen geschikte inschrijvingen heeft opgeleverd, kan de subsidieontvanger een gemotiveerd verzoek indienen om van deze verplichting ontheven te worden. De overige verplichtingen blijven wel gelden.
Fasering en werkwijze
Er wordt gewerkt via de aanbestedingsprincipes van een innovatiepartnerschap.16 De procedure innovatiepartnerschap wordt gebruikt voor aanschaf van innovatieve producten, werken en diensten die nog niet op de markt beschikbaar zijn (of in ieder geval niet met het gewenste prestatieniveau). Centraal staat het definiëren van het probleem of de behoefte en bedrijven stellen innovatieve oplossingen voor. Zowel het werken met een parametrisch model als werken met passiefbouw is nog niet uitontwikkeld en geen gemeengoed. Het parametrisch model moet bovendien zo goed mogelijk aansluiting vinden op een consortium voor passiefbouw. Door te kiezen voor een innovatiepartnerschap is er veel ruimte om vanuit de markt met de benodigde innovatieve oplossingen te komen.
Het leerlab beoogt de volgende fasering:17
Opstartfase: september 2025 – mei 2026 (9 maanden)
In deze fase staat kennismaken en planvorming centraal. De manier van samenwerking tussen de bouwheren en het programmabureau wordt vastgesteld. Er worden afspraken gemaakt tussen de bouwheren onderling die gebundeld zullen gaan aanbesteden. Ook worden visiedocumenten opgesteld, waaraan houvast kan worden ontleend gedurende de volgende fases van het bouwproces.
Marktconsultatie: juni 2026 – oktober 2026 (5 maanden)
In deze fase, die geen deel uitmaakt van de aanbesteding, worden marktpartijen onder meer gevraagd naar hun interesse en om mee te denken over het op te lossen probleem en de haalbaarheid van de oplossingen. De marktconsultatie helpt bij de definitieve vraagformulering. Voor de duur van een marktconsultatie wordt doorgaans 4 maanden gerekend, in verband met de zomerperiode zal dit mogelijk wat langer duren.
Mededinging: november 2026 – maart 2027 (5 maanden)
Hier schrijven de marktpartijen in op de uitvraag. Dit is in concurrentie. Dat betekent dat als er bijvoorbeeld 10 partijen inschrijven, dit aantal wordt teruggebracht tot twee of drie inschrijvers. In deze fase zijn er nog meerdere inschrijvers, omdat ook tijdens de ontwikkelfase concurrentie wenselijk is. Tevens is het wenselijk een terugvaloptie te houden mocht een innovatie in een latere ontwikkelfase mislukken. In deze fase wordt gewerkt aan de selectie van partijen, wordt onderhandeld en gegund en worden afspraken gemaakt over intellectueel eigendom. Gunnen gaat op basis van prijs/kwaliteit.
Ontwikkel- en commerciële fase: april 2027 – september 2028 (18 maanden)
In deze fase onderzoeken en ontwikkelen de geselecteerde partijen hun innovatie tot een bewezen product. De innovatie wordt toepasbaar en werkbaar gemaakt. Het ontwerp van het gebouw is onderdeel van deze fase, waarin het parametrisch model wordt doorontwikkeld door een consortium, evenals andere innovaties zoals op het gebied van passiefbouw. Aan het einde van deze periode vindt inkoop bij een consortium plaats.
Uitvoeringsfase: oktober 2028 – oktober 2030 (24 maanden)
Dit is het moment waarop de bouwactiviteiten starten. In deze fase wordt het bouwproject daadwerkelijk gebouwd. De schoolgebouwen worden aan het eind van deze fase opgeleverd. De gerealiseerde doorlooptijden van de voorgaande fases zullen bepalend zijn voor de daadwerkelijke opleverdatum van de projecten. Het moment van formele oplevering is het moment waarop de bouwactiviteiten eindigen.
Het leerlab ‘processen en procedures’ richt zich op het beter en sneller doorlopen van processen en procedures. Zo wordt toegewerkt naar het standaardiseren van de inkoopmethodiek op basis van een generiek offerteverzoek en een generiek Programma van Eisen. Het richt zich ook op biobased en natuurinclusief bouwen. Biobased bouwen heeft veel potentie, omdat dit het bouwen minder afhankelijk maakt van meer traditioneel in de bouw gehanteerde grondstoffen waarin op termijn een schaarste wordt verwacht. Deelnemers van dit leerlab richten zich daarom op het gebruik maken van biobased materialen voor wat betreft nieuw aan te brengen materialen en natuurinclusief renoveren. Er is binnen dit leerlab in deze tranche subsidie beschikbaar voor 15 bouwprojecten. Het gaat om één bundel van 3 bouwprojecten binnen het voortgezet onderwijs (vbo, mavo, havo, vwo) en vier bundels van elk 3 bouwprojecten binnen de overige onderwijssoorten (bo, sbo, so, vso, pro).
Selectie bouwprojecten
Dit leerlab bestaat volledig uit renovatieprojecten verdeeld over primair en voortgezet onderwijs. De processen zijn voor nieuwbouw en renovatie vergelijkbaar en aangezien leerlab 1 uit nieuwbouwprojecten bestaat, is hier gekozen voor renovatie.
Standaardisatie Programma van Eisen
Binnen dit leerlab zal eveneens gewerkt worden met bundels van elk drie bouwprojecten. In tegenstelling tot leerlab 1 worden de bouwprojecten niet gebundeld aanbesteed. Een andere veronderstelde manier om de benodigde schaalvergroting te realiseren is door te werken met een generiek Programma van Eisen en standaard inkoopmethodieken. Door een dergelijke uniforme uitvraag van bouwprojecten wordt de markt comfort geboden in een uniforme werkwijze en eisen aan gebouwen, waardoor meer inschrijvingen, lagere prijzen en de ontwikkeling van innovatieve bouwsystemen te verwachten zijn. Alle bouwprojecten dienen daarom gebruik te maken van een nog beschikbaar te stellen generiek Programma van Eisen. De verplicht te gebruiken modellen voor de inkoopprocedure worden voor het openen van het aanvraagtijdvak door het Ministerie van OCW beschikbaar gesteld. Mocht blijken dat deze wijze van aanbesteden geen of geen geschikte inschrijvingen heeft opgeleverd, dan kan de subsidieontvanger gemotiveerd verzoeken van deze verplichting ontheven te worden. Bij inwilliging hiervan staat het de subsidieontvanger vrij om zelf een Programma van Eisen op te stellen met in achtneming van de overige nog geldende verplichtingen.
