Wijziging Inkomstenregeling militairen

5 december 2024

Nr. BS2024038772

De Staatssecretaris van Defensie

Gelet op artikel 12 van het Inkomstenbesluit militairen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Inkomstenregeling militairen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Indien naar het oordeel van de commandant operationeel commando in ieder geval sprake is van een significant beloningsverschil met de arbeidsmarkt die een mate van uitstroom van militair personeel teweegbrengt die de operationele gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht in gevaar brengt, kan de commandant operationeel commando, door tussenkomst van de Commandant der Strijdkrachten, een voordracht doen aan de Hoofddirecteur Personeel voor het toekennen van een bijzondere bindingspremie. Indien naar het oordeel van de Hoofddirecteur Personeel daarvan sprake is, kan in afwijking van het eerste, tweede en vijfde lid, met inachtneming van dit oordeel aan een militair door de commandant operationeel commando een bijzondere bindingspremie worden toegekend. Deze premie kan eenmalig worden toegekend voor een periode gelegen tussen ten minste vijf jaar en ten hoogste acht jaar voor maximaal 50% van de in het betreffende jaar genoten bezoldiging en met een voorschot van ten hoogste 75% van de in het betreffende jaar genoten bezoldiging, met dien verstande dat nooit meer kan worden uitbetaald dan de totale bindingspremie.

B

Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de zinsnede ‘Bij toekenning van een aanspraak’ wordt het cijfer ‘1.’ geplaatst.

2. In het nieuwe eerste lid wordt na de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 12 van het besluit’ ingevoegd ‘jo artikel 4, eerste lid’.

3. Na het nieuwe eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd het eerste lid bedraagt bij het toekennen van een bindingspremie op grond van artikel 4, negende lid, de totale waarde van die aanspraken, gerekend over de voorgaande 12 maanden, maximaal 50% van de tot een jaarbedrag herleide bezoldiging in de maand van toekenning.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Staatssecretaris van Defensie voor deze De Hoofddirecteur Personeel J. Legein Generaal-majoor

TOELICHTING

Algemeen

De sociale partners hebben onderkend dat het huidige instrument van de bindingspremie onvoldoende mogelijkheden biedt om op individueel niveau maatwerk te kunnen leveren met het oogmerk een militair gedurende een langere periode te binden aan de krijgsmacht. Gebleken is dat het binnen de krijgsmacht kan voorkomen dat een significant beloningsverschil met de arbeidsmarkt een ongewenste mate van uitstroom van militairen kan teweegbrengen. Dit kan ertoe leiden dat de operationele gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht op cruciale onderdelen in gevaar komt. Ter voorkoming hiervan wordt het in uitzonderlijke situaties en op individuele basis mogelijk een bijzondere bindingspremie toe te kennen voor: een langere duur, een hoger percentage en een hoger voorschot dan tot op heden is geregeld. Artikel 4 en artikel 5a van de Inkomstenregeling militairen (IRM) worden daarom aangepast.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In het nieuwe negende lid van artikel 4 van de IRM wordt het mogelijk gemaakt om een bijzondere bindingspremie op individueel niveau toe te kennen voor een langere duur, een hoger percentage en een hoger voorschot dan tot op heden mogelijk was. Met deze wijziging is toekenning mogelijk voor een periode die ligt tussen de vijf jaar en maximaal 8 jaar. Deze toekenning heeft een eenmalig karakter wat betekent dat het dus gaat om maar één toekenning voor een periode die ligt tussen de vijf en acht jaar. Daarnaast bedraagt deze bindingspremie gemiddeld jaarlijks maximaal 50% in plaats van 30% van de in het betreffende jaar genoten bezoldiging. Voorts wordt het voorschotpercentage opgehoogd van maximaal 60% naar maximaal 75%.

In het negende lid is expliciet tot uitdrukking gebracht dat het gaat om een bijzondere bindingspremie. Gezien het bijzondere karakter van deze bindingspremie is voor een constructie gekozen om het mandaat tot toekenning weliswaar bij de commandant operationeel commando (hierna: commandant) te laten, maar waarbij deze alleen kan beslissen met inachtneming van het oordeel van de Hoofddirecteur Personeel (HDP). In de praktijk komt dit erop neer dat de commandant de keuze voor het toekennen van de individuele bindingspremie eerst met een gedegen onderbouwing voorlegt en afstemt met de Commandant der Strijdkrachten. Daarna wordt deze gewogen voordracht afgestemd met de HDP. Vervolgens zal de HDP die voordracht toetsen en beoordelen of in het voorliggende geval voor de desbetreffende militair tot een positief oordeel wordt gekomen. Daarvoor is in ieder geval nodig dat daadwerkelijk sprake is van een significant beloningsverschil met de arbeidsmarkt die een mate van uitstroom teweegbrengt die de operationele gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht in gevaar brengt. Daarnaast zullen steeds alle feiten en omstandigheden van het individuele geval moeten worden beoordeeld. De commandant kan dus pas tot toekenning overgaan indien het proces op de voorgeschreven wijze is doorlopen en het positieve oordeel door de HDP is gegeven.

Artikel I, onderdeel B

Het verhogen van het maximale percentage in artikel 4 van de IRM kan ook zijn weerslag hebben op de samenloop van de functioneringstoelage, bindingspremie en beloningen in artikel 5a IRM. Vandaar dat met het nieuwe tweede lid het maximale percentage bij het toekennen van een bijzondere bindingspremie op grond van het nieuwe negende lid van artikel 4 van de IRM, wordt opgehoogd naar 50%.

De Staatssecretaris van Defensie voor deze De Hoofddirecteur Personeel J. Legein Generaal-majoor

Naar boven