Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2024, 41389 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur | Staatscourant 2024, 41389 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur,
Gelet op artikel 9 van de Plantgezondheidswet en artikel 6 van het Besluit plantgezondheid;
Besluit:
De Regeling plantgezondheid wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling van Minister wordt vervangen door:
minister: de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur;.
2. Er wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling toegevoegd, luidende:
Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het EuropeesParlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking vanVerordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PbEU 2019, L 319);.
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Een bedrijfslaboratorium kan bij de minister een aanvraag tot erkenning indienen voor het nemen van monsters en het uitvoeren van tests als bedoeld in artikel 100, tweede lid, onderdeel a, van verordening 2016/2031 met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld middel.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Aan een door de minister te verlenen erkenning als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
C
Artikel 19 komt te luiden:
D
Artikel 22, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt ‘1 juli’ vervangen door ‘15 juni’.
2. In onderdeel a wordt ‘meer dan 2 aardappelplanten per m2 bevinden’ vervangen door ‘meer dan 1 aardappelplant per m2 bevindt’.
E
Artikel 42, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming van artikelen van verordening 2016/2031 wordt:
a. ‘64, eerste lid’ vervangen door ‘64, eerste en tweede lid’;
b. ‘83, vijfde lid’ vervangen door 83, eerste, tweede en vijfde lid;
c. in de numerieke volgorde ‘85’ ingevoegd; en
d. ‘93, tweede lid, 93, vijfde lid’ vervangen door 93, eerste, derde en vijfde lid’. ‘
2. Na verordening 2017/625 wordt in numerieke volgorde ingevoegd ‘, artikel 11, derde lid, van verordening 2019/2072,’.
F
Bijlage 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming onder Plantgezondheidswet wordt in numerieke volgorde een rij ingevoegd, luidende:
|
Artikel 13, tweede lid |
3 |
2. De opsomming onder verordening 2016/2031 wordt als volgt gewijzigd:
a. In de numerieke volgorde worden de volgende rijen ingevoegd:
|
Artikel 14, derde lid |
3 |
|
Artikel 40, eerste lid |
3 |
|
Artikel 42, tweede lid |
3 |
|
Artikel 61, eerste lid |
3 |
|
Artikel 62, eerste lid |
3 |
|
Artikel 62, tweede lid |
3 |
|
Artikel 62, derde lid |
3 |
|
Artikel 63, tweede lid |
3 |
|
Artikel 64, eerste lid |
3 |
|
Artikel 64, tweede lid |
3 |
|
Artikel 66, eerste lid |
2 |
|
Artikel 83, eerste lid |
2 |
|
Artikel 83, tweede lid |
2 |
|
Artikel 85 |
3 |
|
Artikel 87, eerste lid |
3 |
|
Artikel 93, eerste lid |
2 |
b. Bij artikel 14, zesde lid, wordt boetecategorie 2 vervangen door boetecategorie 3.
3. Na de opsomming onder verordening 2016/2031 wordt een rij ingevoegd, luidende:
|
verordening 2019/2072 |
|
|
Artikel 11, derde lid |
2 |
4. In de opsomming onder verordening 2017/625 worden in numerieke volgorde de volgende rijen ingevoegd:
|
Artikel 50, eerste lid |
2 |
|
Artikel 69, eerste lid |
3 |
5. De opsomming onder Regeling plantgezondheid ex artikel 20, tweede lid, Plantgezondheidswet wordt als volgt gewijzigd:
a. De rijen betreffende de artikelen 28 en 29 komen als volgt te luiden:
|
Artikel 28, eerste lid |
2 |
|
Artikel 28, tweede lid |
2 |
|
Artikel 29, eerste lid |
2 |
|
Artikel 29, tweede lid |
2 |
b. De volgende rijen betreffende artikelen en boetecategorieën komen te vervallen:
|
Artikel 10, tweede lid |
2 |
|
Artikel 10, derde lid |
2 |
|
Artikel 11, vierde lid |
3 |
|
Artikel 39, tweede lid |
3 |
|
Artikel 39, derde lid |
3 |
|
Artikel 40, tweede lid |
3 |
c. In de numerieke volgorde worden de volgende rijen ingevoegd:
|
Artikel 2 |
3 |
|
Artikel 3, eerste lid |
3 |
|
Artikel 3, tweede lid |
3 |
|
Artikel 3, derde lid |
3 |
|
Artikel 11, tweede lid |
3 |
|
Artikel 11, derde lid |
3 |
|
Artikel 13, eerste lid |
2 |
|
Artikel 14 |
2 |
|
Artikel 17, eerste lid |
2 |
|