Fasering en werkwijze
Er wordt gewerkt met het aanbestedingsprincipe van een mededingingsprocedure met onderhandeling.18 Deze procedure biedt ruimte om in gesprek te gaan met gegadigden. Dit is een procedure waarbij alle marktpartijen naar aanleiding van een aankondiging een verzoek mogen doen tot deelneming. Hierbij mogen uitsluitend de door de aanbestedende dienst (bouwheer) geselecteerde partijen (of consortia) een eerste inschrijving indienen waarbij door middel van onderhandelingen met een of meer van hen naar definitieve inschrijvingen wordt toegewerkt. Een van de verschillen met leerlab 1, is dat er wordt gewerkt met een generiek Programma van Eisen. In de aanbestedingsprocedure wordt de uitvraag dus gerichter (met meer specifieke eisen in de uitvraag) gesteld. Een mededingingsprocedure met onderhandeling sluit daarom hier bij aan.
Deze procedure biedt mogelijkheden om in gesprek te gaan met de markt, dit is nodig om biobased oplossingen verder te ontwikkelen. Tevens is deze procedure relatief gangbaar en daarmee herkenbaar voor het MKB. De keuze voor deze meer gangbare aanbestedingsprocedure is bewust genomen. Het vernieuwende element in dit proces is werken met het generieke Programma van Eisen. Het doel van dit leerlab is om tot processen en procedures te komen die succesvol uit te rollen zijn buiten het Innovatieprogramma. Daarom is het van belang de rest van de aanbestedingsprocedure herkenbaar in te richten zodat deze als best practice makkelijker toepasbaar wordt in de alledaagse praktijk.
Het leerlab beoogt de volgende fasering:
Opstartfase: september 2025 – mei 2026 (9 maanden)
In deze fase staat kennismaken en planvorming centraal. De manier van samenwerking tussen de bouwheren en het programmabureau wordt vastgesteld. Ook worden visiedocumenten opgesteld, waaraan houvast kan worden ontleend gedurende de volgende fases van het bouwproces. Er wordt toegewerkt naar de aankondiging. Deze fase eindigt bij de aankondiging aan de markt.
Eerste selectie: juni 2026 – november 2026 (6 maanden)
Na de aankondiging start een periode waarin verzoeken tot deelneming worden opgemaakt door de markt. Na ontvangst worden de verzoeken door de bouwheren uitgeselecteerd. Het is gebruikelijk tenminste drie partijen te selecteren. Er wordt nog niet onderhandeld. De bouwheren kiezen de partijen (of consortia) die zich mogen inschrijven op de aanbesteding.
Eerste inschrijving: december 2026 – maart 2027 (4 maanden)
In deze fase schrijven de geselecteerde partijen (of consortia) zich de eerste keer in op de aanbesteding. Aan het eind van deze fase vindt de eerste inschrijving plaats.
Onderhandelen: april 2027 – juni 2027 (3 maanden)
Door middel van onderhandelen wordt naar een definitieve inschrijving toegewerkt. In deze fase worden afspraken gemaakt over intellectueel eigendom. Aan het einde van deze fase schrijft een beperkt aantal partijen (twee à drie consortia) zich definitief in.
Beoordelen en gunnen: juli 2027 – november 2027 (5 maanden)
In deze fase worden definitieve inschrijvingen beoordeeld. Er wordt gegund op prijs /kwaliteit.
Uitvoeringsfase: december 2027 – december 2029 (24 maanden)
In deze fase wordt het bouwproject daadwerkelijk gebouwd. De schoolgebouwen worden opgeleverd. De gerealiseerde doorlooptijden van de voorgaande fases zullen bepalend zijn voor de daadwerkelijke opleverdatum van de projecten. Het moment van formele oplevering is het moment waarop de bouwactiviteiten eindigen.
Leerlab 3 richt zich op het toepassen en wetenschappelijk onderzoeken van inclusieve maatregelen in zowel vervangende nieuwbouw als renovatieprojecten. Dit leerlab levert een bijdrage aan inclusief onderwijs en inclusieve leeromgevingen. Zoals verwoord in het Beleidskader om te komen tot een inclusieve leeromgeving: “Inclusief onderwijs is onderwijs waarbij alle kinderen en jongeren dichtbij huis, volwaardig en gelijkwaardig toegang hebben tot een inclusieve leeromgeving waarin zij zich samen ontwikkelen en samen leren en participeren.” 19 Dit beoogt bij te dragen aan betere onderwijsresultaten en een hoger welzijn, voor deze leerlingen in het bijzonder en voor alle leerlingen in het algemeen. Daarnaast leidt het naar verwachting ook tot kostenefficiëntie op andere terreinen (bijvoorbeeld door afname van de behoefte aan leerlingenvervoer). Dit is in lijn met de werkagenda inclusief onderwijs 2035. Dit leerlab bestaat uit zowel renovatie- als nieuwbouwprojecten. Er is in deze tranche binnen dit leerlab subsidie beschikbaar voor vier bouwprojecten.
Het leerlab beoogt te komen tot het toepassen van inclusieve maatregelen die ook wetenschappelijk onderzocht zullen zijn. Er zal worden gewerkt met prototypische ontwerpvoorbeelden die naar verwachting een positief effect zullen hebben op de leerprestaties en het welzijn van leerlingen, waar mogelijk gedifferentieerd naar de specifieke behoeften van leerlingen. Daarbij wordt rekening gehouden met hun ondersteuningsbehoeften, leerniveaus en beperkingen. Deze inclusieve maatregelen moeten kostenefficiënt en opschaalbaar zijn. Het leerlab moet leiden tot de praktische vertaling naar standaard ontwerprichtlijnen en (proces- en product)handleidingen voor inclusieve scholenbouw en -renovatie. Tegelijkertijd levert het leerlab een inhoudelijke bijdrage aan het verzamelen van wetenschappelijk inzichten. Dit zorgt voor toenemende aandacht en onderzoek naar inclusieve gebouwen en inclusieve samenleving.
