Tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 46, eerste lid van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor het gebruik van Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten (Vrijstelling Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten 2024)

IENW/BSK-2023/392643

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelezen het verzoek van Denka Registrations BV. van 25 oktober 2023 tot vrijstelling van het verbod op het gebruik van het biocide Permanent Stalspuitmiddel in stallen en op transportwagens voor bepaalde landbouwhuisdieren (herkauwers), ten behoeve van het voorkomen van blauwtong of het bestrijden van het blauwtongvirus;

Gelet op artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012;

BESLUIT:

Artikel 1

Ten behoeve van het voorkomen van blauwtong of het bestrijden van het blauwtongvirus in stallen waar herkauwers in quarantaine worden gehouden, en op de binnen- of buitenzijde van veevervoermiddelen waarmee deze herkauwers worden vervoerd, wordt op grond van:

  • a) artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, om in strijd te handelen met artikel 17, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 528/2012, voor het onder voorwaarden op de Nederlandse markt aanbieden en gebruiken van het biocide Permanent Stalspuitmiddel, en

  • b) artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012 toegestaan dat de in het onderdeel a genoemde biocide op de Nederlandse markt wordt aangeboden en gebruikt.

Artikel 2

Aan de vrijstelling en toestemming, bedoeld in artikel 1, onderdelen a onderscheidenlijk b, zijn de in de bijlage bij dit besluit opgenomen beperkingen en voorschriften verbonden.

Artikel 3

Dit besluit werkt terug tot en met 1 januari 2024 en vervalt met ingang van 29 juni 2024.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstelling Permanent Stalspuitmiddel tegen knutten 2024.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van plaatsing in de Staatscourant waarin het wordt bekendgemaakt.

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT, namens deze de directeur-generaal Milieu en Internationaal, A. van Rijn

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.

Een bezwaarschrift kan uitsluitend per gewone post en niet per e-mail worden ingediend. Machtigt u iemand om namens u bezwaar te maken? Stuur dan ook een kopie van de machtiging mee. Bij indiening van een bezwaarschrift namens een rechtspersoon, dient u documenten mee te sturen (origineel uittreksel uit het handelsregister en/of een kopie van de statuten van de rechtspersoon) waaruit blijkt dat u bevoegd bent namens de rechtspersoon op te treden.

BIJLAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 2

Het biocide Permanent Stalspuitmiddel mag in Nederland gebruikt worden in stallen waar herkauwers in quarantaine worden gehouden, en op de binnen- of buitenzijde van veevervoermiddelen waarmee deze herkauwers worden vervoerd. Daarbij moeten de NVWA-protocollen voor het vectorvrij maken van stallen en transportmiddelen worden nageleefd, in ieder geval voor zover die gevolgen hebben voor de blootstelling van mens, dier en milieu aan het biocide.

Voor het gebruik van het biocide gelden daarnaast de volgende voorwaarden:

  • De risicoreducerende maatregelen/restricties die gelden voor de toegelaten toepassingen van Permanent Stalspuitmiddel (toelatingnummer 7276 N) gelden ook voor de voor vrijstelling aangevraagde toepassingen.

    Om onacceptabele risico’s voor het milieu te voorkomen, moet:

    • emissie naar het vuilwaterriool worden voorkomen. Het middel mag dan ook niet worden toegepast in stallen waarvan de stalvloer is voorzien van een aansluiting op de riolering. Ook mag het middel niet worden toegepast op spuitplaatsen voor voertuigen die afwateren op het vuilwaterriool;

    • mest als afvalstof worden behandeld en niet worden toegepast als meststof indien die verontreinigd is of kan zijn met resten van het biocide1;

    • bij het schoonmaken van de gebruikte apparatuur en gereedschappen het afvalwater worden geloosd op de mestopslag. Lozing op het vuilwaterriool is niet toegestaan.

  • De emissie naar oppervlaktewater of de bodem moet worden voorkomen.

