Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met de implementatie van verordening 2023/2419 inzake de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren en enkele andere wijzigingen

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 18 december 2023

WJZ / 38163812

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met de implementatie van verordening 2023/2419 inzake de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren en enkele andere wijzigingen

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 juli 2023, nr. 2023001763, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 14 september 2023, nr. W11.23.00220/IV, bied ik U hierbij aan.

De tekst van het advies treft u hieronder aan.

Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no. 2023001763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met de implementatie van verordening 2023/PM inzake de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, onder andere ter uitvoering van de verordening betreffende de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren (hierna ook: de verordening bio-voer gezelschapsdieren).1 Deze verordening maakt het mogelijk om voer voor gezelschapsdieren als biologisch te etiketteren, mits voldaan is aan in de verordening gestelde voorwaarden. De wetgevingsprocedure voor het aannemen van deze verordening is nog niet afgerond.2

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de keuze om in het ontwerpbesluit niet naar de verordening zelf, maar naar de Verdragsrechtelijke grondslag voor de verordening te verwijzen. In verband daarmee is aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk.

Verwijzen naar de Verdragsrechtelijke grondslag voor EU-wetgeving

Het ontwerpbesluit beoogt te regelen dat voor de etikettering van bio-voer voor gezelschapsdieren moet worden voldaan aan de voorschriften van de verordening bio-voer gezelschapsdieren. Daartoe wijzigt het ontwerpbesluit artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.3 Deze bepaling regelt de voorwaarden waaronder bij het in de handel brengen of etiketteren van of reclame maken voor producten mag worden verwezen naar de biologische productiemethode en het Europese biologische logo, in de zin van de bio-verordening.4 Overtreding van artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 is strafbaar ingevolge de Wet op de economische delicten.5

Met de voorgestelde wijziging wordt in artikel 2 echter niet specifiek verwezen naar de verordening bio-voer gezelschapsdieren. In plaats daarvan wordt voorgesteld om aan artikel 2 toe te voegen: ‘(...) andere krachtens artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde bindende voorschriften voor het in de handel brengen, etiketteren van, of reclame maken voor biologische producten’. Artikel 43 VWEU is de rechtsgrondslag voor de verordening.6 Aan de keuze voor de verwijzing naar artikel 43 VWEU ligt ten grondslag dat verordeningen veelal een korte inwerkingtredingstermijn bevatten.7 Door in artikel 2 te verwijzen naar de grondslag van artikel 43 VWEU is direct na de inwerkingtreding van de verordening voorzien in strafbaarstelling (op basis van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in combinatie met de Wet op de economische delicten).

De Afdeling onderkent het belang van tijdige uitvoering van EU-wetgeving. Naast tijdigheid is echter ook de inzichtelijkheid van regelgeving van belang.8 Dit is des te meer van belang omdat overtreding van artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 strafbaar is gesteld. Als gevolg van het ontbreken van een specifieke verwijzing naar de verordening, en gelet op de brede reikwijdte van de rechtsgrondslag van artikel 43 VWEU (EU-wetgeving inzake landbouw en visserij), kan het voor producenten van bio-voer onvoldoende duidelijk zijn aan welke voorschriften zij zich dienen te houden en wanneer zij een strafbaar feit begaan.

De Afdeling adviseert de verwijzing naar artikel 43 VWEU te schrappen en te vervangen door een verwijzing naar de verordening bio-voer gezelschapsdieren.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: het advies) is het ontwerpbesluit op enkele punten aangepast.

Conform het advies is een verwijzing opgenomen naar de verordening bio-voer gezelschapsdieren9 in artikel I, onderdeel B, van het ontwerpbesluit. Gelet op het door de Afdeling onderschreven belang van tijdige uitvoering van EU-regelgeving is het wenselijk om voorts in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (hierna: het Besluit) een grondslag op te nemen om op het niveau van de ministeriële regeling op artikel 43, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gebaseerde, bindende EU-rechtshandelingen aan te wijzen waar producenten aan moeten voldoen. Deze grondslag is begrensd door de clausule dat het moet gaan om bindende EU-rechtshandelingen ‘voor het in de handel brengen, etiketteren van, of reclame maken voor biologische producten’.