Fasering en werkwijze
Net als in leerlab 2 wordt in leerlab 3 gewerkt met het aanbestedingsprincipe van een mededingingsprocedure met onderhandeling. Er wordt voorafgaand aan de start van het leerlab een generiek Programma van Eisen voor nieuwbouw en voor renovatie beschikbaar. Het is niet, zoals in leerlab 2, verplicht om met dit generieke Programma van Eisen aan te besteden. Wel betekent de beschikbaarheid hiervan dat er al veel richtsnoeren en informatie beschikbaar is en relatief snel tot een Programma van Eisen kan worden gekomen, die bij aanvang van de uitvraag al gereed kan zijn. Aan dit Programma van Eisen moeten nog wel specifieke eisen en wensen rond inclusieve maatregelen worden toegevoegd bovenop de gestelde prestatie-eis rond inclusie en die passen bij de focus van dit leerlab. Een aanbestedingsprocedure via mededinging met onderhandeling sluit aan bij dit leerlab. Deze procedure biedt mogelijkheden om in gesprek te gaan met de markt, dit is nodig om inclusieve oplossingen verder te ontwikkelen. De fasering en verwachte doorlooptijden zijn daarmee identiek aan die van leerlab 2.
De minister verdeelt het beschikbare bedrag via loting. Na de loting zal beoordeeld worden of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden. De beslistermijn bedraagt 13 weken gerekend na sluiting van het aanvraagtijdvak. De beoordeling van de aanvraag zal door DUS-I worden uitgevoerd. In de artikelen 6 en 7 is een aantal voorwaarden opgenomen die gelden als drempel voor het toekennen van een subsidie. Voor twee van de drie leerlabs geldt dat met bundels van drie bouwprojecten wordt gewerkt. Hoewel elke aanvraag afzonderlijk wordt beoordeeld geldt dat de drie binnen een bundel betrokken aanvragen gezamenlijk één lotnummer krijgen. Indien een aanvraag binnen de bundel niet voldoet, worden alle aanvragen binnen de bundel afgewezen.
Ten behoeve van de monitoring- en effectstudie alsmede ten behoeve van het ontwikkelen van de standaarden kan informatie worden opgevraagd. Voor de monitoring en evaluatie van de bouwprojecten zijn verschillende onderzoeksgegevens nodig. Dit gaat bijvoorbeeld om binnenklimaat, energieverbruik en -label, onderwijsadaptiviteit, inclusie, leerprestaties, en welbevinden en ziekteverzuim bij personeel en leerlingen. Binnen leerlab 3 worden mogelijk ook aanvullende gegevens over de zorgbehoeften van leerlingen gevraagd, mits hier toestemming van ouders/verzorgers voor gegeven wordt. De invulling van de onderzoeken wordt nog nader uitgewerkt. Mogelijk worden niet alle genoemde gegevens uitgevraagd, of blijkt dat er toch aanvullende gegevens nodig zijn. Dit kan per leerlab verschillen.
Om achteraf in de verantwoording vast te kunnen stellen of de subsidie heeft bijgedragen aan de doelen van het programma, kan de minister informatie opvragen bij de subsidieontvanger of het programmabureau over de voortgang van de activiteiten. Het gaat dan om inzicht in:
• start, voortgang en einde bouwproject;
• deelname aan de leerlabactiviteiten;
• de leerervaringen die gemeenten en schoolbesturen hebben opgedaan;
• toepassing innovaties;
• inspanning op hoge prestatie-eisen (gezond, duurzaam, inclusief en adaptief); en
• bouwactiviteiten.
De subsidieontvanger legt over de nakoming van de verplichtingen verantwoording af aan de minister, ook als deze niet zelf als bouwheer optreedt. Gekozen is met het verantwoordingsmodel G1 te werken. Dit betekent dat er niet verantwoord hoeft te worden op welke wijze de subsidie is besteed.
De regeling wordt uitgevoerd door DUS-I in mandaat van de Staatssecretaris voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dit houdt in dat DUS-I de aanvragen ontvangt, beoordeelt en de beschikkingen verstuurt. Deze regeling is voorgelegd aan DUS-I. Zij geven een positief advies voor de uitvoering. De website en formulieren op het portaal van DUS-I zullen bijdragen aan het in goede banen leiden van de aanvragen.
Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
Het Innovatieprogramma wordt gefinancierd door het Nationaal Groeifonds. De groeifondsmiddelen zijn geoormerkt en worden daarom via een subsidie aan schoolbesturen verstrekt. Bij het opstellen van de subsidieregeling is er rekening mee gehouden dat de regeling geen onnodige regeldruk mag veroorzaken. De op te geven gegevens zijn tot een minimum beperkt. Er wordt niet om een motivatie of inhoudelijk projectplan gevraagd. Wel wordt bij de aanvraag om een aantal documenten gevraagd. Over de technische uitvoerbaarheid hiervan heeft afstemming plaatsgevonden met de sectorraden en VNG. Vanuit DUS-I wordt een digitaal aanvraagformulier beschikbaar gesteld. De aanvraag zelf is eenvoudig. Wel vraagt de aanvraag enige voorbereiding in verband met de aan te leveren documenten en afstemming met gemeente. Hiervoor is tijd ingeruimd. Het aanvraagtijdvak gaat daarom op 1 mei 2025 open en sluit op 30 juni 2025.
