Besluit van 02 oktober 2024 tot wijziging van de Geïntegreerde Aanwijzing 2023–2026

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie,

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;

Besluiten:

ARTIKEL I

De bijlage als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Geïntegreerde Aanwijzing 2023–2026 komt te vervallen en wordt vervangen door de bijlage die is opgenomen als bijlage bij dit besluit. De bijlage is niet openbaar.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.

Dit besluit wordt met toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, H.W.M. Schoof

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.M.M. Uitermark

De Minister van Defensie, R.P. Brekelmans

TOELICHTING

In artikel 8, tweede lid, en artikel 10, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) wordt de taakstelling van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) onderscheidenlijk de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) geregeld. In de Wiv 2017 is een regeling opgenomen voor de Geïntegreerde Aanwijzing (GA), zowel waar het de voorbereiding van (artikel 5) als de besluitvorming over (artikel 6) de GA betreft. Deze GA, die door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Minister van Defensie gezamenlijk wordt vastgesteld, bepaalt met betrekking tot de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder a en d, onderscheidenlijk artikel 10, tweede lid, onder a, c en e, van de Wiv 2017, welke onderzoeken door de diensten dienen te worden verricht, uitgewerkt naar landen en regio’s plus naar onderzoekthema, en de onderzoeksplanning, alsmede de prioritering met betrekking tot de onderzoeken. De GA bepaalt niet alleen welke onderzoeken door de AIVD en de MIVD afzonderlijk worden verricht, maar ook welke onderzoeken door beide diensten gezamenlijk dienen te worden uitgevoerd. Zij werken – conform artikel 86 van de Wiv 2017 – immers zoveel mogelijk samen. De verstrekking van één aanwijzing aan beide diensten ten aanzien van de genoemde onderwerpen beoogt een zorgvuldige afstemming en samenwerking tussen beide diensten te bewerkstelligen en het onverwijld delen van relevante informatie te bevorderen.

Het besluit omvat ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Wiv 2017 een periode van vier jaren en wordt op basis van het tweede lid jaarlijks geëvalueerd en indien noodzakelijk aangepast op basis van de evaluatie. Dit laatste is dit jaar het geval vanwege blijvende ontwikkelingen in het dreigingsbeeld en de daaruit voortkomende behoeftestellingen. Dit is uitgewerkt in een nieuwe bijlage bij de GA. Met de vaststelling van onderhavig besluit komt de bestaande bijlage als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Geïntegreerde Aanwijzing 2023–2026 te vervallen en wordt deze vervangen door de bijlage die is opgenomen als bijlage bij dit besluit. Deze bijlage is geheim, te weten Stg. GEHEIM gerubriceerd, en omvat onder meer de basis voor het onderzoek, de samenwerkingsafspraken waaronder de wijze van prioritering en de uitwerking van de diepgang van de onderzoeken. De geheime bijlage omvat de landen, regio’s en thema’s die voor onderzoek worden toegewezen aan één of beide diensten. De onderzoeksdoelstellingen worden zoveel als mogelijk voor de behoeftestellers voorzien van een gewenste diepgang.

De geïntegreerde aanwijzing is onderdeel van het geheel aan activiteiten die de AIVD en de MIVD uitvoeren op grond van artikel 6, eerste lid, jo. artikel 8, tweede lid, onder a en d, respectievelijk artikel 10, tweede lid, onder a, c en e, van de Wiv 2017. Het geheel aan activiteiten staat beschreven in de Stg. GEHEIM gerubriceerde jaarplannen van de AIVD en de MIVD.

Het besluit blijft recht doen aan de onderscheiden verantwoordelijkheden van de voor de beide diensten verantwoordelijke ministers, in overeenstemming met hun afzonderlijke wettelijke taken. Beide ministers behouden de ruimte om aanvullend op de Geïntegreerde Aanwijzing de onder hen ressorterende diensten opdrachten te kunnen verstrekken in het geval van een acute dreiging of een (potentiële) missie.

De Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid zijn ingevolge artikel 6, derde lid, van de wet nauw betrokken bij de totstandkoming van dit besluit en bij toekomstige aanpassingen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, H.W.M. Schoof

Naar boven