Artikel 21, derde lid |
2 |
|
Artikel 22, tweede lid |
2 |
|
Artikel 23, eerste lid |
2 |
|
Artikel 23, tweede lid |
2 |
|
Artikel 24 |
2 |
|
Artikel 31, tweede lid |
2 |
|
Artikel 32, aanhef en onderdeel a |
2 |
|
Artikel 32, aanhef en onderdeel b |
2 |
|
Artikel 40, vierde lid |
2 |
In de Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten vervalt artikel 10.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2025, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaats.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel II in werking met ingang van 26 januari 2025.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 15 december 2024
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Met onderhavige regeling worden de Regeling plantgezondheid en de Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten gewijzigd. Voor meerdere onderdelen zijn zaken geactualiseerd, aangevuld of gecorrigeerd. Het betreft de naamswijziging naar Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, de introductie van een erkenningsregeling, de actualisatie van teeltvoorschriften voor Phytophthora infestans i.v.m. de toegenomen ziektedruk, het opnemen van de mogelijkheid van de 2:10 aardappelteelt, het toevoegen van artikelen uit verordening 2016/2031 en uit verordening 2019/2072 en de daarbij behorende boetecategorieën ten behoeve van een bestuurlijke boete indien deze artikelen worden overtreden, en een actualisatie vanwege het vervallen van Uitvoeringsbesluit 2012/697/EU. De wijzigingen worden toegelicht in het artikelsgewijze deel hieronder.
De begripsbepaling van minister wordt aangepast aan de nieuwe benaming die geldt sinds het Kabinet-Schoof is aangetreden. Daarnaast wordt een begripsbepaling van de in Bijlage 12 toegevoegde Verordening 2019/2072 toegevoegd.
In artikel 7 wordt een erkenningsregeling voor bedrijfslaboratoria geïntroduceerd. Het betreft een erkenning voor in Nederland gevestigde zaadbedrijven om bedrijfseigen (zaad)monstername en (zaadgezondheid)-toetsuitslagen te gebruiken ten behoeve van het afgeven van een fytosanitair exportcertificaat door de NVWA.
Hiermee kan de NVWA voor de exportcertificering gebruikmaken van bedrijfseigen gegevens, aangevuld met regelmatige officiële controles zoals vereist in verordening 2017/625, artikel 88, derde lid, onderdeel c.
Phytophthora infestans of aardappelziekte is een schimmelziekte die grote schade kan aanrichten in aardappelen. Ter voorkoming en bestrijding van Phytophthora infestans gelden drie verplichtingen: afdekken van niet-uitgeplante aardappelen en aardappelafvalhopen, bestrijden van grote ziektehaarden en het bestrijden van opslagplanten van aardappelen.
Artikel 19 stelt eisen aan het afdekken van niet-uitgeplante aardappelen en afval van aardappelen, tenzij bestemd om te worden uitgeplant. Artikel 20 stelt eisen aan het zich ontdoen van niet-uitgeplante aardappelen en afval van aardappelen.
De artikelen 21 en 22 bevatten voorschriften omtrent de bestrijding van Phytophthora infestans en aardappelopslag.
Zowel praktijkervaring van telers als wetenschappelijk onderzoek wijzen uit dat de laatste jaren Phytophthora infestans een toenemend probleem is in de aardappelteelt, vanwege toename van de virulentie van de stammen, beperking van het middelenpakket en de hogere buitentemperaturen en periodes van extreme neerslag door klimaatverandering. Op diverse fronten wordt gewerkt aan verdere beperking van de risico’s op deze ziekte. Eén daarvan is de actualisatie van het teeltvoorschrift.
Het teeltvoorschrift, zoals opgenomen in een ministeriële regeling sinds de opheffing van de productschappen en daarvoor al langere tijd geregeld in productschapsverordeningen, heeft een preventief karakter door regels te stellen aan afvalhopen, aardappelopslagplanten en ziektehaarden. Deze teeltvoorschriften en de handhaving daarop zijn van groot belang omdat onachtzaamheid of nalatig gedrag van een teler grote gevolgen kan hebben voor andere telers in de buurt. Sporen van Phytophthora infestans kunnen zich namelijk ook via de wind verspreiden. Na evaluatie van de teeltvoorschriften kwam een aantal verbeterpunten naar voren.
