Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 december 2024, nr. MBO/49264021, houdende regels voor de subsidieverstrekking aan het Nationaal coördinatiepunt NLQF (Regeling subsidieverstrekking Nationaal coördinatiepunt NLQF)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 1.4, vijfde lid, van de Wet NLQF;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

beleidsplan:

beleidsplan als bedoeld in artikel 6;

instellingssubsidie:

instellingssubsidie als bedoeld in artikel 1.1 van de Kaderregeling;

Kaderregeling:

Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Nationaal Coördinatiepunt NLQF:

Nationaal Coördinatiepunt NLQF als bedoeld in artikel 3 van het Besluit NLQF.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.

Artikel 3. Instellingssubsidie

  • 1. Nationaal Coördinatiepunt NLQF kan een instellingssubsidie aanvragen voor de uitvoering van zijn wettelijke taken, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet NLQF.

  • 2. Indien er gedurende het eerste kalenderjaar sprake is van een onvoorziene groei van aanvragen als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onderdeel a, van de Wet NLQF kan het Nationaal Coördinatiepunt NLQF in afwijking van artikel 8.2, eerste lid, van de Kaderregeling een aanvullende subsidie aanvragen gedurende dit kalenderjaar.

Artikel 4. Bij aanvraag tot subsidieverlening in te dienen documenten

  • 1. De subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat bekend is gemaakt op de website www.dus-i.nl.

  • 2. Onverminderd artikel 3.3 van de Kaderregeling bevat de aanvraag eens in de vijf jaar tevens een beleidsplan. Het eerste beleidsplan wordt ingediend bij de aanvraag van de instellingssubsidie voor het kalenderjaar 2029.

  • 3. In het geval van een aanvullende subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 3, tweede lid, bestaat de aanvraag uit een bijgestelde begroting en een toelichting daarop.

Artikel 5. Begroting

  • 1. Onverminderd artikel 3.3 van de Kaderregeling past de begroting binnen de doelen en resultaten van het beleidsplan. Voor de periode tot en met 2028 past de begroting binnen de doelen en resultaten van het Meerjarenbeleidsplan 2024–2028 NCP NLQF.

  • 2. Onverminderd artikel 3.5 van de Kaderregeling omvat de begroting ten minste een overzicht van het voor de activiteiten benodigde fulltime-equivalent en de daarbij behorende salarissen, te onderscheiden naar:

    • a. schaal 1 tot en met 10;

    • b. schaal 11 en 12;

    • c. schaal 13+.

  • 3. Onder activiteiten als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van de Kaderregeling wordt verstaan de wettelijke taken, bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet NLQF.

Artikel 6. Beleidsplan

Het beleidsplan is een vijfjarig plan van het Nationaal Coördinatiepunt NLQF. Dit beleidsplan beschrijft de na te streven doelen en resultaten van het Nationaal Coördinatiepunt NLQF en hoe deze doelen en resultaten gemonitord worden.

Artikel 7. Verplichtingen subsidie

  • 1. Onverminderd artikel 5.4 van de Kaderregeling verschaft het National Coördinatiepunt NLQF de minister beleidsinformatie die aansluit op het beleidsplan, bedoeld in artikel 6.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, zien op het kalenderjaar waarvoor de instellingssubsidie is verstrekt en worden meegestuurd met de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 8. Verantwoording

  • 1. De verantwoording geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de voorschriften voor de jaarverslaggeving die zijn bekend gemaakt op de website www.Rijksoverheid.nl.

  • 2. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze zijn onderzoek inricht overeenkomstig een door de minister vastgesteld accountantsprotocol dat is bekend gemaakt op de website www.dus-i.nl.