TOELICHTING

Inleiding

Denka Registrations BV., toelatinghouder van biociden, heeft op 25 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor vrijstelling van het biocide Permanent Stalspuitmiddel, bedoeld voor de bestrijding van knutten.

Het biocide is volgens de aanvraag bestemd voor gebruik voorafgaande aan het opstarten van een zogenoemde ‘vectorvrije locatie’. Daartoe zal het worden toegepast:

  • na het reinigen en desinfecteren van de binnenzijde van de stal, voordat de dieren in een ‘vectorvrije quarantaine-stal’ worden geplaatst, en

  • na de reiniging en ontsmetting van binnen- en buitenzijde van het veevervoersmiddel, voordat de dieren worden ingeladen, uiterlijk 24 uur voor vertrek.

Bij toepassing wordt het ‘Blauwtong protocol 07 vervoer herkauwers’ (versie 2.29, 29 december 2023) gevolgd, dat is opgesteld door de NVWA. Het protocol beschrijft de voorwaarden voor verplaatsingen ‘naar lidstaten en derde landen van (…) runderen, schapen/geiten, kameelachtigen, hertachtigen en andere blauwtonggevoelige hoefdieren (verder: herkauwers)’. Daarbij wordt ingegaan op het gebruik van biociden in een zogenoemde TVBI: een ‘tegen vectoren beschermde inrichting’. Daarnaast wordt het beheersmaatregelenplan van de exportstalhouder gevolgd.

Het biocide wordt met een rugspuit toegepast, onder lage druk, met een grove druppel, door een professionele gebruiker die beschikt over de nodige kwalificaties.

Toepasselijke wet- en regelgeving

Volgens artikel 55, eerste lid van de Biocidenverordening (Verordening (EU) nr. 528/2012) kan ‘een bevoegde autoriteit voor een periode van ten hoogste 180 dagen toestaan dat een biocide dat niet aan de in deze verordening vastgelegde voorwaarden voor toelating voldoet, op de markt wordt aangeboden of gebruikt voor een beperkt en gecontroleerd gebruik, onder toezicht van de bevoegde autoriteit, indien die maatregel noodzakelijk is wegens een niet op andere wijze te bestrijden gevaar voor de volksgezondheid, de gezondheid van dieren of het milieu.’ De genoemde periode kan na toestemming van de Europese Commissie worden verlengd, voor een periode van ten hoogste 550 dagen. Met deze maatregel voor zogenoemde noodsituaties wordt afgeweken van de hoofdregel (artikel 17, eerste lid Biocidenverordening) dat alleen biociden mogen worden gebruikt, die door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (verder: Ctgb) zijn toegelaten tot de Nederlandse markt.

Artikel 46, eerste lid van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden bepaalt dat ‘Onze Minister’, in dit geval de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de gevraagde ‘vrijstelling’ van het verbod kan verlenen. De bevoegdheid mag volgens artikel 27, eerste lid van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Waterstaat 2023 worden uitgeoefend door de directeur-generaal Milieu en Internationaal.

Een vrijstelling wordt verleend ‘in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’.

Overwegingen bij het besluit

Volgens de Biocidenverordening kan een vrijstelling worden verleend in ‘noodsituaties’, als overbrugging naar een structurele oplossing. De periode van vrijstelling is om die reden beperkt, met als doel om betrokkenen te stimuleren een structurele oplossing te realiseren. Vanuit die optiek verleent de Staatssecretaris een vrijstelling in beginsel alleen als concreet zicht wordt geboden op het bereiken van een structurele oplossing, in dit geval door het aanvragen en verkrijgen van een toelating bij het Ctgb.

Aanvrager heeft dit zicht op een structurele oplossing niet geboden.