Artikel 19: Vervroegen en aanscherping van de afdekplicht.
Afdekken heeft als doel het voorkomen sporen van Phytophthora infestans de volgende teelt kunnen besmetten. De datum moet om die reden liggen voor de datum waarop de eerste aardappelen boven komen. Vanwege de hogere buitentemperaturen door klimaatverandering wordt de datum vanaf wanneer de afdekplicht jaarlijks ingaat vervroegd naar 1 april.
De aangepaste tekst van artikel 19 schrijft voor dat de afdekplicht ziet op reeds zichtbare en nog te vormen stengels en is ter verduidelijking van het huidige voorschrift. Op die manier wordt beter voorkomen dat deze niet-uitgeplante aardappelen en aardappelafvalhopen een besmettingshaard gaan vormen van waaruit Phytophthora infestans verspreid kan worden op het eigen bedrijf of naar andere nabij gelegen bedrijven.
Artikel 22: Vervroeging en aanscherping van de norm voor opslagplanten.
Bij de oogst van aardappelen blijven in het algemeen knollen achter die in het volgende jaar opkomen en dan worden aangeduid met de term ‘aardappelopslag’. Indien opslagplanten toch de kans krijgen uit te groeien, met name tot volwassen aardappelplanten, kunnen zij een bron van de verspreiding van Phytophthora infestans zijn. Dat is niet alleen een risico voor het eigen bedrijf, maar ook voor bedrijven in de omgeving. De bestrijdingsnorm van aardappelopslag moet, om effectief te zijn, zo laag zijn dat de opslag moet worden verwijderd voordat Phytophthora infestans in de teelt een probleem wordt. Vanwege de hogere buitentemperaturen van de laatste jaren wordt de datum vanaf wanneer aan de norm voor opslagplanten moet worden voldaan vervroegd naar 15 juni.
De norm voor het maximum aantal opslagplanten per m2 voordat tot verwijdering moet worden overgegaan wordt aangescherpt naar maximaal gemiddeld 1 aardappelplant per m2, omdat vanwege de hoge ziektedruk, de hogere virulentie van de stammen en de beperking van het middelenpakket een goede naleving van de plicht tot het verwijderen van aardappelopslag van groot belang is.
Aardappelmoeheid (AM) is een plaag die aardappelplanten aantast en wordt veroorzaakt door de aardappelcysteaaltjes Globodera rostochiensis en Globodera pallida. Aantasting van de aardappelplant door het aardappelcysteaaltje heeft tot gevolg dat de aardappelplant minder goed groeit of sterft. De plaag kan een grote inkomstenderving tot gevolg hebben. Het aardappelcysteaaltje kan meer dan 10 jaar in de grond overleven en wordt actief wanneer het met voor het aardappelcysteaaltje gevoelige planten – waaronder aardappelplanten – in aanraking komt.
Artikel 38 bevat voorschriften over het telen van aardappelen op terreinen of percelen waarop in voorgaande jaren ook aardappelen zijn geteeld. Doel van deze voorschriften is het beheersen van de aardappelziekte aardappelmoeheid. De voorschriften stellen eisen aan het aantal keren dat op een zelfde perceel of terrein aardappelen geteeld mogen worden, namelijk niet vaker dan één keer in de drie jaar (1:3 teelt). Voor de vroege teelt van aardappelen zijn onder voorwaarden en in nader aangewezen gebieden uitzonderingen mogelijk. Deze gebieden en de voorwaarden zijn in bijlage 9 benoemd.
In het kader van artikel 38 van de Regeling plantgezondheid geeft NAK al sinds lange tijd ontheffingen af aan telers die in afwijking van de reguliere 1:3 teelt gebruik willen maken van de 2:10 teelt op grasland (8 jaar gras en daarna 2 jaar aardappelen, waarna wederom 8 jaar gras). Sinds 2023 geeft NAK de ontheffing ook af voor percelen waarop 8 jaar andere gewassen dan gras zijn geteeld, zolang het maar geen aardappelen of andere waardplanten voor AM zijn (dus geen solanaceae-gewassen). Deze 2:10 teelt is niet mogelijk voor pootaardappelen en die worden in de Regeling dan ook expliciet hiervan uitgezonderd. Om voor die gangbare praktijk geen ontheffingen meer te hoeven aanvragen bij NAK heeft BO-Akkerbouw de minister verzocht deze mogelijkheid tot 2:10 teelt op te nemen in de Regeling plantgezondheid.