Artikel 9. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2030.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidieverstrekking Nationaal Coördinatiepunt NLQF.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul

TOELICHTING

ALGEMENE TOELICHTING

Inleiding

Nederland heeft zich in 2008 gecommitteerd aan de aanbeveling over het Europees kwalificatieraamwerk voor een leven lang leren (hierna: EQF). Conform deze aanbeveling zijn in 2012 het Nederlands kwalificatieraamwerk (hierna: NLQF) ontwikkeld en het Nationaal coördinatiepunt NLQF (hierna: NCP NLQF) opgezet. De Wet NLQF geeft een wettelijke grondslag aan het NLQF, de generieke inschaling van formele opleidingen in het NLQF en de verplichte vermelding van het NLQF-niveau en het daaraan gerelateerde EQF-niveau op diploma’s van de formele opleidingen. Tevens voorziet deze wet in de mogelijkheid van individuele inschaling van non-formele opleidingen in het NLQF. Voorts wordt door de Wet NLQF het NCP NLQF een zelfstandig bestuursorgaan (zbo).

De doelstellingen van het NLQF zijn een afgeleide van die van het EQF: het transparanter maken van het landelijke opleidingsaanbod teneinde de mobiliteit van werknemers, werkzoekenden en studenten en ook een Leven Lang Ontwikkelen te bevorderen. Het NLQF is op dit moment het enige gestandaardiseerde instrument dat het niveau van non-formele opleidingen (in termen van leeruitkomsten) kan bepalen. Gezien de grote omvang van de private opleidingsmarkt – in aantallen deelnemers, aanbieders en opleidingen en in geld – is dit van groot belang. Bij wettelijke verankering van het NLQF zullen – naar verwachting – meer private aanbieders hun opleiding willen inschalen. Daarmee zal ook de transparantie van het private opleidingsaanbod toenemen.

Doel

In de Wet NLQF is vastgelegd dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) het NCP NLQF subsidieert en de regels daarvoor nader uitwerkt in een subsidieregeling. Onderhavige regeling strekt hiertoe.

Noodzaak

Transparantie van het formele en non-formele opleidingsaanbod draagt bij aan het versterken van een brede leer- en scholingscultuur in Nederland. Het helpt degenen die willen starten met een opleiding of met (bij- of na)scholing om betere keuzes te maken en meer eigen regie te nemen op hun (persoonlijke) ontwikkeling en loopbaan. Meer transparantie over het niveau van een opleiding en de kwaliteit van aanbieders is met name van belang indien burgers de beschikking krijgen over publieke middelen die ze kunnen inzetten voor hun scholing. Voorts kan meer transparantie werkgevers helpen in het wervings- en selectieproces. Voor aanbieders van opleidingen heeft inschaling ook waarde. Een ingeschaalde opleiding heeft een grotere maatschappelijke waarde vanwege de overdraagbaarheid naar vervolgonderwijs of naar ander werk in binnen- en buitenland.

In de memorie van toelichting bij de Wet NLQF is onder meer aangegeven dat de verhouding tussen de minister en de voorloper van het zbo NCP NLQF, Stichting CINOP – ecbo, en de onderscheiden verantwoordelijkheden van beide partijen onvoldoende waren vastgelegd en geregeld. De enige (formele) relatie tussen de minister en Stichting CINOP – ecbo was die van subsidieverstrekker en subsidieaanvrager: jaarlijks ontving Stichting CINOP – ecbo op aanvraag en onder overlegging van een jaarplan subsidie voor uitvoering van de taken van het NCP NLQF. Dit was niet in een aparte subsidieregeling vastgelegd. Een gevolg van de huidige subsidierelatie tussen de minister en Stichting CINOP – ecbo kan zijn dat belanghebbenden uit de private opleidingssector zouden kunnen twijfelen aan de onafhankelijkheid van laatstgenoemde organisatie, met name als het gaat om de inschaling van non-formele opleidingen. Het is van belang dat de betreffende wettelijke taken bij één instantie worden neergelegd. Om de publieke taken (waaronder de taken als NCP NLQF) beter gescheiden te houden van de private activiteiten van CINOP – ecbo is Stichting CINOP Publiek opgericht door CINOP – ecbo. Door Stichting CINOP Publiek aan te wijzen als het NCP NLQF kan wel gebruik gemaakt worden van de kennis, expertise en ervaring die eerder bij CINOP – ecbo is opgebouwd en is de continuïteit van de uitvoering gewaarborgd. Dat zou niet het geval zijn wanneer een geheel andere niet-gelieerde rechtspersoon zou zijn aangewezen als NCP NLQF. Om die reden voorziet de wet erin dat de taken van het NCP NLQF bij deze (privaatrechtelijk) zbo worden ondergebracht en dat deze zbo hiervoor subsidie ontvangt.