Het is een keuze om deel te nemen aan deze eerste tranche van het innovatieprogramma en, zoals ook onder 3.1 is vermeld, betekent toekenning van de subsidie, dat men bijdraagt aan de programmadoelen via het gekozen leerlab. De regeldruk omtrent de aanvraag is gering en staat in verhouding tot de omvang van de hoogte van de subsidie. Voor het opstellen een aanvraag voor de subsidie dienen een aantal handelingen te worden uitgevoerd door het schoolbestuur. Er is afhankelijk van de aard van het bouwproject (intensief) overleg nodig tussen de schoolbesturen en gemeenten over het bouwproject en de financiering hiervan. Dit zijn deels reguliere overleggen die reeds plaatsvinden rond het Integraal Huisvestingsplan, en staan los van het voornemen een eventuele aanvraag te doen. Deels zal er aanvullend overleg nodig zijn, bijvoorbeeld over de deelname aan het Innovatieprogramma. Bepaalde regeldruk, zoals voornoemde afstemming en bijvoorbeeld het laten uitvoeren van een conditiemeting van het gebouw, of het doorlopen van een aanbestedingsprocedure, vloeit echter al voort uit de noodzaak tot renovatie of vervangende nieuwbouw, en niet zo zeer uit deelname aan het programma.
Schoolbesturen zijn verplicht mee te werken aan evaluaties, monitoring en de effectstudie. Ook wordt van schoolbesturen verwacht dat zij over toegekende aanvragen van meer dan € 125.000 de subsidiemiddelen via G2 verantwoorden. Dit geeft meer administratieve last dan G1-verantwoording.
Voorbereiding aanvraag
Algemeen geldt dat met name het proces voorafgaand aan het indienen van de aanvraag een tijdsinvestering van de aanvrager vergt omdat een aantal handelingen moet worden uitgevoerd. Het goed kennisnemen van de subsidiabele activiteiten, de inhoud van het programma, en de inhoud van de leerlabs wordt geschat op twee uren. De aanvrager heeft de mogelijkheid gehad zich via een regiobijeenkomst te laten informeren over wat deelname aan het programma en de verschillende leerlabs inhoudt. Bij interesse vraagt men vervolgens een individueel gesprek met het programmabureau aan. Deelname aan dit gesprek is verplicht om voor een subsidie in aanmerking te komen.
Er gelden algemene aanvraagvereisten en enkele aanvullende vereisten, afhankelijk van het type bouwproject. Bij de aanvraag moet een bewijs van financiering worden overlegd. Ook zal een samenwerkingsovereenkomst bij de aanvraag overlegd moeten worden waarin de afspraken over het bouwheerschap zijn vastgelegd wanneer de gemeente als bouwheer optreedt. In de situatie waarin sprake is van een penvoerder, zal tevens een overeenkomst tussen schoolbesturen hierover moeten worden overlegd. Twee van de drie leerlabs gaan uit van bundeling van bouwprojecten. Schoolbesturen en gemeenten zullen elkaar actief moeten opzoeken om tot een bundel te komen maar krijgen hierbij ondersteuning vanuit het programmabureau. Voor het voldoen aan de aanvraagvereisten wordt uitgegaan van een tijdsbesteding van in totaal 16 uren, inclusief de hierboven genoemde deelname aan het gesprek met het programmabureau.
De totale tijdsbesteding noodzakelijk voor het goed kennisnemen van het programma, en het doen van een aanvraag wordt geschat op 18 uren. Uitgaande van een uurtarief van € 50,–, bedraagt de regeldrukkosten € 900,– per aanvraag.
Bij de aanvraag zal per te vervangen of te renoveren gebouw een energielabel en een rapportage met betrekking tot de conditiemeting van de bouw- en installatiedelen moeten worden gevoegd. De kosten hiervan verschillen per gebouw omdat deze afhankelijk is van grootte van het gebouw. Gemiddeld wordt uitgegaan van respectievelijk € 1.500,– en € 3.000,– per gebouw. De kans is zeer aanwezig dat reeds een conditiemeting heeft plaatsgevonden gelet de modelverordening van de VNG waarin tevens om deze conditiemeting wordt gevraagd bij het verzoek om een (nieuwbouw) voorziening voor onderwijshuisvesting. De totale regeldruk komt daarmee per aanvraag te liggen op € 5.400,–.
Subsidievoorwaarden
De subsidieontvanger werkt mee aan de monitoring en effectstudie. De totale tijdsbesteding wordt geschat op vier uren. De totale tijdbesteding voor verantwoording wordt geschat op gemiddeld 40 uren. De bouwheer wordt geacht bij de leerlabbijeenkomsten aanwezig te zijn. Afhankelijk van de fase waarin het bouwproject zich bevindt, zal de frequentie hiervan verschillen. Er wordt uitgegaan van gemiddeld maandelijks één bijeenkomst met een tijdsbesteding van twee uren inclusief voorbereiding per bijeenkomst, over een periode van ongeveer 2,5 jaar, dus 60 uren in totaal. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– bedraagt totale regeldruk € 5.200,– per subsidietoekenning.
Vanwege de nauwe afstemming met betrokken stakeholders, zoals de sectorraden en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, over de inhoudelijke uitwerking van het programma en deze eerste tranche is van een internetconsultatie afgezien.
Deze regeling zal geëvalueerd worden ten behoeve van de regeling voor de tweede en derde tranche van het programma.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant.
In artikel 1 van deze regeling zijn de begripsbepalingen opgenomen. De aanvraag voor een subsidie ziet toe op een bouwproject. In het te renoveren schoolgebouw of de vervangende nieuwbouw kunnen meerdere vestigingen en verschillende onderwijssoorten van al dan niet verschillende bevoegde gezagsorganen worden gehuisvest.20 Mogelijk maken ook een dislocatie (binnen het primair onderwijs) of slechts een afdeling (schoolsoort binnen het voortgezet onderwijs) van een vestiging hier onderdeel vanuit. Omdat deze op zichzelf geen brinnummer hebben, wordt in de regeling geregeld op welke wijze in voorkomend geval aan de aanvraagvereisten en voorwaarden kan worden voldaan alsmede op welke wijze de hoogte van de subsidie wordt bepaald.