Met lid 3 wordt mogelijk gemaakt dat twee aaneengesloten aardappelteelten (dus 2 jaren) toegestaan zijn na een periode van acht jaar waarin op dat perceel geen solanaceae zijn geteeld. Met lid 4 wordt geregeld dat de in lid 3 genoemde uitzondering niet van toepassing is op goedgekeurde pootaardappelen.
Artikel 42, eerste lid, van de Regeling plantgezondheid bepaalt van welke voorschriften uit verordeningen gedragingen in strijd daarmee worden aangemerkt als overtreding. Ter correctie van eerdere omissies wordt een aantal nieuwe artikelen toegevoegd uit verordening 2016/2031 en uit verordening 2019/2072, waarvan gedragingen die in strijd zijn met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens deze artikelen aangemerkt worden als overtreding.
De bestuurlijke boete maakt het mogelijk om lik-op-stuk beleid te voeren tegen overtredingen die leiden tot fytosanitaire risico’s. Dergelijke overtredingen van de fytosanitaire regelgeving zijn in beginsel eenvoudig te constateren, specialistisch van aard en er is geen inzet van opsporingsbevoegdheden noodzakelijk.
In artikel 43 van de Regeling plantgezondheid is invulling gegeven aan artikel 8 van het Besluit plantgezondheid, waarin vijf verschillende boetecategorieën zijn vastgesteld voor de in de wet aangewezen overtredingen. Dit betreft verbodsbepalingen uit de wet en bij ministeriële regeling aan te wijzen voorschriften van verordening 2016/2031, verordening 2017/625 en gedelegeerde- en uitvoeringshandelingen van deze verordeningen. Categorie 1 betreft minder ernstige, naar verwachting veel voorkomende overtredingen en categorie 5 betreft de zwaarste overtredingen. De zwaarte van de overtreding, het fytosanitaire risico en het verstorende effect dat de overtreding heeft op de sector en de samenleving is meegewogen bij het bepalen van de boetecategorie.
Met deze wijzigingsregeling worden in bijlage 12 verschillende artikelen uit de Plantgezondheidswet, Verordening 2016/2031, Verordening 2017/625, Verordening 2019/2072 en de Regeling plantgezondheid toegevoegd. Dit maakt het mogelijk om bij niet-naleving van deze voorschriften te handhaven door middel van het opleggen van een bestuurlijke boete. Tevens wordt de boetecategorie behorend bij overtreding van artikel 14, zesde lid, van Verordening 2016/2031 verhoogd van boetecategorie 2 naar boetecategorie 3. Bij het vaststellen van de boetecategorie, zijn eerder genoemde factoren meegewogen.
Het niet-uitvoeren van wettelijk voorgeschreven of door de bevoegde autoriteit opgelegde maatregelen als bedoeld in de artikelen 14, derde en zesde lid, 62, tweede lid, 63, tweede lid, van Verordening 2016/2031, artikel 69, eerste lid, van Verordening 2017/625 en 2 en 3, eerste, tweede en derde lid, van de Regeling plantgezondheid vanwege de (vermoedelijke) aanwezigheid van een quarantaineorganisme, heeft (zeer) ernstige fytosanitaire risico’s tot gevolg. Daarom zijn deze overtredingen ingedeeld in boetecategorie 3. Deze boetecategorie is daarnaast ook passend voor wettelijke voorschriften die gericht zijn op het voorkómen van fytosanitaire risico’s en waarvan het niet-naleven een verstorend effect heeft op de sector omdat andere marktdeelnemers dit gedrag kunnen gaan kopiëren. Dit betreft:
• het binnen de EU brengen van planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor een importverbod geldt (de artikelen 40, eerste lid, en 42, tweede lid, van Verordening 2016/2031);
• het niet-voldoen aan voorschriften die op grond van artikel 13, tweede lid, van de Plantgezondheidswet zijn verbonden aan een aanwijzing, erkenning, vergunning of ontheffing;
• de eisen die zijn gesteld aan quarantainestations en gesloten faciliteiten om verspreiding van quarantaineorganismen te voorkomen (de artikelen 61, eerste lid, 62, eerste en derde lid, en 64, eerste en tweede lid, van Verordening 2016/2031);
• het niet-voldoen aan de voorwaarden voor het afgeven van een plantenpaspoort, waardoor besmette planten in het verkeer gebracht kunnen worden (de artikelen 85 en 87, eerste lid, van Verordening 2016/2031); en
• het niet-naleven van voorschriften die betrekking hebben op het snijden van pootgoed, wat risico’s oplevert op de verspreiding van de aardappelziekte ringrot (artikel 11, tweede en derde lid, van de Regeling plantgezondheid).