Ten tweede is artikel I, onderdeel D, van het ontwerpbesluit als gevolg van de bovenstaande wijziging aangepast. Dit onderdeel regelt de bevoegdheid om nadere regels te stellen over de krachtens artikelen 2, 4 en 6 van het Besluit aangewezen EU-rechtshandelingen.

De opmerkingen die de Afdeling advisering volgens haar advies heeft gemaakt bij het ontwerpbesluit hebben geleid tot de volgende wijzigingen.

In het ontwerpbesluit is de considerans aangevuld met een grondslag voor artikel I, onderdeel D, van het ontwerpbesluit.

Ten tweede is een onderdeel toegevoegd aan het ontwerpbesluit, artikel I, onderdeel F. Dit onderdeel regelt een grondslag voor het stellen van regels over de handhaving van de verordening bio-voer gezelschapsdieren. Met dit onderdeel is tevens een grondslag gecreërd voor toekomstige verordeningen die op grond van artikel 2 worden aangewezen.

De nota van toelichting bij het ontwerpbesluit is overeenkomstig de hierboven genoemde aanpassingen gewijzigd.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema.

Advies Raad van State

No. W11.23.00220/IV

’s-Gravenhage, 14 september 2023

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 20 juli 2023, no. 2023001763, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met de implementatie van verordening 2023/PM inzake de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren en enkele andere wijzigingen, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit wijzigt het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007, onder andere ter uitvoering van de verordening betreffende de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren (hierna ook: de verordening bio-voer gezelschapsdieren).1 Deze verordening maakt het mogelijk om voer voor gezelschapsdieren als biologisch te etiketteren, mits voldaan is aan in de verordening gestelde voorwaarden. De wetgevingsprocedure voor het aannemen van deze verordening is nog niet afgerond.2

De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de keuze om in het ontwerpbesluit niet naar de verordening zelf, maar naar de Verdragsrechtelijke grondslag voor de verordening te verwijzen. In verband daarmee is aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk.

Verwijzen naar de Verdragsrechtelijke grondslag voor EU-wetgeving

Het ontwerpbesluit beoogt te regelen dat voor de etikettering van bio-voer voor gezelschapsdieren moet worden voldaan aan de voorschriften van de verordening bio-voer gezelschapsdieren. Daartoe wijzigt het ontwerpbesluit artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.3 Deze bepaling regelt de voorwaarden waaronder bij het in de handel brengen of etiketteren van of reclame maken voor producten mag worden verwezen naar de biologische productiemethode en het Europese biologische logo, in de zin van de bio-verordening.4 Overtreding van artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 is strafbaar ingevolge de Wet op de economische delicten.5

Met de voorgestelde wijziging wordt in artikel 2 echter niet specifiek verwezen naar de verordening bio-voer gezelschapsdieren. In plaats daarvan wordt voorgesteld om aan artikel 2 toe te voegen: ‘(...) andere krachtens artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde bindende voorschriften voor het in de handel brengen, etiketteren van, of reclame maken voor biologische producten’. Artikel 43 VWEU is de rechtsgrondslag voor de verordening.6 Aan de keuze voor de verwijzing naar artikel 43 VWEU ligt ten grondslag dat verordeningen veelal een korte inwerkingtredingstermijn bevatten.7 Door in artikel 2 te verwijzen naar de grondslag van artikel 43 VWEU is direct na de inwerkingtreding van de verordening voorzien in strafbaarstelling (op basis van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in combinatie met de Wet op de economische delicten).

De Afdeling onderkent het belang van tijdige uitvoering van EU-wetgeving. Naast tijdigheid is echter ook de inzichtelijkheid van regelgeving van belang.8 Dit is des te meer van belang omdat overtreding van artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 strafbaar is gesteld. Als gevolg van het ontbreken van een specifieke verwijzing naar de verordening, en gelet op de brede reikwijdte van de rechtsgrondslag van artikel 43 VWEU (EU-wetgeving inzake landbouw en visserij), kan het voor producenten van bio-voer onvoldoende duidelijk zijn aan welke voorschriften zij zich dienen te houden en wanneer zij een strafbaar feit begaan.