Bij innovatiekosten gaat het om kosten die gemaakt moeten worden om te komen tot een vernieuwing in product of proces, met als doel deze vernieuwing in de praktijk te kunnen toetsen en valideren. Deze kosten kunnen aan verschillende fasen toe te rekenen zijn, zoals de start van productontwikkeling (idee- en conceptfase), tot de ontwerp- en ontwikkelfase, tot realisatie. Het gaat om innovaties die nieuw zijn, zich nog niet in de praktijk bewezen hebben, of nog niet op schaalgrootte zijn getest, en die kunnen leiden tot bruikbare proces- en bouwstandaarden alsmede op grotere schaal toepasbaar kunnen zijn. Hieronder vallen ook bouw- en installatiekosten, bestaande uit ontwerpkosten, bouwmateriaal, bouwmaterieel, gebouwgebonden installaties, projectmanagement en arbeid, inclusief sloopkosten en kosten voor lood- en asbestverwijdering, als deze hieraan toe te schrijven zijn. Tot de kosten voor het ontwerp worden ook de architectkosten en advieskosten voor, bijvoorbeeld, het onderzoeken van de bodem ten behoeve van het ontwerp gerekend. Tot bouwkosten worden niet gerekend: verzekeringskosten, afschrijvingskosten, leges, aankoop van grond, onderzoekskosten voor bodemvervuiling en overige kosten van het bouwproject. Daarnaast gaat het bij innovatiekosten ook om onvoorziene kosten als gevolg van innovatie.
In deze regeling wordt met renovatie een volwaardig alternatief voor nieuwbouw bedoeld. De definitie van renovatie is bewust niet gekoppeld aan een bepaalde duur waarop de levensduurverlenging ten minste moet leiden, omdat verschillende gebouwonderdelen een verschillende levensduur kennen en deze bovendien afhankelijk is van de beoogde ingrepen. Echter, gelet op de vanuit het programma gestelde hoge kwaliteitseisen om te komen tot een toekomstbestendig schoolgebouw wordt uitgegaan van een hoge levensduurverlenging, gelijkwaardig aan nieuwbouw.
Het programma bevat drie tranches. Met het doorlopen van deze eerste tranche kunnen derhalve de programmadoelen nog niet behaald worden. Schoolbesturen leveren een bijdrage aan het behalen van de programmadoelen door met een bouwproject deel te nemen aan één van de leerlabs, op dat bouwproject te innoveren, hoge prestatie-eisen van het op te leveren schoolgebouw na te streven en de opgedane leerervaringen door te geven.
Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het verstrekken van voldoende financiering voor onderwijshuisvesting, een gemeentelijke taak waarvoor zij reeds bekostiging uit het Gemeentefonds ontvangen. Gemeenten dragen de wettelijke zorgplicht voor huisvesting van scholen. Dit betekent onder meer dat de vervanging van een schoolgebouw de verantwoordelijkheid is van gemeenten. Deze subsidie mag niet aangewend worden voor de uitvoering van deze taak.
Naast innovatiekosten komen ook de kosten voor subsidie aanmerking die gemaakt moeten worden om te komen tot hogere prestatie-eisen (kwaliteitseisen) van het gebouw. Dat zijn de in deze regeling geformuleerde eisen met betrekking tot een duurzaam, gezond, inclusief en adaptief schoolgebouw.
Schoolbesturen die voor het te renoveren of te vervangen schoolgebouw subsidie hebben ontvangen op grond van de ‘Maatwerkregeling ventilatie op scholen’ of via de gemeente reeds bekostiging hebben ontvangen op basis van de ‘Regeling specifieke uitkering ventilatie in scholen’ komen in beginsel niet in aanmerking voor subsidie. Van voornoemde regelingen kon namelijk geen gebruik worden gemaakt wanneer er op korte termijn plannen zijn voor nieuwbouw of renovatie. De middelen zouden immers dan niet doelmatig besteed zijn.
De aanvraag moet aan een aantal vereisten voldoen en ziet toe op één bouwproject. Bij de aanvraag wordt een keuze gemaakt voor deelname aan een leerlab. Op aanvraag kan per bouwproject een subsidie worden verstrekt. Een bouwproject kan uit meerdere vestigingen bestaan die meerdere schoolbesturen kan vertegenwoordigen. Voor elk bouwproject wordt een afzonderlijke aanvraag ingediend. Ook waar sprake is van een bundel van bouwprojecten. Bij de aanvraag zal worden gevraagd wie de bundelpartners zijn. Een bouwproject dat toeziet op een schoolgebouw ten behoeve van een nieuw te stichten school is uitgezonderd van deelname.
Er geldt geen maximum voor het aantal aanvragen. Binnen een bundel is het aantal aanvragen wel gemaximeerd. Zo wordt ruimte gegeven aan deelname van kleinere schoolbesturen en gemeenten. Dit stimuleert onderlinge samenwerking. Het is mogelijk dat binnen een bouwproject een dislocatie of slechts een afdeling (schoolsoort) van een vestiging betrokken is. Het aantal leerlingen dat op de dislocatie is gehuisvest kan dan niet vastgesteld worden. Dit is pas een probleem wanneer de vestiging waarop deze leerlingen staan ingeschreven niet onderdeel uitmaakt van het bouwproject. In deze situatie wordt daarom bij de aanvraag het aantal leerlingen dat op de dislocatie gehuisvest is, opgegeven. Dit geldt ook voor de situatie waarin slechts een afdeling meegaat. Dit is relevant voor het bepalen van de hoogte van de uitkering en – voor leerlab 1 en 2 – voor de in regeling genoemde voorwaarde dat 66% van de leerlingpopulatie is ingeschreven op een vestiging met een positieve achterstandsscore.
Het zevende lid vermeldt welke gegevens en documenten de aanvraag bevat. Voor het bepalen van het oorspronkelijke bouwjaar (relevant voor renovatieprojecten) wordt uitgegaan van de gegevens in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen. De aanvrager controleert zelf vooraf of het oorspronkelijke bouwjaar correct is vermeld. Wanneer dit niet het geval is, wordt bij de aanvraag een document gevoegd waaruit het oorspronkelijke bouwjaar blijkt, zoals bijvoorbeeld de oorspronkelijke bouwtekening voorzien van datum uit het gemeentearchief.