De andere overtredingen genoemd in onderdeel F zijn ingedeeld in boetecategorie 2 omdat het gaat om verplichtingen van administratieve aard, om de teeltvoorschriften of om voorschriften voor particulieren. Eerstgenoemde categorie ziet op de registratieplicht voor professionele marktdeelnemers (artikel 66, eerste lid, van Verordening 2016/2031), de vormvereisten voor het plantenpaspoort (art. 83, eerst en tweede lid, van Verordening 2016/2031) en de vervanging daarvan (artikel 93, eerste lid, van Verordening 2016/2031), het beschikbaar zijn en het overleggen van fytosanitaire certificaten (de artikelen 50, eerste lid, van Verordening 2017/625en 11, derde lid, van Verordening 2019/2072) en de bewaarplicht voor certificaten die zijn afgegeven voor pootaardappelen (artikel 40, vierde lid, van de Regeling plantgezondheid). Daarnaast is boetecategorie 2 ook passend voor de teeltvoorschriften. Dit zijn regels die afkomstig zijn van de voormalige productschappen en die van belang zijn voor een goede plantgezondheidsstatus, maar geen betrekking hebben op quarantaineorganismen. Daarom worden desbetreffende overtredingen als minder ernstig ingeschaald. Het gaat hierbij om de volgende plantenziekten: bacterievuur (de artikelen 13, eerste lid, en artikel 14 van de Regeling plantgezondheid), Phytophthora infestans (de artikelen 21, derde lid, en 22, tweede lid, van de Regeling plantgezondheid), vergelingsziekte bij bieten (de artikelen 23, eerste en tweede lid, en 24 van de Regeling plantgezondheid), en knolcyperus (de artikelen 31, tweede lid, en 32, aanhef en onderdeel a en b, van de Regeling plantgezondheid). Op basis van artikel 17, eerste lid, van de Regeling plantgezondheid kan de teelt van aardappelen in tuinen worden beperkt tot resistente aardappelrassen. Omdat het hierbij gaat om particulieren, is boetecategorie 2 passend.
Daarnaast is gebleken dat er in bijlage 12 een aantal artikelen waren opgenomen die reeds vervallen waren, of geen overtreedbare norm bevatten. De desbetreffende artikelen worden verwijderd uit bijlage 12. Tevens wordt hierin voor de artikelen 28 en 29 van de Regeling plantgezondheid per artikellid de boetecategorie gespecificeerd. De boetecategorie blijft daarbij onveranderd.
In de Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten vervalt artikel 10. Dit artikel betreft de implementatie van Uitvoeringsbesluit 2012/697/EU van de Commissie van 8 november 2012 wat betreft maatregelen het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het geslacht Pomacea (Perry) te voorkomen (PbEU 2012, L 311). Met Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2013 van de Commissie van 23 juli 2024 betreffende maatregelen om de vestiging en verspreiding op het grondgebied van de Unie van Pomacea (Perry) te voorkomen en maatregelen voor de uitroeiing daarvan wordt Uitvoeringsbesluit 2012/697/EU met ingang van 26 januari 2025 ingetrokken. De maatregelen van Uitvoeringsverordening (EU) 2024/2013 komen hiervoor in de plaats.
De onderdelen A, B, C, D (subonderdeel 1), E, F en G van artikel I en artikel II van deze wijzigingsregeling leiden niet tot verandering in de regeldruk.
Die wijzigingen hebben betrekking op een naamaanpassing, het openstellen van een niet-verplichte mogelijkheid tot het aanvragen van een erkenning, vervroeging van de inwerkingtredingsdatum van een reeds bestaande afdekplicht, het aanvullen van artikelen die bij niet-naleven aangemerkt kunnen worden als overtreding en op de bestuurlijke boetecategorie die van toepassing is op die overtredingen. Nu worden jaarlijks bij benadering zo'n 30 bestuurlijke boetes uitgedeeld. Daaruit volgen niet tot nauwelijks beroep- en bezwaarprocedures. De bovengenoemde wijzigingen hebben geen gevolgen voor de administratieve lasten of nalevingskosten voor het bedrijfsleven omdat er geen nieuwe verplichtingen ontstaan.