De Afdeling adviseert de verwijzing naar artikel 43 VWEU te schrappen en te vervangen door een verwijzing naar de verordening bio-voer gezelschapsdieren.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ..... tot wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met de implementatie van verordening 2023/PM inzake de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren en enkele andere wijzigingen (ontwerptekst zoals aangeboden aan de afdeling advisering van de Raad van State)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, nr. WJZ/.....;

Gelet op Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (PbEG 1998, L 226), en de artikelen 3 en 4 van verordening 2023/PM van het Europees Parlement en de Raad PM, alsmede gelet op artikel 2, eerste en tweede lid, van de Landbouwkwaliteitswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ..... nr. .....);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van ....., nr. WJZ.....;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt na ‘verordening (EU) 2018/848’ ingevoegd, ‘, aan andere krachtens artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde bindende voorschriften voor het in de handel brengen, etiketteren van, of reclame maken voor biologische producten,’.

B

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

Teeltmateriaal van bloembollen wordt slechts in de handel gebracht indien het teeltmateriaal, de leverancier, de wijze van in de handel brengen en de etiketten of andere documenten die door de leverancier zijn opgemaakt voldoen aan het bepaalde bij of krachtens richtlijn 98/56/EG en de bij of krachtens dit besluit gestelde regels.

C

In artikel 10, eerste lid, wordt na ‘EU-verordeningen’ ingevoegd, ‘, of bindende voorschriften’.

D

In artikel 14, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘ten aanzien van groente en fruit, aardappelen, bananen en krenten en rozijnen’ vervangen door ‘ten aanzien van groente en fruit, aardappelen en bananen’.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

NOTA VAN TOELICHTING

I Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit implementeert verordening 2023/PM (hierna: verordening bio-voer gezelschapsdieren), betreffende de etikettering van biologisch voer voor gezelschapsdieren, en voert enkele andere wijzigingen door in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (hierna: Landbouwkwaliteitsbesluit). De reden dat voornoemde verordening wordt geïmplementeerd is dat een overtreding van de verordening strafbaar moet worden gesteld voor een goede werking van de verordening. Dit is gebeurd in artikel 2 van het Landbouwkwaliteitsbesluit i.c.m. artikel 1, vierde lid, van de Wet op de Economische delicten. De artikelen 2 en 10 van het Landbouwkwaliteitsbesluit worden ter implementatie van de verordening bio-voer gezelschapsdieren gewijzigd omdat deze verordening geen uitvoeringsverordening of gedelegeerde handeling is die is gebaseerd op Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PBEU2018, L 150) (hierna: bio verordening).

Stichting Skal (hierna: Skal) en BKD zijn betrokken geweest bij de totstandkoming van dit besluit. Skal heeft een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets gedaan en geconcludeerd dat het wijzigingsvoorstel handhaafbaar en uitvoerbaar is. Aangezien dit Besluit enkel implementatie van Europese regelgeving betreft, heeft het Adviescollege toetsing regeldruk geen formeel advies uitgebracht.

2. Verhouding Bio Verordening en verordening bio-voer gezelschapsdieren

Met de inwerkingtreding van de bio verordening per 1 januari 2022 zijn voor het eerst Europese regels voor biologisch voer voor huisdieren vastgesteld. Sommige lidstaten zoals Nederland hadden wel nationaal regels voor voer voor gezelschapsdieren vastgesteld. In de bio verordening geldt voor voer voor gezelschapsdieren dezelfde wetgeving als voor biologisch voer voor vee, waaronder productieregels, certificering, controle, marketing en handel met derde landen. Echter de wijze van verkoop van verpakt voer voor gezelschapsdieren is anders dan voor veevoer en vindt plaats via winkels aan consumenten in plaats van in bulk van leveranciers aan boeren. Voer voor gezelschapsdieren is voorverpakt en kan deels niet-biologische ingrediënten bevatten. De mogelijkheid om het biologische logo hiervoor te gebruiken ontbreekt in de bio verordening en etiketteringsregels zijn nodig om consumenten hierover te informeren. Om deze omissie te herstellen is een aanvulling nodig op de regels in de bio verordening.