Juridisch kader

De Wet NLQF schrijft voor dat de minister aan NCP NLQF subsidie verstrekt voor zijn wettelijke taken. De regels voor het verstrekken van de subsidie dienen nader te worden uitgewerkt in een ministeriële regeling. Onderhavige regeling is een uitwerking van deze wettelijke bepaling (artikel 1.4, vijfde lid, van deze wet).

De subsidie die NCP NLQF ontvangt voor de uitvoering van zijn wettelijke taken als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet NLQF behelst een instellingssubsidie (zie artikel 3). Naast onderhavige regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling) van toepassing op deze instellingssubsidie.

Inhoud regeling

Hieronder volgt een korte beschrijving van het proces van de subsidieverstrekking, waarbij is aangesloten bij de bepalingen van de Kaderregeling. Voor een nadere toelichting wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting op de Kaderregeling (Stcrt. 2016, 7388).

Het NCP NLQF dient jaarlijks uiterlijk 13 weken voor de aanvang van het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd een subsidieaanvraag in. Het boekjaar is voor NCP NLQF gelijk aan het kalenderjaar.

De subsidieaanvraag gaat vergezeld van een activiteitenplan en een begroting (artikel 3.3 van de Kaderregeling). Aan het begin van een vijfjaarlijkse periode gaat de aanvraag tevens vergezeld van een beleidsplan. Het beleidsplan is een document waarin het NCP NLQF zijn na te streven doelen en resultaten opneemt (artikel 6). Aan de hand van dit plan kan de minister met NCP NLQF het gesprek hierover voeren. Voor de periode 2024 tot en met 2028 heeft de minister al een meerjarenbeleidsplan ontvangen van de Stichting CINOP – ecbo. Dit plan, het Meerjarenbeleidsplan 2024–2028 NCP NLQF, anticipeert op de aanwijzing van de stichting van het NCP NLQF als zbo en sluit aan bij de wettelijke taken van dit zbo. Het is dan niet nodig voor deze periode een meerjarenplan bij de aanvraag te voegen. Het eerste beleidsplan wordt ingediend bij de subsidieaanvraag voor het kalenderjaar 2029. Dit plan ziet op de kalenderjaren 2029 tot en met 2033. Deze structuur gaat ervan uit dat dit een langdurige subsidierelatie betreft en dat er binnen vijf jaar een evaluatie plaatsvindt (artikel 4:24 Awb).

Als tijdens het eerste subsidiejaar blijkt dat er een forse toename is van het aantal aanvragen voor het vaststellen van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding (zie artikel 1.4, tweede lid, onderdeel a, van de Wet NLQF) die redelijkerwijs niet konden worden voorzien of ingeschat en de kosten voor NCP NLQF om alle aanvragen af te doen binnen de wettelijke beslistermijn hoger zijn dan wat is begroot voor deze taak, kan NCP NLQF een bijgestelde begroting indienen op basis waarvan een aanvullende subsidie kan worden toegekend. De voorwaarde hiervoor is dat er voldoende middelen op de begroting van de minister beschikbaar zullen worden gesteld (artikel 4:34 Awb).

De minister besluit binnen 13 weken na ontvangst op de subsidieaanvraag (zie artikel 4.1 van de Kaderregeling). De betaling geschiedt in voorschotten (zie artikel 8.4 van de Kaderregeling).