Desondanks is besloten de vrijstelling te verlenen, voor een periode van 180 dagen. Volgens de aanvraag is gebruik van het biocide noodzakelijk voor de gezondheid van het herkauwende vee in Nederland, België en Duitsland – en in de nabije toekomst mogelijk voor andere Europese lidstaten. Daarmee heeft de landbouwsector een groot belang bij het verkregen van de vrijstelling en de structurele oplossing. Als binnen de genoemde periode een ontvankelijke, volledige aanvraag bij het Ctgb is ingediend, kan verlenging van de vrijstelling worden overwogen. Als die ontvankelijke, volledige aanvraag niet tijdig vóór 29 juli 2024 is ontvangen, zal de vrijstelling waarschijnlijk niet worden verlengd.

Permanent Stalspuitmiddel is een biocide met permethrin en purethrinen als werkzame stoffen. Het Ctgb heeft het middel toegelaten tot de Nederlandse markt, toelatingsnummer 7276 N, maar uitsluitend voor de ‘bestrijding van vliegen in verblijfplaatsen voor vee’ – en niet van knutten. Volgens de aanvraag zou het biocide gebruikt moeten worden in stallen (overdekte dierenverblijven) en op de binnen- of buitenzijde van transportwagens voor bepaalde landbouwhuisdieren (herkauwers), ter bestrijding van knutten en daardoor ter voorkoming van de dierziekte blauwtong en het bestrijden van het blauwtongvirus bij herkauwers.

Adviezen Ctgb en Inspectie Leefomgeving en Transport

Ter voorbereiding van een beslissing over de vrijstelling heeft het Ctgb op 29 december 2023 desgevraagd het volgende geadviseerd:

‘Gezien het risico adviseert het College een vrijstelling ex artikel 46 Wgb van het biocide Permanent-Stalspuitmiddel ter bestrijding van culicoides (knutten) besmet met het Blauwtong virus uitsluitend voor het vector vrij maken van stallen (volgens het TVBI protocol van de NVWA) en transportmiddelen (volgens BT-07 protocol van de NVWA). De risicoreducerende maatregelen/restricties die gelden voor de toelating van het middel, gelden ook voor de voor vrijstelling aangevraagde toepassingen. Daarnaast worden de volgende risicobeperkende maatregelen toegevoegd om onacceptabele risico’s voor het milieu te voorkomen:

  • Emissie naar het vuilwaterriool dient altijd te worden voorkomen. Het middel mag dan ook niet worden toegepast in stallen waarvan de stalvloer is voorzien van een aansluiting op de riolering. Ook mag het middel niet worden toegepast op spuitplaatsen voor voertuigen die afwateren op het vuilwaterriool;

  • Mest dient als afvalstof te worden behandeld en niet te worden toegepast als meststof indien dit verontreinigd is of kan zijn met resten van het product;

  • Bij het schoonmaken van de gebruikte apparatuur en gereedschappen dient het afvalwater te worden geloosd op de mestopslag. Lozing op het vuilwaterriool is niet toegestaan.

In zijn overwegingen gaat het Ctgb ervan uit dat niet alleen lozing op het vuilwaterriool, maar ook de emissie naar oppervlaktewater of de bodem (‘door uitspoeling, verwaaiing of op een andere manier‘) moet worden voorkomen.

Het advies is zorgvuldig tot stand gekomen; de voorgestelde voorschriften zijn in de bijlage bij deze vrijstelling overgenomen.

De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft -gelet op de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de voorschriften- geen bezwaren tegen de vrijstelling (mededeling 8 januari 2024).


X Noot
1

Voetnoot door Ctgb: Hoewel de afvoer naar mest onwenselijk is, is deze manier van afvoeren te prefereren onder voorwaarden dat mest wordt verwerkt als afvalstof en niet als meststof. Afvoeren van afvalwater naar een verwerker zal nog steeds leiden tot onacceptabele risico’s voor het aquatische milieu, omdat een verwerker zeer waarschijnlijk niet in staat zal zijn om de actieve stoffen uit waterige afvalstromen te verwijderen voordat het water wordt geloosd op de riolering of oppervlaktewater.

Naar boven