Hiertoe is de verordening bio-voer gezelschapsdieren vastgesteld. De etiketteringsregels hierin komen overeen met de etiketteringsregels voor voedsel voor mensen, zoals deze zijn opgenomen in de bio verordening. De regels voor etikettering voor voer voor gezelschapsdieren komt tevens overeen met de nationale regels die Nederland hanteerde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de bio verordening. Nederland heeft vanwege het gebrek aan ruimte om naast de bio verordening nationale regels te stellen deze nationale regels ten tijde van de inwerkingtreding van de bio verordening ingetrokken. De verordening bio-voer gezelschapsdieren maakt het tevens mogelijk om onder de voorwaarden genoemd in de bijlage II, deel V van de bio verordening het biologische logo te gebruiken bij voer voor gezelschapsdieren als niet alle ingrediënten biologisch zijn.

Omdat de verordening bio-voer gezelschapsdieren een omissie herstelt, is een transitieperiode opgenomen in deze verordening. Op grond hiervan is het geoorloofd dat producten vanaf 1 januari 2022 tot PM inwekringtreding verordening zijn geëtiketteerd overeenkomstig nationaal gehanteerde etiketteringsregels en dat deze producten op de markt worden gebracht. De verordening bio voer gezelschapsdieren treedt in werking per PM en voorziet vanaf deze datum in een overgangsdatum van 6 maanden om te voldoen aan de productieregels die gesteld zijn in de bio verordening om het biologische etiket te kunnen gebruiken.

II Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Bij de implementatie van de bio verordening is er vanuit gegaan dat wijziging of aanvulling van de voorschriften in deze verordening zou plaatsvinden via op artikel 54 van verordening 2018/848 gebaseerde gedelegeerde handelingen of via op artikel 55, tweede lid, van die verordening gebaseerde uitvoeringshandelingen. Uit de verordening bio-voer gezelschapsdieren blijkt echter dat de Europese Commissie ook de voorschriften in verordening 2018/848 aanvult of wijzigt door een zelfstandige verordening vast te stellen.

Gelet op de korte termijnen waarop een verordening veelal in werking treedt en van toepassing wordt, is derhalve in artikel 2 van het Landbouwbesluit 2007 een ruimere grondslag geformuleerd voor de implementatie verordeningen of andere bindende voorschriften (zoals een richtlijn of besluit) betreffende de verhandeling en etikettering van of het maken van reclame voor biologische producten.

Artikel I, onderdeel B

In onderdeel A wordt artikel 9 van de het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 opnieuw vastgesteld. In de nieuwe redactie wordt verduidelijkt dat teeltmateriaal van bloembollen ook moet voldoen aan de gedelegeerde handelingen die op grond van Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen (PbEG 1998, L 226) worden vastgesteld. Het gaat hierbij op dit moment om Richtlijn 1999/66/EG1 en Richtlijn 1999/68/EG2.

Artikel I, onderdeel C

Ter uitvoering van de verordening bio-voer gezelschapsdieren moet ook artikel 3 van de Landbouwkwaliteitsregeling worden aangepast. Dit onderdeel biedt daarvoor de grondslag. Artikel 3 maakt Skal bevoegd om aanduidingen op producten te verwijderen als ze niet voldoen aan de bio verordening. Deze aanduidingen moeten ook verwijderd kunnen worden als niet is voldaan aan de verordening bio-voer gezelschapsdieren en toekomstige verordeningen over de onderwerpen genoemd in onderdeel A.

Artikel I, onderdeel D

Verordening (EG) nr. 1666/1999 over krenten en rozijnen3 is in 2014 geschrapt uit het actieve Acquis Communautair (PbEU 2014, C 73). Dit is in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 verwerkt met het Besluit van 27 oktober 2016 tot wijziging van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in verband met het actualiseren van verwijzingen naar Europese regelgeving (Stb. 2016, 416). Per abuis is destijds niet de verwijzing naar krenten en rozijnen uit artikel 14 geschrapt. Dit wordt met deze wijziging hersteld.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst. Hierbij wordt afgeweken van het beleid met betrekking tot de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijnen. Dit is gerechtvaardigd omdat de wijzigingen enkel implementatie van Europese regelgeving betreffen. Daarmee is een uitzondering op het beleid van vaste verandermomenten gerechtvaardigd ingevolge aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

III. Transponeringstabel

Bepaling EU-regeling Vo (EU) 2023/PM

Bepaling in uitvoeringregeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting bij keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Artikel 1

Behoeven naar de aard van deze bepalingen geen implementatie

Artikel 2

Behoeven naar de aard van deze bepalingen geen implementatie

   

Artikel 3

Artikel I, onderdelen A en C

   

Artikel 4

Artikel I, onderdelen A en C

   

Artikel 5

Behoeft naar de aard van deze bepaling geen implementatie

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,


X Noot
1

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren, COM(2022) 659 final.

