Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 5 februari 2024, MINBUZA-2024.20415-7, tot vaststelling van een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en tot wijziging van het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 september 2023, Min-BuZa.2023.19898-15, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Tweede openstelling en wijziging beleidsregels Subsidieprogramma Social Sustainability)

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 5.1 en 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

Aanvragen voor subsidie in de tweede openstelling van het Subsidieprogramma Social Sustainability worden ingediend vanaf 19 februari 2024 tot en met 15 april 2024, 15.00 uur Nederlandse tijd.

Artikel 2

Voor subsidieverlening in het kader van de tweede openstelling van het Subsidieprogramma Social Sustainability geldt een subsidieplafond van € 5,5 miljoen.

Artikel 3

Het Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 september 2023 tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma Social Sustainability)1 wordt als volgt gewijzigd:

A.

Artikel 2, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Voor aanvragen voor subsidie in volgende openstellingen van het Subsidieprogramma Social Sustainability gelden nader bekend te maken openstellingsperiodes.

B.

Artikel 3, tweede lid, wordt vervangen door:

  • 2. Voor subsidieverlening in het kader van het Subsidieprogramma Social Sustainability gelden voor aanvragen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, nader bekend te maken subsidieplafonds.

C.

De bijlage bij het besluit wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan paragraaf 4.1.1 (Hoofddoel en thema’s) wordt aan de eerste alinea de volgende zin toegevoegd:

Het gaat hierbij om sociale verbeteringen bij toeleveranciers in de keten van een onderneming, niet zijnde eigen lokale vestigingen, dochterorganisaties of eigen productiefaciliteiten, in een productieland.

2. In paragraaf 4.2 (Begunstigden) worden de eerste twee alinea’s vervangen door de volgende alinea:

Lokale producenten zien zich in toenemende mate geconfronteerd met duurzaamheidseisen vanuit hun afnemers waar zij vaak niet eenvoudig aan kunnen voldoen. De inzet van het subsidieprogramma is om deze lokale producenten in staat te stellen samen met hun internationale ketenpartners sociale duurzaamheidsproblemen te identificeren en aan te pakken en positieve impact te genereren voor de begunstigden van het subsidieprogramma. Het gaat voor wat betreft het verbeteren van arbeidsomstandigheden en lonen en inkomens om lokale toeleveranciers en producenten, waaronder coöperaties en kleine boeren, alsmede lokale ondernemingen en hun werknemers. Voor wat betreft de bestrijding van kinderarbeid, zijn de begunstigden kinderen in kinderarbeid en hun families. De aanpak van kinderarbeid dient erop gericht te zijn om kinderen uit het arbeidsproces te halen, hen alternatieven te bieden en de positie van hun families te verbeteren.

3. In paragraaf 4.3 (Wie kunnen in aanmerking komen voor een subsidie) komt de tekst na de zinsnede ‘Het samenwerkingsverband moet bestaan uit in elk geval:’ als volgt te luiden:

  • één onderneming;

  • één lokale onderneming (dit kan ook een coöperatie zijn);

  • één lokale maatschappelijke organisatie of maatschappelijke organisatie met voldoende kennis van de lokale context en met een lokaal netwerk. Indien het bij de aanvraag van de subsidie niet is gelukt om een lokale maatschappelijke organisatie of maatschappelijke organisatie met voldoende kennis van de lokale context te betrekken, dan moet dit alsnog in de loop van fase A gebeuren2. In dat geval moet het samenwerkingsverband in ieder geval wel bestaan uit één maatschappelijke organisatie bij de aanvraag van de subsidie.

4. In paragraaf 4.5 (Subsidiabele activiteiten) wordt in de eerste alinea de laatste zin vervangen door de volgende twee zinnen:

Tevens dienen de projectactiviteiten gericht te zijn op of verbonden te zijn met een reeds bestaande productieketen van de partners in het samenwerkingsverband. Hierbij geldt dat de activiteiten niet gericht mogen zijn op het eigen personeel van de lokale vestigingen en dochterorganisaties, waaronder eigen productiefaciliteiten, van de partners van het samenwerkingsverband met een statutaire zetel in Nederland of partners met een statutaire zetel in het buitenland en een vestiging of vaste inrichting in Nederland.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2028, met dien verstande dat de bijlage bij Besluit van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 september 2023 tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Subsidieprogramma Social Sustainability) zoals deze luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing blijft op reeds voor die dag ingediende aanvragen en verleende subsidies.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze, de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking, P. Grotenhuis

TOELICHTING

Met dit besluit wordt de tweede aanvraagronde opengesteld voor subsidieaanvragen in het kader van het Subsidieprogramma Social Sustainability. Er is in totaal € 5,5 miljoen beschikbaar voor het verlenen van subsidies voor aanvragen ingediend in de tweede openstelling.

Voor de beoordeling en selectie van aanvragen in de tweede openstelling gelden grotendeels dezelfde criteria als in de eerste openstelling. Op enkele punten is evenwel op grond van de ervaringen die zijn opgedaan in de eerste openstelling van het subsidieprogramma een bijstelling wenselijk. Het betreft naast een redactionele verbetering in paragraaf 4.2 een aantal inhoudelijke wijzigingen.

Het gaat om de afbakening van voor wie de subsidie is bestemd en wie er minimaal aan het samenwerkingsverband moet deelnemen.

Een onderneming die subsidie aanvraagt mag de subsidie niet inzetten voor activiteiten bij een eigen lokale vestiging, dochterorganisatie of productiefaciliteit. Dus niet bij de eigen organisatie. Het gaat bij dit subsidieprogramma namelijk om het realiseren van sociale verbeteringen bij toeleveranciers in de keten van een aanvrager voor subsidie. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager om de sociale verbeteringen in de eigen organisatie door te voeren.

Uit de eerste indieningsronde is gebleken dat het lastig is om direct bij de aanvraag een lokale maatschappelijke organisatie of maatschappelijke organisatie met voldoende kennis van de lokale context en met een lokaal netwerk te hebben. Wel is het van belang dat er minimaal een maatschappelijke organisatie betrokken is.

Tevens is in onderhavig besluit bepaald dat er na de tweede indieningsperiode in elk geval nog een derde indieningsperiode komt. Bij gelegenheid van het daarvoor vast te stellen subsidieplafond en indieningsperiode zal ook een wijziging in de verdeelsystematiek worden doorgevoerd. De verdeling van de beschikbare middelen zal worden aangepast van een verdeling op basis van een beoordeling van aanvragen op volgorde van binnenkomst, naar een verdeling op basis van een rangschikking van aanvragen aan de hand van hun beoordeling op kwaliteit. Dit is een grotere wijziging en zal daarom pas gaan gelden voor aanvragen ingediend in de derde openstelling.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, namens deze, de directeur-Generaal Internationale Samenwerking, P. Grotenhuis


X Noot
2

In de subsidieverleningsbeschikking zal in dat geval een daartoe strekkende verplichting worden opgenomen.

Naar boven