Bij het vervroegen van de inwerkingtreding van de afdekplicht is de verplichte handeling hetzelfde, alleen dient iets eerder in de tijd uitgevoerd te worden. Het is geen aanpassing van de bedrijfsvoering, maar een voorschrift voor het schoonhouden van erf of perceel.
Het toevoegen van artikel 7, derde lid, heeft geen negatieve regeldrukeffecten, omdat het niet gaat om een verplichting. Met dit nieuwe lid wordt de mogelijkheid geboden aan bedrijfslaboratoria om een erkenning aan te vragen bij de NVWA voor het gebruik van bedrijfseigen toetsuitslagen ten behoeve van de afgifte van een fytosanitair exportcertificaat.
Bedrijven kunnen een erkenning voor hun laboratorium aanvragen voor het uitvoeren van zaadtoetsen ten behoeve van het afgeven van een fytosanitair exportcertificaat door de NVWA. Hiertoe doet het bedrijf een aanvraag voor Laboratoria Erkend voor Export van Zaden (LEEZ) via mijnNVWA. Nadat deze aanvraag is behandeld en goedgekeurd, zal een IT-audit door de NVWA worden uitgevoerd op het bedrijfslaboratorium. Indien de IT-audit met goed gevolg doorlopen is, ontvangt het bedrijf een erkenning voor LEEZ van de NVWA.
Onderdeel D, subonderdeel 2, betreft de aanscherping van de norm voor opslagplanten.
De bestrijding van aardappelopslag maakt in de praktijk integraal onderdeel uit van de onkruidbestrijding in de jaren na de aardappelteelt, dit kan mechanisch en/of chemisch. In de praktijk betekent de aanscherping van de norm geen extra regeldruk voor de telers, want bij bespuitingen en mechanische bestrijding is het doel altijd een zo effectief mogelijke bestrijding, dus inclusief de aardappelopslag. Maar door de aanscherping van de norm kan wel eerder en beter handhavend worden opgetreden tegen besmettingsbronnen waarbij geen of onvoldoende actie is ondernomen tegen opslagplanten.
Onderdeel E betreft het opnemen van de mogelijkheid van 2:10 aardappelteelt.
Om voor die gangbare praktijk geen ontheffingen meer te hoeven aanvragen bij NAK heeft BO-Akkerbouw de minister verzocht deze mogelijkheid tot 2:10 teelt op te nemen in de Regeling plantgezondheid. Een teler is niet verplicht om gebruik te maken van de mogelijkheid tot 2:10 aardappelteelt. En als ze dat wel willen dan hoeven telers nu geen ontheffing meer aan te vragen bij NAK, zoals dat voor deze wijziging wel noodzakelijk was. Dat zorgt voor een vermindering van de regeldruk bij de telers die gebruik willen maken van de 2:10 mogelijkheid. Het gaat daarbij om ongeveer 26 aanvragen per jaar. Met een gemiddelde benodigde tijd per aanvraag van 1 uur, tegen een forfaitair uurloon van € 39 (administratief personeel), levert dit een besparing van de regeldruk op van € 39 per aanvraag. Jaarlijks wordt hiermee de regeldruk voor de sector verminderd met € 1.014 euro.
Het vervallen van artikel 10 van de Regeling fytosanitaire uitvoeringsverplichtingen leidt logischerwijze evenmin tot verhoging van de regeldruk.
Artikel I, treedt in werking op 1 januari 2025 (of de dag na publicatie indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2025). Hiermee wordt voldaan aan de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden.
Van de publicatietermijn, twee maanden voor inwerkingtreding, wordt afgeweken. Op verzoek van en in nauw overleg met de bedrijfslaboratoria is de erkenningsregeling opgesteld en een tarief hiervoor vastgesteld. Inwerkingtreding per 1 januari is in het belang van de bedrijven en de NVWA, hetgeen afwijking van deze termijn rechtvaardigt.
De teeltmaatregelen behelzen een lichte aanscherping, maar zijn in het belang van een goede preventie en ruim van tevoren afgestemd met de doelgroep, de betrokken telers. Gezien de jaarindeling die bij teelt gebruikelijk is, kan – in het licht van de toelichting op artikel I, onderdelen D en C – niet worden gewacht met deze maatregelen tot het volgende kwartaal.
Artikel II treedt in werking op 26 januari 2025, hetgeen voortvloeit uit EU-regelgeving.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-41389.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.