Herdruk Regeling van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 13 december 2024, nr. 2024-0000935628 tot wijziging van bijlage 3 bij de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (actualisering verantwoordingsinformatie)

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

Gelet op artikel 36a, vierde lid, van de Woningwet;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage 3 bij de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze wijziging van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna: RTIV) is bijlage 3 bij de RTIV, met daarin het model voor het overzicht van verantwoordingsgegevens over het verslagjaar (dVi), vervangen door een nieuwe bijlage 3.

2. Aanleiding

Op grond van artikel 36a, vierde lid, van de Woningwet dienen woningcorporaties een overeenkomstig bij ministeriële regeling te geven voorschriften ingericht overzicht op te stellen van verantwoordingsgegevens over het verslagjaar. Dat overzicht heeft ook betrekking op de met hen verbonden ondernemingen, ook wel de Verantwoordingsinformatie (dVi) genoemd. Artikel 38, eerste lid, Woningwet, bepaalt dat het overzicht jaarlijks voor 1 juli moet worden verstrekt aan de minister, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten waarin de woningcorporatie werkzaam is en de huurdersorganisaties en bewonerscommissies. Uit artikel 16 van de RTIV volgt dat voor de inrichting van het overzicht gebruik moet worden gemaakt van het model dat is opgenomen in bijlage 3 bij de RTIV.

3. Wijzigingen in bijlage 3

De voornaamste wijzigingen die zijn doorgevoerd ten opzichte van dVi 2023, hangen samen met de beweging die onder leiding van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is ingezet naar regie door de overheid op de volkshuisvesting. Als onderdeel van de regie zijn op 30 juni 2022 de Nationale prestatieafspraken (NPA)1 ondertekend door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Aedes, de VNG en de Woonbond. In deze nationale afspraken zijn onder andere concrete afspraken gemaakt over nieuwbouw van sociale huurwoningen, het verduurzamen van het woningcorporatiebezit, de leefbaarheid van buurten en wijken, en de betaalbaarheid van het wonen.

De Nationale prestatieafspraken dienen vanuit het nationale niveau te worden vertaald naar doelstellingen op regionaal en/of lokaal niveau ten behoeve van de prestatieafspraken tussen gemeenten, huurders en woningcorporaties. De eerste stap hier naartoe is gezet met de ondertekening van 35 regionale Woondeals.

De dVi is in hoofdstukken en paragrafen opgedeeld. Hierna worden alle individuele wijzigingen toegelicht:

In paragraaf 2.7 wordt niet meer aan corporaties gevraagd om informatie te geven over het doorexploiteren van de gemiddelde disconteringsvoet. Doordat door de nieuwe beleidswaarde de disconteringsvoet voor elke woningcorporatie gelijk is, is deze informatie namelijk niet meer nodig. Daarnaast vervallen ook de afslagen om van de marktwaarde de beleidswaarde te bepalen.

In paragraaf 2.9 wordt sinds 2023 in het kader van het Programma Wonen & Zorg uitgevraagd hoeveel geclusterde woonvormen en zorggeschikte woningen zullen worden toegevoegd aan de voorraad. Deze opvraag wordt niet inhoudelijk aangepast. Wel worden enkele tekstuele wijzigingen toegevoegd om de specifieke eigenschappen van woningen toe te lichten die in deze paragraaf worden opgevraagd. Daarnaast zal de definitie op een aantal onderdelen worden verbeterd, door vooral te vragen naar de fysieke kenmerken van de woning en in mindere mate kenmerken als leeftijd of zorgbehoefte onderdeel te laten zijn.

In paragraaf 2.10 zijn een aantal tekstuele wijzigingen doorgevoerd in de naamomschrijving van ‘Aantal woningen waarvan in het verslagjaar de isolatie is verbeterd naar toekomstklaar of gereed voor warmtenet’.

In paragraaf 2.11 werd in 2023 voor het eerst aan woningcorporaties gevraagd wat het totaal aantal nieuwbouw sociale huurwoningen en middenhuurwoningen is dat in lokale prestatieafspraken zijn opgenomen. Uit de datakwaliteitscontrole bleek dat de beantwoording van onvoldoende kwaliteit was. Daarom zijn er een aantal tekstuele verduidelijkingen doorgevoerd in de opvraag ‘Prestatieafspraken nieuwbouw per gemeente’. Verder is de tabel uitgesplist naar meerdere tabellen ten behoeve van verduidelijking van de uitvraag.

In paragraaf 5.1 worden als gevolg van de (voorgenomen) wijzigingen van de Aw-beleidsregels, de volgende rechtmatigheidsvragen toegevoegd:

  • Beschikt u over een reglement inzake de behandeling van klachten omtrent het handelen of nalaten van toegelaten instellingen, zoals bedoeld in artikel 55b, derde lid van de Woningwet?

  • Beschikt de corporatie over een sloop- en verhuiskostenreglement, waarover overleg is gevoerd met de gemeenten waarin de corporaties feitelijk werkzaam zijn, alsmede met de huurders en bewonerscommissies conform artikel 2 van de Wet op het overleg huurders verhuurder (artikel 55b lid 1 en 2 Woningwet)?

In paragraaf 5.2.1F wordt voor de monitoring van de Huisvestingswet 2014 en eventuele lokale afspraken over het huisvesten van vergunninghouders een tabel toegevoegd. Hierin wordt het aantal toewijzingen aan statushouders per gemeente en per huurklascategorie opgevraagd.

In paragraaf 5.3 wordt de opvraag tekstueel aangescherpt zodat deze beter past bij het toetsingskader van het accountantsprotocol.

4. Regeldrukeffecten

Ecorys heeft de financiële gevolgen van de huidige wijziging van de dVi-uitvraag berekend (Ecorys, Administratieve lasten wijzigingen dVi 2024).

Ecorys stelt vast dat de administratieve lasten door de voorgenomen wijzigingen in de dVi zowel eenmalig als op lange termijn toenemen. Ecorys verwacht als gevolg van de huidige wijzigingen een eenmalige toename in administratieve lasten van in totaal circa € 54.643 voor alle 275 woningcorporaties samen. Daarnaast nemen de structurele kosten als gevolg van deze wijziging met zo’n € 60.904 toe. Per corporatie komt dit neer op een lastenverzwaring van € 186 eenmalig en € 208 structureel.

De uitkomsten van dit onderzoek zijn wat betreft omvang beduidend beperkter dan de uitkomsten van het vorige lastendruk onderzoek. Zowel in het onderzoek uit 2023 als in dit onderzoek is er sprake van lastenverzwaring. Daarnaast is er ook een verschil tussen dit onderzoek en de lastendrukonderzoeken dVi van 2020 t/m 2022. In deze jaren zijn doorgaans lastenverlichtingen dan wel geen verandering in lastendruk vastgesteld, een trend waar dit onderzoek van afwijkt.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Consultatie en inwerkingtreding

Het gegevensmodel dVi is evenals in eerdere jaren opgesteld in het ketenteam van de sector (samenwerking tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Aedes, de Aw en het WSW). Vanwege de nauwe betrokkenheid van de sector bij de opstelling en uitrol van dVi 2024 is afgezien van een openbare internetconsultatie. Deze regeling treedt dan ook de dag na publicatie in de Staatscourant in werking.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Nationale prestatieafspraken 2022 | Publicatie | Home | Volkshuisvesting Nederland

Naar boven