In tegenstelling tot vervangende nieuwbouw is de verantwoordelijkheid voor renovatie momenteel niet uitdrukkelijk bij ofwel de gemeente ofwel het schoolbestuur belegd, omdat renovatie niet als aparte voorziening is opgenomen in de onderwijswetten. In de praktijk betekent dit dat een gemeente en een schoolbestuur onderling tot een redelijk vergelijk moeten komen over de verdeling van kosten bij renovatie. In het geval de kosten voor renovatie deels dan wel geheel voor rekening van het bevoegd gezag komen, wordt een verklaring van het bevoegd gezag gevraagd waarin financiering wordt toegezegd voor deze kosten.
Voor deelname is een energielabel klasse C-G per binnen het bouwproject betrokken vestiging vereist. Gebouwen met een energielabel B of beter worden uitgesloten van deelname omdat aangenomen mag worden dat deze gebouwen een laag tot zeer laag energiegebruik hebben. Hoewel energielabel C in principe ook nog in de groene categorie valt, bijvoorbeeld door isolatiemaatregelen, kan het nog steeds een oud gebouw betreffen dat in slechte bouwkundige staat verkeert. Schoolbesturen die eventueel in het verleden geïnvesteerd hebben in maatregelen om tot zuiniger energiegebruik te kunnen komen en daardoor bijvoorbeeld een energielabel klasse C hebben, kunnen anders benadeeld worden ten opzichte van diegenen die dat hebben nagelaten.
Daarnaast dient op grond van een overeenkomstig NEN 2767 opgestelde rapportage per binnen het bouwproject betrokken vestiging te zijn vastgesteld dat het te vervangen of renoveren schoolgebouw volgens de conditiemeting voldoet aan een conditiescore 3, 4, 5 of 6. Schoolgebouwen die een conditiescore 1 of 2 hebben zijn eveneens uitgesloten. Volgens de modelverordening onderwijshuisvesting van de VNG heeft een schoolbestuur recht op vervangende nieuwbouw als het gebouw een conditiescore 5 of 6 heeft. Schoolbesturen zijn verplicht om een gebouw te onderhouden op een score 3–4. Door uitsluitend op conditiescore 5 of 6 te selecteren, zou de groep die het gebouw op een score 3–4 heeft onderhouden benadeeld worden.
Voor de lerende aanpak vanuit de leerlabs en uit hoofde van doelmatigheid is het van belang dat een bouwproject continuïteit behoudt en dat – voor zover mogelijk – voldoende zekerheid bestaat over het daadwerkelijk kunnen realiseren van het schoolgebouw. Ook is het belangrijk dat wanneer de leerlabs starten, de bouwprojecten zich ongeveer in dezelfde fase bevinden, zeker als bouwprojecten gebundeld worden. De initatieffase dient daarom afgerond te zijn.21 In de daaropvolgende definitiefase wordt het kwaliteitskader vastgesteld en het Programma van Eisen opgesteld. Bouwprojecten dienen zich daarom aan de start van die fase te bevinden, zodat het kwaliteitskader vanuit het programma kan worden bepaald en gebruik kan worden gemaakt van het generieke Programma van Eisen. Voor een bouwproject dat zich nog niet in deze fase bevindt of al te ver gevorderd is, omdat bijvoorbeeld al een aanbestedingsprocedure voor de uitvoering of realisatie van het gebouw is gestart, kan geen aanvraag worden ingediend. De aanvrager verklaart bij de aanvraag aan deze voorwaarde te voldoen en hoeft dit niet met bewijsstukken te onderbouwen. Tijdens het verkennend gesprek met het programmabureau voorafgaand aan de aanvraag is onder andere expliciet aandacht voor het belang van deze voorwaarde.
Het is niet noodzakelijk dat elk binnen het bouwproject betrokken vestiging een positieve achterstandsscore heeft. Het vereiste minimumpercentage van 66% geldt per bundel. Per vestiging wordt vastgesteld of sprake is van een vestiging met een positieve achterstandsscore. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de achterstandsscores met peildatum 1 oktober 2022 voor het voortgezet onderwijs en 1 februari 2024 voor primair onderwijs.22 Voor het regulier onderwijs geldt de CBS-indicator voor het risico op onderwijsachterstanden (op vestigingsniveau) mét drempel. Voor het praktijkonderwijs wordt ook de CBS-indicator gehanteerd maar zonder drempel. Voor vestigingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs geldt dat alle vestigingen worden beschouwd als een vestiging met een positieve achterstandsscore. Voor wat betreft het regulier basisonderwijs zijn geen fusies en opheffingen verwerkt na 1 februari 2024. Voor wat betreft het voortgezet onderwijs (inclusief praktijkonderwijs) zijn geen fusies en opheffingen verwerkt na 1 oktober 2022.
Voor het gespecialiseerd onderwijs is er geen CBS-indicator beschikbaar. Wel kent het gespecialiseerd onderwijs de CUMI-indicator waarbij op basis van het land van herkomst van de ouders wordt bepaald of een leerling een risico op een onderwijsachterstand heeft. Deze indicator is echter vanwege de achterliggende methodiek niet goed vergelijkbaar met de CBS-indicator. Bovendien staat op 6,5% van de vestigingen binnen het gespecialiseerd onderwijs geen CUMI-leerling ingeschreven. Het is vanwege het geringe percentage ten aanzien van deze vestigingen onredelijk om voor deelname aan het programma te selecteren op de aanwezigheid van CUMI-leerlingen. Daarom telt een vestiging binnen het gespecialiseerd onderwijs mee als een vestiging met een positieve achterstandsscore en wordt voor het bepalen van het aantal leerlingen op de vestiging uitgegaan van de telling van 1 februari 2024. Voor wat betreft het gespecialiseerd onderwijs zijn bezwaren, fusies en opheffingen verwerkt na 1 februari 2024.