NCP NLQF legt rekening en verantwoording af in de jaarverslaggeving (artikel 9.2 van de Kaderregeling), waarin de ontvangst en de besteding van de subsidie per activiteit herkenbaar zijn opgenomen. Het model hiervoor is opgenomen in de ‘Voorschriften voor de jaarverslaggeving niet bekostigde instellingen’ en is bekendgemaakt op de website www.dus-i.nl/subsidies/kaderregeling-ocw. Verder wordt het jaarverslag van NCP NLQF gecontroleerd overeenkomstig het ‘Accountantsprotocol bij de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS’, dat is te vinden op de website www.dus-i.nl.

In het bestuursverslag wordt een paragraaf opgenomen waarin verslag wordt gedaan van de uitgevoerde activiteiten.

Voorts verschaft het NCP NLQF de minister beleidsinformatie (zie voor de toelichting de artikelsgewijze toelichting bij artikel 7). NCP NLQF stuurt deze informatie jaarlijks mee met de aanvraag tot vaststelling.

Op grond van artikel 18 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen stelt NCP NLQF jaarlijks voor 15 maart een jaarverslag op van het voorafgaande jaar. Het jaarverslag beschrijft de taakuitoefening en het gevoerde beleid. Het jaarverslag beschrijft voorts het gevoerde beleid met betrekking tot de kwaliteitszorg. NCP NLQF zendt dit verslag, de jaarrekening en het bestuursverslag voor 15 maart van hetzelfde jaar aan de minister (en voor de derde woensdag in mei aan beide Kamers der Staten-Generaal). Op de jaarrekening is artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Uitvoerbaarheid

Deze regeling is aan DUS-i voorgelegd voor een uitvoeringstoets. De regeling is als uitvoerbaar beoordeeld.

Regeldruk

NCP NLQF wordt al ruim 10 jaar gesubsidieerd met een projectsubsidie. Het werkpakket is niet veranderd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 3

NCP NLQF ontvangt een instellingsubsidie voor de uitvoering van zijn wettelijke taken, zoals vastgelegd in artikel 1.4, tweede lid, van de Wet NLQF. De wettelijke taken van het NCP NLQF omvatten op grond van dit artikel:

  • a. het op aanvraag vaststellen van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding;

  • b. het beheren van een openbaar register van non-formele opleidingen waarvoor op grond van artikel 3.1 van de Wet NLQF een NLQF-niveau is vastgesteld;

  • c. het verstrekken van informatie over het NLQF en het EQF; en

  • d. het onderhoud en het beheer van het NLQF en het bijdragen aan de ontwikkeling van het EQF.

Artikel 4

Zie voor de toelichting op dit artikel paragraaf ‘Inhoud regeling’.

Artikel 5

NCP NLQF dient een begroting in die past binnen de doelen en resultaten van het beleidsplan, zoals vastgelegd in artikel 6. De begroting omvat ten minste een overzicht van het voor de activiteiten benodigde fulltime-equivalent en de daarbij behorende salarisschalen. Voor de hoogte van het uurtarief wordt uitgegaan van de loonschalen in de cao CINOP 2022–2025, bekendgemaakt op de website www.cinop.nl/onze-cao/. De cao-tarieven van CINOP wijken niet af van de Handleiding Overheidstarieven. Zie voor nadere toelichting op dit artikel paragraaf ‘Inhoud regeling’.

Artikel 6

Zie voor de toelichting op dit artikel paragraaf ‘Inhoud regeling’.

Artikel 7

Aan de subsidie is de verplichting verbonden jaarlijks gegevens te verstrekken voor beleidsinformatie. De beleidsinformatie waarover NCP NLQF de minister informeert bestaat uit: a) het aantal inschalingsbesluiten; b) de doorlooptijd van de behandelde aanvragen tot inschaling van non-formele opleidingen; en c) het percentage van beroepsprocedures tegen de inschalingsbesluiten. NCP NLQF stuurt deze gegevens jaarlijks tegelijk met de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 8

Zie voor de toelichting op dit artikel paragraaf ‘Inhoud regeling’.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2025 en heeft 1 januari 2030 als einddatum. De datum van inwerkingtreding van deze regeling sluit aan bij de datum van inwerkingtreding van de Wet NLQF en het Besluit NLQF.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul

Naar boven