Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 11 december 2024, nr. BZ2410228, houdende beperkende maatregelen naar aanleiding van destabiliserende activiteiten door de Russische Federatie (Sanctieregeling destabiliserende activiteiten Russische Federatie 2024)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister van Economische Zaken, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op Verordening (EU) nr. 2024/2642 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2024 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de destabiliserende activiteiten van Rusland (PbEU L 2024/2642) en de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder Verordening (EU) 2024/2642: Verordening (EU) 2024/2642 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2024 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de destabiliserende activiteiten van Rusland (PbEU L 2024/2642).

Artikel 2

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste en tweede lid, 8, eerste lid, en 9, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) 2024/2642.

  • 2. Een verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing in gevallen waarin de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste of derde lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, of 7 van Verordening (EU) 2024/2642 van toepassing is.

Artikel 3

  • 1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 4, derde en vierde lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/2642 is de Minister van Financiën voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden of informatie van financiële aard, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j, l en m, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/2642 verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d en k, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/2642 verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 8 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, 4, derde en vierde lid, 5, eerste lid, 6, eerste lid, en 8, eerste lid, van Verordening (EU) 2024/2642 is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor zover het betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen of informatie anders dan van financiële aard.

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van Verordening (EU) 2024/2642, is de Minister van Financiën voor zover het betreft tegoeden, de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor zover het betreft vastgoed, inclusief bedrijfspanden, de Minister van Economische Zaken voor zover het betreft niet-beursgenoteerde ondernemingen, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor zover het betreft kunst- en cultuurobjecten en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voor zover het betreft vaar- en luchtvaartuigen.

  • 4. De Minister die het aangaat is, of zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn, onverminderd de bepalingen terzake in bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, in afwijking van artikel 10g van de Sanctiewet 1977 bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hem bij of krachtens enig wettelijk voorschrift opgedragen taken, te verstrekken aan Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving of met de uitvoering van de verdragen, besluiten, aanbevelingen en afspraken, bedoeld in artikel 2 van de Sanctiewet 1977, tenzij:

    • a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse wet of de openbare orde;

    • c. de vertrouwelijkheid van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • d. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die de Sanctiewet 1977 beoogt te beschermen; of

    • e. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 5. De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van Verordening (EU) 2024/2642 zijn:

    • a. alle bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen bij of krachtens de Sanctiewet 1977;

    • b. alle toezichthouders en toezichthoudende ambtenaren die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met het toezicht op de naleving van Verordening (EU) 2024/2642 of de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften;

    • c. of alle autoriteiten of beheerders van registers die bij of krachtens de Sanctiewet 1977 belast zijn met de uitvoering van Verordening (EU) 2024/2642.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling destabiliserende activiteiten Russische Federatie 2024.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp

TOELICHTING

Op 8 oktober 2024 heeft de Raad van de Europese Unie Besluit (GBVB) 2024/26431 vastgesteld. In dat besluit wordt een kader ingesteld voor gerichte beperkende maatregelen naar aanleiding van de destabiliserende activiteiten van Rusland. De Raad van de Europese Unie is van mening dat er beperkende maatregelen moeten worden opgelegd aan hen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering of ondersteuning van acties of beleidsmaatregelen van de regering van de Russische Federatie die de fundamentele waarden en de veiligheid, onafhankelijkheid en integriteit van de Europese Unie ondermijnen of bedreigen, alsmede de stabiliteit, veiligheid of onafhankelijkheid van haar lidstaten, van internationale organisaties of van derde landen, of de soevereiniteit van de lidstaten en derde landen. De verantwoordelijke natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen (hierna: natuurlijke personen of entiteiten) worden opgenomen in een bijlage bij het besluit. In geval natuurlijke personen of entiteiten kunnen worden geassocieerd met een natuurlijke persoon, genoemd in de bijlage, worden deze natuurlijke personen en entiteiten tevens in de bijlage opgenomen. Hetzelfde geldt voor natuurlijke personen en entiteiten die steun verlenen aan de natuurlijke personen in de bijlage. Om uitvoering te geven aan dit kader heeft de Raad van de Europese Unie Verordening (EU) 2024/26422 (hierna: verordening) vastgesteld. Deze regeling strekt tot uitvoering van de verordening.