Voor een dislocatie waarvan de leerlingen geteld worden op een vestiging die geen onderdeel uitmaakt van het bouwproject, geldt dat wordt uitgegaan van de vestiging waarop de leerlingen van de dislocatie zijn ingeschreven. Indien die vestiging meetelt als een vestiging met een positieve achterstandsscore, telt het aantal leerlingen van de dislocatie mee volgens hierboven genoemde systematiek.
Vervolgens wordt op bundelniveau het percentage leerlingen ingeschreven op vestigingen met een positieve achterstandsscore bepaald ten opzichte van het totaal aantal leerlingen. Dit totaal aantal leerlingen omvat dus alle vestigingen van de binnen de bundel betrokken drie bouwprojecten. De rekenformule per bundel is als volgt; Het totaal aantal leerlingen van de vestigingen met een positieve achterstandsscore wordt gedeeld door het totaal aantal leerlingen van alle binnen de bundel betrokken vestigingen. De uitkomst van deze som moet, afgerond op twee decimalen, minimaal 0,66 of hoger zijn.
Vanwege de verschillende soorten bouwprojecten (renovatie, nieuwbouw en primair onderwijs/voortgezet onderwijs) en beschikbare plaatsen verdeeld over de drie leerlabs, zijn er zeven deelsubsidieplafonds. Tevens geldt een maximum bedrag per bundel (leerlab 1 en 2) en per bouwproject (leerlab 3).
De hoogte van de subsidie bestaat uit een vast en een variabel bedrag. Het vaste bedrag ziet toe op bouwkosten die elke school heeft, ongeacht grootte en geldt per bouwproject. Door daarnaast te werken met een variabele component wordt er recht gedaan aan de schoolgrootte. Hier is rekening gehouden met de verwachting dat meerdere vestigingen in een schoolgebouw worden gehuisvest en met de normen zoals opgenomen in het ‘Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO’. De hoogte van het vaste en variabele deel verschilt daarom per onderwijssoort en soort bouwproject (renovatie of vervangende nieuwbouw).
De hoogte van het variabele bedrag is daarnaast ook afhankelijk van het aantal geprognosticeerde leerlingen23 (prognose T+15, afgerond op geheel getal, te rekenen vanaf 2024 (T=0) van de school en is gemaximeerd24 . Voor de categorieën basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en voortgezet onderwijs wordt uitgegaan van DUO open onderwijsdata, peildatum 1 oktober 2023, publicatiedatum 30 april 2024. Voor de categorieën voortgezet speciaal onderwijs en speciaal onderwijs zijn echter geen prognosecijfers beschikbaar. Daarom gelden er twee uitzonderingen. Voor voortgezet speciaal onderwijs wordt uitgegaan van het leerlingaantal zoals blijkt uit de telling van 1 februari 2024 af te ronden op een geheel getal. Voor het speciaal onderwijs wordt ook uitgegaan van deze telling met dien verstande dat de aanvrager voor maximaal 25% extra leerlingen subsidie mag aanvragen. Dit is gebaseerd op het feit dat uit de prognosecijfers van DUO blijkt dat van het reguliere primair onderwijs het 85% kwantiel (dus waarbinnen 85% van deze scholen vallen) tot 25% groei heeft. Voor het reguliere voortgezet onderwijs blijkt uit de prognosecijfers dat het 85% kwantiel tot 0% groei heeft, dat betekent dat 85% van de scholen in het regulier voortgezet onderwijs een krimp in leerlingaantal kent of een gelijkblijvend leerlingaantal. In deze februaritelling van het (voortgezet) speciaal onderwijs zijn bezwaren, fusies en opheffingen van na 1 februari 2024 verwerkt.
Voor dislocaties en op het niveau van een schoolsoort of afdeling (zoals wanneer bijvoorbeeld slechts een vwo-afdeling in het nieuwe schoolgebouw wordt opgenomen) zijn eveneens geen prognosecijfers beschikbaar. In dat geval geeft de aanvrager zelf het aantal leerlingen op.
Ongeacht of er sprake is van renovatie of nieuwbouw, ligt er een inspanningsverplichting voor de subsidieontvanger om te komen tot een duurzaam (ENG), gezond (Programma van Eisen Frisse Scholen 2021 Klasse B voor wat betreft lucht en temperatuur), inclusief en adaptief schoolgebouw. Daarnaast gelden er nog enkele andere algemene verplichtingen die voor elke subsidieontvanger geldt.
De subsidieontvanger blijft verantwoordelijk en waarborgt het vastleggen van deze verplichtingen, ook als het bouwheerschap bij de gemeente ligt. De doorlooptijden van de bouwprojecten kunnen per leerlab verschillen, dit hangt met name af van wijze van aanbesteding. Met de bouwactiviteiten dient op tijd gestart te worden. Het is belangrijk dat binnen de leerlabs de bouwprojecten ongeveer gelijktijdig starten. Tevens dient het bouwproject op tijd afgerond te zijn. De startdatum is het moment waarop de fysieke bouwactiviteiten starten door de gecontracteerde uitvoerende partij, zoals bijvoorbeeld:
1. de bouwplaats inrichten;
2. een bouwbord plaatsen;
3. demontage- of montagewerkzaamheden starten.
De startdatum wordt niet bepaald door de datum van het opstellen van een (technisch) ontwerp of door de ondertekening van het contract met uitvoerende partijen. Het bouwproject is afgerond op het moment van de (technische) oplevering. De start- en de einddatum worden vastgelegd via een proces-verbaal.
De minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening verlangen dat de subsidieontvanger eenmaal per 12 maanden verslag doet van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten die op grond van artikel 12, derde lid, van de subsidieregeling en artikel 5.5. van de Kaderregeling kan worden opgelegd aan de subsidieontvangers dan wel de penvoerder. Het besluit tot verlening van de subsidie vermeldt op welke tijdstippen verslag wordt gedaan en waaruit het verslag bestaat.