X Noot
2

Wel is op 6 juni 2023 een informeel akkoord bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement. Formele goedkeuring volgt naar verwachting in oktober 2023. Zie Current legislative proposals – state of play a) Regulation on geographical indications b) Conversion of the Farm Accountancy Data Network (FADN) to a Farm Sustainability Data Network (FSDN) c) Regulation on the labelling of organic pet food – Information from the Presidency, ST 10784/23 INIT.

X Noot
3

Ter uitvoering van de verordening bio-voer gezelschapsdieren wordt tevens voorgesteld om artikel 10, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 te wijzigen. Deze wijziging maakt het mogelijk om de Landbouwkwaliteitsregeling aan de verordening bio-voer gezelschapsdieren aan te passen.

X Noot
4

Als bedoeld in artikel 33 van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, PbEU 2018, L 150.

X Noot
5

Artikel 1, vierde lid, van de Wet op de economische delicten.

X Noot
6

Het Commissievoorstel preciseert dat de rechtsgrondslag is gelegen in het tweede lid van artikel 43 VWEU.

X Noot
7

Nota van toelichting, artikelsgewijs deel, artikel I, onderdeel A.

X Noot
8

Zie ook aantekening 2.1.2.a (beginsel van primaat van de wetgever) van de Handleiding Wetgeving en Europa.

X Noot
9

Verordening 2023/2419 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 betreffende de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren (PbEU 2023, L PM).

X Noot
1

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de etikettering van biologisch voeder voor gezelschapsdieren, COM(2022) 659 final.

X Noot
2

Wel is op 6 juni 2023 een informeel akkoord bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement. Formele goedkeuring volgt naar verwachting in oktober 2023. Zie Current legislative proposals – state of play a) Regulation on geographical indications b) Conversion of the Farm Accountancy Data Network (FADN) to a Farm Sustainability Data Network (FSDN) c) Regulation on the labelling of organic pet food – Information from the Presidency, ST 10784/23 INIT.

X Noot
3

Ter uitvoering van de verordening bio-voer gezelschapsdieren wordt tevens voorgesteld om artikel 10, eerste lid, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 te wijzigen. Deze wijziging maakt het mogelijk om de Landbouwkwaliteitsregeling aan de verordening bio-voer gezelschapsdieren aan te passen.

X Noot
4

Als bedoeld in artikel 33 van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, PbEU 2018, L 150.

X Noot
5

Artikel 1, vierde lid, van de Wet op de economische delicten.

X Noot
6

Het Commissievoorstel preciseert dat de rechtsgrondslag is gelegen in het tweede lid van artikel 43 VWEU.

X Noot
7

Nota van toelichting, artikelsgewijs deel, artikel I, onderdeel A.

X Noot
8

Zie ook aantekening 2.1.2.a (beginsel van primaat van de wetgever) van de Handleiding Wetgeving en Europa.

X Noot
1

Richtlijn 1999/66/EG van de Commissie van 28 juni 1999 houdende voorschriften voor het overeenkomstig Richtlijn 98/56/EG door de leverancier op te maken etiket of ander document (PbEG 1999, L 164).

X Noot
2

Richtlijn 1999/68/EG van de Commissie van 28 juni 1999 tot vaststelling van aanvullende bepalingen met betrekking tot de op grond van Richtlijn 98/56/EG van de Raad door de leveranciers bij te houden rassenlijsten van siergewassen (PbEG 1999, L 172).

X Noot
3

Verordening (EG) nr. 1666/1999 van de Commissie van 28 juli 1999 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad betreffende de minimumkenmerken voor het in de handel brengen van bepaalde krenten- en rozijnenvariëteiten (PbEG 1999, L 197).

Naar boven