Van de bevriezingsmaatregel en het verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen, kan de Minister van Financiën voor tegoeden en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor zover het betreft economische middelen, ontheffing verlenen teneinde gevolg te geven aan bepaalde concreet omschreven doeleinden, zoals het voorzien in de primaire basisbehoeften (artikel 3, eerste lid, van de verordening). Het verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen, en de bevriezingsplicht, gelden niet in het kader van verstrekking van humanitaire bijstand of ter ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door bepaalde entiteiten (artikel 4, eerste lid, van de verordening). In overige gevallen waarin (bevroren) tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor uitsluitend humanitaire doeleinden kan de Minister van Financiën voor tegoeden en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor zover het betreft economische middelen, ontheffing verlenen (artikel 4, derde lid, van de verordening). Voorts voorziet artikel 5, eerste lid, van de verordening in de mogelijkheid om onder voorwaarden bevroren tegoeden of economische middelen vrij te geven voor uitgaven die verband houden met het voldoen aan een in dat artikel genoemd gerechtelijk, administratief of arbitraal vonnis dat is vastgesteld voordat de bevriezingsmaatregel op de tegoeden en economische middelen van de betrokkene van toepassing werd. Tot slot voorziet artikel 6, eerste lid, van de verordening in de mogelijkheid om bevroren tegoeden of economische middelen vrij te geven voor een betaling die betrokkene verschuldigd is voordat de bevriezingsmaatregel op diens tegoeden en economische middelen van toepassing werd.

Aan de bevriezingsmaatregel en het verbod om tegoeden of economische middelen ter beschikking te stellen, alsook aan de uitzonderingen daarop, wordt uitvoering gegeven in artikel 2 van de sanctieregeling.

De bevoegde autoriteiten voor het verlenen van ontheffingen op de verbodsbepalingen zijn genoemd in artikel 3, eerste en tweede lid, van de sanctieregeling. Met betrekking tot het melden van bevroren rekeningen en bedragen zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening wordt verduidelijkt waar deze meldingen moeten plaatsvinden in het geval van financiële tegoeden.

Voorts worden in artikel 3, derde lid, van de sanctieregeling de bevoegde autoriteiten aangewezen in het kader van de meldplicht, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de verordening. Deze meldplicht komt mede voort uit de toenemende complexiteit van constructies om sancties te omzeilen. Het wordt noodzakelijk geacht de geliste personen en entiteiten te verplichten om de onder de jurisdictie van een lidstaat vallende tegoeden en economische middelen te melden en met de bevoegde autoriteit samen te werken bij de verificatie van de melding. Het niet naleven van deze verplichting wordt beschouwd als een overtreding van het verbod op omzeiling van de bepalingen inzake bevriezing van tegoeden en economische middelen en is strafbaar op grond van artikel 2, eerste lid, van de sanctieregeling jo artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten.

In de verordening vormt artikel 8, vijfde lid, een grondslag voor bevoegde autoriteiten en beheerders van officiële registers om informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, te verwerken en uit te wisselen met andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten en met de Europese Commissie. Hiertoe zijn in de sanctieregeling aan artikel 3 het vierde en vijfde lid toegevoegd.

In artikel 3, vierde lid, is een algemene grondslag voor gegevensverstrekking opgenomen. In het kader van de uitvoering van de bevriezingsmaatregelen ten aanzien van de eigendom van bedrijven en van registergoederen (waaronder woningen, schepen en luchtvaartuigen) is gebleken dat een horizontale bepaling ter bevordering van de noodzakelijke gegevensuitwisseling tussen de ministers die het aangaat en met de zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen noodzakelijk is om een effectieve tenuitvoerlegging van de door de Europese Unie vastgestelde sanctiemaatregelen in de verordening te bewerkstelligen. Door een horizontale bepaling (artikel 3, vierde lid) – geïnspireerd door artikel 10h van de Sanctiewet 1977 en in navolging van onder andere artikel 2b van de Sanctieregeling territoriale integriteit Oekraïne 2014 – wordt deze gegevensuitwisseling mogelijk gemaakt en wordt voorkomen dat voor elke gegevensuitwisseling in het kader van de uitvoering van de verordening, en daarmee samenhangende verwerking telkens nieuwe grondslagen opgenomen moeten worden.

De in artikel 3, vijfde lid, aangewezen bevoegde autoriteiten mogen de in de verordening bedoelde informatie, inclusief persoonsgegevens, uitwisselen met elkaar en met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Europese Commissie.

Voor meer informatie over de beperkende maatregelen wordt verwezen naar de website www.Rijksoverheid.nl/sancties.

Ten slotte kan worden gemeld dat deze regeling strekt tot naleving van een internationale verplichting. Hierdoor is een uitzondering op de vaste verandermomenten toegestaan conform het beleid inzake vaste verandermomenten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp


X Noot
1

Besluit (GBVB) nr. 2024/2643 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2024 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de destabiliserende activiteiten van Rusland (PbEU L 2024/2643).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 2024/2642 van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2024 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de destabiliserende activiteiten van Rusland (PbEU L 2024/2642).

Naar boven