Deelnemers van leerlab 1 hebben de verplichting om te ontwerpen aan de hand van het parametrisch basismodel. Zie de uitleg hierover bij het algemene deel onder 3.2.1. Dit model wordt in opdracht van het Ministerie van OCW ontwikkeld en zal tijdig, passend bij de fasering van dit leerlab, aan de deelnemers beschikbaar worden gesteld voor doorontwikkeling.
Het standaard Programma van Eisen wordt nog voor het openen van het aanvraagtijdvak beschikbaar gesteld zodat aanvragers hiervan kennis kunnen nemen alvorens tot een aanvraag over te gaan.
In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling wordt de subsidie niet direct vastgesteld, maar krijgen de subsidieontvangers de subsidie als voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag. Bij het bepalen van de bij voorschot uit te betalen bedragen is rekening gehouden met indexatie op basis van een schatting. Het betaalritme en de betaalpercentages sluiten aan op het verwachte ritme en percentage waarin de kosten voor de bouwprojecten vallen en dus bij de liquiditeitsbehoefte van het schoolbestuur.
In dit artikel zijn de bepalingen opgenomen over de verantwoording van de onderwijsinstellingen zoals voorgeschreven in de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1. De subsidieontvanger toont op verzoek van de Minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. Indien de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt in zijn geheel zijn verricht en volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor aan het bevoegd gezag bekostiging wordt verstrekt.
De hardheidsclausule is opgenomen om de Minister de mogelijkheid te geven om in individuele gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling zelf in de eerste plaats tot een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen. Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer terughoudend gebruik van zal worden gemaakt. De aanvrager zal in ieder geval moeten aantonen dat zijn situatie zich onderscheidt van die van anderen. Er moet dus sprake zijn van bijzondere omstandigheden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
Naar de relatie tussen binnenklimaat en leerprestaties zijn verschillende onderzoeken gedaan. SEO Economisch Onderzoek verwijst hier in het rapport ‘Doorrekening duurzaam verdienvermogen Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting’, gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl, op pagina 5 naar.
Rapport Oberon, Wat is de kwaliteit van onze schoolgebouwen: ‘Quickscan kwaliteit onderwijshuisvesting’, 2022, pg 25: 6,5% van de schoolgebouwen voldoet aan BENG (4,5%), ENG (1,7%) of NOM (0,3%).
Uit SEO Economisch Onderzoek, ‘Doorrekening duurzaam verdienvermogen Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting’, blijkt dat het rendement op investering 13%–25% bedraagt.
Europese lidstaten stemmen hun wet- en regelgeving voor de bouw op bepaalde punten af op de Europese richtlijn EPBD IV. Vanaf 1 januari 2028 geldt de eis dat nieuwe overheidsgebouwen emissievrij zijn, met een lage energievraag. Dit is vanaf dan een verplicht onderdeel bij de aanvraag van de bouwvergunning. Het is nog onduidelijk of dit ook voor schoolgebouwen geldt. Vanaf 1 januari 2030 geldt deze verplichting voor alle nieuwe gebouwen.
Energieneutraal betekent dat de energievraag van het gebouw volledig met hernieuwbare bronnen (zoals bijvoorbeeld wind, zon of aardwarmte) kan worden opgewekt. Voor de bepalingsmethodiek wordt aangesloten bij NEN NTA 8800.
Het volledige Programma van Eisen Frisse Scholen 2021 is een publicatie van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en te raadplegen op de website van RVO.
Het bouwheerschap is opgenomen in artikel 103 WPO, 101 WEC en 6.13 WVO 2020. In lid 1 van deze artikelen is opgenomen dat het bouwheerschap ligt bij het bevoegd gezag van de school (het schoolbestuur). Het schoolbestuur en de gemeente kunnen overeenkomen dat de gemeente als bouwheer optreedt en de voorziening tot stand brengt. De bouwheer treedt op als opdrachtgever en kan hiervoor een externe partij inhuren.
De NEN 2767 geldt als de standaard voor het objectief en eenduidig meten van de onderhoudsstaat van een gebouw en is binnen scholenbouw gebruikelijk als norm voor de conditiemeting van bouw- en installatiedelen. In de ‘modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs’ hanteert VNG deze NEN-conditiemeting bij de beoordeling van een aanvraag voor vervangende nieuwbouw.
SEO Economisch Onderzoek ‘Doorrekening leerlabs’, 26 januari 2023, SEO notitie nr. 2023-04.
DMB staat voor design, build en maintain. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor het ontwerp, de bouw en het onderhoud bij dezelfde opdrachtnemer wordt belegd.
Total-cost-of-ownership staat voor de kosten van een gebouw gedurende de gehele gebruiksperiode.
IBO Onderwijshuisvesting funderend onderwijs (2021), ‘Een vak apart: Een toekomstbestendig onderwijshuisvestingsstelsel.’
Zie voor meer informatie bijvoorbeeld de website van Expertisecentrum Aanbesteden Pianoo onder ‘inkoopproces/aanbestedingsprocedures’.
De beschreven fasering voor de leerlabs zijn gebaseerd op een reële inschatting. De daadwerkelijke doorlooptijden kunnen hiervan afwijken.
Zie voor meer informatie bijvoorbeeld de website van Expertisecentrum Aanbesteden Pianoo onder ‘inkoopproces/aanbestedingsprocedures’.
Beleidskader: Met elkaar voor alle kinderen en jongeren werken aan een inclusieve leeromgeving, versie 19 april 2024.
Zie de in deze toelichting opgenomen tabel ‘Verdeling bouwprojecten eerste tranche’ voor de mogelijke combinaties van onderwijssoorten.
Zie voor een nader begrip van de fasering www.ruimte-ok.nl ‘Tijdspad voor scholenbouw – voortvarend aan de slag met het bouwproces’, versie september 2022
Zie prognosecijfers DUO Open Onderwijsdata voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs, te raadplegen op de website van DUO.
De maximering geldt per bundel (leerlab 1 of 2) of per bouwproject (leerlab 3) en is geregeld in artikel 9 ‘Subsidieplafond’.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-42099.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.